Joël Dicker, Silke Scheuermann, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: De zaak Alaska Sanders (Vertaald door Angela Knotter)

“De jaren 2006 tot en met 2010 staan ondanks de successen en de roem in mijn geheugen gegrift als moeilijke jaren. Ze vormden ongetwijfeld de achtbaan van mijn bestaan.
Voordat ik u het verhaal ga vertellen van Alaska Sanders die op 3 april 1999 in Mount Pleasant, in New Hampshire, dood werd aangetroffen, en voordat ik uitleg hoe ik in de zomer van 2010 bij het onderzoek naar dit elf jaar oude misdrijf betrokken raakte, moet ik dan ook kort ingaan op mijn persoonlijke situatie op dat moment en met name op het verloop van mijn prille schrijverscarrière.
Die had in 2006 een bliksemstart gekend met een eerste roman waarvan miljoenen exemplaren waren verkocht. Ik was amper zesentwintig toen ik toetrad tot het selecte clubje van rijke en beroemde schrijvers en naar de top van de Amerikaanse bestsellerlijsten werd gelanceerd.
Maar ik zou al snel tot de ontdekking komen dat de roem zo zijn weerslag had: mensen die me van het begin af aan volgen, weten hoezeer het enorme succes van mijn eerste roman me uit balans zou brengen. Ik was zo verpletterd door de bekendheid dat ik niet meer tot schrijven in staat was. De schrijver was leeg, de inspiratie op, de bladzijden bleven blanco. De teloorgang.
Toen kwam de zaak Harry Quebert, waarvan u ongetwijfeld hebt gehoord. Op 12 juni 2008 werd het lichaam van Nola Kellergan, een meisje dat in 1975 op vijftienjarige leeftijd was verdwenen, opgegraven in de tuin van Harry Quebert, een levende legende uit de Amerikaanse literatuur. Die zaak trok ik me erg aan: Harry Quebert was mijn docent aan de universiteit maar vooral ook mijn beste vriend destijds. Ik kon niet geloven dat hij schuldig was. In een eenzame kruistocht trok ik door New Hampshire om mijn eigen onderzoek te doen. Hoewel het me uiteindelijk lukte zijn onschuld te bewijzen, zou onze vriendschap de geheimen die ik daarbij over hem ontdekte niet overleven.
Het onderzoek leverde me stof voor een boek, De waarheid over de zaak Harry Quebert, dat in het najaar van 2009 verscheen en zoveel succes had dat ik daarmee mijn naam als schrijver van nationaal belang vestigde. Dat boek was het bewijs waarop mijn lezers en de critici sinds mijn eerste roman hadden gewacht om me definitief in de schrijversstand te kunnen verheffen. Ik was niet langer een eendagsvlieg, een vallende ster die door de nacht was opgeslokt, een uitgebrand lopend vuurtje; ik was nu een door het publiek erkende schrijver die alle recht had zich onder zijn gelijken te scharen. Dat voelde als een enorme opluchting. Alsof ik mezelf had teruggevonden na drie jaar ronddolen in de woestijn van het succes.”

 

Joël Dicker (Genève, 16 juni 1985)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

De lamp

Ik doe de deur open op een kier:
nog steeds de gang met de ouderwetse
lamp. Vroeger spookte het hier. Als ik vandaag
de trap op ga, weet ik nooit wat me in de kamer
te wachten staat. Zal de kamer zijn leeggeruimd,
koud en kaal? Is het een berging geworden voor
een verzameling Madonna’s? Hoe oud is hij eigenlijk
ondertussen, de kamer van mijn jeugd? Het is
de kam
er van mijn leven is geworden, is
zo vaak veranderd. Maar elke keer herkennen we elkaar weer.

Fosforescerend stof in het donker. De ruggen van de boeken
verzamelen stof. Woorden nauwelijks leesbaar, de snede verguld, de letters
ook. Dat was lang voordat ik begon te lezen, we lagen
in het water als narcissen. Het meer was van het huis net ver genoeg
weg om elkaar onopgemerkt te omarmen. Daarna
vluchtte ik de kamer in. De deur ging dicht. Ik wilde de ruggen
van de woordenboeken strelen, maar men had ze
haastig weggebracht. Waarheen? Ik stond daar alleen
met de muren. En dacht aan jou, alleen met de stenen.
Sterren tussen ons, zo’n helder licht
als de gang niet eens kan aanduiden. Ik
moest de kamer al weer uit
om jou te zoeken Ik ga. Steeds weer. Hij blijft.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

 

De dood der geliefden (als Baudelaire)

Ons wachten bedden vol van lichte geuren.
Er liggen divans, diep als graven, klaar.
De lucht is mooier boven hoven, waar
zich vreemde bloemen in ontluiken kleuren.

We zullen lang ons laatste uur betreuren.
Als fakkels branden onze harten zwaar.
Ze schijnen, dubbel in het spiegelpaar
van onze geest, naar eigen vlam te speuren.

Een avond valt tot rose-blauwe mystiek.
We vloeien samen in een licht, uniek
als grote tranen die van afscheid beven.

En later zal men ons een engel sturen
die, trouw en vrolijk, voor ons nieuw laat leven,
beroete spiegels en gedoofde vuren.

 

Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
Tristan en Isolde (De Dood) door Rogelio de Egusquiza, 1910  

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2019 en ook mijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Silke Scheuermann, Olivier Guez

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Lepra

een sprookjesachtige schok was in het begin
de simpele injectie van een landschap
in een lichaam, zodat het voller lijkt, tegelijkertijd levenlozer,
het botox-effect, de verspreiding ervan: overal dode feeëngezichten
goed en slecht zijn niet langer gelijk verdeeld,
omdat de kunstmatige spieren van de
taal zijn weggekwijnd
goedkoop spul dat het gezicht van een vrouw modelleert
en haar lichaam dat we ooit in
stormogen, rotsmond, riviertranen opsplitsten
in sneeuwgeslachten, zoute lippen.
kerkerbrein, vingers van ijs
konden opdelen in zijn
bliksemzenuwen, aardtongen,
wolkenborsten en elk orgaan
had zijn vaste plaats, precies zoals hartzeer
er geen heeft gehad

stel dat ons drie wensen waren vergund om binnen te dringen
in de fictieve structuur van schoonheid, wat als we
de rotsmond gesloten wensten, dat
de mond waarover
men graag zegt dat hij eruitziet als een snee
er niet meer was, slechts een glad stukje huid, dat
naar het mes zoekt, een relatief
kleine setting,
die de wind laat verstommen, die de ellende kan absorberen, en
deze doelgerichte wens zou ons dan kunnen laten
opwegen tegen het gewicht van alle gemeenplaatsen van gisteren, wij
zouden meer dan vederlicht zijn, weet je

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

De Franse schrijver,  essayist en journalist Olivier Guez werd geboren op 15 juni 1974 in Straatsburg. Zie ook alle tags voor Olivier Guez op dit blog.

Uit: De verdwijning van Josef Mengele (Vertaald door Geertrui Marks, Saskia Taggenbrock en Martine Woudt)

“De North King doorklieft het modderige water van de rivier. De passagiers zijn aan dek gekomen, ze turen al sinds het ochtendgloren naar de horizon, en nu de hijskranen van de scheepswerven en de rode lijn van de havenpakhuizen door de mist breken, heffen Duitsers een strijdlied aan, Italianen slaan een kruis, Joden bidden en ondanks de motregen omhelzen echtparen elkaar: na een overtocht van drie weken arriveert het passagiersschip in Buenos Aires. Helmut Gregor staat in zijn eentje aan de reling te piekeren. Hij hoopte dat een hoge ome van de geheime politie hem zou komen afhalen en hem de pesterijen van de douane zou besparen. In Genua, waar hij aan boord is gegaan, heeft Gregor Kurt dringend verzocht hem die gunst te bewijzen, hij deed zich voor als wetenschapper, een uitmuntend geneticus, en bood hem geld aan (Gregor heeft veel geld), maar de mensensmokkelaar glimlachte en deed ontwijkend: dat soort voorrechten is voorbehouden aan de echte kopstukken, aan de hoogwaardigheidsbekleders van het oude bewind, zelden aan een SS-kapitein. Maar hij zal evengoed een kabeltelegram naar Buenos Aires sturen, Gregor kan op hem rekenen. Kurt heeft de marken aangenomen, maar de hooggeplaatste is niet gekomen. Dus staat Gregor met de andere emigranten te wachten in de gigantische hal van de Argentijnse douane. Hij houdt zijn twee koffers stevig vast, een kleine en een grote, en kijkt minachtend naar het verbannen Europa om hem heen, naar de lange rijen anonieme reizigers, goed of slordig gekleed, die hij tijdens de overtocht heeft gemeden. Gregor keek liever naar de oceaan en de sterren, of las Duitse poëzie in zijn hut; hij heeft de afgelopen vier jaar van zijn leven de revue laten passeren, vanaf het moment dat hij Polen in januari 1945 overhaast verliet en in de Wehrmacht opging om aan de klauwen van het Rode Leger te ontkomen: de paar weken internering in een Amerikaans gevangenkamp, zijn vrijlating omdat hij valse papieren heeft op naam van Fritz Ullmann, zijn onderduikperiode op een boerenbedrijf in Beieren, niet ver van Günzburg, zijn geboortestad, waar hij drie jaar lang onder de naam Fritz Hollmann hooigras heeft gemaaid en aardappels heeft gesorteerd, vervolgens zijn vlucht met Pasen, twee maanden geleden, de tocht door de Dolomieten over dichtbegroeide smokkelpaden, de aankomst in Italië, in Zuid-Tirol, waar hij Helmut Gregor is geworden, en toen eindelijk in Genua, waar die oplichter Kurt hem heeft geholpen met zijn aanvragen bij de Italiaanse autoriteiten en de Argentijnse immigratiedienst.”

 

Olivier Guez (Straatsburg, 15 juni  1974

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2021 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Alex Boogers, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: Wij zijn van diamant

“Het had al twee weken niet geregend toen ze zijn lichaam vonden. Het laatste wat William zich herinnerde was hoe hij hem had vastgehouden, intensief en beknellend, zoals ze zo vaak hadden gevochten. Aan de meeste gevechten had hij geen littekens overgehouden, ondanks het feit dat zijn broer zich in elk gevecht stortte als een doodsverachting. Zo kon hij hem nog omschrijven: als een vechter. Maar hij zei: liefdevolle broer.’
Ach, lieverd, meen je dat?’ vroeg Rena. Een Mexicaanse of Puerto Ricaanse, gokte William. Ze liet een prachtige glimlach zien en deed haar rieten hoed, die bij haar uniform als park ranger hoorde, af. Zweetdruppeltjes parelden op haar gezicht. Ze depte haar voorhoofd met de rug van haar hand, en zette haar hoed weer op.
‘Pas je op, baby! It’s still slippery!’
William zag dat haar robuuste wandelschoenen onder de modder zaten. Ze had een hoge stem, en vertelde dat ze eraan gewend was om met kinderen en jonge mensen om te gaan. Rena was ongetwijfeld een van de vele werkende moeders in de stad en had thuis een paar kinderen die ze ook ‘baby’ noemde. Kinderen die Rosita en Juan heetten, fantaseerde William.
‘Was hij je oudere broer?’ vroeg Rena, die behoedzaam afdaalde tussen de keien.
‘Twee jaar ouder,’ zei William. ‘Drieëntwintig.’
‘Watch out, honey!’
William greep zich vast aan de dunne stam van een conifeer langs het glibberige pad. Het was tropisch warm geworden, maar daarvoor had het weken onafgebroken geregend, het onverharde pad was een glijbaan geworden. Rena trok achteloos een dennennaald uit haar hand, glimlachte en liep verder.
‘En je had nog nooit van Snoqualmie Falls gehoord?’ vroeg ze hijgend en met een licht cynische ondertoon, die niet aan hem voorbijging. William schudde zijn hoofd en dacht terug aan de ontmoeting met de agent en de park ranger in de slecht verlichte lobby van zijn hotel. Door de diepe rimpels in hun gezichten en de groene uniformen leken ze op acteurs uit een film uit de jaren negentig.
‘Snokalmie?’ had William gevraagd toen ze hem uitlegden dat zijn broer was gevonden in het park. Het woord klonk indiaans. Was het indiaans? Het indiaanse bloed zat hier in de grond, had hij in het vliegtuig gelezen. De geesten waarden hier al zo’n vierduizend jaar lang rond, lang voordat de westerse pioniers verschenen. Zijn broer had er ook al over gesproken en had net zo verbaasd opgekeken toen William had gezegd dat hij nog niet naar het park was geweest.
Hij had zijn haar achter zijn oren gestreken en beet op zijn onderlip.
‘Je komt als een toerist naar Seattle, maar je weet niet wat Snoqualmie Falls is?’ had de park ranger gevraagd, die zich had voorgesteld als ‘gewoon Ray’.
‘Ik weet wie Bill Gates is, die komt hier toch vandaan?’

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Medusa’s kapper

Spraakzaam als een faun valt hij pas
stil in het bijzijn van zijn liefste klant

krabt zuchtend op haar achterhoofd
bedreigt teder met de schaar alle

zwarte slangen en zachtjes sprekend
steekt hij woesch

zijn vingers in de koude schubben
snijdt de uiteinden af haalt ringdikke

plakjes vlees weg Soms legt hij
de schaar weg modelleert en zit vast
Er wordt gezegd zo bedrijft hij ook de liefde: met zijn handen vrij

Hij is nieuw en briljant een kapper voor de vervloekten
Boeddha van de Kammen Held van de Shampoos

Maar als de klant verdwijnt, verandert hij zichzelf
terug in de kromme knipper
eindstation van alle legendes

Dan gooit hij roddels naar het haar
en de grond wemelt
Medusa die is
vroeger een betoverende vrouw geweest

lang voor haar metamorfose
de val uit het laatste hoofdstuk

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2020 en eveneens mijn blog van 14 juni 2019 en ookmijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Thomas Heerma van Voss, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Thomas Heerma van Voss werd geboren in Amsterdam op 13 juni 1990. Zie ook alle tags voor Thomas Heerma van Voss op dit blog.

Uit: Passagiers / achterblijvers

“Het boek is roze en heeft zesenveertig bladzijdes. Dat zijn zesenveertig kinderen. Ik ken ze geen van allen. Of eigenlijk ken ik ze wel. Ik weet wat hun favoriete bezigheden zijn, hun lievelingsgerechten, hun grootste dromen. Ik weet hoe ze eruitzien – ze hebben zelf een pasfoto opgeplakt, boven aan hun eigen pagina. En hun adressen hebben ze ook opgeschreven. Ze wonen allemaal hier in de buurt.
Het boek is van een meisje dat ik nooit meer zal zien. Ze is twee maanden geleden vertrokken. Behalve het boek liet ze niets achter.
Je zou kunnen zeggen dat een verhaal, nee, dit verhaal zo begint: een meisje gaat met haar moeder terug naar haar geboorteland en vergeet haar vriendenboek. Je zou ook kunnen zeggen dat een begin zelden eenduidig te achterhalen valt. Dat verhalen al weken, maanden voor aanvang vorm krijgen, zonder dat iemand het doorheeft. En dat dit verhaal niet begon met het vriendenboek, maar met geschreeuw.
Ik was net verhuisd naar een kamer aan de rand van de stad. De eerste weken daar waren aangenaam. Overzichtelijk. Ik vermaakte me met een paar toegankelijke televisieseries en de verhalen waaraan ik werkte vorderden goed. Er werd niets van me verwacht. De huur was laag, ik had een beetje spaargeld, de studie zou ik niet meer oppakken, en behalve mijn ouders wist niemand waar ik uithing.
Maar toen begon het geluid op de etage boven me. Nieuwe bewoners. Allebei Aziatisch, zag ik toen ze de binnenplaats overstaken, ik stond half verdekt achter mijn raam. Een kleine vrouw van in de dertig, een meisje van hooguit acht. Moeder en dochter? Het was onduidelijk waarom ze hier waren beland, waar ze vandaan kwamen, wat ze zochten. Wellicht vroeg de dochter het zich ook af en schreeuwde ze daarom zo.
De eerste paar dagen zei ik nog tegen mezelf: tja, ze is hier net, ze moet wennen, ze mag een beetje lawaai maken. Maar gaandeweg werd ze alleen maar luidruchtiger. En steeds vaker hoorde ik haar. Ze roffelde de trap af, stampte op de vloer, en haar piepstemmetje kwam meer en meer door de muren heen, zo hoog dat ik me nauwelijks kon concentreren.
‘Ik heb er eerlijk gezegd geen last van,’ zei mijn buurman toen ik hem ernaar vroeg, in mijn zoektocht naar een bondgenoot.
Wij tweeën leefden aan weerszijden van het centrale trappenhuis, boven ons lag een woonruimte die zich over onze beide kamers uitstrekte, dat had de huisbaas me althans verteld – ik heb die verdieping nooit te zien gekregen.”

 

Thomas Heerma van Voss (Amsterdam, 13 juni 1990)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

De voorheen meest voorkomende vogel ter wereld

Laatste van een soort te zijn
wat een vreemde opdracht
Waar je toch ooit andere voorstellingen van
engte en wijdte had Heel verschillend
van de Senior Suite in de dierentuin van Cincinnati
Martha laatste trekduif ter wereld
wat een dilemma dat jullie zo goed smaakten
Een enkele delicatessengroothandel
verkocht in 1855 achttienduizend
van jullie aan hongerige New Yorkers
Als jullie in jullie volière
het echte vliegen missen
denk aan jullie zwermen
duizenden meters breed
of aan de broedkolonies
vijftig bij zes kilometer Hoe jullie
als de eerste Europese
emigranten naar Amerika kwamen
de lucht verduisterden Hoe jullie ze uren
in het duister lieten staan met hun verbluffende berekeningen
Denk aan de tijd voor
de moordmethoden en het spoorwegnet
Een paar wilde dieren
hebben jullie bedreigd

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2021 en ook mijn blog van 13 juni 2020 en eveneens mijn blog van 13 juni 2019 en ook mijn blog van 13 juni 2017 en mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Silke Scheuermann

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

Uit: Die Stunde zwischen Hund und Wolf

„Ich bin nichts, nichts als ein heller Umriss, an diesem Morgen, auf dem schmalen Korridor zwischen Becken und Glasfront des Schwimmbads, die x-fache Spiegelung eines vor Jahren beendeten Lebens, die schamlose Kopie eines ersten Satzes. Ich spürte einen kalten Luftzug durch die Ritzen der Scheiben, auf die in regelmäßigen Abständen Vogelsilhouetten geklebt waren. In seiner Glaskabine am anderen Ende der Halle, zwischen den Eingängen zu den Damen- und Herrenumkleidekabinen, saß der Bademeister, dick und wie immer in Weiß gekleidet. Mit seinem zufriedenen Gesicht erinnerte er mich an einen Konditor, der, noch in Arbeitskleidung, sein Tagwerk schon hinter sich hatte und nun hier herumsaß. Er widmete sich seinem Transistorradio, ich hörte nicht, für welche Musik er sich entschied. Ich ging, im schwarzen Badeanzug, barfuß und nass, zum Fünfundzwanzigmeterbecken, wo ich mich für einen Kopfsprung in Positur stellte.
Vor einer Minute hatte sich meine Schwester verabschiedet. Sie war hier aufgekreuzt; ich wollte gerade ins Wasser, da sah ich sie aus der Umkleidekabine kommen; in der spiegelnden Glasfront des Schwimmbades beobachtete ich ihre Gestalt, die sehr weiß war, fast bläulich, das kam von den langen Reihen Neonstrahler an der Decke der Halle. Sie war auf mich zugegangen, hatte hallo gesagt, während ich einen Schritt zur Seite gewichen war, um ihrer Umarmung zu entkommen, eine Abwehr, die beinahe dazu geführt hätte, dass sie auf den nassen Fliesen ins Rutschen geriet, ihre Hände jedenfalls fielen ins Leere, sie taumelte, aber nur für einen Augenblick, dann fing sie sich wieder, sie ist geschmeidig, meine schöne Schwester, sie liegt nicht so leicht platt vor einem auf den Fliesen.
Der Bademeister hatte hergeschaut, vielleicht war er sich unsicher gewesen, ob ich sie nicht geschubst hätte, ich zog eine Grimasse, er drehte den Kopf rasch wieder weg, hin zu dem Becken links von uns, das noch völlig unberührt dalag, eine glatte, blaue Fläche, ich folgte seinem Blick, wie gerne wäre ich jetzt dort eingetaucht, mit einem Kopf-sprung, der die Wasseroberfläche so wenig wie möglich aufwühlte, um dann meine Bahnen zu ziehen, eine nach der anderen, bis die Gedanken sich automatisch abschalteten. Ines deutete auf den Whirlpool, klapperte ostentativ mit den Zähnen, klar, da wollte sie rein, sie hatte schon immer leicht gefroren, meine große Schwester. Wassertropfen funkelten auf ihrer Haut, ihr nasses Haar war dunkel, fast braun. Lange Beine, eine Taille wie eine Sand-uhr. Was willst du hier? fragte ich, und sie zuckte die Achseln, dich treffen. Ich sah in Richtung der Glaskabine und dachte, dass es vermutlich irgendwo auf der Welt einen Konditor geben wird, der mich auf Anhieb an einen Bademeister erinnerte. Draußen, hinter der Glasfront, lag in winterlichem Dunkel das Außenareal verborgen.“

 

 

Bij het schervengericht staat de titel op het prachtig blauwe stuk keramiek

De verwachting om met een potlood bij het opzetten
een scheur in de grond te maken zeg je

lijkt op de verwachting van de eerste mannen
boven de Atlantische Oceaan die ongeacht verliezen

als honden vertrokken om hun baasje op het andere
halfrond te zoeken zij lijkt zeker niet op

de windstilte hier in het veld
Wat volgt is ons gebruikelijke zwijgen

Het jaar stort in elkaar en de grond
bevriest in de val ik herinner me

de vaagheid van de weersvoorspelling vanmorgen
en voel aan beide handen terwijl je loslaat

het schervengericht van de wind die slechts
hoeden hierheen voert en misschien wat oude papieren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2021 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Alex Boogers, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: De zonen van Bruce Lee

‘God, jongen! ‘Waarom heb je dat nu gedaan? We moeten naar het ziekenhuis. Kunnen jullie je ouders bellen en vragen of ze jullie kunnen ophalen? Gebruik de telefoon in de docentenkamer maar. Schiet op! De klassenavond is afgelopen. Wil iemand dat tegen de klas zeggen? Hoe kom je nu toch zo, Alex?’ Er kwamen steeds meer leerlingen om ons heen staan. Sommige meisjes sloegen verschrikt een hand voor hun mond. Het meisje waar het allemaal om was begonnen keek mij bezorgd aan. Ik ont-week haar blik uit schaamte en werd steeds duizeliger. ‘Die gek denkt zeker dat hij Karate Kid is,’ hoorde ik een van de vrienden van Raymond zeggen. Mevrouw Van Dijk probeerde mij overeind te helpen. ‘Gaat het nog? vroeg ze toen ze mij bij mijn bovenarmen vast-pakte. Ik knikte, maar mijn benen werden week en ik verstevigde mijn grip op haar arm. Een vader van een van de meisjes kwam binnen en bood aan om op de klas te letten zodat mevrouw Van Dijk met mij naar het ziekenhuis kon. Hij ondersteunde me naar haar auto, een gele eend, Citroën 2CV. ‘Blijven praten,’ zei mevrouw Van Dijk, maar ik wist niets te zeggen. Onderweg naar het ziekenhuis zei ze steeds: ‘Ben je er nog? Blijven praten, hè? Wat heb je nu toch gedaan?’
In het ziekenhuis brachten ze me naar de Spoedeisende Hulp. Een dikke man zat met een theedoek om zijn arm gebonden in de wachtkamer. Zijn harige buik kwam onder zijn T-shirt vandaan. Hij leek in slaap te dommelen, maar toen hij me zag knikte hij me toe. ‘Het ziet er niet fraai uit, zei hij en keek naar zijn hand, ‘maar bloed maakt het vaak erger dan het is, hè. lk moet wachten op mijn collega, die komt mijn vingertop brengen.’ Ik werd naar binnen geroepen. Mevrouw Van Dijk nam me bij de hand en zei: ‘Ik ben niet zijn moeder, hoor. Ik ben zijn docente Handvaardigheid. We hadden een feestje op school.’ ‘Een wild feestje als ik het zo bekijk,’ Zei de man met de witte jas, die zich voorstelde als Jasper-de-coassistent. Hij stak zijn handen in de zakken van zijn witte jas en keek me onderzoekend aan. ‘Het was een gezellige avond,’ zei mevrouw Van Dijk, ‘en toen sprong deze wildebras uit enthousiasme tegen een deurpost in de hal.’ De coassistent bekeek de wond en maakte hem schoon. ‘Kan een beetje prikken!’ Ik zat op een verrijdbaar bed, keek naar het metalen, steriele bakje naast me en zag dat hij er bebloede plukken haar en wat donkerrode klontjes in liet vallen. ‘Ken je die film Fint Blood met Sylvester Stallone? vroeg hij ter-wijl hij haastig wat laden opendeed en een paar gazen pakte. Ik probeerde te knikken, maar de verpleegkundige hield mijn hoofd goed vast. ‘Ja? Dan kun je je vast die scène herinneren waarin John J. Rambo zijn eigen arm hecht in het bos? Weet je dat nog? Zo gaan we nu ook het gat in je hoofd hechten. Dan heb je een beetje een idee.’ Hij grijnsde. ‘Geen zorgen,’ zei hij, ‘de verdoving is al gegeven, dus je voelt er niets van.’ Mevrouw Van Dijk keek over de schouder van de coassistent mee. Ik hoorde haar stem heel dichtbij. `Jeetje: zei ze steeds. ‘Wat verschrikkelijk allemaal! Jeetje!’

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Wat uitgestorven is

Het zijn de planten in de krantenkoppen, niet die in de wei
in bossen en moerassen, tuinen en parken.
Het zijn de planten die in de aanvoegende wijs zijn getrokken
omdat we ze verpotten in denkbeeldige parken,
geschiedenis van de aarde, hoofdstukken. Degene die voor nieuwbouwwijken
hebben plaatsgemaakt, rondwegen en elektriciteitscentrales,
in het parallelle universum ruiken ze heerlijk,
hierin alleen naar papier en lijsten,
slecht geweten en hoge winst.
We zitten diep in het kreupelhout van schuld
dat groeit over verloren sieraden, afgedankte ringen,
verkleurde zilveren enkelbandjes. We bespreken tevergeefs
oude gevoelens, zoeken naar beelden die in de droom bewegen.

In mijn borstkas fonkelt mijn hart als een verborgen
tuinkerszaadje, een paardenbloemblad.
Er valt zwak licht op iets dat op de muur is getekend
en ik zie dat het foto’s zijn van de uitgestorven planten.
Even fluisteren ze allemaal tegelijk hun naam,
en hun kleuren stralen nog een keer,
stralen en stralen, voegen zich samen tot de lente,
zoals deze er bijna nooit geweest is
zoals deze bijna nooit bestond in olieverf of op glanzend papier,
zoals deze nooit in fabrieken of industriële parken is vervaardigd,
gebouwd op het terrein dat ooit van hen was, nu
zo wild overwoekerd door iets nieuws.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2020 en eveneens mijn blog van 14 juni 2019 en ookmijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Joël Dicker, Silke Scheuermann

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: Das Geheimnis von Zimmer 622

“Zu Beginn des Sommers soßt, als ich mich ins Palace de Verbier be-gab, ein exquisites Hotel in den Schweizer Alpen, hätte ich mir nicht träumen lassen, dass ich meine Ferien damit zubringen würde, ein vor fahren in diesem Haus begangenes Verbrechen aufzuklären. Der Aufenthalt sollte mir nach zwei kleinen persönlichen Kaustrophen, die mir gerade zugestoßen waren, etwas Ablenkung bieten. Doch ehe ich Ihnen erzähle, was in jenem Sommer geschah, muss ich zunächst einmal auf den Ursprung der ganzen Geschichte zurück-kommen: den Tod meines Verlegen Bernard de Fallois. Bernard de Fallois war der Mann, dem ich alles verdankte. Mein Erfolg. meine Bekanntheit waren sein Verdienst. Dass man mich der Schriftsteller nannte. war sein Verdienst. Dass man mich las, war sein Verdienst. Als ich ihn kennengelernt hatte, war ich nichts als ein unveröffentlichter Autor gewesen. Er hatte aus mir jemanden gemacht, dessen Romane in der ganzen Welt gelesen wurden. Bernard, der immer wie ein vornehmer Patriarch gewirkt hatte, war eine der herausragenden Persönlichkeiten der französischen Verlagswelt gewesen. Für mich war er ein Vorbild und vor allem, trotz der sechzig Jahre Altersunter-schied, ein guter Freund gewesen. Bernard war im Januar m18 verstorben, in seinem 92. Lebensjahr, und ich hatte auf seinen Tod reagiert. wie es jeder Schriftsteller tun würde: Ich begann. ein Buch über ihn zu schreiben. Ich widmete mich diesem Projekt mit Leib und Seele. zurückgezogen ins Arbeits-zimmer meiner Wohnung in der Avenue Alfred-Bertrand Nr. i3 im Genfer Ohampel-Viertel. Wie immer. wenn ich schrieb, duldete ich nur einen Menschen in meiner Nähe. meine Assistentin Denise. Sie war meine gute Fee. Stets guter Laune. organisierte sie meine Termine. sichtete und sortierte die Leserbriefe. las und korrigierte, was ich zu Papier gebracht hatte. Nebenbei füllte sie meinen Kühlschrank und versorgte mich mit Kaffee. Und dann übernahm sie noch die Funktion eines Bordarztes, indem sie in mein Arbeitszimmer platzte wie in die Kajüte eines Kapitäns auf großer Oberfahrt und mir Ratschläge für meine Gesundheit angedeihen ließ. «Gehen Sie doch mal raus!«, befahl sie freundlich. »Drehen Sie eine Runde durch den Park, um Ihren Kopf zu lüften. Seit Stunden hocken Sie hier drin!. »Ich war heute Morgen schon jogen«, erinnerte ich sie. »Ihr Hirn braucht in regelmäßigen Abständen frischen Sauer-stofflig, beharrte sie. Es war beinahe schon ein tägliches Ritual. Ich Ragte mich und ging auf den Balkon vor dem Büro. Dort füllte ich meine Lungen mit ein paar tiefen Zogen kühler Februarluft, um mir dann mit einem amüsierten und herausfordernden Blick eine Zigarette anzuzünden. Sie protestierte empört: »Wissen Sie was, IM, ich werde Ihren Aschenbecher nicht ausleeren. Dann sehen Sie wenigstens, wie viel Sie rauchen..
Jeden Tag hielt ich mich an eine mönchische Routine, die ich mir in den Schreibphasen auferlegte. Sie bestand aus drei unausweichlichen Etappen: im Morgengrauen aufstehen, eine Runde laufen gehen und bis zum Abend schreiben.“

 

Joël Dicker (Genève,16 juni 1985)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Tweede schepping

Hoe we het doen maakt niet uit.
We hadden al sinds afgelopen zomer dicht
bij het doel onderzoek gedaan. Alleen de laatste stap ontbrak.
Ik huiverde toen ik zei: Een dwergmammoet zal
onze zoon ronddragen, Siberische tijgers onze
dochters beschermen. De ene dag zal als de andere zijn,
wanneer we de hersenen van grote zoogdieren kraken: extatisch,
dromerig, vol verliezen. Tweehonderd miljard
zenuwcellen, opgelost, aan elkaar gebonden als
boten op open zee. Hersenen, ziel en zintuigen
varen samen uit, een vloot in formatie.
Noem het oorlog, noem het waanzin: dit is
de vrijheid van de liefde: nieuwe wezens te scheppen,
ze ons ter beschikking te stellen. Dit is de vrijheid
van onze soort om nieuwe, andere soorten te maken.
God heeft ons een bouwpakket geschonken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2020 en eveneens mijn blog van 16 juni 2019 en ookmijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Silke Scheuermann

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

Uit: Die Häuser der anderen

„Der Winter war endlos und dunkel gewesen, im April schneite es noch mehrmals, der Mai hatte Nachtfrost und Stürme gebracht und selbst der Juni nur kühlen Regen, aber dann war innerhalb von wenigen Tagen doch noch der Sommer gekommen. Der Juli begann unvermittelt heiß und gleißend hell; die Sonne machte jeden Tag
zum Fest. In den Nächten entluden sich Gewitter, doch morgens leuchtete der Himmel in frischem Blassblau, die Vögel tschilpten und hopsten auf den feuchten Zweigen herum, und die Wiesen hinter dem Viertel glitzerten nass vom Tau.
Am Kuhlmühlgraben hieß die letzte, noch zum Stadtteil gehörende Straße im Osten, eine lange Reihe gepflegter frei stehender Einfamilienhäuser. Im dritten Gebäude, dem weißen Haus mit dem frisch bepflanzten Vorgarten, gingen die Rollläden um Punkt sieben Uhr früh hoch, obwohl es Sonntag war. Luisa machte ihre Runde und fing dabei wie immer mit den Wohnzimmerfenstern zum Garten hinaus an. Benno, der Mischlingshund, lief erwartungsvoll hinter ihr her. Er war gelblichbraun bis auf ein paar schwarze Flecken und mit einem Jahr praktisch ausgewachsen. Genauso lange wohnten Luisa und Christopher inzwischen hier.
»Vor dem Haus ist Stadt, und dahinter beginnt das Land, wir haben beides«, hatte Luisa entzückt gesagt, als sie das Haus, das Christopher von seiner Großmutter
geerbt hatte und am liebsten sofort verkauft hätte, zum ersten Mal besichtigten. Sie hatte nicht lange gebraucht, um Christopher zu überzeugen, dass es genau das richtige neue Zuhause für sie sei. Es war nicht weit bis in die Innenstadt und die lebendigeren Frankfurter Stadtteile wie Bornheim oder Nordend, wo sie vorher in viel zu engen Altbauten zur Miete gewohnt hatten.
Als Luisa die Terrassentür aufmachte und die frische Luft einatmete, roch sie Gras und feuchte, modrige Erde. Auch vom Haus nebenan hörte sie nun Geräusche. Das
Leben am Kuhlmühlgraben begann früh. Das lag weniger an den kleinen Kindern – die gab es hier kaum –, es waren die Hunde, die den Tagesrhythmus bestimmten. Sie beschützten die Grundstücke und nahmen die Plätze in den leeren Heimen ein, wenn der Nachwuchs die Familie verlassen hatte. Den jüngeren Paaren, die sich nicht sicher waren, ob sie ein Baby wollten, dienten sie als Versuchslebewesen; gestresste Mittvierziger zwangen sie dazu, regelmäßig zu joggen oder zumindest spazieren zu gehen – dies und mehr hatte Luisa von anderen Hundehaltern erfahren. Was ihr allerdings als erstes aufgefallen war, waren die vielen Rassehunde. Zwei Dalmatiner lebten am Kuhlmühlgraben, ein Windhund, ein Bernhardiner, ein Riesenpudel, zwei Chow-Chows und ein achtzehn Jahre alter, halb blinder und tauber Pekinese, der nur noch Kalbsleberwurst fraß.“

 

Het dorp

In mijn herinnering is het altijd winter. Ze zeiden,
dat een sprookjesfiguur het dorp zou hebben gedroomd.
Hier zouden zwanen en witte paarden moeten wonen. Alleenstaande mensen,
gekleed in het wit, koud. Mensen die zonder licht kunnen leven.
Die het verse vlokkenkleed niet vernielen. Het leek me toen allemaal
in orde, intact. Alleen het meisje dat ergens in een van de huizen zat
en met haar vinger, van binnenuit, de ijsbloemen in het raam aanraakte was
niet voorzien.
Ik was op weg naar jou in lichtblauwe brieven,
maar de sneeuwkoningin had je al lang te pakken.

Ik droomde
over de poten van de ijsbeer,
hij greep gewoon door je lichaam
heen, nam de koude
splinter en liet
je hart ongedeerd.
In een droom slaagde hij erin
om je met de warmte van zijn lichaam te ontdooien.
Gestolen tijd drupte op
de grond, bevroor opnieuw.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2020 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Alex Boogers, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: De zonen van Bruce Lee

“Jongen,
Op de avond dat ik had besloten om Bruce Lee te imiteren, belandde ik in het ziekenhuis met een hersenschudding en elf hechtingen in mijn hoofd. Het gebeurde tijdens een schoolfeest. Ik was dertien en wilde Raymond, de populaire jongen die een paar vervelende opmerkingen had gemaakt tegen het meisje dat ik leuk vond, de schrik op het lijf jagen door dezelfde vliegende trap te maken als Bruce Lee aan het slot van de film Fist of Fury. Ik was natuurlijk niet van plan Raymond echt te raken. Het was show, een demonstratie van mijn grote vechttalent. Hij zou onder de indruk zijn van mijn kunsten en het meisje voorgoed met rust laten. Dat was het idee. Ik verliet de door discolampen verlichte klas waar de meisjes met fluorescerende wollen truien, spijkerrokjes en getoupeerd haar tegenover elkaar stonden te dansen. De jongens probeerden er cool uit te zien en stonden langs de kant met een plastic bekertje in hun hand en keken vanonder de haarlok voor hun ogen toe. Ik zag Raymond aan het einde van de lange gang staan met een groepje jongens. Ik nam een aanloop en toen ik opsprong om de trap uit te voeren bracht ik een katachtige gil voort. Hij keek op en nog voordat dat ik bij hem in de buurt kwam knalde ik met mijn hoofd tegen de bovenkant van de deurpost in de hal en viel ik als een zak aardappelen op de grond. Ik keek naar hem. Hij zag lijkbleek, slikte een paar keer, en wees met een bibberende wijsvinger naar me. ‘Je gezicht, je bloedt!’ Ik voelde aan mijn schedel, voelde een zachte pulp en werd duizelig en misselijk. Ik keek naar het bloed aan mijn vingers, naar de rode vlekken op mijn nieuwe crèmekleurige trui, naar de bloedspatten op de grond. Ik was een kalfje dat zojuist ter wereld was gekomen, nog nat van de bloedblubber, en niet in staat om meteen op te staan. Een van de jongens uit het groepje rende naar het klaslokaal en kwam terug met mevrouw Van Dijk, die van schrik haar plastic bekertje liet vallen toen ze me zag. ‘O, God!’ riep ze. ‘O, God!’‘ Hij kwam helemaal daar vandaan gerend,’ zei een andere jongen, en wees naar het einde van de lange gang, ‘en toen sprong hij keihard tegen de bovenkant van die deurpost aan. Maar echt keihard, hè!’ Mevrouw Van Dijk hurkte bij me neer. ‘God, jongen! Waarom heb je dat nu gedaan? We moeten naar het ziekenhuis. Kunnen jullie je ouders bellen en vragen of ze jullie kunnen ophalen? Gebruik de telefoon in de docentenkamer maar. Schiet op! De klassenavond is afgelopen. Wil iemand dat tegen de klas zeggen? Hoe kom je nu toch zo, Alex?”

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

De dag waarop de meeuwen tweestemmig zongen

Terwijl het water zich terugtrekt en de kwallen blijven liggen
onaangetast door het zout
door de oxidatie en de zon
ben je jaloers op de kinderen die met hun hielen
in het zand naar schelpen porren hun zekerheid
met een voor jou volkomen
verbazingwekkende kracht

Je oog is gereinigd en heeft nu scherpere pupillen
terwijl de branding zich een weg terug de zee in vreet
mis je iets
een paar jaar
in stukjes zo klein als de achterkant van een postzegel
wit als octopusvlees hebben de meeuwen meegenomen
Er is pijn met een verbroken verbinding met het hoofd

Pezige slijmstrepen van olie bedekken
de golven leiden door schuimkoppen
naar vroeger
en naar
de tijd
waarin je langzaam flodderig de trappen van het afscheid
afdaalde naar het strand hier
– Zwemmen kun je nog steeds, maar je zwemt jezelf
niet meer vrij –

Ik weet dat je verbaasd bent over het vermogen
van de kwallen om lelijk en toch doorzichtig te zijn
en ik weet dat je spoedig
schreeuwend wilt weten wat ik ergens anders zoek
in de hoop dat je van mij de vraag terugkrijgt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2020 en eveneens mijn blog van 14 juni 2019 en ookmijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Joël Dicker, Silke Scheuermann, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: Die Geschichte der Baltimores (Vertaald door Brigitte Große en Andrea Alvermann)

„Ich bin der Schriftsteller. So nennen mich alle. Meine Freunde, meine Eltern, meine Familie, selbst mir unbekannte Menschen, wenn sie mich in der Öffentlichkeit sehen: »Sind Sie nicht der Schriftsteller …?« Ich bin der Schriftsteller, das ist meine Identität. Die Leute glauben, dass man als Schriftsteller eine ziemlich ruhige Kugel schiebt. Neulich beschwerte sich einer meiner Freunde darüber, wie viel Zeit ihn allein sein täglicher Arbeitsweg koste, und erklärte mir dann. »Du hast es gut, du musst ja morgens nur aufstehen, dich an den Schreibtisch setzen und schreiben. « Ich gab ihm keine Antwort, wohl weil mich die Erkenntnis deprimierte, wie sehr meine Arbeit in der allgemeinen Vorstellung aus Nichtstun besteht. Alle denken, dass man den ganzen Tag Däumchen dreht, dabei arbeitet man vielleicht gerade dann am härtesten, wenn man nichts tut. Ein Buch zu schreiben ist ungefähr so, als hätte gerade ein Ferienlager aufgemacht: Dein normalerweise einsames und stilles Dasein wird plötzlich von einem Haufen Leuten auf den Kopf gestellt, die ohne Vorwarnung hereinschneien. Da kommen sie eines Morgens angefahren in ihrem großen Bus, schon ganz aufgeregt über die Rolle, die sie spielen sollen, und reden beim Aussteigen alle durcheinander. Und dann ist alles deine Sache, du musst dich um sie kümmern, sie verköstigen und unterbringen. Du bist für alles verantwortlich. Weil du der Schriftsteller bist.
Diese Geschichte beginnt im Februar 2012, als ich aus New York nach Boca Raton, Florida, gefahren bin, um in meinem neuen Haus meinen neuen Roman zu schreiben. Das Haus hatte ich drei Monate zuvor gekauft, mit dem Geld für die Filmrechte an meinem letzten Buch, aber abgesehen von ein paar Stippvisiten im Dezember und Januar, um es einzurichten, war es das erste Mal, dass ich mich für längere Zeit dort aufhielt. Es ist ein geräumiges Haus mit einer breiten Glasfront, die auf einen bei Spaziergängern beliebten See hinausgeht. Die Nachbarschaft ist sehr ruhig und grün und hauptsächlich von reichen Rentnern bewohnt, unter denen ich extrem auffalle. Ich bin nur halb so alt wie die meisten, aber ich habe mir die Gegend gerade wegen der vollkommenen Stille ausgesucht.“

 

Joël Dicker (Genève, 16 juni 1985)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Het is niet meer leuk om in het donker de straat op te gaan

De concerten worden al jaren afgelast
strofe voor strofe
omdat elk hoofd zichzelf heeft verglaasd

Verleiding in gevaarlijke frequenties
gaat verder van de gezangen
van meeuwen en marters uit
die niet meer te onderscheiden zijn
en in donkere hoeken wachten
vrouwen zonder een cent
met hun hinderlaagachtige glimlach

Het stadsblad adviseert
vrolijk gaat het er aan toe bij de kinderen met
kattengezichten die maken echt
goede horoscopen

Zij kondigen
noot voor noot
een modern
huwelijk aan tussen jou en de nacht
terwijl ze rubberen speelgoed
kapotsnijden linkshandig
en dan roken
Het ziet er gevaarlijk uit

Maar ze zijn eerlijk
Jij krijgt
je hand terug

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

 

De morgen

We lachten. Stranden, waar dolfijnen zongen.
Er golfden zilvertranen in jouw schoot.
Wit lichtend schuimden zij tot aan de dood.
De morgen komt voor ons te vroeg mijn jongen.

Ook onze lippen zijn aan zee ontsprongen,
het gulle zand gaf ons zijn avondbrood.
De winden maakten onze harten groot.
De morgen komt voor ons te vroeg, mijn jongen.

We stroomden samen in vergaanbaarheid.
Door onze ogen dronken we elkaar,
totdat zich onze lichamen doordrongen.

Verlangen kan niet vluchten voor de tijd.
Wiens handen branden morgen in ons haar?
De morgen komt voor ons te vroeg, mijn jongen.

 

Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
Dolphin Sunset door Jason Fetko, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2019 en ook mijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.