Linda Pastan, Said

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Meditation By The Stove

I have banked the fires
of my body
into a small but steady blaze
here in the kitchen
where the dough has a life of its own,
breathing under its damp cloth
like a sleeping child;
where the real child plays under the table,
pretending the tablecloth is a tent,
practicing departures; where a dim
brown bird dazzled by light
has flown into the windowpane
and lies stunned on the pavement–
it was never simple, even for birds,
this business of nests.
The innocent eye sees nothing, Auden says,
repeating what the snake told Eve,
what Eve told Adam, tired of gardens,
wanting the fully lived life.
But passion happens like an accident
I could let the dough spill over the rim
of the bowl, neglecting to punch it down,
neglecting the child who waits under the table,
the mild tears already smudging her eyes.
We grow in such haphazard ways.
Today I feel wiser than the bird.
I know the window shuts me in,
that when I open it
the garden smells will make me restless.
And I have banked the fires of my body
into a small domestic flame for others
to warm their hands on for a while.

 

Petit Dejeuner

I sing a song
of the croissant
and of the wily French
who trick themselves daily
back to the world
for its sweet ceremony.
Ah to be reeled
up into morning
on that crisp,
buttery
hook.

 

TO MY IMAGINARY SIBLINGS

Dear brother and sister,
you who helped me survive
the bleakness of my only childhood,
who were as real to me then
as the characters in my thumbed-over books:
are you grown now? Did one of you become
a surgeon, like our father, and do you both
still mirror our mother’s severe beauty
which I endowed you with,
even though it passed me by?
I had my children early, thinking
they would be like my own siblings,
and though they never were,
in the busy boredom of domesticity
I somehow left the two of you behind.
If you were still around, would we chat
on the phone each morning in the warmth
of our separate cups of coffee?
Or would we have quarreled by now
over which of us was the more beloved
or over what our parents left us?
Would I have had to give one of you our mother’s
opal stickpin and the other the two lusterware jugs
that sit in my kitchen now, remnants
of our childhood home—that antique house
where in the secular heaven of the remembered
family, you are simply two more ghosts?

 

Ik ben met je getrouwd

Ik ben om allemaal verkeerde redenen met je getrouwd,
gecharmeerd door je gevaarlijke familiegeschiedenis,
door de onschuldige spieren, opzwellend als verborgen
wapens onder je hemd, door je naïeve stropdassen,
de kleuren van geschilderde stukjes zonsondergang.
Ik was ook gecharmeerd van je aannames
over mij: mijn sereniteit – die spiegel die wacht tot hij
gebarsten is, mijn flitsende acrobatiek met messen in de keuken.
Hoe mis we het allebei hebben gehad over elkaar,
en hoe gelukkig we zijn geweest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (27 mei 1932 – 30 januari )

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Zie ook alle tags voor Said op dit blog.

Uit: Das Niemandsland ist unseres (pilgrim und bürger)

„nun sieht sich der bürger gezwungen, seine religiosität vor den gläubigen zu schützen und vor deren republik er sucht nach anderen göttern; als hätten diese nur auf ihn gewartet. die vernunft lässt er fallen, er will ja das dritte ufer erreichen – allen mahnungen albert camus’ zum trotz: »wenn ich zwischen meiner mutter und der gerechtigkeit zu wählen habe, dann entscheide ich mich fier meine mutter.« indes, nach den wunden der islamischen revolu-tion, sucht der pilger keine blendungen mehr, keine behausungen, nur schritte. sie tragen ihn fort, von fest gefügten göttern mit leicht stillbaren gelüsten. befriedigen will er seine götter nicht und schon gar nicht verstehen. meint er doch zu wissen, alles verstehen sei un-zulänglich und münde in unterwerfung. begreifen will er sie mit den händen. wie man zum mantelsaum greift. dafür dürfen sie aus dem verborgenen agieren – ohne ausweis, ohne strichcode. in seinen renitenten gebeten berührt er zwar die einheit zwischen dem menschen und den göttern. doch er lässt sich davon nicht täuschen. er will das schlummernde berühren, er will den aufruhr – ohne das geheimnis der liebe preiszugeben.

die götter, die kommen und gehen. finden ihn eines tages. weder zückt der bürger das cartesianische messer, noch vermag er die dinge im unklaren zu lassen. der bürger entblößt sich und blickt in den tag, ohne zorn, ohne eile – bis die götter aus ihren löchern herauskriechen. sodann überwältigen sie ihn hinterrücks, wie fremde es tun – in einer von begierden getriebenen welt. und er hofft, dass sie den besiegten begreifen, mit dem unrat seiner träume und dem rat seiner sprache, der auf einen anderen tod wartet.

noch immer sucht der agnostiker mit viel kummer nach »großen niemals werbenden göttern.. zuweilen ahnt er, die suche allein sei die antwort. dann aber ist er überzeugt. seine religion habe etwas verbotenes an sich, den geruch von einem brandstifter. und er folgt dem aufruf des evangelisten: »aber nun, wer einen geldbeutel hat, der nehme ihn, desgleichen auch die ta-sche, und wer’s nicht hat, verkaufe seinen mantd und kaufe ein schwert.« das schwert gebiert die unruhe und diese die de-mut – aus der die revolte wächst. doch eine religion, die sich der befreiung verschreibt und die liebe vergisst. berührt nicht mehr die mysterien der menschlichen seele – und wird unnütz. das brachland zwischen dem pilger und dem bür-ger will sich partout nicht entscheiden und sehnt sich immerfort nach einer saat. und der zögernde mund zwischen kain und abel kommt nicht umhin, das ver-steck des suchenden zu verraten. doch die götter meiden seine bände. denn sie wissen, diese verraten alles, was sie berühren.“

 

Said (27 mei 1947 – 15 mei 2021)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e mei ook mijn blog van 27 mei 2020 en eveneens mijn blog van 27 mei 2019 en ook mijn blog van 27 mei 2018 deel 2.

Alan Hollinghurst, Maxwell Bodenheim

De Britse schrijver Alan Hollinghurst werd geboren op 26 mei 1954 in Stoud, Gloucestershire. Zie ook alle tags voor Alan Hollinghurst op dit blog.

Uit: De herdersster (Vertaald door Suzan de Wilde)

“Op het smalle eiland van de tramhalte stond al een man en aarzelend vroeg ik hem naar de routes van de tram. Hij legde me beleefd alles uit, met alle bijzonderheden, alsof zijn speciale belangstelling ernaar uitging, maar ik kon niets in me opnemen. Ik was betoverd door zijn grijze ogen, zijn overbodige glimlach en de spatjes witte verf op zijn neus en zijn donkerblonde haar. Ik knikte en glimlachte ook en toen kreeg hij een leuke, nadenkende uitdrukking op zijn gezicht en ging met zijn handen in zijn zakken de lege straat in staan kijken. Ik besloot hem te gaan volgen. De tram naderde geruisloos, de koplampen al aan hoewel de lucht nog licht was — het was lijn 3, de Ringlijn. We klauterden samen de treetjes op, ik wendde me tot hem om hulp bij de afstempelmachine, die tinkelde alsof ik een prijs gewonnen had. Hij liet zich met een soepele beweging zakken op de bank achter me, en ik was me bewust van zijn nonchalante aanwezigheid daar terwijl we van halte naar halte voortrolden langs kerken en grachtjes. Toen hij een wijsje floot voelde ik de haartjes in mijn nek door zijn adem bewegen. Dit zijn de avondrituelen die ik me straks eigen zal hebben gemaakt, dacht ik bij mezelf, als je een onbekende voorstad, of een bar, of een geliefde voelt trekken. Ik draaide me om met het doel hem een andere vraag te stellen die ik gekoesterd had, maar juist op dat moment scheen de stroom weg te vallen en kwam de tram tot stilstand. Er stond een jonge vrouw te wachten, al rokend, die even blij wuifde. Mijn vriend sprong eruit en stapte arm in arm met haar weg, terwijl de deuren met een zucht dichtschoven.
Ik reed verder door, voorbij de Effectenbeurs, en lette nauwelijks op waar ik was terwijl ik me afvroeg wat ik eigenlijk had verwacht. Tot twee of drie haltes verder had ik de wagen voor mij alleen — ik voelde wel dat de chauffeur bevreemd naar me keek en staarde vastberaden door het raam naar de karakterloze wijk waar we doorheen reden. Maar opeens raakte ik in paniek en drukte op de bel. Toen de tram wegreed stond ik alleen en was ik me er ineens van bewust, waar ik dat op het station of in het hotel niet geweest was, dat ik in een vreemde stad was aangekomen, in een ander land. Een deel van mezelf schrok terug voor die eenvoudige verandering van plaats. Er was verder niemand in de straat die naar de kerk leidde, niemand op het verwaarloosde plein waar de toren zich boven verhief. St.-Vaast — een lelijk oud gevaarte, met een portaal ertegenaan geplakt met allemaal krullen en afbladderend geel stucwerk en een timpaan vol nesten en vogeldrek erboven. Hij zat natuurlijk op slot — geen laatste lichtje dat nog glinsterde achter het raam van de sacristie, geen samenkomst van het koor na werktijd om te oefenen op het ‘Te Deum’ van hun eigen dirigent of wat dreigende Vlaamse motetten. Huiverend liep ik door. Aan de overkant van het plein leidde een straatje naar een nog troostelozer gedeelte. De straatlantaarns flikkerden aan met een roze gloed toen ik eraan kwam, maar verder was er geen reactie. De gebouwen waren pompeus, als bioscopen na sluitingstijd, met dichtgetimmerde benedenramen die waren volgeplakt met posters voor rockgroepen en de valse grijnzen van politici uit de verkiezingen van vorig jaar. De namen van kranten, drukkerijen en ingenieursbureaus stonden in modern uitziende art decoletters boven de met hangsloten dichtgemaakte ijzeren toegangshekken.”

 

Alan Hollinghurst (Stoud, 26 mei 1954)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Maxwell Bodenheim werd geboren op 26 mei 1892 in Hermanville, Mississippi. Zie ook alle tags voor Maxwell Bodenheim op dit blog.

 

Aan een dode

Ik liep op een heuvel
En de wind, plechtig dronken gemaakt door jouw aanwezigheid,
Wankelde tegen me aan.
Ik bukte om een bloem te ondervragen,
En je zweefde tussen mijn vingers en de bloemblaadjes,
Knoopte ze aan elkaar.
Ik scheidde een blad van zijn boom
En een waterdruppel in de groene flacon
Ving een opgejaagd stukje van je glimlach op.
Alle dingen om mij heen waren doordrenkt van de herinnering aan jou
En bibberden toen ze me erover probeerden te vertellen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Maxwell Bodenheim (26 mei 1892 – 6 februari 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e mei ook mijn blog van 26 mei 2020 en eveneens mijn blog van 26 mei 2019 en ook  mijn blog van 26 mei 2018.

Jan Baeke, Jane Kenyon

De Nederlands dichter Jan Baeke werd geboren in Roosendaal op 23 mei 1956. Zie ook alle tags voor Jan Baeke op dit blog.

 

Transit

Wij zijn het die je hier ziet rijden
door het midden van augustus
vakantiefolders in en uit.
De zomer bloeit, een dorpsidylle
schapen in de luwte van de tijd.

Tot plotseling de auto stilvalt
links op de foto van dit feit.
De zon krast diep in de vallei.
Wat in de jaren is versteend
hangt boven ons als zware lucht.

We lopen naar het volgende gehucht.
De weg voert langs een ansichtkaart.
We zien een stipt vervallen huis
een meer, een horizon
maar niet gemeend
eerder terloops, buiten bedrijf.

Twee zwoegende figuren
in het landschap uitgezet.
Straks, in dat derderangs pension
waar wij weer andere poses imiteren
brengen wij elkaar dit uur
in rekening.

 

Expeditie

We hebben onze expeditie grondig voorbereid.
We kennen de plek
waar we het spoor bijster zullen raken
waar we door de grappen heen zullen zijn
en een lawine ons gezelschap zal halveren.
Daar zal december blijven duren en de storm
zal onze sentimenten aanwakkeren
op een manier die onze geldschieters zal bekoren.

De nacht voor het vertrek richten we ons
met bloeddoorlopen ogen en bevroren neuzen tot de sterren.
‘Sterren, sterk dit hart met symbolist.’
Daarna bellen we een land
dat de benodigde ontberingen in voorraad heeft
en trouwen op het laatste moment
geschikte vrouwen om achter te laten.

 

De kant van de zomer 1

Ik heb het raam dichtgedaan om de zomer niet te horen
maar de zon brandt door de muren
en de vliegen draaien hun motoren klem in de gordijnen.

Een hond en een kind kunen blijven slapen
tot het gisteren wordt.
Auto’s die nog stilstaan. Adem, zonder te bewegen.
Het glas in mijn hand bevat schommelend water.

Maar de zomer is een luid blaffende hond.
De zomer is een optocht van geluiden
en de vliegen raken niet op.
Het raam heeft geen enkele functie.

 

Jan Baeke (Roosendaal, 23 mei 1956)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook alle tags voor Jane Kenyon op dit blog.

 

Het uitpraten met Melancholie

 

6. IN EN UIT

De hond zoekt tot hij mij boven
vindt, met een geklepper van ellebogen
gaat liggen, zijn kop op mijn voet legt.

Soms redt het geluid van zijn ademhaling
mijn leven – in en uit, in
en uit; een pauze, een lange zucht. . . .

 

7. PARDON

Een stuk verbrand vlees
draagt mijn kleren, spreekt
in mijn stem, verzendt verplichtingen,
aarzelend of helemaal niet.
Het is moe van het proberen
onverschrokken te zijn, heel
erg moe.

We gaan verder met de monoamine
oxidase-remmers. Dag en nacht
heb ik het gevoel alsof ik zes kopjes koffie
heb gedronken, maar de pijn

stopt abrupt. Met de verwondering
en bitterheid van iemand die gratie heeft gekregen
voor een misdaad die ze niet heeft begaan,
kom ik terug naar huwelijk en vrienden,
naar roze gefranjerde stokrozen; kom ik terug
naar mijn bureau, mijn boeken en mijn stoel.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e mei ook mijn blog van 23 mei 2020 en eveneens mijn blog van 23 mei 2019.

Erik Spinoy, Jane Kenyon

De Vlaamse dichter en schrijver Erik Spinoy werd geboren op 22 mei 1960 in Sint-Niklaas. Zie ook alle tags voor Erik Spinoy op dit blog.

 

Van ver

van buiten komt het
en omvademt ons
zoals een ongeziene
hallucinogene mist die

ademtocht na ademtocht
zich afzet, condenseert
en druipsteen vormt
totdat een samenstel ontstaat
dat als vanzelf

de plaatsen kiest
waarheen gehoorzaam
onze allersnelste voeten gaan
tot ze ijkoud en dan

van marmer zijn.

 

Schloss Schönbrunn

I. Introite

Voorbij de obelisken en de adelaars

Van goud, en op de rijweg naar wat
Voor je lag. Een dag van weinig
Bezoek en eenzaam door de poort
Naar binnen gaan in koelte en in

Schemering. De zuilen grijs, de
Hardsteen en de klinkers – ze
Hadden hun pret, en hielden je
Met hun uitzicht voor de gek.

Maar toen je doorliep, elk gevoel
Van willen en verwachten als de
Roos en haren op de kraag alweer
Van je afgeslagen – was het daar,

Zoals een jeugdvriendin, die handen om je ogen
Sloeg, beval – raden wie ik ben.

 

II. Nam et hic di sunt

Alsof de vaste, saaie grond

Zoals een valluik voor je voeten
Open was gegaan. Geschrokken bleef je
Staan, toen wat er was zich als een
Dans onthulde, een geordende beweging.

Je schrok meteen omvat het bleek
Hoe zeer vlakbij het al die tijd moest
Zijn geweest. Want toen je hier naar
Binnen trad, was het gewoon – alsof

Je er was teruggekeerd. Je zag
Weer ongeschonden, zich als louter
Ordening vertonend landschap. De plaatsen
Waar je, als een kind onkwetsbaar en

Beschermd door goddelijke blikken – rustig
Deed alsof je thuis was.

 

Erik Spinoy (Sint-Niklaas, 22 mei 1960)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook alle tags voor Jane Kenyon op dit blog.

 

Het uitpraten met Melancholie

 

3. SUGGESTIE VAN EEN VRIEND

Je zou niet zo depressief zijn
als je echt in God geloofde.

 

4. VAAK

Vaak ga ik na het eten zo snel mogelijk naar bed
zoals volwassen lijkt
(Ik bedoel, ik probeer te wachten tot het donker is)
om weg te drijven
van de enorme pijn in de
broze rieten huidboot
van de slaap.

 

5. EENS WAS ER LICHT

Eens, toen ik begin dertig was, zag ik
dat ik een lichtpuntje was in de grote
rivier van licht die golft door de tijd.

Ik zweefde met de gehele
menselijke familie; we waren allemaal kleuren – zij
die nu leven, zij die gestorven zijn,
zij die nog niet geboren zijn. Een paar

ogenblikken lang zweefde ik, volkomen kalm,
en had ik er geen hekel meer aan om te moeten bestaan.

Als een kraai die heet bloed ruikt
op asfalt kwam je aanvliegen
om me uit de gloeiende stroom te trekken.
“Ik zal je omhoog houden. Ik heb mijn dierbaren nooit
laten zinken!” Daarna huilde ik dagenlang.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)

 

Zie voor meer schrijvers van de 22e mei ook mijn blog van 22 mei 2020 en eveneens mijn blog van 22 mei 2018.

Ellen Deckwitz, William Michaelian

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

Moeras

Mijn zus duwde mijn hoofd in de wasbak
zei daarna pas dat het kon prikken.
De kleur spoelde uit mijn hoofd.
Ze dacht dat het zou helpen, blond

maar ik was al argwanend
ten opzichte van alles wat dartelt.
Wanneer ik nadenk houd ik mijn adem in
alsof ik kopje onder ga. Blond

riet met daaronder mijn moeras,
enkele prehistorische opvattingen grazen er wat.
Vrolijke gedachten spelen er verstoppertje.
Wiebelende konijnenkontjes, hup
het hoekje om. Ik er achteraan,

de verf brandde op mijn hoofdhuid na.
Mijn zus rauschte met de handdoek
over mijn schedel, wat vacht viel opgewekt
weg. Nu je wenkbrauwen nog,

als dank besloot ik haar kersenhouten vloer
te verven in fluorescerend oranje. Op handen en knieën
werkte ik achterstevoren naar de hoek toe, tot ik mezelf bleek

te hebben ingesloten. Mijn polsen onder de vlekken.
Een konijntje op het droge. Voor ik moest lachen dacht ik
zo kwam ik dus in dit lijf terecht.

 

Knoop

…….Niet voor Merijn

In december 1989 stopte ik
een knoop in het kerkzakje en bad
bij voorbaat om vergiffenis voor mijn
aan snoep verspilde contributie.

Tegenwoordig zit je steeds vaker
met je rug naar me toe en rijg je
lappen kennis aan elkaar.

Ik lig steeds vaker achter
je. Jouw kennis lijkt op een jas
die ik moet verstellen tot ik haar pas
en telkens te mager lijk, soms

denk ik dat God de knoop
aan me teruggaf
met jou eraan vast.

 

Aardappels met vlees

Gejaagd snuift de wagen, schrapen hoeven
over de metalen plaat. Alle dieren

die mijn grootouders voor hun ploegen spanden.
Alle dieren mijn grootouders aten

tot ze vruchtbaar waren. Mijn opa zegt dat
de duivel hoeven draagt, en de wagen wiegt.
Af en toe loeit er eentje zacht. Zij weten niet
dat ze weggaan. Zij moeten zich veiliger voelen
dan ik. Mijn grootvader bidt altijd

voor de aardappels met vlees.
Hij heeft vooraf graag een citaat en houdt
van Noach. Dat we met de dieren naar een plek gaan,
waar niets meer vloeit.

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Klokken

Veroordelend, arrogant, volhardend,
hun plaatsen beschermend
naast het bed of aan de muur.

Jaloers ook op de handen
die hen daar plaatsten,
en de vrijheid om weg te lopen.

Eenzaam, als de waarheid werd verteld,
beschaamd om opgesloten te zitten
door hun eigen wrede gevoel voor humor.

Gekruisigd, uitkijkend over een veld
van lege kamers, bloedende tijd,
te laat om te veranderen, te vroeg om te sterven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2020 en eveneens mijn blog van 20 mei 2019.

Karel van het Reve, William Michaelian

De Nederlandse letterkundige, vertaler, essayist, schrijver en columnist Karel van het Reve werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1921. Zie ook alle tags voor Karel van het Reve op dit blog.

Uit: Mag ik mijn broeder krenken?

“Enige duizenden moronen voelen zich, om met Multatuli te spreken, in hun keukenmeidengeloof gekrenkt. Is dat zo erg? Is dat niet af en toe heel opvoedend? Is het niet heel nuttig dat bijvoorbeeld de voorzitter van de Nederlandse Hervormde Stichting voor de Geestelijke Volksgezondheid, die in het Algemeen Dagblad van 6 januari de grootste wartaal uitslaat (‘Maar met bijbelteksten mag men geen satire plegen’ – hij houdt het blijkbaar voor een soort van overspel of meineed – ‘Ook al omdat er geen verdediging mogelijk is. Serieuze geestelijke bewegingen mag je niet belachelijk maken’) – is het niet heel nuttig dat zulke mensen af en toe eens krachtig in hun kakschoolgevoelens worden gekrenkt? Is dat ook niet een daad van eenvoudige rechtvaardigheid? Wij ongelovigen kunnen, op zoek naar een stukje Mozart, de radio niet aanzetten of de walm slaat ons tegen van wat om mij volstrekt onbegrijpelijke redenen geen blasfemie schijnt te zijn: de nimmer aflatende stroom van preken en gebeden waarmee de aanhangers van Jezus Christus zich in het openbaar over Hem uitlaten en zich tot Hem richten, in termen van het meest walgelijke byzantinisme en op een gluiperige toon die zijn weerga niet vindt in de geschiedenis der menselijke cultuur. Men moet het betreuren dat hun god niet bestaat, want het kan toch haast niet anders of Hij zou iedere zondag verscheidene dezer wauwelaars (katholiek of protestant, dat moet Hem in zijn oneindige oecumenische goedheid om het even zijn) verdelgen met de middelen – pestilentie, hemelvuur etc. – die Hem zo rijkelijk ter beschikking staan.
Denken kunnen deze lieden niet. Schrijven kunnen ze nog veel minder. Spreken kunnen ze helemaal niet. Maar zich gekwetst voelen kunnen zij wel. Het komt niet in ze op dat duizenden Nederlanders, voor wie grote woorden wat minder goedkoop zijn dan voor hun Christelijke broeders, enige prijs stellen op fatsoen en redelijkheid en daarom menige zondag en bij menige dagopening en sluiting vrij pijnlijk in hun gevoelens – die zij zich niet aanmatigen heilig te noemen – gekwetst worden. Deze ongelovigen vinden dat niet zo erg. Zij proberen te begrijpen dat zo’n Christen het fijn vindt om naar het holle geblaas der papen of naar het hemeltergende geimproviseer van Dr. Anton van der Horst te luisteren. Zij willen hun gelovige broeder niet zo voortdurend ergeren als die gelovige broeder het hun doet – dat zou van slechte, Christelijke smaak getuigen – maar een enkel keertje willen zij die Christen wel eens in zijn gezicht uitlachen.”

 

Karel van het Reve (19 mei 1921 – 4 maart 1999)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Stoelen

Ze zijn niet allemaal blij:
sommigen kreunen omdat ze het zich herinneren,
en wensten dat ze konden ontsnappen
naar de volgende kamer.

Anderen huilen als ze alleen zijn,
Of zich zorgen maken over de kinderen
terwijl het licht verandert en schaduwen vallen.

Vroeg op, zie ik ze in de schemering:
welke, vraag ik me af,
zijn bang om de dageraad te ontmoeten?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Laura Tedeschi, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2022 en ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Ascension (Malcolm Guite), Markus Breidenich

 

Bij Hemelvaartsdag

 

De Hemelvaart door James Thornhill, jaren 1720

 

Ascension

We saw his light break through the cloud of glory
Whilst we were rooted still in time and place
As earth became a part of Heaven’s story
And heaven opened to his human face.
We saw him go and yet we were not parted
He took us with him to the heart of things
The heart that broke for all the broken-hearted
Is whole and Heaven-centred now, and sings,
Sings in the strength that rises out of weakness,
Sings through the clouds that veil him from our sight,
Whilst we our selves become his clouds of witness
And sing the waning darkness into light,
His light in us, and ours in him concealed,
Which all creation waits to see revealed .

 

Malcolm Guite (Ibadan, 12 november 1957)
De Dominicaanse Kapel in Ibadan, Nigeria

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Sound Check

Soms glijdt

uit het niets een pick-upnaald
over de oneffenheden van de hemel.

Men ontdekt in de leisteen de
originele persing van The Velvet Underground.

Uit de groeven van de platen mixolydisch:
Tektoniek. Door de ether dringt

vogelgetjilp. Uit de soundtrack ontstonden
de jaarringen.

Iemand verzamelt de schellak van
scherven schors . Aan wolkenkrabbers

voltrekt het leven zich in grote sprongen.
Evergreen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

Legende

Eens was er winter boven alle huizen,
sneeuw viel en de vorst hield aan.
En alle rook der straat steeg recht
als witte zuilen van de daken op.

Elke ademtocht werd zichtbaar, wit,
de hemel violet in vroege schemering,
gedempt klonk ieders stemgeluid,
en van elk uur bleef in de sneeuw een spoor.

Maar ’s morgens vroeg ligt steeds de sneeuw weer ongerept,
en zijn de mussen zichtbaar op elk raamkozijn.

Nu wordt het zieke meisje wakker,
het morgenlicht rondom haar bed is wit.
Met schroom heft zij haar aangezicht naar ’t raam,
het bruine haar valt over ’t voorhoofd heen,

de hand die ’t steunt is smal,
en het oog is een spiegel der vogels daar buiten.
Dan ziet zij door de dageraad op straat
vijf zwarte schoorsteenvegers komen op een rij.

Vijf zwarte schoorsteenvegers met borstels, bol en touw,
als in een rouwstoet, plechtig lopen ze.
Hun kalme pas brengt hen steeds dichterbij.
Zij ziet in de sneeuw van hen geen spoor.

Vijf zwarte schoorsteenvegers komen in processie aan,
een opdracht schijnt hun stappen te belasten.
Men weet niet wat zij brengen, is het redding of alarm?
Of zijn zij soms een omen dat in rook weer op zal gaan

of vijf broers misschien, als hulp hierheen gezonden:
‘Zuster, hier zijn wij, onze weg was lang!’
’t Geluid van bol en borstels is verstild.
Zij hebben bij haar deur een halteplaats gevonden.

 

De bruggen in Königsberg

In de stad Königsberg in Pruisen
ligt een eiland dat Kneiphoff heet,
omvloeid door twee armen van de rivier de Pregel.
Zeven bruggen leiden over de twee armen.

Zeven bruggen. En nooit meer dan een keer.
Het water is nu bijna overal te horen.
Blind water, zwart water,
nachtelijk water. Drie soorten water.

Kerken en torens en schuine groene daken.
Hij is zwart, geheel zwart. Hij blaft.
Hier de hond die blaft op het erf.
Hier is een trap. Hier is een huis.

Jaren. Jaren en dagen. Zo gelijk aan elkaar als…
Hoor Je mij? Ik ben opgesloten.
En men hoort het niet. Als Maagdenburgse halve bollen.
Zo verschillend van elkaar als: Appels.

Vanuit een koele oktober; hondengeblaf,
stemmen, en maar een brug per keer,
nooit tweemaal over dezelfde brug.
Er zijn kinderen die steeds op de derde steen stappen,

alleen maar op de derde. De afgrond die lokt.
De derde deur die altijd piept.
Jaren. Jaren en dagen. Hoor je mij? Oktober,
en nog geen vorst in de lucht.

Om over zeven bruggen achtereen te gaan,
en over elke brug naar eenmaal,
is er, zo zegt de wiskundige Euler,
in feite een achtste brug nodig. Die is er niet.
Waarom wil dat vervloekte ijs niet komen?

 

Vertaald door Rita Verschuur

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Luchtruim

Wij cirkelen. In het gekrabbel van de vluchtrecorders.
Geluidsbanden, scherven. Drie zuurstofmaskers.
Voorbijgangers. Op de achtergrond: geluid.

De goden – hier hingen ze de held uit in het spel –
belemmerden het zicht. Zolang er maar brandstof was
in de vleugels van de engelen. Waren wij het,
op een van de retourvluchten, in het geheim, naar het paradijs,
die ronde na ronde speelden. Met geluk
drukte een steward op de knoop aan de jas
van de automatische piloot, nam elk noodlot ter hand.
Iets meer nog te sturen met de stuurknuppel
en middels het toetsenbord aan het richtingsroer te draaien.
De wielen een beetje uit te klappen.
Krassen in wolken te snijden.

Wat weten we nog meer na het schoonmaken
van de schijven. Hoeveel verloren levens?
Over het puntental. De waarderingscijfers
van innerlijke stemmen. Tegen het einde van de simulatie:

Het crashen van de computer boven de velden van Attica.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

Judith Hermann, Michael Lentz

De Duitse schrijfster Judith Hermann werd geboren op 15 mei 1970 in Berlijn-Tempelhof. Zie ook alle tags voor Judith Hermann op dit blog.

Uit: Wir hätten uns alles gesagt

„Vor einiger Zeit bin ich mitten in der Nacht auf der Berliner Kastanienallee in einem sogenannten Spätkauf zufällig und unverhofft meinem Psychoanalytiker begegnet – zwei Jahre nach dem Ende der Psychoanalyse und zum allerersten Mal außerhalb des Raumes, in dem ich jahrelang auf seiner Couch gelegen hatte.
An diesem Abend war ich mit G. unterwegs, dem einzigen Schriftsteller, mit dem ich befreundet bin. Wir hatten bei einem Italiener auf der Eberswalder Straße gegessen, vor einer Bar einige Gläser Wein miteinander getrunken, G. hatte mich zur Straßenbahn bringen wollen, auf dem Weg zur Straßenbahn hatten wir angefangen, von unseren Müttern zu sprechen. Es waren dieses Muttergespräch, das leichte Betrunkensein und die Tatsache, dass wir auf alten Pfaden gingen – Arkona, Rheinsberger, Wolliner, Straßen, auf denen wir in unserer Jugend unterwegs gewesen waren, vor tatsächlich einem Vierteljahrhundert also, als es noch schneite, die Welt um uns herum schwarzweiß und reine Poesie gewesen war – , die dazu führten, dass ich eine Straßenbahn nach der anderen fahren ließ, wir uns an der Kastanienallee auf die Treppenstufen vor einer Haustür setzten und beide unvermittelt eine Zigarette rauchen wollten, obwohl wir uns das Rauchen schon vor Ewigkeiten abgewöhnt hatten.
An uns vorbei ging ein rauchendes Mädchen, und ich sprach sie an. Ich bat sie um eine Zigarette, und sie sagte entschuldigend, sie habe keine, aber drüben – sie deutete zum Spätkauf auf der anderen Straßenseite – könne man Zigaretten einzeln kaufen: wie früher. Wir gingen quer über die Straße, betraten den Späti, im Späti saß der arabische Besitzer hinter der Kasse, und vor der Kasse stand mein Psychoanalytiker Dr. Dreehüs und bezahlte gerade ein schönes Softpack gelber American Spirit.
Ich habe in meinem Leben häufig Menschen nicht erkannt, wenn ich sie außerhalb der gewohnten Strukturen angetroffen habe. Dr. Dreehüs war ich außerhalb seiner Praxis nie begegnet, in seiner Praxis im Grunde genommen auch nicht. Er hatte mir dreimal in der Woche die Tür aufgemacht, ich war an ihm vorbei durch den Flur gegangen, hatte das Zimmer betreten, meine Jacke ausgezogen und über den dafür vorgesehenen Stuhl gehängt; dann hatte ich mich auf die Couch gelegt, er hatte hinter mir in einem Sessel Platz genommen.“

 

Judith Hermann (Berlijn-Tempelhof, 15 mei 1970)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

ik was nooit
op een plaats
neergezet als
een meubel wilde
ik zijn door mezelf
neergezet
op een plaats
de ik niet die ik
nooit verlaten kan
en ik ben blij
ik ben de plaats
die me nooit die
me nooit verlaat

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook  mijn blog van 15 mei 2022 en ook mijn blog van 15 mei 2021 en eveneens  mijn blog van 15 mei 2019 en ook mijn blog van 15 mei 2018 en ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Sander Kollaard, Jan Lauwereyns, Michael Lentz

De Nederlandse schrijver Sander Kollaard werd geboren op 13 mei 1961 in Amstelveen. Zie ook alle tags voor Sander Kollaard op dit blog.

Uit: Uit het leven van een hond

“Het hart klopt, denkt Henk van Doorn als hij wakker wordt, en het bloed stroomt. Goedbeschouwd is dat het verstandigste wat je erover kunt zeggen.
Het is een merkwaardige gedachte en een onwaarschijnlijk begin van de dag, van zijn herwonnen bewustzijn, maar het doet in elk geval wat een begin behoort te doen: het suggereert een vervolg. Met die eerste gedachte dienen zich nieuwe gegevens aan: de ruimte waarin hij zich bevindt (zijn slaapkamer), de tijd (ergens tussen acht en negen) en van het weer (zonnig). Van harte gaat het niet. De nieuwe gegevens komen aansjokken als pubers die net wakker zijn en met zure, stuurse gezichten aan de ontbijttafel gaan zitten, beledigd dat hun weer een nieuwe dag in de maag is gesplitst. Henk slaat de nieuwe gegevens van enige afstand gade, nog loom en zwaar op de matras: dat het zaterdag is; dat Schurk gisteravond niet helemaal lekker leek en misschien iets verkeerds heeft gegeten; dat hij later vandaag zijn jarige nichtje Rosa moet bellen. De hoeveelheid informatie groeit en daarmee zijn bewustzijn en de man die hij is. Henk van Doorn, IC-verpleegkundige, 56 jaar oud.
Als hij op de klok kijkt, ontdekt hij dat informatie niet altijd betrouwbaar is. Het is nog maar een paar minuten over zes. Dat roept de vraag op of hij zich zal omdraaien en de ogen sluiten en zo de inmiddels verzamelde informatie zal lozen in nieuwe slaap. Het is een verleidelijke gedachte, maar het is te laat. Er is al een kritieke massa bereikt en intussen komt van alle kanten nieuwe informatie opgezet, opgewekter nu, niet zoals die pubers maar meer zoals de pinken die hij een paar dagen geleden in de wei zag en die hem en Schurk langs het hek volgden, opgewonden, baldadig, totdat hij een stap in hun richting zette, boe, en ze collectief achteruit stapten om hem vervolgens van een paar meter afstand aan te staren in een halve cirkel van natte neuzen en dromerige ogen – ongeveer zoals de gegevens over wie en wat hij is hem nu aanstaren, die nog altijd bewegingsloze man in bed.
Het hart klopt, hoort hij opnieuw, en het bloed stroomt. Hij realiseert zich dat de gedachte een restant is van het gesprek dat hij gisteravond voerde aan het eind van zijn dienst, met een nieuwe collega, een jonge vrouw van wie hij de naam alweer kwijt is. Ze hadden het over de betekenissen die aan het hart worden toegedicht: dat het geheimen verbergt; dat je het kunt vasthouden; dat het kan overlopen van liefde, maar in sommige gevallen angstaanjagend kil blijft. Allemaal onzin, had de vrouw gezegd, op een besliste toon die hij niet sympathiek vond. Onzin. Het hart is een pomp. Het klopt, het bloed stroomt, dat is alles.”

 

Sander Kollaard (Amstelveen, 13 mei 1961)

 

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

 

Het koeldingige van Sonic Youth

Zet dat nummer vier op met die vijand

Van het type dat vast geen dansen kun
Zet dat nummer vier op met die vijand

De stekker uit en ja, wat zie je wel
Van het type dat vast geen dansen kun

Haai zou niet willen, haai denke van niet
De stekker uit en ja, wat zie je wel

Zo bezwem je slaapkamers met slagroom
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Zo bezwem je slaapkamers met slagroom
Wonderknaap wage zich an die proeve

Onder ijs woelen blauwgrijze golven
Wonderknaap wage zich an die proeve

Muzikaal ziet poesje van verre wreed
Onder ijs woelen blauwgrijze golven

Wie zal je slaaf, jouwe scheerbeurt geven
Muzikaal ziet poesje van verre wreed

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Wie zal je slaaf, jouwe scheerbeurt geven

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Zeg ze daar wat, hoe we dit gehoren

Ons meisjes van blanke handel bevrijd
Zeg ze daar wat, hoe we dit gehoren

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Ons meisjes van blanke handel bevrijd

Verlegen wezen we niet op het woord
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Schrik als we hebben van heure schappij
Verlegen wezen we niet op het woord

Schrik als we hebben van heure schappij
Pikdonker loert en besluipt de panter

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Pikdonker loert en besluipt de panter

Bijkomstig smeult het gewricht op zolder
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Je hemels licht knapt er dadelijk op
Bijkomstig smeult het gewricht op zolder

Alles vloeit, behalve dat alles vloeit
Je hemels licht knapt er dadelijk op

Alles vloeit, behalve dat alles vloeit

 

Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

of we dat
doen kunnen vraag je
de suikerlepel een keer
in het koffielicht dompelen met suiker
vraag je en afwassen daarna
de suikerlepel de rode
en weer terug in de
suikerpot in het suikerglas de lepel
eigenlijk niet
zeg ik
eigenlijk niet

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2022 en ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.