Remco Campert, Malcolm Lowry, Gerard Manley Hopkins, Colin Higgins, Józef Kraszewski, Drew Karpyshyn, John Ashbery


De Nederlandse dichter schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook mijn blog van 28 juli 2006.

 

 

Berchtesgaden

 

Hier hadden wij plezier,

Nietwaar? Terwijl sneeuw zich ophoopte

En vorst op ramen oorlogskaarten sloeg;

Terwijl gidsen verdwaalden en touristen

Langs lakens in de kloven daalden

Hadden wij wel plezier

In ons buitenhuis van liefde.

 

Soms dronken wij cognac, een nachtlang,

En schaakten met vrienden, nieuwe en

Oude kameraden. Beheerst bewogen zich

De vrouwen – neen eerder ontspannen –

Door de kamer, zorgden voor koffie,

Streelden ons haar en verbrandden

De kranten, die wij niet lazen.

 

Toch zou spoedig de morgen komen

Die de haard gedoofd vond en

Herinnering aan de avond tevoren

Een bittere smaak in de mond; jij

En ik in bed, de dekens opgetrokken,

Bang luisterend hoe dorpsbewoners

Ruiten versplinterden en

Vernieling begon.

 

 

 

Te hard geschreeuwd?

 

Nu Roland Holst oud geworden is

en vierregelrijmen wisselt met Vestdijk,

weggelopen demonen tracht terug te roepen,

en men Voeten een belangrijk dichter vindt,

wordt het tijd dat wij iets laten horen,

een stem dwars door puinstof heen,

die glipt door de spijlen van het bedskelet,

die nooit de baard in de keel wil hebben,

die wil bevechten een groot geluk of ongeluk

(een klein geluk is geen geluk),

die door schade en schande

nooit wijzer wil worden.

Een stem, die door alle huizen zingt

het water doet overkoken en

de stoppen der berusting doet doorslaan.

Een stem, waarvan het geluid zich voortplant

door de buizen onder de vermoeide stad

en die antennedraden op maanlichtdaken

doet trillen, trillen, trillen …

Zo’n stem; eerder rusten wij niet.

 

 

 

nacht

 

Wereld van aarde,
alle lichten uit.

Slapend lichaam van grond,
geurige lieve mandarijn,

hangend aan je gedroomde takje
in de nachtgaard.

Regen in juli,
liefde in woorden.

Je lichaam slaapt
als de schim van jonge bomen.

 

 

 

campert
Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

De Engelse dichter, verhalen- en romanschrijver Malcolm Lowry werd geboren 28 juli 1909 in Birkenhead Merseyside. Behalve Under the volcano publiceerde Lowry nog een korte roman Ultramarine (1933), op basis van zijn ervaringen als matroos op de wilde vaart, en verscheen postuum nog Lunar caustic. Lowry bereisde de halve wereld en woonde voor langere tijd in Mexico en Canada, waar hij met zijn tweede Vrouw Margerie Bonner leefte in een hutje aan het water. Lowry had twee obsessies: schrijven en drinken, tot de dood erop volgt: ‘Geen uur, geen ogenblik van mijn dronkenschap, mijn constante sterven was verspild: er is geen druppel mescal die ik niet in puur goud heb veranderd, geen borrel die ik niet heb laten zingen.
De roman Under the volcano, waar Lowry vanaf 1936 tien jaar lang als een bezetene aan heeft gewerkt, werd in 1947 zowel in Amerika als in Engeland gepubliceerd. Lowry had het drie keer herschreven. Dertien uitgevers hadden zijn manuscript afgewezen. Lowry besteedde daarop jaren aan het herschrijven en het verdiepen van de magische en mythische elementen. De uitgave daarna was een groot succes. Under the Volcano werd met Albert Finney in 1985 ook succesvol verfilmd door John Huston. Postuum verscheen behalve Lunar caustic ook nog de onvoltooide roman Dark as the Grave Wherein My Friend Is Laid.

 

Uit: Under the Volcano

 

 “Slightly to the right and below them, below the gigantic red evening, whose reflection bled away in the deserted swimming pools scattered everywhere like so many mirages, lay the peace and sweetness of the town. It seemed peaceful enough from where they were sitting. Only if one listened intently, as M. Laruelle was doing now, could one distinguish a remote confused sound–distinct yet somehow inseparable from the minute murmuring, the tintinnabulation of the mourners-as of singing, rising and failing, and a steady trampiing-the bangs and cries of the fiesta that had been going on all day.

M. Laruelle poured himself another anis. He was drinking am’s because it reminded him of absinthe. A deep flush had suffused his face, and his hand trembled slightly over the bottle, from whose label a florid demon brandished apitchfork at him.

“–I meant to persuade him to go away and get dealcoholise,” Dr. Vigil was saying. He stumbled over the word in French and continued in English. “But I was so sick myself that day after the ball that I suffer, physical, really. That is very bad, for we doctors must comport ourselves like apostles. You remember, we played tennis that day too. Well, after I looked the Consul ‘in his garden I sended a boy down to see if he would come for a few minutes and knock my door, I would appreciate it to him, if not, please write me a note, if drinking have not killed him already.”

M. Laruelle smiled.

“But they have gone,” the other went on, “and yes, I think to ask you too that day if you had looked him at his house.”

“He was at my house when you telephoned, Arturo.”

“Oh, I know, but we got so horrible drunkness that night before, so perfectamente borracho, that it seems to me, the Consul is as sick as I am.” Dr. Vigil shook his head. “Sickness is not only in body, but in that part used to be call: soul. Poor your friend, he spend his money on earth in such continuous tragedies.”

 

 

 

Lowry-Paris
Malcolm Lowry (28 juli 1909  – 26 juni 1957)


 

De Engelse dichter en Jezuïet Gerard Manley Hopkins werd geboren op 28 juli 1844 in Stratford, Essex. Hij ging naar school op Highgate in Hampstead en vervolgens naar Oxford in 1863. Aan die universiteit kreeg hij de Governor’s Gold Medal voor Latijnse poëzie en ook nog eens de Headmaster’s Poetry Prize.  Tijdens zijn studiejaren in Oxford kwam Hopkins onder de invloed te staan van de Brotherhood of the Holy Trinity, een religieuze studentenorganisatie die katholieke gebruiken zoals de biecht toevoegde aan het Anglicaanse geloof. Hopkins, die uit een streng Anglicaans gezin kwam, besloot zich, aangespoord door zijn lectuur van John Henry Newman in 1866 uiteindelijk zelfs te bekeren tot het katholicisme. Eén jaar later, in 1867, studeerde de dichter af met een zogenaamde First in Greats.  Na een jaar lesgegeven te hebben, besloot Hopkins tot de Jezuïeten toe te treden. Van 1868 tot 1874 gaf hij les en studeerde hij aan de Jezuïteninstellingen van Roehampton en Stonyhurst. Al die tijd schreef hij geen poëzie meer. Dat kwam pas nadat hij overgeplaatst was naar St. Bueno’s College in Wales, waar hij intensief theologie begon te studeren. Zijn poëtische stem was ondertussen gerijpt.  In 1884 werd Hopkins benoemd tot professor voor Latijn en Grieks aan de universiteit van Dublin. De job was zwaar en stortte hem af en toe in een depressie. Dat uitte zich ook in zijn gedichten die de donkerste waren uit zijn carrière (de zogenaamde “Terrible sonnets“).

 

 

God’s Grandeur

 

THE WORLD is charged with the grandeur of God. 

  It will flame out, like shining from shook foil; 

  It gathers to a greatness, like the ooze of oil 

Crushed. Why do men then now not reck his rod? 

Generations have trod, have trod, have trod;         

  And all is seared with trade; bleared, smeared with toil; 

  And wears man’s smudge and shares man’s smell: the soil 

Is bare now, nor can foot feel, being shod.  

 

And for all this, nature is never spent; 

  There lives the dearest freshness deep down things;         

And though the last lights off the black West went 

  Oh, morning, at the brown brink eastward, springs— 

Because the Holy Ghost over the bent 

  World broods with warm breast and with ah! bright wings

 

 

 

Pied Beauty

 

GLORY be to God for dappled things—

For skies of couple-colour as a brinded cow;

For rose-moles all in stipple upon trout that swim;

Fresh-firecoal chestnut-falls; finches’ wings;

Landscape plotted and pieced—fold, fallow, and plough;

And áll trádes, their gear and tackle and trim.

 

All things counter, original, spare, strange;

Whatever is fickle, freckled (who knows how?)

 With swift, slow; sweet, sour; adazzle, dim;

He fathers-forth whose beauty is past change:

                  Praise him

 

 

 

hopkins1
Gerard Manley Hopkins
(28 juli 1844 – 8 juni 1889)

 

De Australische schrijver, regisseur en draaiboekauteur Colin Higgins werd geboren op 28 juli 1941 in Nouméa, Nieuw Caledonië. Hij studeerde aan de universiteit van Los Angeles en volgde daar ook een cursus draaiboekschrijven. Het afsluitende werkstuk was het draaiboek Harold und Maude over de liefde van een achttienjarige jongeman en een tachtigjarige vrouw. In 1971 werd het boek verfilmd door Hal Ashby. Colin Higgins stierf in 1988 aan aids.

 

Uit: Harold and Maude

 

MRS. CHASEN

Hello. Fay, darling. Be a dear and cancel my appointment with

Rene this afternoon. Yes, I know he’ll be furious, but I’ve had the

most trying day, and with guests coming this evening…

Would you? Oh, that’s sweet.Tell him I promise to be in Tuesday…

for a rinse. Thank you, Fay. You’re a darling. Yes. Yes. Bye.

 

She replaces the receiver, stands up, takes her purse and gloves,

and leaves the room, saying:

 

MRS. CHASEN

Dinner at eight, Harold…

 

At the door she stops and turns.

 

MRS. CHASEN

… And try to be a little more vivacious.

 

CLOSEUP HAROLD

 

Quick cut of his ashen face as we HEAR the door close.

 

INT. DINING ROOM – NIGHT

 

Mrs. Chasen is seated at the head of the table entertaining

eight to ten guests.

 

They are all in evening clothes and are laughing as Mrs. Chasen in a

dress of white ostrich feathers continues a witty story.

 

MRS. CHASEN

Needless to say, the first time it happened I was absolutely abashed.

I was so shook I needed three tranquilizers to calm me down. Well,

you can imagine. Suicide notes all over the house – “Goodbye,”

“Farewell,” “Arrivederci.”                                                                                                            Other children pretend to run away from home, but Harold –

he’s so dramatic.”

 

 

 

higgins
Colin Higgins (28 juli 1941 – 5 augustus 1988)

 

De Poolse schrijver Józef Ignacy Kraszewski werd geboren op 28 juli 1812 in Warschau. Hij studeerde medicijnen en filosofie in Vilnius en was een aanhanger van de Poolse Onafhankelijkheidsbeweging. Kraszewski liet ongeveer 240 romans en verhalen na. Met zijn zes tussen 1873 en 1885 in Dresden geschreven „Saksenromans“  – (Duitse titels) “August der Starke”, “Gräfin Cosel”, “Flemmings List”, “Graf Brühl”, “Aus dem Siebenjährigen Krieg”, en “Der Gouverneur von Warschau” – schiep hij een veelomvattend en kleurrijk tijdsbeeld van Polen en Saksen.

 

Uit: Der Gouverneur von Warschau (Vertaald door Kristiane Lichtenfeld)

 

Am selben Abend wartete der Vater auf Alois. Beider Verhältnis war zärtlich, aber die äußeren Zeichen der Ehrerbietung von der einen, die der Anhänglichkeit von der anderen Seite überdeckten eine tatsächliche Kühle. Man beobachtete einander. Als der Gouverneur eintrat, prüfte der Minister ihn mit dem Blick, indes er eilte, den Sohn zu umarmen.
»Warst du beim König?«
»Ich komme von ihm.«
Sie sahen einander in die Augen. Der Minister machte ein paar Schritte.
»Und, was meinst du?« fragte er.
»Lieber Vater«, sagte der Gouverneur im Ton jener traurigen Fröhlichkeit, den er gewöhnlich im Gespräch mit dem Vater anschlug. »Wie es scheint, habe ich hier keine Stimme.«
»Mein Teurer, doch nur deshalb«, rief der Minister, »weil wir Alten uns weit besser darin auskennen, was das Glück zu geben vermag; was nötig ist, ist nützlich! Im übrigen, mein Alois, die Könige und wir, das heißt ich und du, wir stehen hoch im Rang und sind zu höheren Geschicken bestimmt. Wir sind nicht so frei, selbst über uns zu verfügen. Alsdann …«

 

 

 

 

kraszewski
Józef Ignacy Kraszewski (28 juli 1812 – 19 maart 1887)

 

De Canadese schrijver Drew Karpyshyn werd geboren op 28 juli 1971 in Edmonton. Behalve romans schrijft hij ook verhaallijnen voor videospelen, zoals het verhaal van het bekroonde Star Wars spel Star Wars: Knights of the Old Republic. Ook was hij betrokken bij de totstandkoming van de Baldur’s Gate serie.

 

Uit: Star Wars – Darth Bane: Path of Destruction

 

“Dessel was lost in the suffering of his job, barely even aware of his surroundings. His arms ached from the endless pounding of the hydraulic jack. Small bits of rock skipped off the cavern wall as he bored through, ricocheting off his protective goggles and stinging his exposed face and hands. Clouds of atomized dust filled the air, obscuring his vision, and the screeching whine of the jack filled the cavern, drowning out all other sounds as it burrowed centimeter by agonizing centimeter into the thick vein of cortosis woven into the rock before him.

Resistant to both heat and energy, cortosis was highly prized in the construction of armor and shielding by both commercial and military interests, especially with the galaxy at war. Highly resistant to blaster bolts, cortosis alloys supposedly could withstand even the blade of a lightsaber. Unfortunately the very properties that made it so valuable made it extremely difficult to mine. Plasma torches were virtually useless; it would take days to burn away even a small section of cortosis-laced rock. The only effective way to mine it was through the brute force of hydraulic jacks pounding relentlessly away at a vein, chipping the cortosis free bit by bit.”

 

 

 

Karpyshyn
Drew Karpyshyn (Edmonton, 28 juli 1971)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Ashbery werd geboren op 28 juli 1927 in Rochester, New York. Op de middelbare school raakte Ashbery geïnteresseerd in poëzie. Hij studeerde aan Harvard University, waar hij Kenneth Koch en Frank O’Hara ontmoette en zijn proefschrift schreef over de poëzie van W.H. Auden, die hem later de Yale Younger Poets Award zou uitreiken voor zijn poëziebundel Some Trees. Na Harvard studeerde Ashbery nog enige tijd Frans aan diverse hogescholen maar maakte deze studie nooit af. Aan het begin van de jaren vijftig werkte hij voor enkele uitgeverijen tot hij in 1955 een beurs kreeg toegewezen om zich in Parijs in de Franse literatuur te mogen gaan verdiepen. Hij raakte verkikkerd op Frankrijk en zou daar de volgende tien jaar verblijven. In deze periode schreef Ashbery als kunstcriticus artikelen voor onder meer de New York Herald Tribune en Art International. Daarnaast maakt hij samen met Kenneth Koch, James Schuyler en Harry Mathews deel uit van de redactie van het invloedrijke literaire tijdschrift Locus Solus. In 1962 publiceerde hij zijn derde poëziebundel The Tennis Court Oath, die door gevestigde critici slecht werd ontvangen, maar door experimentele en avant-garde dichters op een voetstuk werd geplaatst. De laatsten zagen in de gefragmenteerde verhalen, collages en readymades die tezamen The Tennis Court Oath vormen een belangrijk postmodern statement en een voorbeeld voor toekomstige vernieuwende poëzie.

                       

 

Just Walking Around

 

What name do I have for you?
Certainly there is not name for you
In the sense that the stars have names
That somehow fit them. Just walking around,

An object of curiosity to some,
But you are too preoccupied
By the secret smudge in the back of your soul
To say much and wander around,

Smiling to yourself and others.
It gets to be kind of lonely
But at the same time off-putting.
Counterproductive, as you realize once again

That the longest way is the most efficient way,
The one that looped among islands, and
You always seemed to be traveling in a circle.
And now that the end is near

The segments of the trip swing open like an orange.
There is light in there and mystery and food.
Come see it.
Come not for me but it.
But if I am still there, grant that we may see each other.

 

 

 

Ashbery
John Ashbery (Rochester,  28 juli 1927)