70 Jaar Anna Enquist, Lucas Malan, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2010 en eveneens alle tags voor Anna Enquist op dit blog. Anna Enquist viert vandaag haar 70e verjaardag.

 

Parijse daken

Ik kreeg een hotelkamer met openslaande
deuren. Zesde verdieping. Jij, al anderhalf
jaar dood, zat tegenover mij. Ochtend.

Een zeer lange neger bracht ons ontbijt,
hij glimlachte. Tussen ons in schikte ik
kopjes en messen. Ik schoof een croissant

op je bordje, hier, dat vind je lekker, kletste ik.
Gaan we naar warenhuizen, paleizen
of gewoon zitten bij de vijver? Ik dacht

aan de zon op je schouders, nu, gave huid.
goud, en je haar, ongekamd nog, welke
kleur in dit licht – ik keek op. De lucht

was van lood boven de daken, golfde
grijs de kamer in en vrat broodmand
confitures boter benen je stem en je handen.

Weer niet gelukt. Ik sloot de deuren. Naar
beneden, snel, een dag was begonnen.

 

Krimp

Hoe de dagen mij ontkomen, steeds
waait er een nieuwe tegen het raam.

Een somber kind in de keuken eet
niet meer uit mijn pannen. Zeldzaam

is het oude leven dat voelt als immer.

Intussen verwaaien mijn uren, ze zijn
de echte, wat tegen mijn raam slaat

is het echte leven, het huidige,
dat van mij, dat van mij eet.

 

www-gewicht-com

Hoeveel aandeelhouders dansen
op de punt van een naald? Gewichtloos
web voor wie gelooft. Het schittert
op een scherm. Uit de mobiel kwijlt
een ijle Beethoven. Wat je zegt raast
jaren rond de aarde, een pulserende
stroom noodkreetjes. ‘Lekker chatten
met mevrouw Van der Geest in Australië!’

Geen leugen zonder waarheid, zonder
tijd geen verte. Gewicht voelde ik
van strijkstok op snaren; zwaar lag de pen
in mijn hand. Ik had een postbode
om te haten. Over bergen ging ik
op eigen benen. Geen netwerk, echt ijs
onder de voet. Mevrouw van der Geest sterft
aan de achterkant van de wereld, alleen.

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

Lees verder “70 Jaar Anna Enquist, Lucas Malan, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget”

Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke

Dolce far niente

 

 
Zuiderkerk in Amsterdam door Claude Monet, ca. 1874

 

De stad herboren

Liggend ontwerpt hij het stadsdak, prent
het patroon van bladloze takken tegen fel

blauw in zijn brein, dat bloemkooltje, leeg




nog en klein. Waakzaam ontvangt hij licht
en lawaai, zonder oordeel. Honden, motoren,
een boor. Ik duw zijn wagen en merk hoe hij

schift, niet meer schrikt, scheidt wat hem boeit
en wat niet. Hij verovert de woorden, hij groeit

en zit voor op mijn fiets. Hij vult zijn stad in




met herrie en troep, wil stil bij de vuilnis,
de veegwagen, roept de lantaarns aan,

verstomt bij de rijzende brug, wacht verheugd.




In anderhalf jaar ben ik om, heb ik hekel
en haat laten gaan, is er dankzij zijn geestdrift

een heldere lusthof ontstaan. In het park




gaan wij liggen op doodmoe gras, in de verte
murmelt de stad. We kijken tevreden omhoog,

hij en ik, door de takken van de plataan.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Anna Enquist is sinds februari stadsdichter van Amsterdam

Lees verder “Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke”

Dolce far niente – Naarden Vesting

Dolce far niente – Naarden Vesting

 

 
Naarden Vesting

 

 
Duivensteeg

 

Iemand moet het doen

Iemand moet het doen, iemand
moet de schimmen van zieners
en zangers de weg wijzen, iemand

bevroren paden betreden onder
schaduwregen van een vlucht spreeuwen,
moet in de melkwitte winter allen

gedenken die hier ooit liepen
en dronken en sliepen – zodat zij
blijven. Iemand moet het doen.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

Lees verder “Dolce far niente – Naarden Vesting”

Slenteren met een ongelukkige auteur (Simon Carmiggelt), Karl Vannieuwkerke, Anna Enquist

Dolce far niente

 

 
Spui met Maagdenhuis, Amsterdam

 

Uit: Slenteren met een ongelukkige auteur

“Schrijvers zijn ziekelijk nieuwsgierig naar alles wat ze niet aangaat. Ik stond op en liep in de richting van de Kalverstraat. Voor het Maagdenhuis groepten wat mensen tezamen bij het opzienbarende moderne kunstwerk dat daar sinds kort dapper beproeft uit te komen boven de geparkeerde auto’s, een karweitje dat alleen aan de Eiffeltoren aardig is gelukt.
Een vlezige man, met een opmerkelijk dom gezicht en een baard die nodig eens bemest moest worden, vroeg op polemische toon aan een grijzende dame:
‘Wat stelt dat nou vóór?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze, ‘het wordt niet uitgelegd.’
(Connolly: ‘Hoeveel boeken schreef Renoir over hoe men schilderen moet?’)
‘En allemaal van onze belastingcenten,’ riep de man. ‘Kijk!’
Hij wees naar een met zwarte viltstift op het kunstwerk geschreven mededeling, die luidde: ‘Dit kost 50.000 gulden’.
Ik dacht aan een bespiegeling van Connolly over de houding van de staat jegens de kunst die, zo meende hij, Engeland maakte tot een natie van commentators, critici en kleurloze uitleggers. ‘Alles voor de melkbar en niks voor de koe.’ En hij verzuchtte: ‘Wanneer zal de staat eens zeggen: hier is duizend pond, jongeman, ga waarheen je wilt en kom terug met iets moois.’ Maar als de overheid het doet, zoals voor het Maagdenhuis, staan allerlei mannen te roepen dat zij niet mooi vinden wat die jongeman mooi vond.
‘Dit kost 50.000 gulden,’ las de dikke met stemverheffing voor.
Hij las niet wat er onder stond, met dunnere lettertjes, namelijk: ‘Nou – en?’. Dat klonk meer ter zake. De meest functionele bekladding van een kunstwerk stond te lezen op het grafmonument van Oscar Wilde: ‘Oscar, we love you, John and Will’.
De twee vrouwen met de boodschappentassen kwamen nu langs.
Ze keken naar het kunstwerk en de ene vrouw zei, veel diepzinniger dan ze vermoedde:
‘O, dat is maar tijdelijk.’

 
Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)

Lees verder “Slenteren met een ongelukkige auteur (Simon Carmiggelt), Karl Vannieuwkerke, Anna Enquist”

Het kind uit vijfenveertig (Anna Enquist)

Bij Bevrijdingsdag

 

 
Het Nationale Bevrijdingsmonument in Wageningen

 

Het kind uit vijfenveertig

Mijn vader had twee levens. Eén
kort en vlammend, zonder mij. En één
daarna. Mijn vrijheid was een plicht.

Ik speelde in een pasgeboren luwte;
wat ik voor vol aanzag was innerlijk
ontwricht. Verhalen gingen onvoorspelbaar

dicht en vragen ketsten terug. Ik zweeg.
Als ik aan tafel zat stond er een horde
hol van honger in mijn rug. Ik at.

Hij nam een boot. Geen vijand kan
op open water schuilen. Mijn vader
klemde in zijn vuisten schoot en roer.

Gevangen in een cel van hout dwong
hij de vrede af. Hij vocht met storm.
Opluchting dreigde als een tweede dood.

Mijn vader had twee levens: één
sloeg zijn brandmerk in het ander
en het ander joeg een schaduw over mij.

Ik ging aan land, ik voel de wind
en in die schaduw ben ik vrij.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
De dokwerker aan het Jonas Daniel Meijerplein in Amsterdam

 

Zie voor de schrijvers van de 5e mei ook mijn vorige blog van vandaag en ook mijn blog van 5 mei 2013 deel 2.

Mart Smeets, Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr

Bij de Tour de France

 

 

Team Radio Shack in actie in 2010, in het midden L. A.

 

 

Uit: Onmacht, dat is het… (column)

“Als er iets vervelend is aan de laatste etappe van de Tour…
Nu kreeg het deze lading mee en kreeg het alle aandacht van de wereld.
Met een staartje natuurlijk.
De boete van de grove (??) overtreding van Team Radio Shack zal door de UCI op de rekening van het Zwitserse kankerfonds worden overgemaakt.
Go figure, wat een ontstellende hypocrieten.
Regels dienen soms overtreden te worden om diep bij ons mensen hun weerslag te krijgen. Dit was zo’n moment dat het niemand pijn deed, dat het waardig en ook nog leuk en zonder poeha werd uitgevoerd en wat doet de scheidsrechter?
Hij pakt een donkergele kaart.
Hij weet niet beter. Hij hanteert de regels.
De regels van de ongevoeligen, van de nitwits, van de schoonmakers, van de lege hoofden. Gevoelloze wezens, op sterk water staande medeburgers, dat zijn het.
Dit was nou zo’n moment, dat door de vingers zien een ‘must” was. Voor 102 kilometer lang.
Regelgevers en beschermers daarvan zijn toch soms zo meelijwekkende mensen. Ik kan er niets aan doen, maar ben het van harte met Johan Bruyneel eens.
Die sprak in een tweet over hersenloze wezens.
Dat is niet aardig gesteld, maar dekt de lading volledig.
Maar, dacht ik, L.A. was nu bijna Voltooid Verleden Tijd en dan kon hij, in zijn finale kilometers toch nog even goed gepakt worden.
Dan werd er tenslotte toch duidelijk wie het echt voor het zeggen had.
Een actie, misschien wel schalks en uiteraard onaangekondigd, voor een zeer nobel doel, werd dan toch nog inzet van het moordende machtspel dat zich altijd al in de contouren van de Ronde van Frankrijk afspeelt.
Dat laatste is, als je er goed over nadenkt, zo intens triest.”

 

 

 

Mart Smeets (Arnhem, 11 januari 1947)

Lees verder “Mart Smeets, Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr”

Dolce far niente 11, Anna Enquist, Remco Campert, Ted van Lieshout, Jan Kal, Henk Spaan

Dolce far niente (Voetbal)

 

 

In het gras

Een schema van het leven ligt
op het voetbalveld, een tekening
van de wereld, op zondagmiddag.

Hoe wij in wisselende bezetting
elkaar steunen, stuktrappen, vereren,
verlaten en kwijtraken, rennend.

Tussen de krijtlijnen een blauwdruk
van verlangen. Nooit krijgen wat wij
najagen, en als de buit binnenkomt

onthand zijn, leeggevreten door vreugde
van een dag, door elkaar bedolven.
En altijd die man, met die fluit.

 

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

Lees verder “Dolce far niente 11, Anna Enquist, Remco Campert, Ted van Lieshout, Jan Kal, Henk Spaan”

Anna Enquist, Gottfried Keller

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2010 en eveneens alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Stuwmeer

Toen de dam klaar was

begon het water te stijgen.

Kilte ving aan in de berg-

wand. De bomen begrepen

niet hoe zij stikten in wat

hen lief was. Vissen kwamen

te zwemmen in de wijngaard.

Schreeuwend breken mijn kinderen

het gladde watervlak. Ik wil

hen roepen: acht niet de pijn

van tekort, maar vrees de on-

keerbare kracht van teveel, hoor

mij, hoe ik roep, hoe ik keihard zwijg.

Zij maken fonteinen en regenbogen.

Zij lachen en luisteren niet, daar

aan de bovenkant van de diepte,

aan de overkant van de tijd.

Als water ben ik uitgestort

Dom water. Beukt en striemt de

pijlers van de brug die zwijgend

schrap staat tegen overgave. Eeuw

na eeuw is wat hij weet het binden

van twee oevers. Waakzaam, moe.

Weer ga ik door de oude stad, altijd

naar de rivier. Midscheeps posteer ik mij

in machteloze aandacht, blote hand

op steen. Ik brul met doorgesneden keel,

zonder geluid, van woede en verlies:

Al wat wij weten, hoe wij zijn, verdwijnt

als wind over het land. Herinnering

die even spartelt in het water en

verloren gaat. Grijsbruine golven die

hun naam niet zijn. De kamparts Tijd.

Rivier, stroom achterwaarts. Steen,

wordt weer vuur. Lucht om mij heen,

wordt lichaam dat mij draagt en

troost. Geheugen, val uiteen.

 

Ineens

Ineens was ik het vermogen

om warmte vast te houden

verloren. Nu de kinderen

het huis uit zijn, snoof ik,

ja ja. Ik kroop onder steeds

meer dekens. De kachel

loeide. De warmste van ons

tweeen kon mij niet meer

verhitten. Ik rilde en

huiverde alsof ik oog

in oog stond met de dood.

Wat ook zo was. De dood

en ik stonden op een dijk.

Tussen ons was niets dan

een aanzienlijke afstand.

 

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

Lees verder “Anna Enquist, Gottfried Keller”

Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget, A. J. Cronin, Heinrich Christian Boie, Dominic Moraes, Georg Diefenbach, Ferdinand Brunetière, Jean-Marie Déguignet

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2006 en ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

 

Leugens in bessentijd

Welke constructie is steviger, heeft langer
standgehouden. En hoe meer er wonen, hoe
minder je wegkomt. Waarheen. Het verlangen
is een zomerhuis zonder kookplaats en zonder
geschiedenis. Hier ben ik omdat ik hier ben.

Vannacht was ik wakker, het waaide, regen
striemde de kastanje terwijl het al licht werd,
de nacht had geen rust gebracht. Ik wist
wel hoe dat zat, ging slapen en ontwaakte
in een stille morgen wit van verdriet.

Men kan niet blijven zeuren. De pruimen
ploffen rottend van de bomen, in de koude
tuin worden de kleuren snel ouder. Alles er-
varen zonder verdoving, pannen klaarzetten en
suiker, archieven beheren, scherven bewaren.

 

Een kind uit vijfenveertig

Mijn vader had twee levens. Een
kort en vlammend, zonder mij. En een
daarna. Mijn vrijheid was een plicht.

Ik speelde in een pasgeboren luwte;
wat ik voor vol aanzag was innerlijk
ontwricht. Verhalen gingen onvoorspelbaar

dicht en vragen ketsten terug. Ik zweeg.
Als ik aan tafel zat stond er een horde
hol van honger in mijn rug. Ik at.

Hij nam een boot. Geen vijand kan
op open water schuilen. Mijn vader
klemde in zijn vuisten schoot en roer.

Gevangen in een cel van hout dwong
hij de vrede af. Hij vocht met storm.
Opluchting dreigde als een tweede dood.

Mijn vader had twee levens: een
sloeg zijn brandmerk in het ander
en het ander joeg een schaduw over mij.

Ik ging aan land, ik, voel de wind
en in die schaduw ben ik vrij.

 

Alsof

Wij schrijven zo graag over hersens,
wij dichters. We klemmen het brein
in de handen; woorden druppen op tafel.

Het lukt! Een zoemen start in Wernicke,
Broca. Liquor klotst in de ventrikels,
ionen krioelen in synapsspleten.

Dan een toets van beheerst verdriet:
de glorie vergaat als wij uitdoven.
Tevreden lezen, achterover. Alsof

we het geloven. Wisten we hoe
ons geprezen grijs goed in een oogwenk
met kracht door neus en oor –

we zouden de woorden wegvegen,
voor altijd zwijgen, als we konden.

 enquist

 Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Zwitserse schrijver Gottfried Keller werd geboren in Zürich op 19 juli 1819. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: Der grüne Heinrich

Mein Vater war ein Bauernsohn aus einem uralten Dorfe, welches seinen Namen von dem Alemannen erhalten hat, der zur Zeit der Landteilung seinen Spieß dort in die Erde steckte und einen Hof baute. Nachdem im Verlauf der Jahrhunderte das namengebende Geschlecht im Volke verschwunden, machte ein Lehensmann den Dorfnamen zu seinem Titel und baute ein Schloß, von dem niemand mehr weiß, wo es gestanden hat; ebensowenig ist bekannt, wann der letzte »Edle« jenes Stammes gestorben ist. Aber das Dorf steht noch da, seelenreich und belebter denn je, während ein paar Dutzend Zunamen unverändert geblieben und für die zahlreichen, weitläufigen Geschlechter fort und fort ausreichen müssen. Der kleine Gottesacker, welcher sich rings an die trotz ihres Alters immer weiß geputzte Kirche legt und niemals erweitert worden ist, besteht in seiner Erde buchstäblich aus den aufgelösten Gebeinen der vorübergegangenen Geschlechter; es ist unmöglich, daß bis zur Tiefe von zehn Fuß ein Körnlein sei, welches nicht seine Wanderung durch den menschlichen Organismus gemacht und einst die übrige Erde mit umgraben geholfen hat. Doch ich übertreibe und vergesse die vier Tannenbretter, welche jedesmal mit in die Erde kommen und den ebenso alten Riesengeschlechtern auf den grünen Bergen rings entstammen; ich vergesse ferner die derbe ehrliche Leinwand der Grabhemden, welche auf diesen Fluren wuchs, gesponnen und gebleicht wurde und also so gut zur Familie gehört wie jene Tannenbretter und nicht hindert, daß die Erde unseres Kirchhofes so schön kühl und schwarz sei als irgendeine. Es wächst auch das grünste Gras darauf, und die Rosen nebst dem Jasmin wuchern in göttlicher Unordnung und Überfülle, so daß nicht einzelne Stäudlein auf ein frisches Grab gesetzt, sondern das Grab muß in den Blumenwald hineingehauen werden, und nur der Totengräber kennt genau die Grenze in diesem Wirrsal, wo das frisch umzugrabende Gebiet anfängt.”

 keller

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)

 

De Griekse dichter Miltos Sachtouris of Miltos Sahtouris werd geboren in Athene op 19 juli 1919. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

The Station
In memory of Guillaume Apollinaire

It rains continually in my sleep
my dream fills with mud
the place is dark
and I’m waiting for a train
the station master is picking daisies
that have sprouted on the rails
as it’s been a long time since
any train has arrived at this station
and suddenly the years have passed
I sit behind a window
hair and beard grown long
as if I’m very ill
and just as I’m falling asleep again
slowly she comes
holding a knife in her hand
she comes up to me carefully
and plunges it into my right eye.

 

The Dove

The dove would pass this way
they’d lit torches all round in the streets
others kept watch in the rows of trees
children held flags in their hands
hours passed and it began to rain
then the entire sky grew dark
a lightning flash whispered something in fright
and the cry broke in man’s mouth

then with ferocious teeth the white dove
howled like a dog in the night.
Vertaald door David Connoly

sachtouris

 Miltos Sachtouris (19 juli 1919 – 29 maart 2005)

 

De Franse schrijver en filosoof Jean-Pierre Faye werd geboren in Parijs op 19 juli 1925. Zie ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: La bulle, le cycle, l’avenir

„Faut-il prendre plus encore de recul ? A la veille de la Seconde Guerre mondiale, en 1938, un économiste autrichien, ancien ministre des finances réfugié à Harvard, Joseph Schumpeter, dessine un plus large tableau narratif. Il découvre un économiste russe, fusillé par les soins de Staline dans les années 30, nommé Nicolas Kondratieff. Celui-ci a décelé, dès le milieu des années 20, de ‘grands cycles’ des prix et de la production – qui rejoignent ceux d’un sociologue français nommé Simiand, touchant le mouvement des salaires. Il va nous conduire jusqu’à la “révolution industrielle” anglaise, qui précédait la Révolution française.

Les grands “cycles de Kondratieff ” de près de cinquante ans, déployés sur deux siècles, Schumpeter aperçoit leur lien avec, chaque fois, l’apparition et le déploiement d’une forte innovation technologique, suivie de sa provisoire saturation. La mécanisation de l’industrie textile du coton venu de l’Inde, pour être traité à Manchester, est cette première “révolution industrielle”, suivie par ce que le même Marx nomme les “crises cotonnières”. Vient ensuite le déploiement de la construction ferroviaire, la railroadization, sous le Second Empire. Puis, nouvelle ‘révolution industrielle’ : l’électrisation du monde, escortée par l’étincelle de l’industrie automobile, pour les premières décennies du XXe siècle. Chacun des trois cycles a sa “Grande Dépression” : 1825, 1873, 1929… A Londres, à Vienne et Berlin, à New York.“

 Faye

Jean-Pierre Faye (Parijs, 19 July 1925)

 

De Oostenrijkse toneelschrijver, romanschrijver, essayist, tijdschriftuitgever, journalist, theaterregisseur, dramaturg en theater-, kunst- en cultuurcriticus Hermann Bahr werd geboren op 19 juli 1863 in Linz. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: O Mensch

 „»O Mensch!« sagte Fräulein Annalis, dem Diener zur Antwort. Aber dann besann sie sich auf die Vorschrift des Magiers, trat ans Fenster, kehrte sich der Sonne zu, gab sich ihr mit offenen Armen völlig hin, und als sie ganz eingesonnt war, wiederholte sie, mit einem scheinheilig feierlichen Gesicht, langsam: »O Mensch!« Der Diener stand unbeweglich an der Tür, bis sie ihm sagte: »Also dann gehns hinauf und richtens dem Herrn Kammersänger aus, daß ich schon wieder ›o Mensch‹ Hab sagen müssen, und wenn er jetzt nicht gleich kommt, fang ich allein zu essen an, es ist dreiviertel zwei!«

Sie sah dem Diener nach und mußte lachen. Vor fünf Jahren war der noch Brauknecht in Henndorf. Das verstand ihr Bruder wirklich, Menschen herzurichten! Nur sich selber nicht. Er hätte so gern dem König Eduard ähnlich gesehen. Es gelang ihm aber nur bei den Dienern.

Sie sah durchs Zimmer, ordnete die Körbe mit den Blumen und trat an den gedeckten Tisch. Wenn der Herr Kammersänger Ignaz Fiechl von den Ferien kam, war er noch strenger. Er zog mit der Ledernen seinen ganzen Übermut aus und mit den weißen Handschuhen alle seine Launen wieder an.

Dann aber setzte sie sich, wie plötzlich von aller Kraft verlassen, in den schweren weiten Stuhl, die Hände hingen über die Lehnen, und ihre großen grauen Augen waren fort, irgendwo draußen in der ruhig reifenden, heimlich herbstelnden Landschaft, die vor dem großen Fenster über Gärten und Wiesen, waldig umschlossen, mit hellen kleinen Häusern allmählich in den Dunst der Stadt sank.“

bahr

Hermann Bahr (19 juli 1863  – 15 januari 1934)

 

De Frans-Zwitserse schrijver Robert Pinget werd geboren op 19 juli 1919 in Genève. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: Pseudo-principes d’esthétique

«  Une fois venu le moment de la rédaction, c’est en toute conscience que je déclenche le mécanisme ou si l’on veut, que j’ouvre le robinet du subconscient, disons de la sensation. Ce travail est on ne peut plus volontaire. Une manière presque d’écriture automatique en pleine conscience, c’est-à-dire avec filtrage immédiat des possibles, de ce qui pourrait être développé, et dont je m’efforce de développer une minime partie malgré mon dégoût de tout développement, et du roman en particulier. Pourquoi cette ascèse ? Pour découvrir, en fin de compte, une vérité tout bêtement morale qui est la mienne, mais si profondément enfouie sous les contradictions que je n’ai que l’art pour ce faire.”

 pinget

 Robert Pinget (19 juli 1919 – 25 augustus 1997)

 

De Schotse schrijver Archibald Joseph Cronin werd geboren op 19 juli 1896 in Cardross, Dunbartonshire. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: The Citadel

“Outside, a heavy rainstorm came blinding down between the mountains which rose on either side of the single railway track. The mountain tops were hidden in a grey waste of sky but their sides, scarred by ore workings, fell black and desolate, blemished by great heaps of slag on which a few dirty sheep wandered in vain hope of pasture. No bush, no blade of vegetation was visible. The trees, seen in the fading light, were gaunt and stunted spectres. At a bend of the line the red glare of a foundry flashed into sight, illuminating a score of workmen stripped to the waist, their torsos straining, arms upraised to strike. Though the scene was swiftly lost behind the huddled top gear of a mine, a sense of power persisted, tense and vivid. Manson drew a long breath. He felt an answering surge of effort, a sudden overwhelming exhilaration springing from the hope and promise of the future.”

cronin

A.J. Cronin (19 juli 1896 – 6 januari 1981)

 

De Duitse dichter en uitgever Heinrich Christian Boie werd geboren op 19 juli 1744 in Meldorf.  Zie ook mijn blog van 19 juli 2009.

Freundschaft

Von Freundschaft, Chloe, soll ich singen?
Wann gab ein Dichter der sein Lied?
Die um ihr ganzes Recht zu bringen,
Brauchts nur daß man dich lächeln sieht. Bewundrer hat in ihrem Lenze
Die Schönheit, aber Freunde nicht.
Die Scherze flechten Heben Kränze
Sie lacht und hört, was Amor spricht. Noch fühlen wir der Jugend Freuden,
Wir lieben und wir wollen noch
Um seine nicht den Herbst beneiden,
Kömmt er zu früh uns einstens doch!

boie

Heinrich Christian Boie (19 juli 1744 – 3 maart 1806)    

 

De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra.  Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008

RENDEZVOUS
For Nathan Altermann

Altermann, sipping wine, reads with a look
Of infinite patience and slight suffering.
When I approach him, he puts down his book,
Waves t the chair beside him like a king,
Then claps his hands, and an awed waiter fetches
Bread, kosher sausage, cake, a chicken’s wing,
More wine, some English cigarettes, and matches.
‘Eat, eat,’ Altermann says, ‘this is good food.’
Through the awning over us the sunlight catches
His aquiline sad head, till it seems hewed
From tombstone marble.  I accept some bread.
I’ve lunched already, but would not seem rude.
When I refuse more, he feeds me instead,
Heaping my plate, clapping for wine, his eyes
–Expressionless inside the marble head—
Appearing not to notice how the flies
Form a black, sticky icing on the cake.
Thinking of my health now, I visualize
The Aryan snow floating, flake upon flake,
Over the ghetto wall where only fleas
Fed well, and they and hunger kept awake
Under sharp stars, those waiting for release.
Birds had their nests, but Jews nowhere to hide
When visited by vans and black police.
The shekinah rose where a people died,
A pillar of flame by night, of smoke by day.
From Europe then the starved and terrified
Flew.  Now their mourner sits in this café.
Telling me how to scan a Hebrew line.
Though my attention has moved far away
His features stay marble and aquiline.
But the eternal gesture of his race
Flowing through the hands that offer bred and wine
Reveals the deep love sealed in the still face.

 moraes

 Dom Moraes (19 juli 1938 – 2 juni 2004)

 

De Duitse dichter en schrijver Georg Anton Lorenz Diefenbach werd geboren op 19 juli 1806 in Ostheim, Hessen. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007

Was frommt des einen Lebens schmale Bahn?

Was frommt es mir, auf einem Strom zu schiffen,
Der, kaum entflohn des engen Ufers Riffen,
Mich untertaucht im ew’gen Ozean?

Es drängt sich eine Welt zu meinem Kahn,
Ich muß nicht angeln erst mit List und Kniffen,
Sie fleht und sehnet sich, von mir ergriffen,
Mein Eigentum zu sein, mir untertan!

Ich darf sie nicht erfassen! Ihre Wucht,
Sie zöge schnell den schwachen Kahn hinab.
Zum ruhigen Genuß winkt keine Bucht,

Zur toten Ruhe nur das Wogengrab.
So schiff ich in tantalischem Entsagen,
Zu schwach, des Lebens reichtum zu ertragen.

diefenbach

Lorenz Diefenbach (19 juli 1806 – 28 maart 1883)

 

De Franse schrijver en criticus Ferdinand Brunetière werd geboren op 19 juli 1849 in Toulon. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007.

Uit: LA POESIE FRANCAISE DU XIX SIECLE

“En realite, c’est l’inspiration de deux grands prosateurs et d’une femme de genie qu’on rencontre quand on remonte aux origines de la poesie francaise au dix-neuvieme siecle: l’auteur des Confessions, Jean-Jacques Rousseau; celui du Genie du Christianisme, Chateaubriand; et l’auteur trop souvent et injustement oublie du livre De l’ Allemagne, Mme de Stael. Le premier avait emancipe le MOI de la longue contrainte ou l’avaient comme emprisonne, deux siecles durant, des habitudes litteraires fondees sur une conception essentielIement sociale de la litterature. Ni les Salons ni la Cour, qui faisaient et qui defaisaient alors les reputations, n’avaient admis, pendant deux cents ans, que l’on ecrivit pour les entretenir de soi-meme, de ses “affaires de coeur,” ou de famille. La permission n’en etait donnee qu’aux auteurs de Memoires ou de Correspondances, et a la condition d’etre prealablement morts. J.-J. Rousseau, dont l’oeuvre entiere n’est qu’une confidence a peine dissimuIee, vint changer tout cela, et ainsi rouvrir, de toutes les sources de la grande poesie, non pas peut-etre la plus abondante, ni toujours, on le verra, la plus pure, mais, en tout cas, l’une des principales et des plus profondement cachees. Chateaubriand fit davantage encore. Voyageur,–il rendit a une litterature doyenne trop mondaine le sentiment de cette nature exterieure, mouvante, vivante et coloree, qu’elIe avait, non pas precisement ignoree ni meconnue, dont elIe avait meme joui a Versailles ou a Fontainebleau, dans ses jardins a la francaise, mais qu’elIe avait systematiquement subordonnee a l’observation de l’homme psychologique et moral.“

brunetiere

Ferdinand Brunetière (19 juli 1849 – 9 december 1906)

 

De Franse schrijver en criticus Jean-Marie Déguignet werd geboren op 19 juli 1834 in Guengat.  Zie ook mijn blog van 19 juli 2007.

Uit: Histoire de ma vie

“ Comme tous les paysans ignorants, je considérais ce monde comme étant l’univers entier, ayant au-dessous de lui l’Enfer et au-dessus le Paradis dont le ciel et les étoiles en formaient le plafond. Et c’était justement ces choses-là qui me tourmentaient le plus l’esprit, des choses que je voyais et que je ne pouvais comprendre. Pour les choses surnaturelles je m’étais déjà formé une idée contraire à toutes les autres. Je ne pouvais guère les admettre puisque je n’en voyais jamais là même où tous les autres prétendaient en voir, moi qui aurait dû être un bon voyant cependant, puisque mon père et ma mère l’étaient tous deux; dans mes maladies, dans mes délires, dans mes rêves j’avais vu bien des choses puisque j’avais été comme Dante en enfer, au purgatoire et au paradis, que j’avais vu l’Ankou au pied de mon lit et que j’avais vu mettre mon corps au cercueil, mais ce n’était là que des images, des choses dont j’avais entendu parler, suscitées à mon esprit en délire. Certes, je ne pouvais rien expliquer de tout ça, mais je ne pouvais pas davantage expliquer les choses naturelles, des choses que je voyais tous les jours. Je me posais bien des questions, des pourquoi, mais comment trouver des parce que. J’avais bien vu dans mon petit livre breton que le monde avait été créé en six jours par un être appelé en breton Doué et que ce Doué, Dieu, était en tout semblable à l’homme. Mais ce créateur ne put créer cet homme que lorsqu’il trouva de la terre pour le fabriquer, comment avait-il fait son propre individu qui était de la même matière avant que cette matière existât et où pouvait-il être avant que rien n’existât ? Rien ne peut se contenir dans rien et ne peut concevoir ni se concevoir. Et quand même que cet être n’eût été qu’un pur esprit, il fallait bien qu’il fut quelque part dans l’étendu, il fallait donc que cet étendu fut avant lui. Et puisque l’écriture dit qu’il était matériel comme nous, il fallait que la matière existât avant.“

deguignet
Jean-Marie Déguignet (19 juli 1834 – 29 augustus 1905)

Frans Pointl, Willem Jan Otten, Anna Enquist

Romenu was er noodgedwongen even niet. Vanaf morgen zijn er weer de vertrouwde berichten.

Ziek

de forse broeder met de harde handjes
de trippelbroeder met de wollen wantjes
de hoofdzuster, imperatief,
vult massief de kamer
dreigend met haar zwarte hamer

gejaagd telt het infuus
66 druppels per minuut
een half uur lang onrust
een nieuw infuus:
7 druppels per minuut
traag geruststellend getik
kam en zakdoekjes vallen
oprapen? vergeet het maar

de stervende in de aangrenzende kamer
balt zijn laatste krachten te zamen
in een ontzagwekkend hallo! hallo! hallo!
hij heeft Gods geheime nummer gedraaid
wacht
op meer dan nacht

 

Frans Pointl

 

pointl

Frans Pointl (Amsterdam, 1 augustus 1933)

 

 

Op zaal

Nadert er rinkelend glas,
en platte hakken, op de gang,
dan is dat iemand half dood
die terugkeert in zijn rijdend ledikant
van ergens waar men opensnijdt.

Zij die hem duwde glimlacht,
schuift hem bij ons vijven aan
en trekt gordijnen om hem dicht.

Straks komt hij bij. Begint de pijn
die ons al leerde mee te geven
als een halm. Het zal hem zijn
of hij de eerste is die zo diep buigt.

Klinkt morgen nieuw gerinkel,
en platte hakken op de gang,
dan is hij een van ons. Want ieder
was de enige die zo diep boog.

 

Willem Jan Otten

 

willemjan_otten

Willem Jan Otten (Amsterdam, 4 oktober 1951)

 

Polikliniek

De scalpel. Dieper. Het pincet
rukt met een schijn van drift de rode
tijdbom weg. Doe nu mijn zoon weer
dicht, chirurg, vijandig bondgenoot.
Sluit op zijn rug die rare mond die
fluistert over ongepaste groei en dood.

Na afloop benen wij, veldheren, door de
gangen langs brancards, langs richtingwijzers
naar de hel van ‘kinderonc.’en ‘mort.’.
‘Dood aan de ziekte’, roepen wij, en:
‘wat is pijn’. Scheurend ontploft
het ziekenhuis als we weer buiten zijn.

 

Anna Enquist

 

 

enquist

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)