What Is So Rare As A Day In June (James Russell Lowell), Marije Langelaar, Karin Fellner

 

Dolce far niente

 

 


Een dag in juni door Antonín Slavíček, 1898

 

 

What Is So Rare As A Day In June

And what is so rare as a day in June?
Then, if ever, come perfect days;
Then Heaven tries earth if it be in tune,
And over it softly her warm ear lays;
Whether we look, or whether we listen,
We hear life murmur, or see it glisten;
Every clod feels a stir of might,
An instinct within it that reaches and towers,
And, groping blindly above it for light,
Climbs to a soul in grass and flowers;
The flush of life may well be seen
Thrilling back over hills and valleys;
The cowslip startles in meadows green,
The buttercup catches the sun in its chalice,
And there’s never a leaf nor a blade too mean
To be some happy creature’s palace;
The little bird sits at his door in the sun,
Atilt like a blossom among the leaves,
And lets his illumined being o’errun
With the deluge of summer it receives;
His mate feels the eggs beneath her wings,
And the heart in her dumb breast flutters and sings;
He sings to the wide world, and she to her nest,
In the nice ear of Nature which song is the best?

Now is the high-tide of the year,
And whatever of life hath ebbed away
Comes flooding back with a ripply cheer,
Into every bare inlet and creek and bay;
Now the heart is so full that a drop overfills it,
We are happy now because God wills it;
No matter how barren the past may have been,
‘Tis enough for us now that the leaves are green;
We sit in the warm shade and feel right well
How the sap creeps up and the blossoms swell;
We may shut our eyes but we cannot help knowing
That skies are clear and grass is growing;
The breeze comes whispering in our ear,
That dandelions are blossoming near,
That maize has sprouted, that streams are flowing,
That the river is bluer than the sky,
That the robin is plastering his house hard by;
And if the breeze kept the good news back,
For our couriers we should not lack;
We could guess it all by yon heifer’s lowing,
And hark! How clear bold chanticleer,
Warmed with the new wine of the year,
Tells all in his lusty crowing!

Joy comes, grief goes, we know not how;
Everything is happy now,
Everything is upward striving;
‘Tis as easy now for the heart to be true
As for grass to be green or skies to be blue,
‘Tis for the natural way of living:
Who knows whither the clouds have fled?
In the unscarred heaven they leave not wake,
And the eyes forget the tears they have shed,
The heart forgets its sorrow and ache;
The soul partakes the season’s youth,
And the sulphurous rifts of passion and woe
Lie deep ‘neath a silence pure and smooth,
Like burnt-out craters healed with snow.

 


James Russell Lowell (22 februari 1819 – 12 augustus 1891)
Cambridge, Massachusetts. De geboorteplaats van James Russell Lowell

 

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

Trommel

Dat jaar werden we geboren in
een lichaam.
Het viel ons op dat we sloegen.
We sloegen de trom.

Bij elke slag vlogen de vogels op.
Bij elke vierde noot ving een nieuw seizoen aan.
Bij elke 16e noot wierp ik een kind.

Zo leefden we ons leven.
We sloegen de jaren weg.
Paf paf paf!
We sloegen de trom.
We sloegen eenvoudig de trom.
Want dat hadden we geleerd.
We sloegen de trom.

Paf paf paf!
De vlogels vliegen op.
Paf Paf Paf!
Een nieuw seizoen,
Paf Paf Paf!
Weer een kind.
Paf Paf!

Tot onze lichamen begonnen te deformeren, we sloegen
nog harder, tegen de rimpels, het kreukelen
onze verminderde vruchtbaarheid, een stram in ons been.

Paf Paf Paf!
Maar het kind bleef uit.

We sloegen nog wat harder, onze slag kreeg
iets verbetens,
tot we op de 428e noot halt hielden.
We keken naar elkaar en alle kinderen die
ik had geworpen,
wilde goddeloze kinderen,
met wilde goddeloze haren.

En we keken naar de bomen die waren gaan groeien,
Kris kras door elkaar
Een grote teringbende.
De vogels die nerveus op een tak onze
volgende slag afwachtten.

Maar we sloegen niet
We sloegen niet meer

We keken elkaar aan en zaagden de bomen
bouwden een huis, begroeven de trommel diep in de nootzwarte aarde.

En begonnen te leven. We pelden en kookten de vruchten
en vertelden onze kinderen het verhaal van de trommel
en we sloegen niet, er brak geen nieuw seizoen aan,
De vogels rusten in een hoge wilg.
En het was goed.

En we vroegen ons af, wie had ons in de eerste plaats die trommel gegeven?
Wie had ons geboden te slaan? Had ons die vogels gebracht, de bomen?
Had ons het ritme opgelegd? En waar waren we eerder? Waarom?

 

 

Het brak

Wat was het precies dat er brak?
Brak het of sleet het?
Ging het geleidelijk aan?
Sloop op de tenen de kracht weg?
Trok kauwgom ongelijk het?

Verweerde het grondstoffelijke?

Gleed het ijlings uit handen? Verloor het?
Raakte het zoek het? Vervloog of doofde?
Of was het gewoon klaar? Fini. Uit. Op het.

Was het te maken? Weer aan te vullen?
Groeit het vanzelf vanuit de wortel weer aan?
Of met bepaalde methodes, procedures?

Hoe krijgen we het weer vol, levend,
warm en zacht zoals het was het?
Moeten we vruchteloos blijven proberen? Is dat het?

Is het te vervangen misschien?
Groeien veren weer aan?
Is er lijm? Gouddraad?
Veert het weer terug?
Wordt dat wat scheef weer recht echt?

 


Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Maar een rimpel in de tijd verder

Steppe, gekreukeld gras zover het oog reikt
Kaf, veen, knopen en pelsdieren in het polderland
Geur, een deining, het broze op- en neergaan
van kuddes, kafnaalden, bloed
en een schok mieren op
de stervende schouder
van een gnoe – dat ben jij.

Gnoe, dus jij – door gras, trilt met je neusgaten
voorwaarts en al je verwanten, zwaden –
zoemende zwaden rond jullie kromme bulten. Jij
laat een keelklank opstijgen, rauw, anderen volgen
langbenig, roodgekleurd op droge aarde het spoor
in het gesis van de halmen. Stil.
Nu til je een hoef op.
Nu druk je hem in deze oever.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Peter Rosei, Ron Padgett

De Oostenrijkse dichter en schrijver Peter Rosei werd geboren op 17 juni 1946 in Wenen. Zie ook alle tags voor Peter Rosei op dit blog.

Uit: Wer war Edgar Allan?

„Unter den Bekanntschaften, die ich im Lauf meines Lebens machte, ist es besonders eine, die mir immer wieder in den Sinn kommt und mich beschäftigt. Der Mann, um den es sich dabei handelt, war Amerikaner, hatte, so erzählte er zumindest, viele Jahre in der US-Handelsmarine Dienst getan, ehe er, durch die lange Abwesenheit ohnehin seinem Herkommen entfremdet, in Europa ansässig geworden war. Bevor ich mich des Weiteren über den Mann und seine Geschichte verbreite, möchte ich doch erwähnen, dass mir heute, wo das alles lange zurückliegt, jener vergangene Lebensabschnitt selbst als verworren und undurchsichtig erscheint. Gleich jetzt möchte ich mich zur Methode meiner Aufzeichnungen äußern: An Material lagen mir ein Packen von tagebuchartigen Notizen einerseits, sowie Bruchstücke meiner damaligen schriftstellerischen Versuche andererseits vor; dazu verschiedene Papiere, wie Briefe, Bankquittungen etc. Soweit es mir möglich war, habe ich diese Materialien bloß als Grundlage für eine durchgängige Schilderung der Ereignisse benutzt. Dazu sah ich mich allein schon deshalb gezwungen, weil die genannten Zeugnisse lückenhaft sind und eine einfache chronologische Anordnung ein höchst unvollständiges Bild ergeben hätte. Primär mag es also die Forderung nach Übersichtlichkeit gewesen sein, die mich zu meinem Vorgehen bewog; dass nebenher eine Art von künstlerischem Ehrgeiz wirkte, will ich nicht ausschließen. An manchen Stellen fügte ich das authentische Material ohne jede Abänderung in meine Erzählung ein. Das geschah dort, wo seine Aussagekraft durch eine Nachkonstruktion schwerlich zu erreichen gewesen wäre. Ideal ist diese Lösung gewiss nicht; aber es ist müßig, jetzt über ihren Wert oder Unwert zu räsonieren.
Zu der Zeit, in die die in Rede stehenden Ereignisse fallen, war ich etwa fünfundzwanzig Jahre alt und genau das, was man damals einen verbummelten Studenten nannte. Das Medizinstudium, das ich an verschiedenen deutschen Universitäten betrieben hatte und in dem ich schon weit fortgeschritten war, hatte ich mehr oder weniger aufgegeben und mich, bloßer Vorwand für ein Verhalten, das im Grunde nichts anderes als Flucht war, der Kunstgeschichte zugewendet Es gelang mir nicht nur, meinen Vater, der an mir bereits zu verzweifeln begonnen hatte, von der Nützlichkeit dieses Ausbildungsganges zu überzeugen, sondern ihn darüber hinaus dazu zu überreden, mich nach Venedig gehen zu lassen, wo ich mich neben meinen Studien auch im Italienischen perfektionieren könnte.“

 


Peter Rosei (Wenen, 17 juni 1946)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Ron Padgett werd geboren op 17 juni 1942 in Tulsa, Oklahoma. Zie ook alle tags voor Ron Padgett op dit blog.

 

Prozagedicht (“De ochtendkoffie”)

De ochtendkoffie. Ik weet niet zeker waarom ik hem drink. Misschien is het het ritueel van het kopje, de lepel, het hete water, de melk en het hoopje bruine poeder, de manier waarop ze samenkomen en een spijker vormen waaraan ik de dag kan hangen. Het is iets om te doen tussen slapen en waken. Maar er is vast wel iets beters te doen dan een kopje oploskoffie drinken. Zoals mediteren? Waarover? Over het drinken van een kopje koffie. Een kopje koffie waarvan de eerste slok te heet is en de laatste te koud, maar waarvan de vele slokjes ertussen, net als de pap van Baby Beer, precies goed zijn. Papa Beer kijkt ontevreden. Hij zet zijn bril af en richt zijn blik op het kopje dat voor Baby Beer staat, en dan, na een subtiel kuchje, reikt hij ernaar en pakt het op. Baby Beer begrijpt deze verstoring van de ochtendroutine niet. Papa Beer brengt de beker dicht bij zijn gezicht en tuurt er aandachtig naar. De beker verbrijzelt in zijn poot, explodeert zelfs, en verspreidt scherven en bruine vloeistof door de hele kamer. In zekere zin is het goed dat Mama Beer er niet is. Beter dat ze rust in haar graf aan de andere kant van de tuin, zich niet bewust van wat er met de wereld is gebeurd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Ron Padgett (Tulsa, 17 juni 1942)
 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e juni ook mijn blog van 17 juni 2020 en eveneens mijn blog van 17 juni 2019 en ook mijn blog van 17 juni 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Joël Dicker, Maylis de Kerangal, Ronelda Kamfer, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: Het mysterie van kamer 622 (Vertaald door Manik Sarkar)

“Iedere dag dwong ik mezelf tot de monnikenroutine die ik in acht neem tijdens de eerste fase van het schrijven en die uiteenvalt in drie essentiële stappen: met de dageraad opstaan, hardlopen, en doorschrijven tot de avond valt. Indirect komt het dus door dit boek dat ik Sloane ontmoette. Sloane was de nieuwe bewoonster op mijn verdieping. Sinds ze kortgeleden in het gebouw was komen wonen, hadden alle bewonen het over haar. Zelf had ik haar nog nooit ontmoet. Tot die ochtend dat ik terugkwam van mijn dagelijkse hardloopsessie en haar voor het eerst zag. Zij kwam ook net terug van het hardlopen, en we gingen samen naar binnen. Ik begreep direct waarom alle bewoners het over Sloane eens waren: ze was een jonge vrouw van een ontwapenende charme. We beperkten ons tot een beleefde groet, waarna we allebei in ons appartement verdwenen. Achter de deur bleef ik gelukzalig staan. Aan die korte ontmoeting had ik genoeg om een klein beetje verliefd op haar te worden. Algauw dacht ik aan niets anders meer dan hoe ik met Sloane kon kennismaken. Ik deed een eerste toenaderingspoging met hardlopen. Sloane ging bijna elke dag, maar niet op een vast tijdstip. Ik zwierf urenlang door het Bertrandpark, wanhopig wachtend of ik haar zou tegenkomen. Totdat ik haar plotseling over de paden zag vliegen. Gewoonlijk was ik niet in staat om haar in te halen en dan wachtte ik haar op bij de ingang van ons gebouw. Ik stond te trappelen bij de brievenbussen, deed alsof ik de post pakte wanneer er buren binnenkwamen of weggingen, totdat ze eindelijk arriveerde. Ze liep langs en glimlachte, zodat ik smolt en van mijn stuk raakte: en tegen de tijd dat ik iets samenhangends had bedacht om tegen haar te zeggen, was ze allang naar binnen.
Van mevrouw Armanda, de conciërge van het gebouw, hoorde ik meer over Sloane: ze was kinderarts, haar moeder was Engels, haar vader advocaat, ze was twee jaar getrouwd geweest maar het huwelijk was stukgelopen. Ze werkte in het academisch ziekenhuis van Genève, afwisselend overdag en ’s nachts; dat verklaarde waarom ik haar routine zo moeilijk kon doorgronden. Na de mislukking van het hardlopen probeerde ik een andere methode: ik droeg Denise op om door het kijkgaatje de overloop in de gaten te houden en me te roepen als ze haar zag.”

 


Joël Dicker (Genève, 16 juni 1985)

 

De Franse schrijfster Maylis de Kerangal werd geboren op geboren 16 juni 1967 in Toulon. Zie ook alle tags voor Maylis de Kerangal op dit blog.

Uit: Een wereld binnen handbereik (Vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos)

“Drie van de pakweg twintig studenten die tussen oktober 2007 en maart zoo8 een opleiding volgden aan het Instituut voor Decoratieve Schilderkunst, Metaalstraat 3obis in Brussel, zijn nauw bevriend gebleven, hebben elkaar contacten en klussen in de maag gesplitst, elkaar gewaarschuwd voor dubieuze projecten, elkaar een handje geholpen om een karwei binnen de vastgestelde termijn af te krijgen, en die drie, onder wie Paula — lange zwarte jas en smokey eyes —, hebben vanavond een afspraak in Parijs. Het was een niet te missen gelegenheid, een wonderschone conjunctie van planeten, even zeldzaam als het langskomen van de komeet van Halley! — op internet spuiden ze dolenthousiaste taal, grote woorden, en illustreerden hun berichten met afbeeldingen die vergaard waren op sites over hemellichamen.Toch zetten ze alle drie aan het eind van de middag vraagtekens bij dat weerzien: Kate had de hele dag op een knikje in een vestibule aan de Avenue Foch gezeten en zou graag op haar kamer zijn blijven liggen om kijkend naar Game corThrones met haar vingers taramasalade te eten, Jonas zou liever nog hebben doorgewerkt, een stuk zijn opgeschoten met dat fresco van een tropische jungle dat over drie dagen moest worden afgeleverd, en Paula, diezelfde ochtend geland vanuit Moskou en nog amper bij de werkelijkheid, wist niet meer heel zeker of die afspraak wel een goed idee was. Maar toen het eenmaal donker werd was er iets sterken dat hen naar buiten joeg, iets dieps, een fysiek verlangen om elkaar, elkaars smoelwerk en tics te herkennen, ieders eigen stemgeluid, de manieren waarop ze bewogen, dronken, rookten, alles wat hen onmiddellijk weer kon terugvoeren naar de Metaalstraat.
Barstensvol café. Kermislawaai en kerkachtig schemerdonker. Ze zijn alle drie op tijd gearriveerd, perfecte overeenstemming. Het eerste wat ze doen is op elkaar knallen, omhelzen en alles de vrije loop laten, waarna ze zich in ganzenpas, onscheidbaar, een weg banen: Kate, platinablond haar met zwarte wortels, één meter zevenentachtig, tonronde dijen in een slalomskibroek, motorhelm in haar armplooi en die grote tanden, te groot voor haar bovenlip; Jonas, uilenogen en grauwe huid, armen als lasso’s, Yankee-pet; en Paula, die al opgeknai lijkt. Ze vinden een tafeltje in de hoek van het zaaltje, bestellen twee bier en een spritz — Kate: Ik vind die kleur zo mooi — en zetten meteen die continue slingerbeweging in gang tussen het zaaltje en c straat waardoor avonden van rokers in een café een ritme krijgen, en ze lopen naar buiten met een sigaret in hun waffel, of met het vuur i, de vuistholte. De vermoeienissen van de dag verdwijnen in een vingerknip, de opwinding is terug, de nacht gaat open, dat wordt praten.”

 


Maylis de Kerangal (Toulon, 16 juni 1967)

 

De Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda Kamfer werd op 16 juni 1981 in Blackheath, een voorstad van Kaapstad, geboren. Zie ook alle tags voor Ronelda Kamfer op dit blog.

 

erger maken

ik zeg tegen mijn beste vriendin
mijn vader misbruikt me
ze kijkt me peinzend aan
alsof ze probeert de definitie
van misbruik met mijn vierpersoonsgezin
met twee werkende ouders te rijmen

ik zeg tegen de juf mijn vader
misbruikt me
ze schudt haar hoofd
en slaat haar armen over elkaar
alsof ze voor vandaag genoeg
verhalen over misbruik heeft gehoord

ik loop naar het politiebureau
van Melton Mose
de agent vraagt
hoe heet je vader
heeft-ie je verkracht
ik laat mijn hoofd hangen
omdat de vrouw naast me
zo te zien kwaad op me is
want de agent is
bezig haar documenten
te certificeren

een of andere dronken
vrouw in de hoek
springt overeind en zegt
ho effe
meneer agent moet
niet zo beledigend tegen haar doen
een andere politieman komt binnengelopen
hou je mond jij
kom de boel hier niet erger maken
jij komt zelf om de andere
dag met een verkrachtingszaak aanzetten

 

Vertaald door Alfred Schaffer

 


Ronelda Kamfer (Blackheath, 16 juni 1981)

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

 

Bart, café de Plak II

Hij was zo jong en mooi, ik de verlegen
verkenner van een wereld buiten mij.
Er gingen jaren onverhoeds voorbij,
die toch verleden bergen en bewegen.

Ik heb hem zwijgende meer lief gekregen.
Geen ander was daar beter voor dan hij.
Hij danste, schonk de glazen vol en wij
begrepen zonder woorden en wij zwegen.

Zo raakte ik te midden van muziek,
gepraat en rinkelen van glas stilaan
met zijn bestaan vertrouwd en zijn ritmiek.

Als later elk geluid zal zijn verflauwd,
zal er dit beeld nog zijn: een bar, een kraan
en Bart, die onvermoeid zijn kauwgom kauwt.   

 


Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
“Surreal spirits” door Patti Mollica, 2016

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2019 en ook mijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Christoph Meckel

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

Uit: Russische Zone

„Im amerikanischen Juni nach dem Ende des Weltkriegs wurde ich sanglos-klanglos zehn Jahre alt. Wir überlebten und lebten weiter, aus dem Haus der Großeltern wegquartiert – die Militärbehörde war gnadenlos, das gebrochene Bein der Großmutter war ihr egal –, im vierten Stock eines bombenbeschädigten Wohnblocks am Westrand Erfurts. Unterm Fenster verlief eine Katzenkopf-Straße, von verirrten Granaten der Deutschen zu Steinschutt verhackstückt – Erfurt wurde zuletzt aus dem Zentrum mit fünf oder sechs Geschützen verteidigt. Gegend der Bombentrichter, verwüstete Gärten, öde Feldflächen bis an den Steigerwald. Das waren Kohlfelder – sie erschienen mir endlos –, vor der Ernte von allen Seiten gerecht beklaut, danach von Hungernden in Besitz genommen; Kinderhände, Altweiberfinger rupften wie Viehmäuler schnell und geübt die zurückgelassenen Reste Kohl; noch einmal fand der vorletzte Hunger bescheidene Reste in Staub und Schlamm; packte der letzte Hunger zum letzten Mal, was von Blatt und Strunk kaum noch sichtbar herumlag.
Nach wenigen Wochen waren die Amerikaner zum neuen Weltbild der Deutschen geworden. Die Gewißheit, im Westen am Leben zu sein, beruhigte den Menschen, der übrig war, und belebte seinen Wunsch nach menschenmöglicher Zukunft. An der nahen Kreuzung, von der Veranda aus sichtbar, war ein Checkpoint improvisiert für jeden, der im Untergrund den Krieg überlebte, Verfolgung und Urteil entkommen war. Plakate und Lautsprecher machten die Stelle bekannt. Es kamen irre Gestalten zum Vorschein, die hier niemand gesehn noch vermutet hatte, Knochengeschöpfe in Lumpen, unschlüssig, verhuscht, von entschlossenen Gesichtern hingeführt, Männer und Frauen, allein, ohne Kinder. Ich hatte kein einziges Kind bemerkt und konnte mir denken, daß es Leute gab, die keinen Grund hatten, an den Checkpoint zu gehen. Wäre ich hingegangen? Ich wußte es nicht. Ich hätte mich ohne den Checkpoint befreiter gefühlt.
Es erschien auch ein alter Offizier – aus dem ersten in den zweiten Weltkrieg verschlagen – in zerknitterter Uniform, behängt mit Orden, nachdrücklich hinkend in ausgetretenen Stiefeln. Er salutierte vor den verblüfften GIs, über-gab eine Waffe, wurde abgeführt, in der nächsten Querstraße stand ein geschlossener Jeep. Das geflüsterte Wort der Nachbarn hieß Deserteur, mir wurde versichert, daß ihm nichts passierte. Dem zieht man die Uniform ab und läßt ihn laufen. Woher der Mensch kam, wurde nicht bekannt.”

 

Het was de adem in de sneeuw

Het was de adem in de sneeuw en de wijn in de ochtend
de autopech in de rivierbedding, de vos in de bergen
het was de muis die een scheiding door het gras trok
en het was het van regenbuien druipende haar.
Nu is het dat gepraat over de sneeuw en de adem
de rivier, de wijn, het haar. De rest is gewoon gepraat.
En de muis, het gras, de muis – hoe zat dat met de muis.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph Meckel (12 juni 1935 – 29 januari 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juni ook mijn blog van 12 juni 2020 en eveneens mijn blog van 12 juni 2019 en ook mijn blog van 12 juni 2016 deel 2.

Sophie van der Stap, Christoph Meckel

De Nederlandse schrijfster Sophie van der Stap werd geboren in Amsterdam op 11 juni 1983. Zie ook alle tags voor Sophie van der Stap op dit blog.

Uit: Een blauwe vlinder zegt gedag

“Je bent ziek en gaat misschien hetzelfde jaar nog dood. De werkzaamheden langs de weg liggen plotseling stil. Tot deze tijdelijke adempauze had ik nooit kunnen bedenken dat ik ooit nog het leven zou leiden dat ik vandaag de dag leef, door op een middag niet alleen mezelf in de spiegel terug te zien, maar ook mijn eigen sterfelijkheid. Ik wist toen nog niet dat die ongewenste gast naast mij in de spiegel mijn spiegelbeeld beter vormgaf dan iedere andere spiegel ooit had gedaan. Ik wist ook nog niet dat in dat spiegelbeeld een schrijver verborgen lag of een vrouw die tot leven komt in de armen van een tangodanser. Als je maar lang genoeg kijkt, breekt er altijd wel iets. Een stukje onbevangenheid, of misschien een ander stukje romantiek. Sinds die ene dag in januari, toen ik de dood de hand schudde, is mijn leven een aaneenschakeling van momenten geworden. Ik reis van moment naar moment, zonder me ergens te vestigen. Het fenomeen tijd ziet er heel anders uit als voorheen, toen ik nog langetermijnplannen had. Tijd is geen bron meer, zo diep dat de bodem verder weg is dan je zicht reikt. Een bodem zo peilloos dat zelfs de zon zijn laagste punt niet bereiken kan. Het is slechts nog een plasje, dat met iedere zonnestraal kleiner wordt. Ik moest me niet alleen zien los te maken van de toekomst, maar ook van het verleden, waar mijn dromen zo opgevoerd waren. Pas toen ik alles losliet, lukte het me me vast te grijpen aan hetgeen wat me te doen stond: overleven. Ik putte geluk uit wat ik had en berusting uit wat ik niet had. En berusting leidt tot nieuwe dromen en deuren. Die spiegel voelde leeg aan, zo zonder de jongemeisjesdromen van gisteren en de weloverwogen plannen van morgen die in alles wat ik deed als hete wax aan me kleefden, maar gek genoeg ook heel bevrijdend. Zonder verwachtingen is alles makkelijker, en zelfs leuker. Mijn dromen bleken veel dichter bij huis te liggen dan ik ooit had gedacht. De paradox in dezen is dat het niets van de dood me heel dicht bij de bron van het leven heeft gebracht. Van geboren worden in een maas van etiketten en stickers, tot mens worden zoals ik denk dat de mens bedoeld is te zijn, universeel en ongebonden. Die dag in maart, de 27ste, toen de aprilwind al in mijn rug duwde om mij vooruit te waaien, bevond ik mezelf op een splitsing tussen twee werelden.”

 


Sophie van der Stap (Amsterdam, 11 juni 1983)

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Stemmen in de make-up kamer

Hij was geen koning,
geen acteur in de rol van koning.
Was geen rechter,
geen acteur in de rol van rechter,
en was geen dief.
Wisselende stemmen in de make-up kamer
echoden: jij bent de nar achter het gordijn.
Toen de tijd bevroor tot een symbool,
de dood liet gaan, de priesters verdreef,
loop jij met de bel
door de lege binnenplaatsen van de Verboden Stad
en roept: Ik was geen koning
en was geen Shylock,
geen acteur in de rol van Shylock.
Was geen killer,
geen acteur in de rol van killer,
en ben de nar met de bel!

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph Meckel (12 juni 1935 – 29 januari 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juni ook mijn blog van 11 juni 2021 en ook mijn blog van 11 juni 2020 en eveneens mijn blog van 11 juni 2019 en ook mijn blog van 11 juni 2017 deel 2.

Jan Brokken, Christoph Meckel

De Nederlandse schrijver Jan Brokken werd geboren op 10 juni 1949 in Leiden. Zie ook alle tags voor Jan Brokken op dit blog.

Uit: De weemoed van de reiziger 

“Ik was in Collioure en zag een brievenbus op de begraafplaats. Niet een namaakkastje, nee, een echte brievenbus van de Franse posterijen, bevestigd aan een staande grafsteen. Of beter nog: half ingemetseld in die steen. Je kon er een brief in posten, en aan de klep te voelen, die soepel openging, hadden heel wat mensen dat in de loop der tijden gedaan. De brievenbus moest er al lang hangen, de oorspronkelijk gele kleur was vervaagd, het ijzer geoxideerd. Het was een rouwende brievenbus geworden maar het logo van de Franse posterijen bleef duidelijk herkenbaar.
Over het uur van de lichting gaf de brievenbus geen uitsluitsel, en in het licht van de eeuwigheid is dat ook wel te begrijpen. Haast houdt op bij het hek van het kerkhof.
Je moest je diep vooroverbuigen om een brief te posten. Na een vluchtige blik om me heen knielde ik neer, want dat leek me de beste manier om het te proberen. Mijn linkerknie vond steun op de liggende grafsteen, wat ik toch een tikkeltje oneerbiedig vond. Ik richtte me snel weer op en vergewiste me ervan dat niemand me had opgemerkt.
Ik bleef geruime tijd wachten, in de schaduw van een paar parasoldennen en een enkele cipres. Waar hoopte ik op? Dat een oud dametje er een brief kwam posten, een brief op hemelsblauw papier die ze eigenlijk al haar hele leven had willen schrijven? Of dat een jongeman met halflang sluik haar en het brilletje van een boekenwurm zou neerknielen voor het graf en een paar woorden zou prevelen, als was het een gebed. Of dat de postbode een brief met wel vijf postzegels kwam bezorgen, postzegels in alle kleuren van de regenboog, een brief die in Sevilla was gepost of in Buenos Aires of in Santiago de Chile?
Na twee uur en vijftig minuten – ik kreeg dorst en had net op mijn horloge gekeken – verscheen een echtpaar met twee kinderen, een jongen van een jaar of tien en een meisje dat van een onbepaalde leeftijd was en zowel elf als veertien kon zijn. Ik verschool me half achter een zerk. De ouders bogen eerbiedig het hoofd, zoon en dochter keken elkaar even aan alsof ze zich afvroegen waar deze poppenkast voor nodig was. Maar de dood is een griezelfilm voor alle leeftijden. Ze trokken hun gezicht in een benauwde plooi, staarden naar de grond en vouwden de handen.”

 


Jan Brokken (Leiden, 10 juni 1949)

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Een andere aarde

Zodra de bomen geteld zijn en de bladeren
blad voor blad naar de instanties zijn gebracht,
zullen we weten wat de aarde waard was.
Duiken in rivieren vol water
en kersen plukken op een ochtend in juni
zal een voorrecht zijn, niet voor velen.
Graag zullen we aan de versleten wereld
Terugdenken, toen de tijd zich vermengde
met monsters en engelen, toen de lucht
een open schacht was voor de rook
en vogels in zwermen over de snelweg vlogen
(we stonden in de tuin, en onze gesprekken
hielden de tijd tegen, het sterven van de bomen
vluchtige legendes van brandnetelkruid).
Shut up. Een andere aarde, een ander huis.
(Een haviksvleugel in de kast. Een blad. Een water.)

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph Meckel (Berlijn, 12 juni 1935)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juni ook mijn blog van 10 juni 2024 en ook mijn blog van 10 juni 2021 en ook mijn blog van 10 juni 2020 en eveneens blog van 10 juni 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Pfingstlied (Georg Weerth), Marie Howe

 

Prettige Pinksterdagen!

 


Vuurwerk van de Geest door Christel Holl, z.j.

 

Pfingstlied

Sie herzten sich und sie küssten sich
Mit liebevoller Gebärde.
Der junge Herr Frühling wonniglich,
Der besuchte die alte Frau Erde.

Er ist der guten, ehrlichen Frau
Mit eins an den Hals gesprungen,
Dass bis hinauf in den Himmel blau
Nur Lust und Jubel erklungen.

“Mein Sohn, es freut mich, dass du hier!
Lang währte des Winters Tosen.
Meine Felder brauchen die goldne Zier,
Meine Gärten Lilien und Rosen.

Verstummt sind all meine Nachtigalln,
Seit ich dich verloren hatte;
Drum schmücke den Vögeln die grünen Halln
Und den Hirschen die blumige Matte.

Ich habe so oft an dich gedacht,
Wenn es stürmte wilder und wilder;
Doch sprich, was hast du mir mitgebracht
Für die lieblichen Menschenbilder?”

“Für die Menschenbilder?” versetzte da
Der junge Herr Frühling stutzend –
In die Tasche griff er behend: “Voilà!
Revolutionen ein Dutzend.”

 


Georg Weerth (17 februari 1822 – 30 juli 1856)
De Erlöserkirche in Detmold, de geboorteplaats van Georg Weerth

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Naar huis lopend

Alles sterft, zei ik. Hoe kwam ik daarbij?
Een boom? De winter? Ik niet, zei ze.

En ik zei: O ja? En zij zei: Ik reïncarneer.
Ha, zei ze, Tot over een paar duizend jaar!

Waarom jaren, wilde ik weten, waarom geen minuten? Dagen?
Ze vond dat zo grappig – Ha Ha – dubbelgevouwen –

Jaren, zei ze vol vertrouwen.
Ik denk dat jij en ik elkaar al een paar levens kennen, zei ik.

Ze zei: Ik ben nog nooit eerder een ziel op deze aarde geweest.
(Het was koud. We hadden honger.) De volgende keer ben jij de moeder, zei ik.

No way, Jose, zei ze, terwijl we de laatste winderige bocht omsloegen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2024 en ook mijn blog van 9 juni 2020 en eveneens mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Pfingstlied (Gustav Falke), Nikki Giovanni

 

Prettige Pinksterdagen!

 


De uitstorting van de Heilige Geest door Otto van Veen, 1873

 

Pfingstlied

Pfingsten ist heut, und die Sonne scheint,
Und die Kirschen blühn, und die Seele meint,
Sie könne durch allen Rausch und Duft
Aufsteigen in die goldene Luft.

Jedes Herz in Freude steht,
Von neuem Geist frisch angeweht,
Und hoffnungsvoll aus Tür und Tor
Steckt’s einen grünen Zweig hervor.

Es ist im Fernen und im Nah’n
So ein himmlisches Weltbejah’n
In all dem Lieder- und Glockenklang,
Und die Kinder singen den Weg entlang.

Wissen die Kindlein auch zumeist
Noch nicht viel vom heiligen Geist,
Die Hauptsach spüren sie fein und rein:
Heut müssen wir fröhlichen Herzens sein.

 


Gustav Falke (11 januari 1853 – 8 februari 1916)
De St. Marienkirche in Lübeck, de geboorteplaats van  Gustav Falke

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

ik ben niet eenzaam

ik ben niet eenzaam
nu ik helemaal alleen slaap

je denkt dat ik bang ben
maar ik ben een grote meid
ik huil niet
of zoiets

ik heb een heerlijk
groot bed
om in te rollen
en veel ruimte
en ik droom geen
nare dromen
meer
zoals vroeger waarin
je me verliet

nu je weg bent
droom ik niet
en wat je ook denkt
ik ben niet eenzaam
nu ik helemaal alleen
slaap

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Het museum van de onschuld (Vertaald door Margreet Dorleijn)

“Het bleek het gelukkigste moment van mijn leven te zijn, maar ik besefte het niet. Als ik het wél had beseft, had ik dat geluk dan in stand kunnen houden? Had alles dan een totaal andere wending genomen? Zeker, als ik me had gerealiseerd dat dit het allergelukkigste moment van mijn leven was geweest, had ik het nooit zomaar weg laten glippen. Dit wonderbaarlijke, gouden moment waarin ik volledig vervuld was van een diepe sereniteit duurde misschien niet langer dan een paar seconden, maar het geluk leek zich voor mij over uren, ja jaren uit te strekken. Het moment deed zich voor rond kwart voor drie op maandag, de z6ste mei van het jaar 1975. Het was alsof wij verlost waren van alle schuld, zonde, straf en berouw, en de wereld vrij was van de wetten van zwaartekracht en tijd. Ik kuste Fsuns schouder, die bezweet was van het vrijen, sloeg behoedzaam mijn armen van achter om haar heen, drong voorzichtig bij haar binnen en beet zachtjes in haar linkeroor. Toen was het of de oorbel die ze in had een moment in de lucht zweefde en vervolgens uit zichzelf naar beneden viel. Z,6 gelukkig waren we dat we die oorbel totaal niet leken op te merken, die oorbel waar ik die dag in het geheel geen aandacht aan had geschonken, en we gingen gewoon door met kussen. Buiten glansde de hemel zoals hij dat alleen maar doet op een lentedag in Istanbul. Door de warmte raakten de inwoners van de stad bezweet; ze hadden hun winterse gewoonten nog niet afgelegd. Binnen, in winkels en gebouwen, en onder de linde- en kastanjebomen was het echter nog koel. Een dergelijke koelte steeg ook op uit het muf ruikende dunne matras, waarop wij hadden liggen vrijen, alles om ons heen vergetend als twee gelukkige kinderen. Een lentebries blies door de open balkondeuren, geurend naar lindebloesem en zee, liet de vitrages opbollen en zwaar op onze rug vallen zodat kippenvel over onze naakte lichamen trok. Vanuit de achterkamer in het appartement op de tweede verdieping, vanaf het bed waarop we lagen, konden we kinderen zien voetballen in de achtertuin, ze vloekten verbeten in de meiwarmte. Het drong tot ons door dat de onbehoorlijke dingen die ze elkaar toeriepen, precies die dingen waren die wij met elkaar aan het doen waren, we stopten even midden in onze vrijpartij, keken elkaar diep in de ogen en glimlachten. Maar ons geluk was zo groot en allesomvattend, dat we de grap die ons vanuit de achtertuin werd aangereikt onmiddellijk weer vergaten, net als de oorbel.”

 


Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Altijd Zijn Er De Kinderen

en altijd zijn er de kinderen

er zullen kinderen zijn in de hitte van de dag
er zullen kinderen zijn in de kou van de winter

kinderen als een gewatteerde deken
worden verwelkomd in onze ouderdom

kinderen als een blok ijs voor een woestijnsjeik
zijn tekenen van status in onze jeugd

we voeden de kinderen met onze cultuur
opdat ze onze beproevingen mogen begrijpen

we voeden de kinderen op met onze goden
opdat ze respect mogen begrijpen

we drijven de kinderen in onze voetsporen
opdat ons ras niet tekort zal schieten

maar onze kinderen zijn niet van ons
en wij niet van hen, zij zijn de toekomst, wij zijn het verleden

hoe verwelkomen we de toekomst
niet met het kolonialisme van het verleden
want dat is ons probleem
niet met het racisme van het verleden
want dat is hun probleem
niet met de angst voor onze eigen status
want geschiedenis wordt geleefd, niet gedicteerd

we verwelkomen de jongeren van alle groepen
als de onze met de stevige voedingsstoffen
van voedsel en warmte

we bereiden de weg met de stevige
voedingsstoffen van zelfontplooiing

we moedigen alle jongeren aan zich voor te bereiden op de jeugd,
want er zullen altijd kinderen zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)
In 1973

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

150 Jaar Thomas Mann, Nikki Giovanni

 

150 Jaar Thomas Mann

De Duitse schrijver Thomas Mann werd geboren in Lübeck op 6 juni 1875. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog. Dat is vandaag precies 150 jaar geleden.

Uit: Buddenbrooks

„Ich komme zum erstenmal auf, aber niemand ist so nahe, daß er mich fassen kann; ich komme zum zweitenmal auf, allein die Schute geht mir über den Kopf. Es waren Leute genug da, die mich gerne retten wollten, allein sie mußten erst schieben, daß die Jagd und Schute nicht über mich kämen, und all’ ihr Schieben hätte doch nichts geholfen, wenn nicht in diesem Augenblick ein Tau auf einer Nordfahrerjagd von selbst gerissen wäre, wodurch die Jagd hinaustrieb, und ich also durch Gottes Verhängnis Raum erhielt, und obwohl ich zum drittenmal nicht weiter aufkam, als daß nur die Haare zur Sicht kamen, so gelang es, weil alle die Köpfe, der eine hier, der andere dort, aus der Schute über dem Wasser waren, daß einer, der nach vorne zu aus der Schute lag, mich an den Haaren faßte, und ich griff ihn am Arm. Allein da er sich selbst nicht halten konnte, schrie und brüllte er so gewaltig, daß die anderen es hörten und ihn so geschwind an den Hüften faßten und mit Macht festhielten, daß er standhalten konnte. Auch ich hielt immer fest, wenngleich er mich in den Arm biß, und kam es dadurch dahin, daß er auch mir helfen konnte …« Und dann folgte ein sehr langes Dankgebet, das der Konsul mit feuchten Augen überlas.
»Ich könnte gar vieles anführen«, hieß es an anderer Stelle, »wenn ich gewilligt wäre, meine Leidenschaften zu entdecken, allein …« Nun, hierüber ging der Konsul hinweg und begann hie und da ein paar Zeilen aus der Zeit seiner Verheiratung und seiner ersten Vaterschaft zu lesen. Diese Verbindung war, sollte er ehrlich sein, nicht gerade das gewesen, was man eine Liebesheirat nennt. Sein Vater hatte ihm auf die Schulter geklopft und ihn auf die Tochter des reichen Kröger, die der Firma eine stattliche Mitgift zuführte, aufmerksam gemacht, er war von Herzen einverstanden gewesen und hatte fortan seine Gattin verehrt, als die ihm von Gott vertraute Gefährtin …
Mit der zweiten Heirat seines Vaters hatte es sich ja nicht anders verhalten.


De familie Buddenbrook: v.l.n.r.: Tony (Jessica Schwarz), Christian (August Diehl), Johann (Armin Mueller-Stahl), Thomas (Mark Waschke) en Elisabeth (Iris Berben) in de film Buddenbrooks van regisseur Heinrich Breloer uit 2008

»Ein guter Mann, ein braver Mann,
Ein Mann von Complaisancen« …
trällerte er leise im Schlafzimmer. Bedauerlich, wie wenig Sinn er für alle diese alten Aufzeichnungen und Papiere besaß. Er stand mit beiden Beinen in der Gegenwart und beschäftigte sich nicht viel mit der Vergangenheit der Familie, wenngleich er ehemals dem dicken Goldschnittheft immerhin ein paar Notizen in seiner etwas schnörkeligen Handschrift hinzugefügt hatte, und zwar hauptsächlich in betreff seiner ersten Ehe.
Der Konsul schlug die Blätter auf, die stärker und rauher waren als das Papier, das er selbst hineingeheftet, und die schon zu vergilben begannen … Ja, Johann Buddenbrook mußte diese erste Gattin, die Tochter eines Bremer Kaufmannes, in rührender Weise geliebt haben, und das eine, kurze Jahr, das er an ihrer Seite hatte verleben dürfen, schien sein schönstes gewesen zu sein. »L’année la plus heureuse de ma vie«, stand dort, mit einer krausen Wellenlinie unterstrichen, auf die Gefahr hin, daß Madame Antoinette es las …“

 


Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Mooie zwarte mannen

(Met complimenten en excuses aan iedereen die niet bij naam genoemd wordt)

Ik wil gewoon iets zeggen
over die prachtige, prachtige, prachtige, prachtige, geweldige
zwarte mannen
die met hun afro’s
over straat lopen
‘t is hetzelfde oude gevaar
maar een gloednieuw plezier

die op stoepen zitten, in bars, naar kantoren gaan
getallen verwerken op hun hoeren letten
preken in kerken, hun varkens hoeden
hun honden uitlaten, naar me knipogen
in hun vuurrode, limoengroene, verbrand oranje
koningsblauwe strakke broeken die omvatten
wat ik graag omvat

jerry butler, wilson pickett, the impressions
temptations, machtige, machtige sly
hoeven niets anders te doen dan te lopen
op het podium
en ik schreeuw en stamp en schreeuw
zie een nieuwe generatie mannen in een generatie allemaal
dashiki pakken met bijpassende overhemden
de voering die de stropdassen complimenteert
die glimlachen naar de sandalen
waar vieze tenen me aanstaren
en ik schreeuw en stamp en schreeuw
om meer mooie mooie mooie
zwarte mannen met geweldige afro’s

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e juni ook mijn blog van 6 juni 2020 en eveneens mijn blog van 6 juni 2019 en ook mijn blog van 6 juni 2015 deel 2.