Anna Enquist, Ghayath Almadhoun

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

 

La folia

Wanhoop zit wijdbeens aan de keukentafel.
Als ik haar, moede werkster, bezig laat
komt van mijn dagprogramma niets terecht.
Zij maakt een wind van onrust in het huis
zodat papieren vliegen, koude in de gangen
staat. Uit kast en laden haalt zij tover
en geplakt verdriet van vroeger, zonder
dat ik wil. ‘Als u vandaag de buitenboel
eens deed,’ zeg ik, verkleed als held. Haastig
sluit ik de deur waar ik dan duizelig
en hijgend tegen leun. Hoe lang nog tot ik
hand in hand met haar verdwijn, uitzinnig
dansend boven het ontvlamde veld?

 

Oud

Ze moeten dankbaar zijn, de dag
prijzen, die stille voortgang van
grijze ogenblikken. Ze moeten

stoppen met zeuren. Stapvoetse
saaiheid van de uren omhelzen,
een smalle toekomst bejubelen.

Met innige vreugde de kinderen
op zondag in de tuin zien zitten,
de rimpels tellen in hun wangen.

 

Vlagvertoon

De kapper klakt met zijn tong bezorgd
boven ons spiegelbeeld, de huisarts
pit ons als oude aardappels. Wijsheid

smeren ze over onze wangen, ze vinden
ons mild. Zetten hun kind achteloos
op een trillende schoot. Ze zijn blind.

Kijk toch: de naam van de bloem
ontglipt de geopende mond, we roepen,
gekraakt door verlies, zachtjes om hulp.

Genoeg! Grijp de noodvaan, hijs
de alarmvlag – maar uit de mouw komt
een vleug van lavendel, een zakdoek.

 

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

Bloedbad

Het bloedbad is een dode metafoor die mijn vrienden opeet. Hij eet ze zonder zout. Mijn vrienden waren dichters en werden correspondenten met grenzen. Ze waren moe en ze werden heel erg moe. ‘Ze steken ’s ochtends met lichte tred de brug over’ en sterven buiten de beschermde zone. Ik observeer ze met mijn nachtkijker en volg de warmte van hun lichamen in het donker. Kijk, ze vluchten van het bloedbad en weer terug, en geven zich over aan die enorme massage. Het bloedbad is hun natuurlijke moeder, maar de massaslachting is niet meer dan een klassiek gedicht, geschreven door intellectuele generaals met pensioen. Massaslachtingen passen niet bij mijn vrienden, want dat zijn georganiseerde, collectieve acties en collectieve acties herinneren hen aan de linkse beweging die hen in de steek heeft gelaten.

Het bloedbad wordt vroeg wakker, baadt mijn vrienden in koud water en bloed, wast hun ondergoed en maakt brood en thee voor ze klaar. Dan leert het hun iets over de jacht. Het bloedbad is aardiger voor mijn vrienden dan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het heeft een deur voor hen geopend, toen alle deuren gesloten waren, en hen bij hun naam genoemd, toen de nieuwsuitzendingen zochten naar het aantal slachtoffers. Het bloedbad is het enige dat hun asiel heeft verleend, zonder naar hun achtergrond te kijken. Het is niet geïnteresseerd in hun economische positie en wil niet weten of ze intellectuelen waren, of dichters. Het kijkt naar de wereld vanuit een neutrale invalshoek. Het heeft dezelfde dode trekken als zij, en de namen van hun achtergebleven weduwen. Het loopt net als zij langs akkers en buitenwijken en doemt net als zij plotseling op in een ingelaste nieuwsuitzending. Het bloedbad lijkt op mijn vrienden, maar het bereikt de afgelegen dorpen en de scholen van de kinderen altijd eerder dan zij.

Het bloedbad is een dode metafoor die uit de televisie komt en mijn vrienden opeet, zonder ook maar één snufje zout

 

Vertaald door Djûke Poppinga

 

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2020 en eveneens mijn blog van 19 juli 2019 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Anna Enquist, Ghayath Almadhoun

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Typologie van de drenkeling

Ze klimmen aan de uitgestoken hand de kant
op, kijken langs je heen; op weg weer, als zij
waren toen ze in dit nat abuis verzeilden. Dank-
bare schimmen die zich sluiten als het water zelf.

Soms brengt de dreg sereen en willoos materiaal
in vreemd geplooide stof. De dood als regisseur
van stilstaand beeld drapeert het water dat
vibreert boven die onbekend werd in elk element.

Dan nog: die schopt en spuugt en slaat en diep
gekrenkt zijn redding tegengaat. Die onvermoeibaar
stinkend water door de kamer waaiert: nee, niet
zo, niet met zo’n pijn wil hij gered zijn, nee.

Langs muren van vuur gaan wij op huis aan.

 

Binnen

Straathoek waar zij niet staat,
fietser die haar rug leent, ademloze
stilte van haar telefoon. Zij verschijnt
mij in het missen. Zoeklichten
richt ik op de buitenkant.

Geef op. Laat gaan.

Binnen hangt zij met heel haar gewicht
in mijn voeten, klauwen haar vingers
om mijn slokdarm. Strak
achter mijn wangen spant zij
een breiwerkje van ijzerdraad.

 

Klein duet

De warme herfstzon in het park
kleurt stof en blaren donkergoud.
Terwijl wij gaan over oud gras langs
grind langs vijver langs plataan
slingert het lied achter ons aan.

Wat zwaarte heeft zakt weg: boom,
steen en aarde. Over twintig jaar
maakt dat wat niet in licht, niet
in gewicht te vangen is de tranen
los over oud vel, doet stijve
schouders schokken: teder spel
van stem om stem in stem.

 

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

 

Vrouwen

De vrouwen die sinds het begin van de geschiedenis de druiven met hun voeten stampten.
De vrouwen in Europa die
met kuisheidsgordels werden vergrendeld.
De tovenaressen die in de Middeleeuwen werden verbrand.
De schrijfsters van de negentiende eeuw, die schreven
onder mannelijk pseudoniem, zodat ze konden publiceren.
De theepluksters in Ceylon.
De vrouwen van Berlijn, die na de oorlog hun stad weer hebben opgebouwd.
De katoenboerinnen in Egypte.
De Algerijnse vrouwen, die hun lichaam insmeerden met uitwerpselen, zodat de Franse soldaten
hen niet zouden verkrachten.
De sigarenmaagden in Cuba.
De bende van de zwarte diamanten in Liberia.
De sambadanseressen in Brazilië.
De vrouwen in Afghanistan die hun gezicht door zoutzuur hebben verloren.
Mijn moeder.
Het spijt me.

 

Vertaald door Djûke Poppinga

 

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2020 en eveneens mijn blog van 19 juli 2019 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

75 Jaar Anna Enquist, Dom Moraes

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog. Anna Enquist viert vandaag haar 75e verjaardag.

Fantoom

Het is een woord voor pijn die geen
bestaansrecht heeft; je lijdt aan
een afwezigheid, je snakt met hart
en huid naar wat er eerst nog was.

Wat afgesneden is dringt zich bedrieglijk
op, je strekt je armen blind naar
de verzaagde voet, een leegte,
het verdwenen kind. Het is een naam

voor wat zich voordoet in de zestien
meter van de ziel: een spookbeeld snelt
de doelmond in en doet alle verlies
teniet, maakt alles goed.

 

Andante

Als de tocht niet meer voert naar de
plaats waar alles weer goed komt,
wat houdt haar gaande? Rood zand
op het fresco verbleekt, troost verkleint
tot een blik, tot een handpalm.
Als niet wanhoop met windkracht tien
in haar rug staat, wat houdt haar in gang?

De straatstenen houden haar gaande,
ogen likken de gevels, de keel
is gulzig naar lucht. Haar houdt
in gang het plezierpaard lijf dat
geen halt verstaat. Haar hakken
slaan vuur uit de tegels. Dat zij gaat
houdt haar gaande. Zij gaat.

(Brahms, Sextet opus 18, deel 11)

 

Voorjaarsrief

Gerrit ik schrijf je het wordt lente,
er ligt bros ijs op de tafel – gaan we

dit jaar weer van rotsblokken springen,
vrolijke rookvanen wegblazen, verdwenen

dichters bezingen? Nu, het wordt lente,
het schrijnt waar zij weggescheurd werden,

de onzen, we staan nog te trillen; veel
vocht verloren, pijn onder de kleren.

Het verborgene vlijtig meten in regels,
met timmermansoog, daarover spreken.

Jij woont in je tachtigste lente, we zwijgen.
Ik schrijf je. Het laatste adres is bekend,

onze postnummers staan al gekerfd
in de steen. De woorden steeds dunner,

de rook op z’n ijlst, op z’n best.
Ik schrijf je. Daar gaan we heen.

Voor Gerrit K.

 

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra. Zie ook alle tags voor Dom Moreas op dit blog.

Sleutel

Zand in het Victoriaanse slot, stroef,
Moeilijk open te schroeven,
Om mij toe te laten tot de zeven bemoste trappen
En de slecht onderhouden tuin.

Wie anders rent in mijn herinnering op me af
Door bloemen die geen liefde heeft vertrapt
Dan het kind met bruin haar en ogen,
Dat helemaal onder de toffee zit?

Ik lik zijn wangen. Ik stuiter hem in de lucht.
Twee stuiteringen, hij verdwijnt.

Vijftien jaar later komt hij weer omlaag,,
Niet als verlaat kind, maar als brief
Die mij naar zijn vader vraagt die nu niets bezit:
Geen tuin, geen huis, zelfs geen sleutel.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Dom Moraes (19 juli 1938 – 2 juni 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2019 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Frank Norbert Rieter, Anna Enquist, Laurent Binet, Ghayath Almadhoun, Jean-Pierre Faye, Lucas Malan, Dom Moraes, Gottfried Keller, Dolce far niente

Dolce far niente – Bij de Nijmeegse Vierdaagse

 

Vierdaagse intocht Via Gladiola door Ingrid Claessen, 2013


Geen gedicht

Ik wilde de vierdaagse vangen
het wandelen grijpen in een vers
De ziel beschrijven van de feesten
zonder de woorden bier en blaren
te gebruiken, dat ik kon schrijven
van de mensen, al de dagen en het ritme
van de tocht, zonder herrie of gedruis
dat wat zou blijven, de ervaring
van die tocht naar alle windstreken
en het bewegen door de straten
als het stromen van de Waal
ik kreeg blaren op mijn vingers
door het schrappen en het strepen
vond geen woorden voor de mars,
noch voor het zingen langs de lanen
of het verkoeveren in de luwte van de brug
de zon looide mijn lege hoofd
bier verkoelde mijn ingewanden
de feesten masseerden mijn gemoed
na vier dagen legde ik mijn pen neer
en kocht voor mijzelf een gladiool

 

Frank Norbert Rieter (Nijmegen, 16 juni 1973)
De intocht van de Vierdaagse in Nijmegen


De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Uit: Want de avond

“Niets blijft hetzelfde, denkt Jochem terwijl hij langzaam om zijn as draait en zijn blik over het nieuwe atelier laat gaan. Alles verandert, hoe je je ook inspant om de oude situatie in stand te houden. Ik heb ramen, al verberg ik ze achter de elegante lamellen van de modieuze zonwering, zodat ik me in het half ondergrondse hok kan wanen waar ik me thuis voelde. Ik heb witgesausde muren, onbekraste planken, roestvrijstalen werkbladen en keurige kasten met schuifdeuren. Daar vecht ik tegen, gewapend met de troep die ik heb meegenomen: bemorste lijmpannen met aangekoekte strepen, beitels met versleten handgrepen, stokoude mallen en vieze lappen. Om het nieuwe teniet te doen leg ik het oude overal neer. Maar hetzelfde is het niet. De zoldering is hoger, de tl-buizen zijn feller. Boven de werkbank hangt een beweegbare operatielamp. In de lade, die nog net zo moeizaam opengaat als vroeger, liggen de tandartsspiegeltjes en de haken om de f-gaten mee binnen te komen tussen smerige penselen en brokjes hars.
Het atelier heeft een L-vorm en aan het einde van de korte poot lijkt het wel een huisje. Een aanrecht met elektrische plaatjes en een koffiemachine, wc en douche achter een ondoorzichtige glazen wand. Een bank waarop je zou kunnen slapen, een keukentafel met gebruikte kopjes en een suikerpot. Het huiselijke gedeelte is van het atelier gescheiden door een hoge kast. Aan de keukenkant is die volgestouwd met vaatwerk, opgevouwen handdoeken en kleding. Aan de werkzijde zijn de planken gevuld met glazen potten om lak in te bewaren, met tijdschriften over vioolbouw in verschillende talen en met dozen vol noodzakelijke prullen en spullen: sourdines, kammen, snaren, stemknoppen, schoudersteunen. Het ziet er al lekker vol uit, ziet hij met tevredenheid.
Hij knipt de operatielamp aan en kijkt naar een viool die in een wiegje van schuimrubber op de werkbank ligt. Wat is er met je, mag ik even naar je kijken? Hij is een vriendelijke kinderarts. Niet bang zijn, het doet geen pijn en het licht is alleen maar fel om beter te kunnen zien. Voorzichtig tokkelt hij met zijn duim de snaren aan, een voor een. Goed zo. Op de ene schouder van het instrument is de lak weggesleten. De kam staat niet goed recht en ziet eruit of hij zomaar kan omklappen.”

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)


De Franse schrijver Laurent Binet werd geboren in Parijs op 19 juli 1972. Zie ook alle tags voor Laurent Binet op dit blog.

Uit:De zevende functie van taal (Vertaald door Liesbeth van Nes)

“In de Flore zien ze een blond vrouwtje naast een man zitten die loenst achter dikke brillenglazen en nogal ziekelijk oogt, zijn kikkerhoofd zegt Bayard wel iets, maar voor hem zijn ze niet gekomen. Bayard ontdekt mannen van onder de dertig en spreekt hen aan. Het zijn voor het grootste deel gigolo’s die hier iemand proberen op te pikken. Kenden ze Barthes? Allemaal. Bayard ondervraagt hen een voor een terwijl Simon Herzog Sartre vanuit zijn ooghoeken in de gaten houdt: hij ziet er helemaal niet gezond uit en blijft maar hoesten, terwijl hij trekjes van zijn sigaret neemt. Françoise Sagan klopt hem bezorgd op zijn rug. Een jonge Marokkaan is de laatste die Barthes heeft gezien, op het moment dat de grote criticus in onderhandeling was met een nieuweling, zijn naam kent hij niet, maar ze zijn met zijn tweeën vertrokken, hij weet niet wat ze hebben gedaan, waar ze naartoe zijn gegaan of waar hij woont, maar waar hij die avond te vinden is weet hij wel: in Bains Diderot, een sauna bij het Gare de Lyon. ‘Een sauna?’ zegt Simon Herzog verbaasd, als er een fanaticus met een sjaal binnenkomt en tegen niemand in het bijzonder begint te roepen: ‘Kijk nou toch eens naar die koppen! Die hebben niet lang meer te gaan! Luister goed, een burger moet regeren of sterven, en zo is het! Drink! Drink uw Fernet op de gezondheid van uw maatschappij! Profiteer, profiteer! Verjaag! Takel af! Leve Bokassa!’ Een paar gesprekken vallen stil, de stamgasten bekijken de nieuwkomer met een droefgeestige blik, de toeristen proberen te genieten van de attractie zonder goed te begrijpen wat die precies inhoudt, maar de obers blijven drankjes serveren alsof er niets aan de hand is. Overdreven theatraal met zijn arm zwaaiend richt de profeet met de sjaal zich tot een imaginaire persoon en roept zegevierend uit: ‘Het is niet de moeite om te rennen, kameraad, de oude wereld ligt vlak voor je!’
Bayard vraagt wie dat is, de gigolo zegt dat het Jean-Edern Hallier is, een soort aristocratische schrijver die vaak herrie trapt en beweert dat hij minister wordt als Mitterrand volgend jaar wint. Bayard merkt de omgedraaide v van de mond op, de schitterende blauwe ogen, het voor aristocraten of mensen uit de hogere burgerij typische accent, dat grenst aan een spraakgebrek. Hij gaat verder met de ondervraging: wat is dat voor iemand, die nieuweling? De jonge Marokkaan beschrijft een Arabier met een zuidelijk accent, een oorringetje en haar dat in zijn gezicht hangt. Nog steeds luidkeels geeft Jean-Edern hoog op van de verdiensten van de ecologie, de euthanasie, de piratenzenders en de Metamorphosen van Ovidius, van de hak op de tak. Simon Herzog kijkt naar Sartre die naar Jean-Edern kijkt. Als Jean-Edern merkt dat Sartre daar zit, gaat er een huivering door hem heen. Sartre staart peinzend naar hem. Als een simultaantolk fluistert Françoise Sagan in zijn oor.”

Laurent Binet (Parijs, 19 juli 1972)


De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

How I became…

Her grief fell from the balcony and broke into pieces, so she needed a new grief. When I went with her to the market the prices were unreal, so I advised her to buy a used grief. We found one in excellent condition although it was a bit big. As the vendor told us, it belonged to a young poet who had killed himself the previous summer. She liked this grief so we decided to take it. We argued with the vendor over the price and he said he’d give us an angst dating from the sixties as a free gift if we bought the grief. We agreed, and I was happy with this unexpected angst. She sensed this and said ‘It’s yours’. I took it and put it in my bag and we went off. In the evening I remembered it and took it out of the bag and examined it closely. It was high quality and in excellent condition despite half a century of use. The vendor must have been unaware of its value otherwise he wouldn’t have given it to us in exchange for buying a young poet’s low quality grief. The thing that pleased me most about it was that it was existentialist angst, meticulously crafted and containing details of extraordinary subtlety and beauty. It must have belonged to an intellectual with encyclopedic knowledge or a former prisoner. I began to use it and insomnia became my constant companion. I became an enthusiastic supporter of peace negotiations and stopped visiting relatives. There were increasing numbers of memoirs in my bookshelves and I no longer voiced my opinion, except on rare occasions. Human beings became more precious to me than nations and I began to feel a general ennui, but what I noticed most was
that I had become a poet.

Vertaald door Catherine Cobham

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)


De Franse schrijver en filosoof Jean-Pierre Faye werd geboren in Parijs op 19 juli 1925. Zie ook alle tags voor Jean-Pierre Faye op dit blog.

Droit de suite

I
Où monte la crête de montagne
au-dessus des pentes, par
delà l’intervalle
la cassure pleine de son
drainant les échos
vers le soir de fumier et d’insectes et l’odeur de minerai
l’arête de parpaing effritée ou la longue mâchoire de poils
la chaleur lente d’animal le rouge rouillé de la plante
à ce point de soir et de terre, où
convergent les aines et les jambes

où se mêlent sens et son
le goût de fadeur et de fibre
les tiges à hauteur de ventre
le plomb du jour le ton de l’écoute
le gris des mains la mollesse des veines
le sang tombé dans le fond du poignet
la peau fermée et l’impasse des mains
la voix réunie la fonction de fer
le battement de l’artère saignée
le chaud d’aisselle le sel de l’étain
le métal vénéneux à ciel ouvert
la jambe ouverte l’eau de la langue

où ceci est noué et séparé
attaché et tiré

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)

 

De Zuidafrikaanse dichter Lucas Cornelis Malan werd geboren in Nylstroom op 19 juli 1946. Zie ook alle tags voor Lucas Malan op dit blog

Selfportret

Rembrandt van Rijn het hierdie genre vervolmaak.
Hy van die Jodenbreestraat wat só vaardig, keer
op keer vleiende protrette van die rykes kon maak,
het tegelyk sy slag daarmee op homself gekeer.

Soveel keer so het hy dit weergegee: die trotse figuur
van ‘n jonkheer wat swierig geklee staan en pronk;
sy mooi gelaat hooghartig voor dié wat hom begluur
in sy glansende verfgewaad. Skilderagtig jonk.

Vat nou enige van daardie veeltal as eksemplaar
en gaan kyk hoe dit met die laaste twee vergelyk:
Dié gee ons ‘n droewe ou man wat na aan trane lyk.
Daar is niks. Net verdigte verdriet wat na buite staar.

Kyk nou die eie albums deur. Let op die gesig, die lyf.
Hoe meesterlik word jý in die Rembrandt-styl herskryf.

 

Self-portait

This genre was perfected by Rembrandt van Rijn
of Jodenbree Street who so deftly drew
flattering portraits on canvas time and again,
firstly of the wealthy, then his own likeness too.

He painted so often that proud figure there
of a preening nobleman, clothes richly hung
on his haughty frame, eyes holding all who stare
at his lustrously rendered attire. Picturesquely young.

Now, as an example, take the final two,
comparing them with any one of those:
There find a pitiful old man so close
to tears. Just concentrated sorrow confronting you.

Page through your own albums now. Note the face and profile.
How masterfully you are recreated in the Rembrandt style.

 

Vertaald door Charl J.F. Cilliers & Lucas Malan

Lucas Malan (19 juli 1946 – 15 april 2010)


De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra. Zie ook alle tags voor Dom Moreas op dit blog.

A Room by the Sea

Will, like the fingers of an empty glove.
A table weighed with silence like a parting.
The sea outside. And a shoe filled with nothing,
Looking for a foot that took its leave.

A fortress of restraint moved by two feet.
Almost books. And a glass without a use.
A bit of old air: two years, perhaps, since it
Refused to go out, and stayed here for always.

And suddenly a seawind feels me
As women feel the cloth in a store;
Is he good, will he wash well in the laundry?

Later I wove a flag of doubt once more.
I hung it up, and looked outside to find
How it clatters, moving in the wind.

 

Architecture

The architecture of an aunt
Made the child dream of cupolas,
Domes, other smoothly rounded shapes.
Geometries troubled his sleep.

The architecture of young women
Mildly obsessed the young man:
Its globosity, firmness, texture,
Lace cobwebs for adornment and support.

Miles from his aunt, the old child
Watched domes and cupolas defaced
In a hundred countries, as time passed.

A thousand kilometres of lace defiled,
And much gleaming and perfect architecture
Flaming in the fields with no visible support.

Dom Moraes (19 juli 1938 – 2 juni 2004)

 

De Zwitserse schrijver Gottfried Keller werd geboren in Zürich op 19 juli 1819. Zie ook alle tags voor Gottfried Keller op dit blog.

Wandl ich in dem Morgentau

Durch die dufterfüllte Au,
Muß ich schämen mich so sehr
Vor den Blümlein ringsumher!

Täublein auf dem Kirchendach,
Fischlein in dem Mühlenbach
Und das Schlänglein still im Kraut,
Alles fühlt und nennt sich Braut.

Apfelblüt im lichten Schein
Dünkt sich stolz ein Mütterlein;
Freudig stirbt so früh im Jahr
Schon das Papillonenpaar.

Gott, was hab ich denn getan,
Daß ich ohne Lenzgespan,
Ohne einen süßen Kuß
Ungeliebet sterben muß?

 

Nachtfalter

Ermattet von des Tages Not und Pein,
Die nur auf Wiedersehen von mir schied,
Sass ich und schrieb bei einer Kerze Schein,
Und schrieb ein wild und gottverleugnend Lied.
Doch draussen lag die klare Sommernacht,
Mild grüsst mein armes Licht der Mondenstrahl,
Und aller Sterne volle goldne Pracht
Schaut hoch herab auf mich vom blauen Saal.

Am offnen Fenster blühen dunkle Nelken
Vielleicht die letzte Nacht vor ihrem Welken.

Und wie ich schreib’ an meinem Höllenpsalter,
Die süsse Nacht im Zorne von mir weisend,
Da schwebt herein zu mir ein grauer Falter,
Mit blinder Hast der Kerze Docht umkreisend;
Wohl wie sein Schicksal flackerte das Licht,
Dann züngelt’ seine Flamme still empor
Und zog wie mit magnetischem Gewicht
Den leichten Vogel in sein Todestor.

Ich schaute lang und in beklommner Ruh,
Mit wunderlich neugierigen Gedanken
Des Falters unheilvollem Treiben zu.
Doch als zu nah der Flamme schon fast sanken
Die Flügel, fasst’ ich ihn mit schneller Hand,
Zu seiner Rettung innerlich gezwungen,
Und trug ihn weg. Hinaus ins dunkle Land
Hat er auf raschem Fittig sich geschwungen.

Ich aber hemmte meines Liedes Lauf
Und hob den Anfang bis auf weitres auf.

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)
Zürich

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2018 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Anna Enquist, Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier

Dolce far niente

 

 
Ziekenhuistuin in Edam door Max Liebermann, 1904

 

Andante

Als de tocht niet meer voert naar de
plaats waar alles weer goed komt,
wat houdt haar gaande? Rood zand
op het fresco verbleekt, troost verkleint
tot een blik, tot een handpalm.
Als niet wanhoop met windkracht tien
in haar rug staat, wat houdt haar in gang?

De straatstenen houden haar gaande
ogen likken de gevels, de keel
is gulzig naar lucht. Haar houdt
in gang het plezierpaard lijf dat
geen halt verstaat. Haar hakken
slaan vuur uit de tegels: Dat zij gaat
houdt haar gaande. Zij gaat.

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Het Vondelpark in Amsterdam, de geboorteplaats van Anna Enquist

 

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

De paradox van slaap

Die muurschildering, de vogel op hoge stelt,
de twee speren, de bizon, de man met armen
wijd, liggend tegen lucht, zijn pik stijf.

Waar gaat dit naartoe?

Nergens: nacht, land van wat
niet bestaat.

Wat richt die vogel/ziel
op hoge stelt/hakken uit?

Op het tipje van je tong begint de wacht.

Kon je maar als een dolfijn
slapen met een hersenhelft,
rondjes varen met de andere.

 

Het temmen

Voor rijst gebeurde het in China,
een zevental millennia geleden.
De dichter zegt: ‘in Middelaarde, toen
de tijd nog niet bestond’. De wetenschapper
maakt koeken en knabbelt.

De afstand vergroot in de vertaling van de ene
algemeenheid naar de andere.

Lege spelletjes, dacht ze, energie uit fotosynthese,
altijd hetzelfde liedje, een extra laag
maar niets dat blijft hangen.

Tan telt niet. Ook Guo-Ping niet.

Glo-Ping?

Ben je grapjes aan het maken?
Want grappig is het niet. Als je zo
blijft doorgaan…

(Hij snapte het.)
(Zowel de dichter als de wetenschapper.)

Tarwe en gerst suggereren: zachtjesaan.

 

Heb je het ook gevoeld

Heb je het ook gevoeld
een flurry of beginningen

mission impossible

dat rest wat rest
en blijvend moge blijven
de tot verlangen bekeerde

want o
mijn lieve lijdend

voorwerp van aandacht

het zwijgen in alle vuren
onvermogelijk

heffe zich het glas
je bubbly

mijn elixir

met randy
op het randje

lippen die nodig willen

jij mag kiezen waar.

 
Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Vlaamse dichter Reinout Verbeke werd geboren op 13 mei 1981 in Roeselare. Zie ook alle tags voor Reinout Verbeke op dit blog.

Honda asimo

De handleiding zegt dat je humanoid bent
dat je me in bed zult tillen
de deur openmaakt voor
bezoek, mijn zakdoek raapt
me vasthoudt

Volg me langzaam tot op de gang
tot in de eetzaal, tot in de kleine
witte kamer die ik ben

Hou daar pas mee op
tot ik de schroefbladen tussen je schouders
verwar met haar zuchten, de buzzer in je buik
met haar schoot. Spiegel me voor hoe zij was,
hoe zij destijds de deur
mijn zakdoek
mij

Wees, word, herinner me

Kom met je batterijen hart
naast me liggen
dat ik je een paar heel
dierlijke dingen leer
en kir kir kir dat het een lust is

 
Reinout Verbeke (Roeselare, 13 mei 1981)

 

De Engelse schrijver Bruce Chatwin werd op 13 mei 1940 in Sheffield geboren. Zie ook alle tags voor Bruce Chatwin op dit blog.

Uit: The Songlines

“When he did come to town, he worked from a disused newspaper shop-floor where rolls of old newsprint still clogged the presses and his sequences of aerial photos had spread, like a game of dominoes, over the shabby white walls. One sequence showed a three-hundred-mile strip of country running roughly due north. This was the suggested route of a new Alice to Darwin railway. The line, he told me, was going to be the last long stretch of track to be laid in Australia; and its chief engineer, a railway-man of the old school, had announced that it must also be the best. The engineer was close to retiring age and concerned for his posthumous reputation. He was especially concerned to avoid the kind of rumpus that broke out whenever a mining company moved its machinery into Aboriginal land. So, promising not to destroy a single one of their sacred sites, he had asked their representatives to supply him with a survey. Arkady’s job was to identify the ’traditional landowners’; to drive them over their old hunting grounds, even if these now belonged to a cattle company; and to get them to reveal which rock or soak or ghost-gum was the work of a Dreamtime hero. He had already mapped the 1 so-mile stretch from Alice to Middle Bore Station. He had a hundred and fifty to go. ‘I warned the engineer he was being a bit rash,’ he said. ‘But that’s the way he wanted it.’ ‘Why rash?’ I asked. ‘Well, if you look at it their way,’ he grinned, ’the whole of bloody Australia’s a sacred site.’ ‘Explain,’ I said. He was on the point of explaining when an Aboriginal girl came in with a stack of papers. She was a secretary, a pliant brown girl in a brown knitted dress. She smiled and said, ‘Hi, Ark!’ but her smile fell away at the sight of a stranger. Arkady lowered his voice. He had warned me earlier how Aboriginals hate to hear white men discussing their ‘business’. ‘This is a Pom,’ he said to the secretary. ‘A Porn by the name of Bruce.’ The girl giggled, diffidently, dumped the papers on the desk, and dashed for the door. ‘Let’s go and get a coffee,’ he said. So we went to a coffee-shop on Todd Street.”

 
Bruce Chatwin (13 mei 1940 – 18 januari 1989)

 

De Britse schrijfster Daphne du Maurier werd geboren in Londen op 13 mei 1907. Zie ook alle tags voor Daphne du Maurier op dit blog.

Uit: Jamaica Inn

“They drove along the twisting lane to the farmhouse at the top of the village. A neighbour met them at the gate, her face eager to impart bad news. ‘Your mother’s worse,’ she cried. ‘She came out of the door just now, staring like a ghost, and she trembled all over, and fell down in the path. Mrs Hoblyn has gone to her, and Will Searle; they’ve lifted her inside, poor soul. They say her eyes are shut.’ Firmly the doctor pushed the little gaping crowd away from the door. Together he and the man Searle lifted the still figure from the floor and carried her upstairs to the bedroom. `It’s a stroke,’ said the doctor, ‘but she’s breathing; her pulse is steady. This is what I’ve been afraid of — that she’d snap suddenly, like this. Why it’s come just now, after all these years, is known only to the Lord and herself. You must prove yourself your parents’ child now, Mary, and help her through this. You are the only one who can.’ For six long months or more Mary nursed her mother in this her first and last illness, but with all the care she and the doctor gave her it was not the widow’s will to recover. She had no wish to fight for her life. It was as though she longed for release, and prayed silently that it would come quickly. She said to Mary, ‘I don’t want you to struggle as I have done. It’s a breaking of the body and of the spirit. There’s no call for you to stay on at Helford after I am gone. It’s best for you to go to your Aunt Patience up to Bodmin.’ There was no use in Mary telling her mother that she would not die. It was fixed there in her mind and there was no fighting it. ‘I haven’t any wish to leave the farm, mother,’ she said. ‘I was born here and my father before me, and you were a Helford woman. This is where the Yellans belong to be. I’m not afraid of being poor, and the farm falling away. You worked here for seventeen years alone, so why shouldn’t I do the same? I’m strong; I can do the work of a man; you know that.’ ‘It’s no life for a girl,’ said her mother. ‘I did it all these years because of your father, and because of you. Working for someone keeps a woman calm and contented, but it’s another thing when you work for yourself. There’s no heart in it then.’
‘I’d be no use in a town,’ said Mary. ‘I’ve never known anything but this life by the river, and I don’t want to. Going into Helston is town enough for me. I’m best here, with the few chickens that’s left to us, and the green stuff in the garden, and the old pig, and a bit of a boat on the river. What would I do up to Bodmin with my Aunt Patience?’ ‘A girl can’t live alone, Mary, without she goes queer in the head, or comes to evil. It’s either one or the other. Have you forgotten poor Sue, who walked the churchyard at midnight with the full moon, and called upon the lover she had never had? And there was one maid, before you were born, left an orphan at sixteen. She ran away to Falmouth and went with the sailors. ‘I’d not rest in my grave, nor your father neither, if we didn’t leave you safe. You’ll like your Aunt Patience; she was always a great one for games and laughing, with a heart as large as life. You remember when she came here, twelve years back? She had ribbons in her bonnet and a silk petticoat.”

 
Daphne du Maurier (13 mei 1907 – 19 april 1989)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Dolce far niente, Anna Enquist, Cees Nooteboom

Dolce far niente

Jan_van_der_Heyden_-_View_of_Oudezijds_Voorburgwal_with_the_Oude_Kerk_in_Amsterdam
De Oudezijds Voorburgwal en de Oude Kerk te Amsterdam
door Jan van der Heyden en Adriaen van de Velde, ca. 1670 

Oude Kerk

Het is een kerk maar dat geeft niet, zij is
oud, zij is een olifant opgesloten in een haag
van gevels, haar beieren heeft geen betekenis.
Zij kan geen kwaad, heeft geen macht, zij heet
naar de waterheilige die niet bestaat en de angst
van de bouwers is al eeuwen vervlogen.
O, de hevigheid daarbinnen: zieken, hoeren
en weeskinderen met hun wanhoop in stoffig
licht. De arme organist speelt een lied, snikt
om zijn ontijdig einde, een vergooid jong leven.
Het geeft niet. We bewonderen haar huid, haar
ingewanden, haar geheugen, met beschaafde
belangstelling. Mijn vriend begroef een beeld
in de grond, teer en glanzend. We weten zeker
dat haar reuzenpoot het niet pletten zal. Zeker.


Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Amsterdam, molen De Otter aan de Kostverlorenvaart

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

Getijde

I
Er is geen volgorde aan mijn gedachten
als ik de kathedraal af heb maak ik de symphonie
daarna leer ik en martel
ik stuur de regimenten en ontwerp de brug.

Chinees schrijf ik ook, en ik demp het moeras
dan schilder ik de appel op de duizend manieren
maar hoe vaak ik ook met je slaap
de tijd blijft onzichtbaar

hij is er en hij is er niet.

Nu eet ik.
Ik eet en ik drink
van mijzelf
en het wordt niet minder
maar meer
om te verdelgen
of te vergaan

II
Andere verschrikkingen onder de orgelbogen.
Het gebeente, verblind door zijn eigen onzienlijke glans
wrokt en klaagt over meer en beter
en in de ruimte die de tijd is
ga ik van hier naar daar
over de paden van de klok
maar alleen ik verander.

Als het eens anders was?

De wezel in het veld die niet weet
dat hij een wezel is
maar een wezel is
tot hij geen wezel meer is.

Als het eens anders was?

III
In dit getij leer ik mijzelf kennen.
Steeds minder:
ik had duizend levens
en ik nam er maar één!

Langzaam zweef ik op de spiegels af
waarin ik ga smelten
Pas als ik me raak ontplof ik zachtjes –
twee die er één zijn
wordt er geen.

Dan heb ik zelfs deze woorden niet geschreven.
Hoe komt het dan dat jij ze kunt lezen?
Hoe groter het oog wordt
des te minder
te zien.

 
Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e juli ook mijn blog van 31 juli 2017 en ook mijn blog van 31 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

Sarah Josepha Hale, Anna Enquist, Laurent Binet, Ghayath Almadhoun, Jean-Pierre Faye, Lucas Malan, Dom Moraes, Miltos Sachtouris

Dolce far niente

 

Zomermorgen door Sergey Lutsenko, 2016

 

Summer Morning

How beautiful the morning,
When summer days are long;
O, we will rise betimes and hear
The wild-bird’s happy song–
For when the sun pours down his ray
The bird will cease to sing;
She’ll seek the cool and silent shade,
And sit with folded wing.

Up in the morning early–
‘Tis Nature’s gayest hour!
There’s pearls of dew upon the grass
And fragrance on the flower.
Up in the morning early,
And we will bound abroad,
And fill our hearts with melody,
And raise our songs to God.

 

Sarah Josepha Hale (24 oktober 1788 – 30 april 1879)
Newport, New Hampshire, de geboorteplaats van Sarah Josepha Hale

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Mijn zoon

Mijn zoon stormt door het huis,
een roffel op de trap. Hij is
zichzelf een motor. Het lied
dat in hem leeft ontsnapt hem
soms. Ik hoor hem zingen
op de gang en zwijg.

’s Nachts is hij bang, hij twijfelt
aan zichzelf, aan ons, de wereld.
Ik neem hem in mijn arm
en zonder spreken vaag ik
de oorlog weg en kinderkanker,
mijn eigen dood, het monster van de tijd.

Ik lieg hem voor en red hem
tot wij beiden slapen in gestolen veiligheid.

 

Winterwerk

De sarabande spelen op de vrieskoude
deel. De uilen hebben het klavier onder-
gescheten. Stom staan de dingen
van de zomer om je heen, strohoed,
trompet. Omhoog die bovenstem, waar
vogels schuilen op de balk, en dan omlaag.

Vertraag het lied, houd in totdat bloed
stolt en adem stokt. Kan zij nu gaan?
Doorspelen. In de bas orgelt een toon
die alle tegenstemmen op zal zuigen.
Hollen of stilstaan – maakt niet uit,
je hamert hoorbaar op het einde aan.

Niet meer dan vilt op staal, lucht
die uittrilt tot stilte. Slechts een dag
in de gestage rij van dagen.

 

Conversatie met de kinderen

Aan tafel gaat het over
wreed. Dat je een lied zingt
waar de ander van moet huilen,
en dat je dat wéét, zeggen zij
zwaaiend met hun lepels. Zeker.

Of met een licht de trage
zwarte kreeften lokt. Jij
in de boot. De dieren spoeden
zich, kunnen niet anders doen
dan ijlen naar wat trillend
fonkelt achter raster dood.

Het ergste is de dolkstoot,
vinden zij. Dat iets geheels en
gaafs zo onverhoeds wordt aangetast
en voortaan niet meer zelf is
maar in binding met het wapen
dat zich toegang eist, en breekt, en krast.

Ontroerd, geobsedeerd, verwond
hoor ik hoe zij het wapentuig
van liefde argeloos als wreed
benoemen. Zonder aarzeling.
Boven de soep houd ik mijn mond.

(Schumann, Kinderszenen, opus 15)

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Franse schrijver Laurent Binet werd geboren in Parijs op 19 juli 1972. Zie ook alle tags voor Laurent Binet op dit blog.

Uit: La septième fonction du langage

“Au Flore, à côté d’une petite bonne femme blonde, ils aperçoivent un homme qui louche derrière de grosses lunettes, il a l’air souffreteux et sa tête de grenouille dit vaguement quelque chose à Bayard, mais ce n’est pas pour lui qu’ils sont là. Bayard repère les hommes de moins de trente ans et va les aborder. La plupart sont des gigolos qui draguent dans le secteur. Est-ce qu’ils connaissaient Barthes ? Tous. Bayard les interroge un par un tandis que Simon Herzog surveille Sartre du coin de l’œil : il n’a pas l’air en forme du tout, il n’arrête pas de tousser en tirant sur sa cigarette. Françoise Sagan lui tapote le dos avec sollicitude. Le dernier à avoir vu Barthes est un jeune Marocain : le grand critique était en pourparler avec un nouveau, il ne connaît pas son nom, ils sont partis ensemble l’autre jour, il ne sait pas ce qu’ils ont fait ni où ils sont allés ni où il habite mais il sait où on peut le trouver, ce soir : aux Bains Diderot, c’est un sauna, à Gare de Lyon. « Un sauna ? » s’étonne Simon Herzog, quand surgit un énergumène en écharpe qui lance à la cantonade : « Regardez-moi ces gueules ! Elles n’en ont plus pour longtemps ! En vérité, je vous le dis : un bourgeois doit régner ou mourir ! Buvez ! Buvez votre Fernet à la santé de votre société ! Profitez, profitez ! Chassez ! Périclitez ! Vive Bokassa ! » Quelques conversations s’interrompent, les habitués observent le nouveau venu d’un œil morne, les touristes essaient de profiter de l’attraction sans bien comprendre de quoi il s’agit, mais les serveurs continuent à servir comme si de rien n’était. Son bras balaie la salle d’un geste théâtral outré et, s’adressant à un interlocuteur imaginaire, le prophète à écharpe s’exclame sur un ton victorieux : « Pas la peine de courir, camarade, le vieux monde est devant toi !
(…)

Quand Jacques Bayard arrive devant la chambre, il découvre une queue de plusieurs mètres dans le couloir. Tous attendent pour rendre visite à l’accidenté. Il y a des vieux bien habillés, des jeunes mal habillés, des vieux mal habillés, des jeunes bien habillés, des styles très variés, des cheveux longs et des cheveux courts, des individus de type maghrébin, plus d’hommes que de femmes. En attendant leur tour, ils discutent entre eux, parlent fort, s’engueulent ou lisent un livre, fument une cigarette. Bayard, qui n’a pas encore bien pris la mesure de la célébrité de Barthes, doit vraisemblablement se demander ce que c’est que ce bordel. Usant de ses prérogatives, il passe devant la queue, dit « Police » et entre dans la chambre.”

Laurent Binet (Parijs, 19 juli 1972)

 

De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

For Damascus

This summer seeping through the fractures
of Damascus is killing me. I creep like rust
on the doors of this prison, now turned
into a museum. I sit in a cafe
frightened and shrinking on days
when money is scarce, and laughing loudly
on days when my shifty pockets are full.
Damascus is my cracked home, and
Kasyon is what I grieve. I sprawl
in the evening like horns of cars
and carts of broad beans. Strangers and
tourists take to me. I am fenceless, any
joy that betrays me, returns
in sorrow to my laughing face. I
am a weird blend; my face mirrors
the wretched and the shopfront displays.
My body is fields of burning
wheat and my tongue scolds like a shoe.
The policeman, the teacher and
the mysterious man stare at me, so I sadly
laugh, and they joyfully cry. Damascus
is mine, and I will not share my bed with
anyone other than the wicked and
the whores. I am the descending ladder
to high pits and the footsteps of thieves
on the sand. My body is a departure
motel and my words are tiny gospels that
the prophets had lost, so the prodigal sons
embraced them. Therefore, I will toss the crumbs
to birds on barbed wire, and I will castrate
glory on asphalt. This is what they taught us
in public schools, before they let us off
like rabbits to chew the grass
of submission. I said to you that I will not
allow anyone to sneak in and peek at Damascus
as she bathes alone, her small
breasts timidly uncovered, I will not
let you
in.

Vertaald door Zeina Issa

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)


De Franse schrijver en filosoof Jean-Pierre Faye werd geboren in Parijs op 19 juli 1925. Zie ook alle tags voor Jean-Pierre Faye op dit blog.

Le visage qui va

Le visage qui va
voir, est aussi regardé
juste avant qu’il ne lève
les yeux au-devant, et ne soit traversé
– maintenant il est juste
moulé dans la lumière, modelé
du dehors, caressé
le long du cou, de la hanche
et des reins, jusqu’à la confluence
des jambes et du ventre
et jusqu’où il est ventre et corps
mais lève les yeux, ouvre
ce trou dans la distance, le long
des murs chauds ici, rouges
délabrés, marqués de joints écaillés
et jusqu’au fond et aux arbres
au chemin de son, passé et crissé
à peine prenable, ici
elle, confondue
peu à peu avec les murs
assise, fondue dans le ciment
et les grandes écailles tracées et détachées
écoutant longtemps et voyant
appuyée au revers de main, et
ne cessant pas de rester et d’être
durable et dessinée

Jean-Pierre Faye (Parijs, 19 July 1925)


De Zuidafrikaanse dichter Lucas Cornelis Malan werd geboren in Nylstroom op 19 juli 1946. Zie ook alle tags voor Lucas Malan op dit blog

In Camera 1

Ensconced in Duchess Court she managed to retain
some antique furniture and a precarious dignity:
and after fifty years as midwife also the knack
of charming people. Here she preserves photographs,
old journals and her pain in specific detail.
The Royal Albert tea service (picked out
at Anstey’s as a bride) she uses only
for teas such as this – and all the snacks I made myself.
Now, this is the lounge where we will have our tea.

But let me show you something at the back
– please excuse the mess round here, I am
a dressmaker too, you know – designer stuff –
the place gets terribly untidy; and then, of course
Lindy’s always underfoot. Sit down! Now sit!
She gets so worked up, you see. And this gate
I had installed for my security. But just take a look
out there: You can almost see eternity. Now,
have you ever seen a view like that?

This gown I made for Marguerite. She came
round here this morning – Miss South Africa of ’68.
Never married, do you know? And still
as beautiful, although she’s put on weight.
Poor girl. I wonder, though . . . Oh, never mind,
that’s, after all, the way things go. Now come,
let’s have some tea. Do you know this? Earl Grey,
which Gavin brings from London, always fresh.
He’s with SAA, a gentleman and very kind –

The sun is shifting, she makes more tea. We speak
of this and that: My husband died in ’83, how sad
for me who had no kith or kin. But then, you see,
the Lord provides: my tiny Lindy here
is like a child and always such a joy. But what
is to become of her if I – She speaks, and all the while
the light around us fades. It’s getting late,
she notes, but don’t go yet! You have to see
the view at night. I go along with her to look:

Like a sea the city lies, incandescently inflamed
in outgrowths round the core, the outskirts –
like a nocuous yellow flicker along the seam
dividing elite and deprived neighbourhoods:
a Milky Way torn off by gravity. This is a place
of people, of passion and loneliness. She looks:
You know what this reminds me of? I listen
and then leave. But embedded in that metaphor
(a cemetery alight) I see an old placenta
splayed out – black and terminal with blight.

 

Vertaald door Charl J.F. Cilliers en Lucas Malan

Lucas Malan (19 juli 1946 – 15 april 2010)
De NH kerk in Nylstroom


De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra. Zie ook alle tags voor Dom Moreas op dit blog.

KANHERI CAVES

Over these blunted, these tormented hills,
Hawks hail and wheel, toboggan down the sky.
It seems this green ambiguous landscape tilts
And teeters the perspective of the eye.
Only two centuries after Christ, this cliff
Was colonised by a mild antique race
Who left us, like a faded photograph,
Their memories that dry up in this place.

They left no ghosts. The rock alone endures.
The drains and cisterns work, but wrecked the stairs;
Blocks are fallen: sunlight cracks those floors,
And fidgets in a courtyard where a pair
Of giant Buddhas smile and wait their crash.
Then temples, audience-halls, a lonely tomb.
I touch its side. The stone’s worn smooth as flesh.
A stranger dangles peaceful in that womb.

Worm he will be, if born: blink in the sun.
I’ll crawl into his dark; perhaps he’ll climb
Beyond the trippers to the final stone
Flat of the hillock, there to grow in Time.
Dry pubic ferns prickle the bitter sand.
Hawks in a hot concentric ecstasy
Of flight and shriek will wake his vision.
And When the clouds lift, he’ll glimpse the miles-off sea

Dom Moraes (19 juli 1938 – 2 juni 2004)

 

De Griekse dichter Miltos Sachtouris of Miltos Sahtouris werd geboren in Athene op 19 juli 1919. Zie ook alle tags voor Miltos Sachtouris op dit blog.

The Poet’s Head

I cut off my head
I put it on a plate
and took it to my doctor

— There’s nothing wrong, he said,
it’s just overheated
throw it in the river and we’ll see

I threw it in the river with the frogs
and it raised a dreadful racket
it started shrieking and howling
all kinds of strange songs

I picked it up and put it back on my neck

and roamed the streets in a rage

with a poet’s green hexagonometric head

 

For Spring

The sun is green
the trees are burning
awaiting the swallows
our iron swallows’ nests
no longer fool us with their flowers
they cost us our arms and legs
now our arms and legs are hanging
from the trees

Vertaald door Karen Emmerich

Miltos Sachtouris (19 juli 1919 – 29 maart 2005)
Athene

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Otto Julius Bierbaum, Anna Enquist, Gottfried Keller, Lucas Malan, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye

Dolce far niente

 

 
Champ de coquelicots door Claude Monet, 1885

 

Roter Mohn

Wenn im Sommer der rote Mohn
wieder glüht im gelben Korn,
wenn des Finken süßer Ton
wieder lockt im Hagedorn,
wenn es wieder weit und breit
feierklar und fruchtstill ist,
dann erfüllt sich uns die Zeit,
die mit vollen Massen misst.

Dann verebbt, was uns bedroht,
dann verweht, was uns bedrückt,
über dem Schlangenkopf der Not
ist das Sonnenschwert gezückt.
Glaube nur, es wird geschehn!
Wende nicht den Blick zurück!
Wenn die Sommerwinde wehn,
werden wir in Rosen gehn,
und die Sonne lacht uns Glück!

 

 
Otto Julius Bierbaum (28 juni 1865 – 1 februari 1910)
Raadhuis in Grünberg (Nu: Zielona Góra), de geboorteplaats van Otto Bierbaum

Lees verder “Otto Julius Bierbaum, Anna Enquist, Gottfried Keller, Lucas Malan, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye”

Dolce far niente, Prosper van Langendonck, Anna Enquist, Gottfried Keller

Dolce far niente

 

 
Mortlake Terrace door J. M. W. Turner, 1827

 

Zomeravond

O zomeravond, smachtend neergevlijd
op ’t gele veld, in ’t Westen goudgetint…
Teerkreunend ruisen van de avondwind,
die langs de vlakte in zware weemoed glijdt…
O melodie uit lang verleden tijd,
waarvan ik zin noch woorden wedervind…

O rust, o stilte, blauwige avonddoom!
Doorzichtig ligt ge op verre velden neer…
Zo schouwt mijn geest de beelden van weleer
door ’t wazig scheemren van een weke droom.
’t Verleden rimpelt, onbepaald en loom,
– verzonken stad in ’t stilgevallen meer.

Verheerlijkt glinstren! onbereikbre trans!
O vloeiend zilverlicht zo hoog verbreid…
De zwoele nacht doortrilt uw majesteit,
de aarde is een matte weerschijn van uw glans;
zacht om mijn slapen vloeit uw stralenkrans;
mijn zwellend harte vult de onmeetlijkheid.

 

 
Prosper van Langendonck (15 maart 1862 – 7 november 1920)
Brussel op een zomeravond. Prosper van Langendonck werd geboren in Brussel

Lees verder “Dolce far niente, Prosper van Langendonck, Anna Enquist, Gottfried Keller”

Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris

Dolce far niente

 

 
Gezicht op het Centraal Station en het IJ door Jan Korthals, 1966

 

MONUMENT

‘Deze metro gaat richting Centraal Station’
Het galmt. Mijn kleinzoon straalt. ‘Oma,
ze zeggen het!’ Het brandpunt van zijn wereld
ligt aan ’t IJ. Roltrap. We stijgen op.

Hoofd in zijn korte nek, hand in mijn hand.
De treinen, trams, de bussen. Kleurige stenen,
torens met hun klokken, beelden en gouden slingers
aan de wand. Zo wordt de glorie van de stad

zijn hersens in geprent. Ik zie een pronkend
bouwsel dat de vluchtweg naar het water bruut
blokkeert. Sloopkogel, bomkanon? Kijk naar
zijn glad gezicht, aanvaard dit monument.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Het IJ bij het centraal station Amsterdam door Cornelis de Bruin (1870 – 1940)
Anna Enquist is momenteel stadsdichter van Amsterdam

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris”