In Memoriam Maryse Condé

In Memoriam Maryse Condé

De Franse schrijfster Maryse Condé is op 87-jarige leeftijd overleden. Maryse Condé  werd op 11 februari 1937 in Pointe-à-Pitre op Guadeloupe geboren. Zie ook alle tags voor Maryse Condé op dit blog.

Uit: Het evangelie van de nieuwe wereld (Vertaald door Saskia Taggenbrock en Martine Woudt)

“Ze begon een voorgevoel te krijgen. Zou ze een van de vele in de steek gelaten vrouwen worden, vrouwen zonder echtgenoot, zonder minnaar, die met moeite hun kinderen grootbrachten?
Dat was niet wat Corazón haar had voorgespiegeld. Integendeel, hij had haar gouden bergen beloofd. Hij bedolf haar onder de kusjes, noemde haar ‘mijn liefste’ en verzekerde haar dat hij nooit van een vrouw had gehouden zoals hij nu van haar hield.
Corazón en Maya behoorden niet tot dezelfde sociale klasse: hij was een telg uit de invloedrijke familie Tejara, die hun land sinds de tijd van de slavernij had voorzien van handelaren, grondeigenaren en advocaten, artsen en leerkrachten. Corazón doceerde godsdienstgeschiedenis aan de universiteit van Asunción, waar hij vandaan kwam. Hij had de typische arrogantie van een rijkeluiszoontje, al werd die getemperd door de tederheid en de charme van zijn glimlach. Omdat hij vloeiend vier talen sprak – Engels, Spaans, Portugees en Frans – was hij door de rederij in dienst genomen om lezingen te geven voor de passagiers van de eerste en tweede klasse.
Het vervelendst was de droom die Maya elke nacht had. Ze zag een engel in een blauw gewaad met in zijn hand een lelie van de soort die cannalelie wordt genoemd. De engel kondigde haar aan dat ze zou bevallen van een zoon wiens missie het zou zijn het aanzien van de wereld te veranderen. Nou ja, een engel, bij wijze van spreken dan, want het was een van de meest bizarre wezens die ze ooit had gezien. Hij droeg hoge, glimmende lakleren laarzen. Zijn grijze haren krulden tot op zijn schouders; het vreemdst was de uitwas die verstopt op zijn rug leek te zitten. Een bochel? Op een nacht had ze hem woedend met een bezemsteel weggejaagd, maar de volgende nacht was hij gewoon weer teruggekomen.
De baby was in slaap gevallen en maakte met regelmatige tussenpozen kreungeluidjes in zijn slaap. De ezel boven zijn hoofd bleef warme lucht uitademen. Vroeger zette het echtpaar Ballandra ’s nachts hun koe met de naam Placida in deze stal. Maar op een goede dag was het arme beest op de grond gevallen terwijl haar snuit vol stroperig kwijl liep. Mond-en-klauwzeer, had de inderhaast opgeroepen veearts gediagnosticeerd.
Maya keerde de baby de rug toe, glipte naar buiten en liep het pad op dat naar de straat leidde en achter het huis van het echtpaar Ballandra langs slingerde. Ze was niet ongerust, want ze wist dat er op dit tijdstip, ondanks het licht dat de omgeving overspoelde, geen risico bestond dat het echtpaar plotseling zou opduiken en haar zou betrappen. Zoals alle inwoners van dit land waar weinig te beleven viel, keken ze televisie, op een flatscreen van 50 inch die ze onlangs hadden gekocht. De man, Jean-Pierre, was half in slaap gedommeld door zijn talrijke glaasjes oude rum, terwijl Eulalie, zijn vrouw, een babytruitje zat te breien voor een van haar ontelbare liefdadigheidswerken.
Bij het openduwen van het houten hek dat de tuin van de straat scheidde, had Maya het gevoel dat ze het gebied van eenzaamheid en verdriet betrad dat zonder enige twijfel vanaf dat moment bij haar leven zou horen.”

 

Maryse Condé (11 februari 1937 -2 april 2024 )

In Memoriam A.S. Byatt

In Memoriam A.S. Byatt

De Britse schrijfster A. S. Byatt is afgelopen donderdag, 16 november, op 87-jarige leeftijd overleden. A. S. Byatt werd geboren als Antonia Susan Drabble op 24 augustus 1936 in Sheffield. Zie ook mijn blog van 24 augustus 2010 en eveneens alle tags voor A. S. Byatt op dit blog.

Uit: Posession

“By far the largest single gathering was of course in the Stant Collection at Robert Dale Owen University in New Mexico, where Mortimer Cropper worked on his monumental edition of the Complete Correspondence of Randolph Henry Ash. That was no problem nowadays, books travelled the aether like light and sound. But it was just possible that Ash’s own Vico had marginalia missed even by the indefatigable Cropper. And Roland was looking for sources for Ash’s Garden of Proserpina. And there was a pleasure to be had from reading the sentences Ash had read, touched with his fingers, scanned with his eyes. It was immediately clear that the book had been undisturbed for a very long time, perhaps even since it had been laid to rest. The  librarian fetched a checked duster, and wiped away the dust, a black, thick, tenacious Victorian dust, a dust composed of smoke and fog particles accumulated before the Clean Air acts. Roland undid the bindings. The book sprang apart, like a box, disgorging leaf after leaf of faded paper, blue, cream, grey, covered with rusty writing, the brown scratches of a steel nib. Roland recognised the handwriting with a shock of excitement. They appeared to be notes on Vico, written on the backs of book-bills and letters. The librarian observed that it didn’t look as though they had been touched before. Their edges, beyond the pages, were dyed soot-black, giving the impression of the borders of mourning cards. They coincided precisely with their present positions, edge of page and edge of stain. Roland asked if it was in order for him to study these jottings. He gave his credentials; he was part-time research assistant to Professor Blackadder, who had been editing Ash’s Complete Works since 1951. The librarian tiptoed away to telephone: whilst he was gone, the dead leaves continued a kind of rustling and shifting, enlivened by their release. Ash had put them there. The librarian came back and said yes, it was quite in order, as long as Roland was very careful not to disturb the sequence of the interleaved fragments until they had been listed and described. The librarian would be glad to know of any important discoveries Mr Michell might make. All this was over by ten-thirty. For the next half-hour Roland worked haphazardly, moving backwards and forwards in the Vico, half looking for Proserpina, half reading Ash’s notes, which was not easy, since they were written in various languages, in Ash’s annotating hand, which was reduced to a minute near-printing, not immediately identifiable as the same as his more generous poetic or letter-writing hand. At eleven he found what he thought was the relevant passage in Vico. Vico had looked for historical fact in the poetic metaphors of myth and legend; this piecing together was his “new science.” His Proserpine was the corn, the origin of commerce and community. Randolph Henry Ash’s Proserpine had been seen as a Victorian reflection of religious doubt, a meditation on the myths of resurrection.”

 

A. S. Byatt (24 augustus 1936 – 16 november 2023)

In memoriam Hans Tentije

In memoriam Hans Tentije

Gisteravond werd bekend dat de Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije afgelopen donderdag, 26 oktober, op 78-jarige leeftijd is overleden. Zie ook alle tags voor Hans Tentije op dit blog.

 

Hoe ’t is

Wind, steek mosgrijs over ons op, kom
over wat al is aangericht en in ’t uitgelopen wit
hier van ’t ogenblik aan verte tenietgaat
dit uitzicht van steeds snijdender lijnen

niet door vlakbijstaan bewasemd
maar langzaamaan uit ’t denken weggewist
ligt daar beneden wat ’t kijken nogmaals oproept
een huivering onder ’t klamme peau de suède
ontvouwt zich, opties als ’t bedrog
de leegte

mosgrijs: tijd als rijp
op alle takken, bevroren bluswater
dat zich stort over de balkons

pas gemaaid ’t gras en de klaver
langs de weg naar omlaag; afdalen naar
de tuin waarin ’t tafelkleed met klemmen is vastgezet
en ’t ijs smelt binnen de kringen van de glazen
de hond, bijna blind, aan onze voeten

wat achterblijft blijft als mot op de prei
tot er niets meer van over is – en alles wordt

zoals ’t altijd was

 

Thaulows dood

Walm van hulpstoomvermogen, grijs zeildoek
dat neerhing in de ochtendnevel boven de Zuiderzee –
de dagboot naar Amsterdam

onder zeil ook z’n kist, hoog op ’t achterdek
geplaatst en nog net te ontwaren: ’t nakijken had ik
te laat als ik was, even na vijven aan de haven
of ik daarvoor de hondewagen over de dijk
had gejaagd, om dat nog te zien

ik spande uit bij Spaander, gaf de honden wat water
dronk lusteloos m’n koffie-verkeerd en kreeg de verhalen
maar luisterde niet, hoorde enkel de meeuwen

en de pen weer gaan over ’t papier, ’t voorlezen
van de akte: ‘Heden den zesden November negentienhonderd
zes, verschenen voor ons, Ambtenaar van den burgerlijken
stand der gemeente Edam…’, zette m’n handtekening
op de aangewezen plaats, linksonder, alsof

hij iemand was die ik gekend had en geen vreemde
die ik voor ’t eerst zag toen hij inmiddels dood was
hierboven, in een opgeschud hotelbed

een nieuwe werkdag begon, tenminste
de gelagkamer raakte al aardig vol; men rookte en
praatte, vertelde dat hij de laatste tijd tot aan ’t vallen
van de avond had zitten schilderen aan de waterkant
te zwak om zelfde verf uit z’n tubes te knijpen –

aanlandige wind en tussen vloeibladen bewaard
waren z’n schetsen verdwenen, landschappen als opgerolde
stukken linnen over een schoongeveegde zee

ik zette m’n kraag op en vertrok

 

Hans Tentije (23 december 1944 – 26 oktober 2023)

In Memoriam Wessel te Gussinklo

In Memoriam Wessel te Gussinklo

De Nederlandse schrijver Wessel te Gussinklo is is afgelopen woensdag op 82-jarige leeftijd overleden, zo heeft zijn uitgeverij bekendgemaakt. Hij was al enige tijd ziek. Wessel te Gussinklo werd geboren in Utrecht op 9 januari 1941. Zie ook alle tags voor Wessel te Gussinklo op dit blog.

Uit: Op weg naar De Hartz

“De donkere wel een kilometer lange, smalle oprijlaan, overhuifd door vliegdennen en sparren, die zich als een koker door het bos geboord had, slechts met een enkele lichte loofboom hier en daar, opende zich. En voor hem verrees de groene heuvel; een langzaam oplopend veld kort gemaaid gras, een gazon haast eerder, boomloos zich honderden meters uitstrekkend voor zijn ogen, met bovenaan waar de helling verflauwde een grote, ronde vijver met beelden en een fontein. En daarachter, ver uitrijzend boven de bomen en scherp afgetekend tegen de leegte van hemel en wolken, het landhuis van de Grote Man — een omvangrijk matgeel gebouw, met aan deze zijde over de volle breedte een uitbouw van twee boven elkaar gelegen balkonterrassen in een vaag gebogen vorm, ondersteund door fragiele pilaren — elegant, sierlijk, met filigrainachtig donkerbruin hekwerk — uitkijkend boven het gazon op de vijver en het bos. Een fraai gebouw, iets zuidelijks, bijna Italiaans of Portugees. Hij had foto’s gezien van het huis en de omgeving, maar nooit was hij er overdag geweest, alleen ’s avonds met Somsen in een taxi; Somsens tas achter hem aan het gebouw in dragend. Niet alleen voor de Grote Man zelf was het landhuis; het was ook de zetel van zijn Hogeschool met ontvangstruimten. vergaderzalen, collegeruimten. Hier resideerde de Grote Man, ontving en verklaarde. Twee oprijlanen voerden om het gazon heen de heuvel op, de ene naar de ingang, het bordes aan de andere zijde van het gebouw, en de andere van achter het gebouw vandaan neerdalend langs de zoom van het bos om zich daar weer met de donkere oprijlaan te verenigen. Die plotselinge wijdte, die ruimte, die golf van roerloos licht; een muur bijna, na de donkere engte van de bosweg die hem voortgestuwd had tot hier; glad en vormloos langs hem glijdend — steeds dezelfde bomen en struiken, dezelfde blinde dingen hem nauw omsluitend terwijl hij langs ze schoof. En nu dit; alsof hij uitgespuwd werd uit die kokerachtige nauwte en hier stilviel. Dat zachte septemberlicht van de laagstaande namiddagzon rustend op voorwerpen en dingen; het gras, de takken en bladeren, de precieze bestrating van dc oprijlaan, de afgemeten begrenzingen. En verder weg de reusachtige slagschaduw van het gebouw, des te groter door de helling van het gazon. En geen wind — niets bewoog, geen blad, geen tak; roerloos dat alles, alsof de ruimte een glasachtig ding was hier neergezet voor zijn ogen; een ding, doorzichtig maar ondoordringbaar, dat alle voorwerpen omsloot. Daar doorheen gaan, doorheen breken bijna, de weerstand overwinnen van deze grote, lege ruimte; de daad bijna die dat zou zijn, tot de ingang van het gebouw toe. Teruggaan! Weggaan! Niet daarheen, eerst nadenken. Hij stond stil.”

 

Wessel te Gussinklo (9 januari 1941 – 18 oktober 2023)

In Memoriam Louise Glück

In Memoriam Louise Glück

Vrijdagavond, 13 juli, werd bekend dat de Amerikaanse dichteres, essayiste, schrijfster en Nobelprijslaureaat Louise Glück dichteres op 80-jarige leeftijd is overleden. Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Afterword

Reading what I have just written, I now believe
I stopped precipitously, so that my story seems to have been
slightly distorted, ending, as it did, not abruptly
but in a kind of artificial mist of the sort
sprayed onto stages to allow for difficult set changes.

Why did I stop? Did some instinct
discern a shape, the artist in me
intervening to stop traffic, as it were?

A shape. Or fate, as the poets say,
intuited in those few long ago hours—

I must have thought so once.
And yet I dislike the term
which seems to me a crutch, a phase,
the adolescence of the mind, perhaps—

Still, it was a term I used myself,
frequently to explain my failures.
Fate, destiny, whose designs and warnings
now seem to me simply
local symmetries, metonymic
baubles within immense confusion—

Chaos was what I saw.
My brush froze—I could not paint it.

Darkness, silence: that was the feeling.

What did we call it then?
A “crisis of vision” corresponding, I believed,
to the tree that confronted my parents,

but whereas they were forced
forward into the obstacle,
I retreated or fled—

Mist covered the stage (my life).
Characters came and went, costumes were changed,
my brush hand moved side to side
far from the canvas,
side to side, like a windshield wiper.

Surely this was the desert, the dark night.
(In reality, a crowded street in London,
the tourists waving their colored maps.)

One speaks a word: I.
Out of this stream
the great forms—

I took a deep breath. And it came to me
the person who drew that breath
was not the person in my story, his childish hand
confidently wielding the crayon—

Had I been that person? A child but also
an explorer to whom the path is suddenly clear, for whom
the vegetation parts—

And beyond, no longer screened from view, that exalted
solitude Kant perhaps experienced
on his way to the bridges—
(We share a birthday.)

Outside, the festive streets
were strung, in late January, with exhausted Christmas lights.
A woman leaned against her lover’s shoulder
singing Jacques Brel in her thin soprano—

Bravo! the door is shut.
Now nothing escapes, nothing enters—

I hadn’t moved. I felt the desert
stretching ahead, stretching (it now seems)
on all sides, shifting as I speak,

so that I was constantly
face to face with blankness, that
stepchild of the sublime,

which, it turns out,
has been both my subject and my medium.

What would my twin have said, had my thoughts
reached him?

Perhaps he would have said
in my case there was no obstacle (for the sake of argument)
after which I would have been
referred to religion, the cemetery where
questions of faith are answered.

The mist had cleared. The empty canvases
were turned inward against the wall.

The little cat is dead (so the song went).

Shall I be raised from death, the spirit asks.
And the sun says yes.
And the desert answers
your voice is sand scattered in wind.

 

Louise Glück (22 april 1943 – 13 oktober 2023)

In Memoriam Milan Kundera

In Memoriam Milan Kundera

De Tsjechisch-Franse schrijver Milan Kundera is op 94-jarige leeftijd overleden. Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.

Uit: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (Vertaald door Jana Beranová)

“Honden hebben niet veel voordelen boven mensen, maar een ervan is de moeite waard: euthanasie is in hun geval niet door de wet verboden; een dier heeft recht op een zachte dood. Karenin hinkte op drie pootjes en bracht hoe langer hoe meer tijd liggend in een hoekje door. Hij jankte. Beide echtelieden waren het er over eens dat hij niet onnodig moest lijden. Maar hun principiële eensgezindheid bevrijdde ze nog niet van de beangstigende onzekerheid, namelijk: hoe te weten op welk ogenblik het lijden werkelijk onnodig was; hoe het moment vast te stellen waarop het niet meer de moeite waard was te leven.
Was Tomáš maar geen arts! Dan zouden ze het op een ander kunnen afschuiven. Dan zouden ze naar een dierenarts kunnen gaan en de hond een spuitje laten geven.
Wat is het verschrikkelijk de rol van de dood op je te nemen! Tomáš hield lange tijd vol dat hij hem niet zelf een spuitje zou geven, maar dat hij een dierenarts zou roepen. Maar later begreep hij dat hij Karenin het voorrecht kon geven dat geen enkel mens krijgt: de dood zal hem halen in de gedaante van hen die hij liefheeft.
Karenin had de hele nacht gejankt. Toen Tomáš ’s morgens zijn pootje bekeek, zei hij tegen Tereza: ‘We moeten niet langer wachten.’
Het was ochtend, ze zouden beiden gauw naar hun werk gaan. Tereza liep naar Karenin toe. Tot dan lag hij daar apatisch (zelfs toen Tomáš hem daarnet onderzocht bleef hij onverschillig liggen), maar toen hij deze keer de deur hoorde gaan, hief hij zijn kop en keek naar Tereza.
Ze kon zijn blik niet verdragen, ze schrok er bijna van. Zo keek hij nooit naar Tomáš, zo keek hij alleen maar haar aan. Maar nog nooit eerder zo intens. Het was geen wanhopige en ook geen verdrietige blik, wel nee. Het was een blik vol afschuwelijk, ondraaglijk vertrouwen. Die blik was een gretige vraag. Zijn leven lang wachtte Karenin steeds op Tereza’s antwoord en nu liet hij haar weten (nog veel dwingender dan anders) dat hij nog altijd bereid was van haar de waarheid te horen. (Alles dat van Tereza komt is voor hem de waarheid: ook al zegt ze ‘zitten!’ of ‘liggen!’, het zijn waarheden waarmee hij zich identificeert en die zin geven aan zijn leven.)
De blik vol afschuwelijk vertrouwen duurde maar kort. Even later legde hij zijn kop weer op zijn poten. Tereza wist dat hij op die manier nooit meer naar haar zou kijken.
Snoepgoed gaven ze hem nooit, maar een paar dagen geleden kocht ze voor hem enkele repen chocola. Ze haalde die uit het zilverpapier en brak ze in stukjes die ze om hem heen legde. Daarnaast zette ze nog een bakje met water, zodat hem niets zou ontbreken voor de tijd dat hij alleen thuis was. De blik waarmee hij haar daarnet bekeek leek hem te hebben uitgeput. Zelfs te midden van de chocola hief hij zijn kop niet meer op.
Ze ging naast hem op de grond liggen en legde haar arm om hem heen. Heel langzaam en moe snuffelde hij aan haar en hij gaf haar een of twee likken. Zijn gelik onderging ze met gesloten ogen, alsof ze het zich voor altijd wilde he
rinneren. Ze draaide ook haar andere wang naar hem toe voor een likje.”

 

Milan Kundera (1 april 1929 – 11 juli 2023)

In Memoriam Cormac McCarthy

In Memoriam Cormac McCarthy

De Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy is afgelopen dinsdag, 13 juni, op 89-jarige leeftijd overleden. Cormac McCarthy werd geboren op 20 juli 1933 in Providence, Rhode Island. Zie ook alle tags voor Cormac McCarthy op dit blog.

Uit: No Country for Old Men

“The deputy’s right carotid artery burst and a jet of blood shot across the room and hit the wall and ran down it. The deputy’s legs slowed and then stopped. He lay jerking. Then he stopped moving altogether. Chigurh lay breathing quietly, holding him. When he got up he took the keys from the deputy’s belt and released himself and put the deputy’s revolver in the waistband of his trousers and went into the bathroom.
He ran cold water over his wrists until they stopped bleeding and he tore strips from a hand towel with his teeth and wrapped his wrists and went back into the office. He sat on the desk and fastened the toweling with tape from a dispenser, studying the dead man gaping up from the floor. When he was done he got the deputy’s wallet out of his pocket and took the money and put it in the pocket of his shirt and dropped the wallet to the floor. Then he picked up his air tank and the stun gun and walked out the door and got into the deputy’s car and started the engine and backed around and pulled out and headed up the road.
On the interstate he picked out a late model Ford sedan with a single driver and turned on the lights and hit the siren briefly. The car pulled onto the shoulder. Chigurh pulled in behind him and shut off the engine and slung the tank across his shoulder and stepped out. The man was watching him in the rearview mirror as he walked up.
What’s the problem, officer? he said.
Sir would you mind stepping out of the vehicle?
The man opened the door and stepped out. What’s this about? he said.
Would you step away from the vehicle please.
The man stepped away from the vehicle. Chigurh could see the doubt come into his eyes at this bloodstained figure before him but it came too late. He placed his hand on the man’s head like a faith healer. The pneumatic hiss and click of the plunger sounded like a door closing. The man slid soundlessly to the ground, a round hole in his forehead from which the blood bubbled and ran down into his eyes carrying with it his slowly uncoupling world visible to see. Chigurh wiped his hand with his handkerchief. I just didn’t want you to get blood on the car, he said.”

 

Cormac McCarthy (20 juli 1933 – 13 juni 2023)

In Memoriam Huub Oosterhuis

In Memoriam Huub Oosterhuis

De Nederlandse priester, theoloog en dichter Huub Oosterhuis is zondag op 89-jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn familie maandag bekendgemaakt. Huub Oosterhuis werd geboren in Amsterdam op 1 november 1933. Zie ook alle tags voor Huub Oosterhuis op dit blog.

 

Gabriël Smit

Gabriël belde mij.
Ik lag, de dood ontkomen,
in Purmerend. Hij schreeuwde:
Wat hoor ik? Heb je pijn?
Ach jongen, ik ben bij je,
dat weet je toch.
——————– Ik wist het.
Zo uit de diepte riep hij.

Zo godverlaten bij me
was hij. En is gebleven.

 

Moederkerk

Ben ik de boom niet
zolang er vogels zijn?
ben ik de moeder niet
opdat er kinderen zijn –
kinderen en vogels, zij
zwierven weg over zee
allen zijn heengegaan
en niemand nam mij mee.

Vogels bevolkten mij
bouwden hun nest in mij
kinderen beminden mij
sneden hun hart in mij –
als zij dan zwerven gaan
en niemand neemt mij mee
ruk ik mijn wortels uit
plant ik mij in de zee.

 

Gelofte

Hoe diep gaat de pijn
van het moedernaakt
maar onaangeraakt
man moeten zijn.

in het niemandsland
van mijn zoete vlees
bekneld en verdeeld
tussen hoop en vrees

sterf ik uit, mijn naam
zal in rook opgaan.

Tenzij leven is
uit de dood opstaan.

 

Huub Oosterhuis (1 november 1933 – 9 april 2023)

In Memoriam Fay Weldon

De Britse schrijver Fay Weldon is op 4 januari op 91-jarige leeftijd overleden.  Fay Weldon werd geboren op 22 september 1931 in Alvechurch, Engeland. Zie ook alle tags voor Fay Weldon op dit blog.

Uit: The Life and Loves of a She Devil

“TWO Now. Outside the world turns: tides surge up the cliffs at the foot of Mary Fisher’s tower, and fall again. In Australia the great gum trees weep their bark away; in Calcutta a myriad flickers of human energy ignite and flare and die; in California the surfers weld their souls with foam and flutter off into eternity; in the great cities of the world groups of dissidents form their gaunt nexi of discontent and send the roots of change through the black soil of our earthly existence. And I am fixed here and now, trapped in my body, pinned to one particular spot, hating Mary Fisher. It is all I can do. Hate obsesses and transforms me: it is my singular attribution. I have only recently discovered it. Better to hate than to grieve. I sing in praise of hate, and all its attendant energy. I sing a hymn to the death of love. If you travel inland from Mary Fisher’s tower, down its sweep of gravelled drive (the gardener is paid $110 a week, which is low in any currency), through the windswept avenue of sadly blighted poplars (perhaps this is his revenge), then off her property and on to the main road and through the rolling western hills, and down to the great wheat plain, and on and on for a hundred kilometres or so, you come to the suburbs and the house where I live: to the little green garden where my and Bobbo’s children play. There are a thousand more or less similar houses, to the east, north, west and south: we are in the middle, exactly in the middle, of a place called Eden Grove. A suburb. Neither town nor country: intermediate. Green, leafy, prosperous and, some say, beautiful. I grant you it is a better place to live than a street in downtown Bombay. I know how central I am in this centreless place because I spend a lot of time with maps. I need to know the geographical detail of misfortune. The distance between my house and Mary Fisher’s tower is one hundred and eight kilometres, or sixty-seven miles. The distance between my house and the station is one and a quarter kilometres, and from my house to the shops is 660 metres. Unlike the majority of my neighbours I do not drive a car. I am less well co-ordinated than they. I have failed four driving tests. I might as well walk, I say, since there is so little else to do, once you have swept the corners and polished the surfaces, in this place, which was planned as paradise. How wonderful, I say, and they believe me, to stroll through heaven. Bobbo and I live at No. 19 Nightbird Drive. It is a select street in the best part of Eden Grove. The house is very new: we are its first occupants. It is clean of resonance. Bobbo and I have two bathrooms, and picture windows, and we wait for the trees to grow: presently, you see, we will even have privacy. Eden Grove is a friendly place. My neighbours and I give dinner parties for one another. We discuss things, rather than ideas; we exchange information, not theories; we keep ourselves steady by thinking about the particular. The general is frightening.”

 

Fay Weldon (22 september 1931 – 4 januari 2023)

In Memoriam Hans Magnus Enzensberger

 

In Memoriam Hans Magnus Enzensberger

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger is vorige week donderdag, 24 november, op 93-jarige leeftijd overleden. Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Der Unverwundbare

In der Wissenschaft der Unterlassung
hat er es weit gebracht.
Blutrünstig die Verbrechen,
die er nicht beging,
endlos die Heerschar der Fehler,
die er vermieden hat.
Passende bemerkungen,
ungeschwängerte Mädchen
säumen seinen Weg.
Seine Geruchlosigkeit
ist atemberaubend,
sein Leumund
macht jede chemische Reinigung brotlos,
er ist weiß, er niest nicht,
er segnet uns, ist gesegnet.
andere Lebenszeichen
von seiner Seite
sind nicht zu befürchten.
Warzenlos verschwindet er
in seinem eigenen Foto.

 

Die Scheisse

Immerzu höre ich von ihr reden
als wäre sie an allem schuld.
Seht nur, wie sanft und bescheiden
sie unter uns Platz nimmt!
Warum besudeln wir denn
ihren guten Namen
und leihen ihn
dem Präsidenten der USA,
den Bullen, dem Krieg
und dem Kapitalismus?
Wie vergänglich sie ist,
und das, was wir nach ihr nennen,
wie dauerhaft!
Sie, die Nachgiebige
führen wir auf der Zunge
und meinen die Ausbeuter.
Sie, die wir ausgedrückt haben,
soll nun auch noch ausdrücken
unsere Wut?
Hat sie uns nicht erleichtert?
Von weicher Beschaffenheit
und eigentümlich gewaltlos
ist sie von allen Werken des Menschen
vermutlich das friedlichste.
Was hat sie uns nur getan?

 

De instrumenten

Oogschaartje, mergepen, amniohaak –
je hoort het niet graag.
Zelfs de chirurgen passen ervoor op
om ons de steekbeitel te laten zien,
dat zou te hard zijn, de curettagelepel,
dat zou niet beleefd zijn, de hersenspatel
en de leverhaak. Alleen als het pijn doet
in de spoedeisende hulp vertrouwen we ons
met gesloten ogen toe aan de penisklem,
aan de bloedschepper. Dan ja!
Gezegend, zeggen ze, nu ineens,
zijn jullie, vulvaspreider en botrasp,
onze enige hoop
vlak voor de ziekenzalving.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)