C. O. Jellema, Mary Oliver

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen. Zie ook alle tags voor C. O. Jellema op dit blog.

 

Le couple/Lipschitz

Toen zij samen sliepen
de eerste nacht
werd de wereld dieper
het lachte zacht

hun lichamen aarde
en hemelboog
die de warmte bewaarden
van ’t daglichtoog

maar woorden ontstonden
toen de wereld verging
hun lippen vonden
verwildering.

Dat zij samen lagen
de tweede nacht
zo klein en verslagen
tezamen gebracht

door de angst der dingen
de nacht en de kou
of het gaan zingen
en mooi worden zou

zij voelden verlegen
het vreemde geluid
van hun zielen bewegen
achter hun huid.

Dat toen zij verlangden
een derde nacht
zij lagen bang en
op hun rug op wacht

of één zou beginnen
gefluisterde naam
strak trok het linnen
om hun lichaam

dat toen zij hoorde
dat hij al sliep
god is geboren
het jong verdriet.

 

Liefde

handen heb ik niet
om er mee te leven
woorden op papier
hebben zichzelf geschreven

liefde is: een stoep
deur die wordt gesloten
luisteren naar de voet –
stappen op de loper

dan de stoep afdalen
als een ooievaar
snuivend ademhalen
nachtwind komt van waar

bij de zevende lantaren
al mijn veren tot een kuif
en met sprekende gebaren
dans ik dan mijn liefde uit

statig al mijn Glück und Wonne
voor het nachtelijk publiek
van een zwerfkat en twee nonnen
God wat is de wereld ziek

 

Jagers

Een wee gevoel van moed,
gesneld, geteld, gehangen
de lijken en hun naam
is haas.

Gedwee, gewijd,
een moederloos geslacht;
gewei verwijst voorouderlijk
naar glas in gouden lijst.

Honger somber hurkt
in vensternissen, schaduw
van stilte schoort de balken,
spert
de echo van een schot
sprengt
die Dämmerung das Echo eines
Schusses, klaffend kalte Sterne.

Aan tafel zitten. Kandelabers.
Handen verzilveren.
Handen schillen
bevroren fruit.

 

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)
Portret door Paul Boswijk, 1996

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Als ik tussen de bomen ben

Als ik tussen de bomen ben,
vooral de wilgen en de valse christusdoorn
evenals de beuk, de eiken en de dennen,
ze geven zulke blijk van blijdschap.
Ik zou bijna zeggen dat ze mij redden, en dat dagelijks.

Ik ben zo ver verwijderd van de hoop op mezelf,
waarin ik goedheid en onderscheidingsvermogen heb,
en me nooit door de wereld haast
maar langzaam loop en vaak vooroverbuig.

Om mij heen roeren de bomen hun bladeren
en roepen: ‘Blijf nog even.’
Het licht stroomt uit hun takken.

En ze roepen opnieuw: “Het is eenvoudig”, zeggen ze,
“en ook jij kwam ter wereld
om dit te doen, om kalm aan te doen, om vervuld te worden
met licht en om te schijnen.”

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor de schrijvers van de 9 september ook mijn blog van 9 september 2020 en eveneens mijn blog van 9 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Christopher Kloeble, Christine Lavant

De Duitse schrijver Christopher Kloeble werd op 3 juli 1982 geboren in München. Zie ook alle tags voor Christopher Kloeble op dit blog.

Uit: Home made in India

„Neu-Delhi, Dezember 2012. Im Garten tummeln sich zweihundert Hochzeitsgäste, aber der Bräutigam fehlt: ich. Mein aufgeregtes Zappeln macht es Jaswant, unserem Fahrer, nicht leicht, meinen Turban zu binden. Gegen meine Nervosität schenkt er mir sein charismatisches Lächeln. Das setzt er in den meisten unserer Konversationen auf. Manchmal bedeutet es: »Ich warte im Wagen.« Manchmal:
»Keine Ahnung, was du versuchst zu sagen.« (Mein Hindi-Vokabular beschränkt sich auf alles, was mit Essen zu tun hat.) Und jetzt gerade: »Halt still, sonst sitzt der Turban schief.«
Als Jaswant fertig ist, trete ich vor den Spiegel: Der Mann in dem weiß leuchtenden Sherwani aus roher Seide erinnert kaum an den pausbäckigen Bub, der früher täglich über das Kopfsteinpflaster der Königsdorfer Hauptstraße zur Bäckerei Reindl radelte, um ein paar Pfennige gegen saure Drops zu tauschen.
Ich bin mir nicht sicher, ob der Bub und der Mann dieselbe Person sind. Ich weiß nur, Indien und eine Tochter Delhis haben viel damit zu tun, dass aus dem einen der andere geworden ist.
Draußen erwartet mich einer dieser nebligen Morgen, bei denen man nie weiß, ob man die Sonne am selben Tag nicht nur spüren, sondern auch sehen wird.
Der Turban sitzt erstaunlich fest, mein Herz klopft zwischen den Schläfen. Ich blicke mich nach meiner zukünftigen Frau um, kann sie nirgends entdecken. Anstatt in ihre Arme zu fallen, werde ich von Verwandten und Freunden der Familie in die Arme genommen, denen ich noch nie begegnet bin. Bisher habe ich kaum zwei Monate in Indien verbracht. Frauen zupfen meinen Schal zurecht, Männer klopfen mir auf die Schulter und alle beglückwünschen mich zu meiner Festkleidung. Ich bevorzuge sie gegenüber einer Lederhose. Als Tölzer Sängerknabe habe ich hinreichend oft bayerische Tracht bei volkstümlichen Konzerten getragen, um zu wissen, wie hartnäckig Wollstrümpfe kratzen und in die Kniekehlen schneiden.
Da lenkt ein Gast alle Aufmerksamkeit auf sich. So kann ich unbeobachtet den Turban lockern. Erst danach stelle ich fest: Der neue Gast trägt einen Hochzeits-Sari. Für einen Augenblick verfliegt all meine Nervosität aus Vorfreude auf die Heirat mit Saskya.
»Chalo, Christopher!«, ruft ein nicht blutsverwandter Onkel, der mich zum Rest der Familie führt und mir mit einem Augenzwinkern versichert, ich werde das schon hinbekommen.
Also ziehe ich meine Schuhe aus und setze mich neben meine nach Jasmin duftende Braut ans obere Ende des Mandap, ein Pavillon aus Holz und Blumen, in dem die Zeremonie abgehalten wird. Der Priester, alias Pandit, begrüßt die Familie und es geht los. Den Turban spüre ich nicht mehr. Nur, wie fest Saskya meine Hand drückt.“

 

Christopher Kloeble (München, 3 juli 1982)

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog.

 

De zonnebloem straalt helder door de tijd

De zonnebloem straalt helder door de tijd,
laat op de middag wordt de maankop groter -,
’t gebraakte vlas des avonds keurt de losser,
de nacht weeft stil het naadloos zware kleed.

Als zwarte kruisen vluchten door het rood
de laatste vogels – bevende gedachten! –
’t geliefde voorhoofd slaapt in doornenranken,
en in de poel bewaakt de maan de dood.

Haast elke harteklop wordt hamerslag!
Arm werktuig, tot wiens kwelling uitgevonden?
Uit lauwe dromen treden strenge stonden
en vragen kort, wie spons en edik wenst.

Ben je er nog, van wie dit alles komt?
De morgenster straalt van je mooiste zwijgen.
De zonnebloem moet zich in vrieskou nijgen,
naadloze pijn omkleedt hem die bemint.

Een dwaalvogel valt op de maankop aan,
gekroonde beker vol van duistere woorden.
Verworpen vlas naait nu tot bleke boorden

het naakte hart. In ’t dorp kraait schril een haan.

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e juli ook mijn blog van 3 juli 2020 en eveneens mijn blog van 3 juli 2019 en ook mijn blog van 3 juli 2017 en ook mijn blog van 3 juli 2016 deel 1 en eveneens mijn blog van 11 juli 2015.

Oudjaarsdag (C. O. Jellema), Jacob A. Riis

 

Alle bezoekers en mede-bloggers een prettige jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!

 

Landschap met schaatsers door Hendrik Gerrit ten Cate, 1829

 

Oudjaarsdag

Weer, van een jaar, in ’t veld de laatste schoten
weer lijkt er meer voorbij dan komen zal
gedachtenissen aan wat was vergroten
tot in je dromen het gevoel van val;

je denkt de tijd, ’t moment is je ontschoten
je wilde ’t ogenblik, je vindt getal
en ook die inzichten, door slaap omsloten
oplichtend een bezit dat jou bestal.

Zo bleef dit uitzicht: op dezelfde gronden
waarin nu liggen die eens elkaar vonden
de erven waar het kind de groten zag

zoals zij na de jacht daar dampend stonden
’t geweer geschouderd, aangelijnd de honden
tableau van doodstil kleinwild – oudjaarsdag.

 

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)
Jaarwisseling in Groningen, de geboorteplaats van C. O. Jellema

 

De Deens-Amerikaanse dichter, journalist en sociaal fotograaf Jacob August Riis werd geboren op 3 mei 1849 in Ribe, Denemarken.

 

Het nieuwe jaar “ingooien”

Het oude jaar vertrok met net zoveel kabaal als we tegenwoordig maken,
maar van een heel andere categorie.
We hebben het nieuwe jaar niet ingeblazen,
we hebben het “ingegooid”.
Toen het op oudejaarsavond donker was,
gingen we op pad met al het gebarsten en kapotte aardewerk van het jaar
dat voor dit doel was opgespaard en,
haastten we ons naar de deur van een favoriete buurman,
wierpen er potten tegen.
Dan renden we weg , maar niet erg ver of erg snel,
want het hoorde bij het spel dat als iemand erop betrapt werd,
hij zou worden binnengehaald en getrakteerd op hete donuts.
Het werpen was een gunstbewijs,
en de burger tegen wiens deur de meeste potten waren gebroken,
was de populairste man van de stad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jacob A. Riis (3 mei 1849 – 26 mei 1914)
Ribe, Denemarken

 

Zie voor de schrijvers van de 31e december ook mijn blog van 31 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

C. O. Jellema, Mary Oliver

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen. Zie ook alle tags voor C. O. Jellema op dit blog.

 

In het bos

daar was het zo stil
ik kon mijn stem er niet verbergen
in het rumoer van auto’s
in de muziek van een café

er was geen omweg voor het woord
en geen geluid waarin het kon verdrinken
en weer gevonden worden
alsof het van een ander was

wanneer ik daar gezegd had wat ik zeggen wilde
had je het onherroepelijk gehoord
hadden wij zwijgend verder moeten lopen
te stil was het ik durfde niet

en toen we bijna bij de huizen waren
en ik het zeggen ging zag je
een eekhoorn je wees
en holde naar de boom waarin hij was geklommen

 

Slapeloosheid

liefde heeft een lichaam
als het mijne huid en mond
nevels dwalen uit de grond
bij de buren ’t licht aan

nachtlucht moet ik slikken
donkernatte toverbal
bomen staan te bidden
voor een sterfgeval

tussen vingers zichtbaar
wordt een rode vonk
lucifer verdronk
in de nevel sissend

achteroverliggend
glijd ik naar de grond
hoe mijn armen dichtgaan
haren in mijn mond

 

Winterwandeling

Weet je wat is? – als het door sneeuw bedekt
zich inkeert tot een kern die wij niet kennen,
die dood lijkt als het doodse staan van dennen
aan randen die het sneeuwen samentrekt

rondom een vijver, blinder oog dan wennen
aan zo veel witheid die het oog bevlekt
van binnen uit, dat het dood ontdekt
in zich, drijvende vlokken die ontkennen

dat je het weet: het smelt op donker water
nog voor het spiegelbeeld geworden is,
oplossend tot oorspronkelijke staat-

nog zie ik jou, maar denkend nu aan later
vind ik ook in jouw ogen duisternis-
in ’t onbehuisde thuis, in jouw gelaat.

 

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

VEERTIG JAAR

veertig jaar lang
zijn de vellen wit papier
onder mijn handen doorgegaan en heb ik geprobeerd
om hun vreedzame leegte

te verbeteren
door kleine krullen kleine schachten
te plaatsen van letters woorden
kleine springende vlammen

niet één pagina
vond ik minder dan fascinerend
discursief vol cadans
waarvan de bleke nerven zich verbergen

in de krommen lijnen van de Q’s
achter de soldateske H’s
in de zwemvliezen van de W’s
veertig jaar

en vanmorgen weer zoals altijd
ben ik gestopt zodra de wereld terugkomt
nat en mooi ik denk
dat taal

niet eens een rivier is
geen boom is geen groen veld is
niet eens een zwarte mier is die
energiek bescheiden onderweg is

van dag tot dag van één
gouden pagina naar de andere.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor de schrijvers van de 9 september ook mijn blog van 9 september 2020 en eveneens mijn blog van 9 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Christopher Kloeble, Christine Lavant

De Duitse schrijver Christopher Kloeble werd op 3 juli 1982 geboren in München. Zie ook alle tags voor Christopher Kloeble op dit blog.

Uit: Das Museum der Welt

“Mein Name ist Bartholomäus, ich bin mindestens zwölf Jahre alt und heute, am 20. Oktober 1854, habe ich das erste Museum Indiens gegründet. Ich nenne es das Museum der Welt.
Smitaben sagt, es sollte vielmehr das Museum der Armseligkeit heißen. Aber was weiß eine Köchin aus dem fernen Gujarat schon von solchen Dingen. Ich will nichts Schlechtes über sie schreiben (auch wenn sie nicht lesen kann), doch überrascht sie mich immer wieder damit, wie wenig sie versteht, und zwar in mehr als einer Hinsicht. Nach mehr als zehn Jahren in Bombay spricht sie kaum ein Wort Marathi oder Hindi. Ohne meine Hilfe wüsste niemand im Glashaus, welche Speisen sie uns auftischt, und Smitaben könnte dem Sabzi-Wallah unmöglich mitteilen, welches Gemüse sie benötigt. Wenn er in den frühen Morgenstunden mit seinem Karren vor dem Tor hält, ist sie längst wach und putzt eines der vielen Fenster, denen Sankt Helena seinen Beinamen verdankt. Smitaben steht von uns allen immer als Erste auf, ich bin nicht einmal sicher, ob sie überhaupt schläft. Abends, wenn das Licht im Schlafsaal gelöscht wird, hören wir sie noch unten in der Küche, wie sie Töpfe schrubbt und Schaben jagt. Sie hat keine Familie, jedenfalls keine leibliche. Alle Waisen nennen sie Maasi, auch wenn sie von niemandem die richtige Tante ist. Ihr Haar ist weiß, nicht grau wie das anderer Maasis, sondern so weiß wie der Teig des portugiesischen Brotes, das sie uns manchmal backt. Mit dem Geschmacksinn kennt sich Smitaben aus. Ihr salzig-süßes Handvo ziehe ich fast allen, nein, allen Speisen Bombays vor.

Leider sind ihre anderen Sinne weniger entwickelt. Sie hat so viel Lebenszeit damit verbracht, Gewöhnliches zu sehen, dass alles Bemerkenswerte für sie unsichtbar ist. Wie einfältig von mir, das nicht zu bedenken! Smitaben reagierte auf das erste Museum Indiens entsprechend ihrer bäuerlichen Natur: Sie gab mir einen Klaps auf den Hinterkopf, der aber nicht wehtat, und verschwand wieder in ihrem Territorium, der Küche.
Ich machte mich auf nach draußen, um das Museum Devinder zu zeigen. Devinder ist unser Gärtner. Er stammt aus dem Punjab. Obwohl er kein Sikh ist, lässt er sein Haar wachsen. Überall, hat er mir einmal zugeflüstert. Er behauptet, sich die Haare zu schneiden oder gar zu rasieren, wie etwa Vater Fuchs, entbehre jeglicher Männlichkeit. Ich behaupte, Devinder ist zu faul und auch zu arm, um einen Barber aufzusuchen. Ersteres lässt sich eindeutig am Zustand der Pflanzen rund ums Glashaus ablesen: Die Palmen beugen sich, als würden sie sich vor der Sonne verneigen, der Rasen ist in die Erde zurückgekrochen und die Blüten von Mogra verwelken, bevor sie richtig aufgegangen sind.“

 

Christopher Kloeble (München, 3 juli 1982)

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog.

 

Oude slaap, waar zitten toch je zonen?
Jonge, sterke zonen heb je immers,
kerels, die nog andere dingen kunnen
dan hier komen en de lamp uitdoven.

Eentje moet zich naast mijn angst uitstrekken,
eentje zich op mijn verlangen zetten,
harde handen moeten beiden hebben,
dat de buren niet het schreeuwen horen.

En wat wil je in mijn ogen strooien?
Zand? Ik lach erom. Woestijnen
kan ik je voor zulke ogen geven
die zich daarmee al tevreden stellen.

Mijne, weet je, zijn twee vuurkolommen,
eenmaal zal de hemel daarvan branden!
Maar voorlopig wil ik eindelijk slapen.
Oude, oude, heb je dan geen zonen?

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)
Collage van boekcovers

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e juli ook mijn blog van 3 juli 2020 en eveneens mijn blog van 3 juli 2019 en ook mijn blog van 3 juli 2017 en ook mijn blog van 3 juli 2016 deel 1 en eveneens mijn blog van 11 juli 2015.

Hanz Mirck, Johannes Bobrowski, Gerard Reve

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Gebaren

Onze vader beheerste de redenaarskunst
van de grote werkgevers en nutsbedrijven
vragen maar niet antwoorden

Onze vader gaf mij speelgoed
en pakte het weer af
om het opnieuw te geven als ik dat verdiende
en opnieuw

Geen man van gebaren:
de wonderbaarlijke vermenigvuldiging
niet voor steeds meer kinderen
maar voor een steeds meer enig kind

 

Blijf weg uit de bossen (Spoorloos)

……..But there is no road through the woods.
……..Rudyard Kipling

Hij en de piano
ze zijn niet voor elkaar.

De handen van boogiewoogiebeest (niet aaien!)
ze zijn te groot, te groot!
Na elk stuk lacht hij droef
dan weer kruist hij de zware enkels. En dof
zingt Rippen van olifanten op gloeiende platen
beren met plastic tanden, diep in de spaanplaatwouden.

Blijf er weg, onzalig is het er, een stam komt nooit alleen,
altijd met z’n allen en bossen kunt u nooit vertrouwen, mevrouwen.
Het groen draait er steeds omheen wat open plek is;
een bos is niets dan doorzagen op hetzelfde ritme.
Nooit eerder heb ik jou ontmoet en toch: ik ken je goed,
Big Hand Tom, nooit vind je meer de weg terug.

Doe dicht die klep!

 

Kill devil hills

Bidt dat dit nooit af is
maar onderweg blijft en niet stopt

Vroeger heette het hier Kitty Hawk,
was het maanden wachten op de goede wind.
Een circus, een fietsenfabriek, een leven voor twaalf seconden
zweven. Daarna sterft één van ons aan tyfus.

De lucht is groter dan de aarde
voor wie voor ’t eerst echt vliegt.

Nu is er niemand meer die helpen kan,
die zo weet hoe de aanloop moet.
Nu moet het geheim verstopt.
Twaalf seconden. Dat was genoeg.

Bidt dat dit nooit af is
maar blijft hangen en niet –

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

Kindertijd

Toen hield ik van
de wielewaal –
het klokkenspel, boven
opklonk het, neerzonk het
door het bladerhuis,

als we hurkten aan de bosrand,
aan een grashalm regen
rode bessen; met zijn
karretje trok de grijze
jood voorbij.

’s Middags dan onder de elzen
in zwartschaduw stonden de dieren,
verjoegen met toornige staartslag
de vliegen.

Dan viel de stromende, brede
regenvloed uit de open
hemel; naar al het donker
smaakten de druppels,
als aarde.

Of de jongens kwamen
het oeverpad langs met de paarden,
op de glanzende bruine
ruggen reden zij lachend
boven de diepte.

Achter de heining
wolkte bijengegons.

Later, door ’t struikgewas bij de rietplas,
streek zilver de ritsel
van angst.
Dichtgroeiden, een haag,
in het duister venster en deur.

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 16 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Ballade van het eenzame hart

Als je alles van je kwijt bent
En verloren hebt, voorgoed,
Weet je niet wat te beginnen,
Weet je niet meer wat je doet.

Ga je ’s avonds, na het donker,
Maar wanhopig op bezoek,
Want alleen is ’t niet te dragen,
Met die stoel leeg in de hoek.

Zondags ga je naar het kerkhof,
Staar je op een stomme steen;
Door de regen weer naar huis toe –
In de kamer weer alleen.

Soms dan denk je dat je gek wordt,
Schreeuw je het haast uit van pijn;
Nee, dat had je nooit geweten:
Wat het is alleen te zijn.

Maar op ’t laatst dan krijg je vrede,
Want dan weet je, het is waar:
Nog een poosje, nog wat jaren,
Dan zijn wij weer bij elkaar.

Op de steen komt er jouw naam bij,
Alle smart is heen, voorgoed:
Daarvoor zal Hij eenmaal zorgen,
Hij Die alle dingen doet.

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

Thomas Glavinic, Johannes Bobrowski

De Oostenrijkse schrijver Thomas Glavinic werd geboren op 2 april 1972 in Graz. Zie ook alle tags voor Thomas Glavinic op dit blog.

Uit: Gebrauchsanweisung zur Selbstverteidigung

„Mit dem Wort Opfer wird eine Person bezeichnet, der mit einer gewissen Regelmäßigkeit und in unterschiedlichen sozialen Situationen die Rolle desjenigen zukommt, der drangsaliert wird. In bestimmten Milieus wird das dem Opfer sogar recht unverblümt mitgeteilt („Ey, du Opfer!“).
In diesem Buch ist mit dem Begriff Opfer eine Person gemeint, die spürbar passiv, unentschlossen, unsicher oder furchtsam wirkt und so die Aufmerksamkeit von Menschen auf sich lenkt, die ein Ventil für ihren Zorn suchen.
Man möchte es nicht glauben, aber vielen Menschen ist es gar nicht bewusst, dass sie Opfer sind. Entweder weil sie diese schmerzende Tatsache verdrängen oder weil sie in bestimmten wiederkehrenden Ereignissen, die an einen sensiblen Bereich ihres Wesens rühren, keine Muster erkennen können.
Mit dem Wort Täter hingegen bezeichnen wir in diesem Buch einen Menschen, der gern andere drangsaliert. Von ihm unterscheiden wir den „guten“ Täter, also einen, der vorübergehend eine aggressive Haltung einnimmt, um jemandem, der in Schwierigkeiten ist, zu helfen. Dieser temporäre Täter ist sozusagen der gute Böse, der chronische Täter der böse Böse.
Ich bin nicht in einer Gegend aufgewachsen, in der Mord und Totschlag an der Tagesordnung waren, aber man kann auch nicht behaupten, ich wäre im Villenviertel von Graz groß geworden.
Wo ich wohnte, gab es keinen Spielplatz, keinen Fußballplatz und nicht einmal eine Grünfläche. Der nächste Park war eine Viertelstunde Fußweg entfernt, und die paar Bäume in unserer Straße, die noch nicht hässlichen Neubauten hatten weichen müssen, teilten sich Hunde und Obdachlose für ähnliche Zwecke. Damit waren sie nicht einmal als Torstangen zu gebrauchen, weil der Tormann vor jeder Parade Ekel und Ehrgeiz hätte abwägen müssen.

Daher vertrieben meine Freunde und ich uns nach der Schule die Zeit auf mehr oder minder unkonventionelle Weise. Fußball spielten wir ungeachtet des Verkehrs mitten auf der Straße (so viele Autos fuhren ja nicht durch diese Nebenstraße, beschwichtigten wir unsere Eltern), unterhielten uns mit den betrunkenen Obdachlosen, die sich morgens, wenn das „Asyl“, wie die Nachtherberge für gestrandete Menschen eine Straße weiter hieß, ihre Türen bis zum Abend schloss, auf den Bänken entlang unserer Straße breitmachten, und einmal nahm mich ein Mitschüler, dessen Vater in jener Justizanstalt einsaß, in der mein Großvater als Aufseher arbeitete, zu einem Einbruch mit.
Wir erbeuteten 72 Schilling, umgerechnet 5 Euro, die die Mitglieder einer katholischen Jugendorganisation bei ihren Eltern für einen guten Zweck gesammelt hatten, wie aus beiliegenden Zetteln hervorging, auf denen mit krakeliger Handschrift stand: Mama Spende 1 Schilling, Opa Spende 3 Schilling, Franzi Spende 1 Schilling … Ich war damals neun Jahre alt, und ich schäme mich noch heute, wenn ich mir die Gesichter der Kinder vorstelle, wie sie die aufgebrochene Geldkassette finden.“

 

Thomas Glavinic (Graz, 2 april 1972)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

Wagen rit

Mooie maan van Mariampol! Op jouw
strooien rand, mijn stadje,

achter de kramen,
komt hij op,
zwaar, en hangt een beetje
naar onderen door. Zo loopt de
paardenhandelaar, hij koopt
voor zijn moeder een franjedoek.

s Avonds
laat
zongen die beiden. Wij reden
huiswaarts langs de rivier,
bij de veerpont met roep en tegenroep
ging het praten als water
licht – en wij hoorden hem lang

boven de stad,
hoog in de torens, hoorden
de jiddische maan. Die is
als diep in de tuin het kleine
kruid van tranen en kussen,
ruit, onze meisjes
breken het af.

Joneleit, kom, verlies je
doek niet. De oudjes slapen.
Uitgezongen
is weer een nacht.

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e april ook mijn blog van 2 april 2020 en eveneens mijn blog van 2 april 2019 en ook  mijn blog van 2 april 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

C. O. Jellema, Mary Oliver

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen. Zie ook alle tags voor C. O. Jellema op dit blog.

 

Mei

Een avond waarop oude mensen wandelen gaan
een heimwee achterna: hoe alles nu jong lijkt –
terwijl hij naar zijn grote voeten kijkt
ziet zij een wolk boven de bomen staan

en overweegt dat zij gelukkig was
toch wel, maar voelt ook een gemis
als zij de berken ruikt, manlijk en fris –
hij loopt behoedzaam om een regenplas.

zij zijn zo eenzaam in hun vreemd geluk,
zij breken elk systeem van liefde stuk –

hoe zij een steentje uit haar schoen haalt,
hoe hij doorloopt, zij hem weer inhaalt;

en in de bocht een dikke grijze prop,
God berg hen in de hemel op.

 

Chopin

Jef Last schrijft over Gide
(mijn vriend André): ‘Hij kon
op reis gaan, maar niet emigreren.
Hij was niet slechts rebel, maar ook
voortzetter der traditie.’

Dat doet mij denken aan Chopin.

Ik zet de plaat op en je komt
de kamer binnen, je gaat zitten
naast me op de grond;
ik streel je haar.
Genoeg. Ik word klaarwakker,
zie pagina’s vol zwarte noten,
schriftuur van puur
gelukt gemis,

na urenlang etudes
(Czerny) speelbaar

op elke vleugel,
ten allen tijde.

 

Op de boot

Jonger, maar hoevéél durf ik niet te denken
(misschien de helft en daarom haast je zoon?),

op reis naar Rhodos, naar een oom
van moederszijde, en student;

meer niet, meer is me van hem niet bekend,
kwam niet aan bod en zal ik ook nooit weten,

meer niet dan dat, toen wij elkaar
aanspraken (want wie zei als eerste iets?),

hem zweet uitbrak, uit voorhoofd, wangen,
en uit zijn gladde borst in stromen;

zo jong nog – bijna al mijn zoon.

 

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)
Portret door Trudy Kramer, 2002

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Engelen

Je kunt een engel zien, altijd
en overal. Natuurlijk moet je
je ogen openen voor een soort van
tweede niveau, maar dat is niet echt
moeilijk. De hele kwestie van
wat realiteit is en wat niet werd
nooit opgelost en waarschijnlijk
wordt het dat ook nooit. Dus kan het me niet schelen
dat ik te stellig over iets ben.
Ik heb veel kanten genaamd Misschien
en bijna niets dat je Zekerheid
kunt noemen. Voor mezelf, maar niet
voor andere mensen. Dat is een plaats
waar je gewoon niet bij kunt, hoe
dan ook niet helemaal, het hoofd
van andere mensen.

Ik laat dit gewoon voor je achter.
Het kan me niet schelen hoeveel engelen
kunnen dansen op de kop van een speld. Het is
genoeg om te weten dat ze voor sommige mensen
bestaan, en dat ze dansen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor de schrijvers van de 9 september ook mijn blog van 9 september 2020 en eveneens mijn blog van 9 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Leo Vroman, Johannes Bobrowski

De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Zie ook alle tags voor Leo Vroman op dit blog.

 

Altijd

De aarde is zwaar, de sterren zijn ver,
en ik ben wentelensmoede,
wilde versintelen als een ster,
moet op en onder spoeden.

De zwarte, dikke wereld rond
laat ik mij onder het gaan
steigeren, kantelen op mijn mond,
opstaan en slapengaan,
opsteigeren, omkantelen op mijn mond,
opstaan, slapen gaan.

En lang nadat ik dood zal zijn
dein ik nog op en neer,
bevonden groot, bevonden klein,
een doodgewankeld heer.

 

Nacht

Dieper naar voren kan ik mij niet buigen
over de wereldrand, spaarzaam verlicht.
Met het gelaat op blinde duisternis gericht
kan ik mij van Gods glans niet overtuigen.

De verste nadering betracht ik in de vele
gedachten die ik naar dat hol gebied
uitzend; talrijke keren niet,
doch ik verlies mij in dit koppig spelen

En in de pijn die tot een lust verdooft
om hun verminkte wederkomst waaraan
‘k een wreed en zeker teken hecht van Gods bestaan:
dat ginds een wand is waar wat in hem gelooft
en tot zijn licht vliegt blindelings op stuit.

Doch wellicht hoort hij in de stilste nachten
het zieke ritselen van mijn gedachten
die zich te pletter fladderen buiten op zijn ruit.

 

De twee gedachten

Een denker dacht met zacht misbaar
twee gedachten bij elkaar.

Daar zij niet naar buiten kwamen
had hij zelf voor hen geen namen.

Wij noemen ze dus Ploot en Fuit
(zo zagen zij er namelijk uit).

Fuit was zestig angström groot
maar magerder dan kromme Ploot.

Het viel niet op hoe overdag
de een over de ander lag

maar in de stilte van de nacht
lagen zij languitgedacht

en zo verward als mensenhaar
vochten zij dan met elkaar

zodat de denker mompels maakte
en met een pijn in ’t hoofd ontwaakte.

Dus stonden altijd naast zijn bed:
a) glas water; b) tablet.

Hij goot en kruimde deze dingen
dan door het hoofd het lichaam binnen

en spoedig lagen Ploot en Fuit en
ook anderen het westen buiten.

Later hadden zij dan spijt
van hun tegenstrijdigheid
.

‘Waarom denkt’ riep dan het paar
‘hij ons altijd bij elkaar?

Als hij mij om beurten dacht
wou ‘k wel om de andere nacht
opnieuw bedacht.’

Toen kreeg de denker een idee:
hij dacht om beurten aan de 2.

Nu slaapt hij altijd in op tijd
en door tot uren na het ontbijt.

Moraal:
op enkele dagen van het jaar
is bijna alles wel eens waar.

 

Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

Vlierbloesem

Komt daar
Babel, Isaak.
Hij zegt: bij de pogrom,
toen ik kind was,
mijn duif de kop
rukten ze af.

Huizen in houten straat,
met hekken, daarboven vlier.
Wit geschuurd de drempel,
het trapje af –
Toen, moet je weten,
het bloedspoor.

Mensen, jullie zeggen: vergeten –
Komt daar het jongvolk,
lachend als bossen vlierbloesem.
Mensen, sterven
zou willen de vlier
aan jullie vergeetachtigheid.

 

Vertaald door C.O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor de schrijvers van de 10e april ook mijn blog van 10 april 2020 en eveneens mijn blog van 10 april 2019 en ook mijn blog van 10 april 2016 deel 2.

200 jaar Charles Baudelaire, Eva Gerlach, Johannes Bobrowski

De Franse dichter Charles Baudelaire werd geboren in Parijs op 9 april 1821. Dat is vandaag precies 200 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Charles Baudelaire op dit blog.

 

La Mort des Amants

Nous aurons des lits pleins d’odeurs légères,
Des divans profonds comme des tombeaux,
Et d’étranges fleurs sur des étagères,
Ecloses pour nous sous des cieux plus beaux.

Usant à l’envi leurs chaleurs dernières,
Nos deux coeurs seront deux vastes flambeaux,
Qui réfléchiront leurs doubles lumières
Dans nos deux esprits, ces miroirs jumeaux.

Un soir fait de rose et de bleu mystique,
Nous échangerons un éclair unique,
Comme un long sanglot, tout chargé d’adieux;

Et plus tard un Ange, entr’ouvrant les portes,
Viendra ranimer, fidèle et joyeux,
Les miroirs ternis et les flammes mortes.

 

De dood der geliefden  

Ons wachten bedden vol van lichte geuren.
Er liggen divans, diep als graven, klaar.
De lucht is mooier boven hoven, waar
zich vreemde bloemen in ontluiken kleuren.

We zullen lang ons laatste uur betreuren.
Als fakkels branden onze harten zwaar.
Ze schijnen, dubbel in het spiegelpaar
van onze geest, naar eigen vlam te speuren.

Een avond valt tot rose-blauwe mystiek.
We vloeien samen in een licht, uniek
als grote tranen die van afscheid beven.

En later zal men ons een engel sturen
die, trouw en vrolijk, voor ons nieuw laat leven,
beroete spiegels en gedoofde vuren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

The Death of Lovers

We shall have beds round which light scents are wafted,
Divans which are as deep and wide as tombs;
Strange flowers that under brighter skies were grafted
Will scent our shelves with rare exotic blooms.

When, burning to the last their mortal ardour,
Our torch-like hearts their bannered flames unroll,
Their double light will kindle all the harder
Within the deep, twinned mirror of our soul.

One evening made of mystic rose and blue,
I will exchange a lightning-flash with you,
Like a long sob that bids a last adieu.

Later, the Angel, opening the door
Faithful and happy, will at last renew
Dulled mirrors, and the flames that leap no more.

 

Vertaald door Roy Campbell

 

Charles Baudelaire (9 april 1821 – 31 augustus 1867)
Portret door Gustave Courbet, 1848-49

 

De Nederlandse dichteres en vertaalster Eva Gerlach (pseudoniem van Margaret Dijkstra) werd geboren in Amsterdam op 9 april 1948. Zie ook alle tags voor Eva Gerlach op dit blog.

 

Hoezo herhaling

In een ongewoon licht
rijden de straten vandaag,
helder als nooit tevoren.

Zand op de wind, een geur
van oude bureaus uit een zwembad,
iemand die hoog in een huis de ramen bespeelt –

het schrift gegeven, lees
tussen de vlugge tekens de weg, hoe de voet
terloops bij het asfalt vandaan gaat,

het zo weer vindt in de ruimte
tussen twee oogopslagen.

 

Een hond met ijzeren ogen

Een hond met ijzeren ogen had mijn hand
in zijn mond genomen. Ik wilde
niet dat dit gebeurde maar was bang
te scheuren als ik mij verzette. Luister
hond, zei ik, laat me los en ik geef je
wat je verlangt. Maar wat hij wilde was alleen
dat ik niet verder ging en met mijn andere hand
hem streelde. Zo. Dagen en nachten in
zijn ogen zag wie van ons sterker scheen.

 

Gedicht

Langzaam ben je jezelf geworden, niet langer
degeen die mij in het holst van de nacht kwam redden
uit elk geheim, we noemen geen details,
veranderd worden in drukwerk, onbeperkt groeien

en het is alsof er nu je jezelf bent geworden
minder gevaar steekt in bepaalde plekken
in huis, de lege schoenen onder de banken,
het gat achter de trap, het raam dat niet sluit,

hoe de wind daardoorheen iemand zoekt
om op te heffen: al dat soort valkuilen heeft zijn
tijd gehad, er is dit hier dat ons
in elkaar bewaart, soms opengaat

om tegenvorm, rib, vleugel door te laten.

 

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

Steppe

Eén was er
die de avond in zong. Buiten
zwaar de vlakte,
boomloos, om schraal gewas
brandend het zand –
daar stonden de wolken donker,
en een maan hing omlaag.
Aan de drenkplaats vaal
de kudde. Eén kwam er, bruinbaardig,
die dreef de runderen
weg. In het venster de ander zong.

Dorpen,
hoe wil ik leven
nog? In de verte weet ik
van eindeloos stromende hemels
de glans. De jongen die zong
en de herder met heldere
ogen hoorde ik praten
aan de straatweg, ik stond er,
het dorp in de rug.

 

Vertaald door C.O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e april ook mijn blog van 9 april 2020 en eveneens mijn blog van 9 april 2019 en ook mijn blog van 9 april 2018 en ook mijn blog van 9 april 2017 deel 2.