Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

András de verzamelaar

András spaart van alles, zelfs zijn haar.
Om er de kussens mee te vullen voor zijn kop.
Zozeer wil hij soms slapen op zichzelf, zegt hij,
als op een schat die niemand hem ontstelen mag.

Van top tot teen is hij verslaafd aan kwijt
en niets is hem zo lief als wat hij ooit verloor.
Hij heeft zijn dierbaren alleen vermoord
om naderhand zichzelf te kunnen condoleren,

want verreweg het dierbaarst blijft hem András,
altijd András. Zo afgeladen vol zit hij met András
dat in zijn kop geen plaats meer voor een ander
en dat hij solo alle anderen is. Volkomen András.

 

Ballade van de bom

Ik ben de bom die weldra op het huis van
Jonas valt, op het verliefde hoofd van Evelien
of op de mooie Ellen met haar eerste baby.
Neem kennis van mijn meesterlijke zoeven

dwars door een lucht vol krassende kraaien.
Ik streef het sterven na, bezegel elk vergeten,
laat van de straat niet één muur langer heel
voordat ik roerloos lig, waarna eerst groot gekrijs,

daarna de stoffigste van alle stiltes, en ik
de bom ben die gevallen is. Vanuit den hoge
heb ik ze gezien: de kathedralen en kazernes,
de lunaparken, dierentuinen, hospitalen.

Want ik kan denken doordat een alomtegenwoordige
almachtige mij het vermogen heeft geschonken
dit te doen terwijl ik val. En dus denk ik: waarom?
En dan vooral: waarom nu ik, zomaar een bom?

Terwijl toch ook tornado of orkaan dit kan,
vulkaan of aardbeving of doodgewonere natuur:
zo’n herfst of nog het meest die lieve, lieve lente
in haar miskende maar wreedaardige momenten.

 

Equus caballus II

II

HIPPOSOMNIE

Het is mijn ultieme verlangen staande te slapen,
dampend als een paard in de wei, de laatste nevel
rondom kont en schoft en manen, terwijl er ginder
bij het eerste huis al werkvolk is voorbijgereden,

al kinderen – een droom nog in het oog – naar school
toe joelen en postbodes hun brieven bestellen.
Dan, als een paard in de ochtend, zal ik staan wenen
in de wei, gesteld dat paarden konden wenen. Maar paarden

wenen niet. Zij weten. Zij snuiven staande hun ik bijeen,
zij hinniken, verjagen hun tranen naar het vervagende veld
waarop zij ooit hun oorsprong hebben gevonden.
En zij luiken de ogen.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Bescheiden

Woorden prozaïsch als kippevleugels
vertellen geen leugens,
maken de zaken niet mooier –
zijn te verlegen.

Gedachten die rondscharrelen als munten
onder wisselende heren
raken tot op de rand versleten
maar blijven rouleren.

Onkruid mag niet tot wasdom komen
maar vormt toch soms
een bloem; alleen, het wordt
door niemand waargenomen.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Hull, East Riding of Yorkshire

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Wij zijn de wereld (Vertaald door Lucy Pijttersen)

“Lieve Leo, Aurora, Noah, Alba, Julia en Máni,
Ik ben achter de computer gaan zitten omdat ik jullie een brief wil schrijven. Wel ben ik een beetje zenuwachtig, want het voelt wat raar om op deze manier contact met jullie te leggen. Het idee erachter is dat deze brief ook kan dienen als een klein boekje dat andere mensen kunnen lezen. Zo’n tekst die iedereen kan lezen, ook al is die in de eerste plaats geschreven voor één iemand, of voor hooguit enkele personen in het bijzonder, wordt ook wel een ‘open brief genoemd. Jullie kunnen deze brief dus pas lezen als het boek is gedrukt. Maar zo erg is dat niet, want ik zal pas wat over het boek vertellen als het gedrukt is, dus zodra de uitgever het gepubliceerd heeft. Ik kijk ernaar uit om jullie allemaal een exemplaar te geven. Daar heb ik al over nagedacht, en ik stel me voor dat het een plechtig moment zal zijn, zowel voor jullie als voor mij. We moeten maar even zien of jullie de brief van je opa een voor een krijgen, of dat we er een groot feest van maken bij iemand van ons thuis.
Zo’n brief in boekvorm heb ik eerder geschreven. Verschillende boeken van mij hebben diezelfde vorm, maar die waren gericht aan personen die ik heb verzonnen. De enige uitzondering was het boek Vita Brevis. Dat heb ik, met veel plezier, geschreven in de vorm van een brief aan Augustinus, een beroemde bisschop en kerkvader die zestienhonderd jaar geleden in Noord-Afrika heeft geleefd. De afzender was een vrouw die echt heeft bestaan, ik wilde haar een stem geven. Zij komt voor in de Belijdenissen, het boek dat de bisschop heeft geschreven, maar we weten maar weinig over haar, behalve dan dat de kerkvader haar op een dag de deur heeft gewezen na jarenlang met haar te hebben samengeleefd. Zelfs haar naam kennen we niet, maar in mijn boek heb ik haar Floria Aemilia genoemd. Natuurlijk heeft de bisschop die brief van Floria nooit gelezen, maar ik wilde dat zo veel mogelijk van zijn huidige volgelingen een kans zouden krijgen dat te doen. In dat boek heb ik zelfs met de veronderstelling gespeeld dat hij inderdaad een brief had ontvangen van de ongelukkige vrouw aan wie hij ooit zijn hart had verpand. De kerkvader had een keuze gemaakt. In plaats van de liefde voor een vrouw in zijn aardse leven had hij de voorkeur gegeven aan een eeuwig leven in het hiernamaals. Kennelijk vond hij dat het een niet te verenigen was met het ander. Wat ons hieraan misschien nog wel het meest verbaast, is de vraag hoe hij ertoe kwam om zo veel in het leven in déze wereld op te offeren voor een aantal veronderstellingen over een andere wereld. Ook zestienhonderd jaar later is dat nog altijd een actueel probleem. In dit boek wil ik het onder andere over dat soort filosofische levensvraagstukken hebben.
Een open brief schrijven aan echte mensen die nu leven, is voor mij iets heel nieuws. Jullie hebben allemaal een andere leeftijd; op het moment van schrijven is de jongste nog maar een paar weken oud en de oudste bijna achttien jaar. Bovendien z
ijn jullie met drie meisjes en drie jongens.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Doorgaan met leven

Doorgaan met leven – dat is: herhaling van de gewoonte
waarmee je je zaakjes bedisselt –
is bijna altijd verliezen of tekortkomen.
Het wisselt.

Dit verlies aan belangstelling, haren, initiatief –
ja, als het pokeren was kon je vragen om
andere kaarten en een full house krijgen!
Maar het is schaken.

Je beheert iets duidelijks, een soort ladingsbrief,
als je al je gedachten bent langsgegaan.
Iets anders, wat dan ook, behoort voor jou
niet te bestaan.

En wat brengt het op? Dat wij op den duur
min of meer het stempel herkennen dat onze
gedragingen kenmerkt, ze thuis kunnen brengen.
Maar zeggen,

op die groene avond dat ons doodgaan begint,
wat het allemaal inhield, brengt ons niet verder.
Het sloeg alleen maar één keer op één mens,
en die ligt op sterven.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Nick Cudworth, 2021

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Robert Seethaler, Philip Larkin

De Oostenrijkse schrijver en acteur Robert Seethaler werd geboren op 7 augustus 1966 in Wenen. Zie ook alle tags voor Robert Seethaler op dit blog.

Uit: Das Café ohne Namen

„Roben Simon verließ die Wohnung, in der er mit der Kriegerwitwe Martha Pohl lebte, um halb fünf an einem Montagmorgen. Es war im Spätsommer des Jahres 1966, Simon war einunddreißig Jahre alt. Er hatte allein gefrühstückt — zwei Eier, Brot mit Butter und schwarzen Kaffee. Die Witwe hatte noch geschlafen. Aus der Kammer hatte er ihr leises Schnarchen gehört. Er mochte das Geräusch, es rührte ihn auf merkwürdige Weise an, und manchmal warf er einen Blick durch den Türspalt, wo er in der Dunkelheit die weit geöffneten Nasenlöcher der alten Frau ahnte. Auf der Straße schlug ihm der Wind entgegen. Wenn der Wind von Süden kam, brachte er den Marktgestank, den Geruch von Abfall und faulem Obst mit sich, aber heute kam er aus westlicher Richtung und die Luft war frisch und kühl. Simon lief an dem grauen Wohnblock der Straßenbahnpensionäre vorbei, an der Blechwerkstatt Schneeweis & Söhne und an einer Reihe kleiner Läden, die allesamt noch geschlossen waren. Er ging über die Malzgasse zur Leopoldsgasse und gelangte, indem er die Schiffamtsgasse überquerte, zur kleinen Haidgasse. An der Ecke blieb er stehen, um einen Blick in den Gastraum des ehemaligen Marktcafés zu werfen. Er legte die Stirn an die Scheibe und spähte mit zusammengekniffenen Augen ins Innere. Vor dem großen schwarzen Tresen standen Tische und Stühle übereinandergestapelt. Die Tapete war aus-gebleicht und wölbte sich an einigen Stellen. Es sah aus, als hätten die Wände Gesichter. Die Mauern brauchen Luft, dachte Simon. Die Fenster müssten ein paar Tage offen bleiben, erst danach würde er streichen. Der Moder und die Feuchtigkeit. Die alten Schatten und der Staub. Er drückte sich von der Scheibe ab, drehte sich um und über-querte die Straße zum Markt, wo Johannes Berg gerade mit lautem Knattern die Rollläden seiner Fleischerei auf-fahren ließ. »Guten Morgen«, sagte der Fleischermeister. »Du kannst mir ein paar Blöcke Eis hacken, wenn du willst.« »Ich hab genug mit dem Gemüse zu tun«, sagte Simon. »Neunzehn Kisten Steckrüben.« Der Fleischer zuckte mit den Schultern und machte sich daran, mit einer Kurbelstange die Markise auszufahren. Er schwitzte, und sein Nacken glänzte in der Morgensonne. »Wenn du willst, schmiere ich dir später die Scharniere«, sagte Simon.
»Das kann ich auch allein.« »Letzten Winter hast du sie mit ranzigem Schmalz ein-geschmiert. Im Frühling ist der Gestank bis hinüber in den Prater gezogen.« »Das war kein Schmalz, sondern Schlachtfett.« »Sag einfach, wenn ich dir helfen soll«, sagte Simon. »Ich kann es nachher machen. Dauert nicht lange.« »Ist gut«, sagte der Fleischer. Er hakte die Stange aus, stellte sie neben die Eingangstür und wischte mit den Händen über seine von Blutflecken bedeckte Schürze. Sein Gesicht wirkte weich im gedämpften Licht unter dem rot-weiß gestreiften Stoffdach. »Heute wird ein schöner Tag«, sagte er. »Viel Sonne, aber nicht zu heiß.« »Bestimmt«, sagte Simon. »Wir sehen uns später.« Er war ein hagerer Mann mit sehnigen Armen und langen, dünnen Beinen. Sein Gesicht war braungebrannt von der Arbeit im Freien, sein Haar hing ihm aschblond und wirr in die Stirn. Seine Hände waren groß und übersät mit Narben, wie sie beim Hantieren mit den spröden Holz-kisten entstehen. Seine Augen waren blau. Sie waren das einzig wirklich Schöne an ihm. Er ging langsamer als gewöhnlich, und viele Händler hoben die Hand oder riefen ihm ein paar freundliche Worte zu.“

 

Robert Seethaler (Wenen, 7 augustus 1966)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

KOMEND

Als avonden lengen,
Baadt ’t licht, nog gélig
En kil, het serene
Voorhoofd van huizen.
Een lijster zingt,
Omringd door laurieren
In tuinen diep en kaal, en
Zijn vers-gepèlde stem
Verbijstert de baksteen.

Snel zal ’t lente zijn,
Snel zal ’t lente zijn—
En ik, na een jeugd
Van vergeten verveling,
Voel me een kind
Dat een toneel opkomt
Van volwassen verzoening,
En niets anders kan vatten
Dan ’t ongewoon lachen,
En dat proeft aan blijdschap.

 

Vertaald door Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: De zwavelgele hemel (Vertaald door Clementine Luijten)

“En het spijt me dat ik niet meteen heb gezien wat voor vlees ik in de kuip had. Als ik dat wel had gezien had ik je geen valse beloftes gedaan. De dubbele boodschap bracht me in verwarring en het kostte me nogmaals moeite om een geschikt antwoord te vinden. Poa was me voor en veranderde van onderwerp: Ik neem aan dat je nog contact met Stella onderhoudt? Vooral nu er in Berlijn eindelijk sprake is van feest en vrijheid. Nee, helaas, zei ik. Ik heb Stella al jaren niet meer gezien. We schrijven elkaar zelfs niet. Maar Alex zie ik best vaak. Ja, je zit immers in een van zijn besturen, zei Poa. Het gaat goed met de zaken van die jongen. Ik hoop alleen dat hij de risico’s goed heeft ingecalculeerd. Poa’s stem had een moment eerder nog dun en broos geklonken maar werd krachtiger toen hij het over Alex had. Hij vervolgde: Ze zijn allebei begaafd. Maar in mijn situatie moet ik de toekomst veiligstellen. Het is een grote verantwoording het Rabellse erfgoed te beheren. Dat begrijp zelfs jij, neem ik aan? Ik begreep niet waar hij het over had en voelde mijn ergernis groeien. Poa had mij gebeld en niet andersom, en toch bleef hij zich onbeschoft gedragen. Plotseling besefte ik waarom ik verrast was en bijna bang werd toen hij belde. Poa was zo lang onzichtbaar geweest, zo afwezig vanwege zijn ziekte en ziekenhuisopnames, dat ik hem onbewust al als dood had beschouwd. Ik dacht aan mijn grootouders van vaderskant die binnen twee jaar waren overleden, ik dacht aan hun sombere begrafenissen met alle zware en naar stof geurende psalmen, ik dacht aan mijn andere oma, die de diagnose dementie had gekregen en nu in een verzorgingstehuis in 45sterbotten zat, ik dacht aan alle tafelgebeden en kerkdiensten en vermaningen – as je maar niet denkt da je wat bint, jong – waar ik als kind al van had willen wegvluchten. En terwijl ik aan dat alles dacht, besefte ik dat ik dondersgoed wist wat een erfenis was, en welk gewicht het had. Alleen bevatte mijn erfenis geen goud en goederen zoals die van Poa. Ik opende net mijn mond om te zeggen dat ieder mens een vrije wil heeft en dat niemand een ander kan dwingen een erfenis te beheren, dat je zoiets prima kunt te weigeren, zoals Jakob had gedaan, zoals Stella deed, en ikzelf. Maar het lukte me niet de woorden uit te spreken voordat Poa verderging: Niet iedereen zal even blij zijn met hoe ik het heb geregeld. Voor als ik er niet meer ben, bedoel ik. Die beste Clara is nu al woedend op me. Maar ik zou graag zien dat Stella wat vaker kwam om met me te praten. Kun je dat aan haar overbrengen? Mijn ergernis bleef groeien. Ik had gezegd dat ik geen contact met Stella had, toch probeerde Poa mij als boodschapper in te schakelen. Verkeerde hij soms onder invloed van pijnstillers en andere medicijnen? Was hij net als mijn oma dement en ontoerekeningsvatbaar geworden? Brak hij daarom met de Rabellse tradities van discretie door zo vertrouwelijk met een zestig jaar jongere kennis van de familie te praten aan wie hij ook nog eens een bloedhekel had? Het is beter als je je boodschap via Alex laat overbrengen, zei ik. Zoals ik al zei hebben Stella en ik geen contact. Jaja, zei Poa en hij klonk weer gelaten. Alex heeft ook nooit tijd om bij me langs te komen.”

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

IN DE WEI

Nauwelijks zichtbaar is het span
Waar ’t in de koele schaduw staat,
Tot wind hun staart en manen spreidt;
De ene graast, en stapt wat dan,
—’t Lijkt of de ander ‘m gadeslaat—
En staat weer stil in naamloosheid.

Toch maakt, terug vijftien jaar, een reeks
Van races, hoogstens twee dozijn,
Nog zwak van eeuwige roem gewag,
Hun naam, in handicaps en stakes,
Gegrift in bekers, fraai en fijn
Maar nu vervaagd, na n’ hoogtij junidag—

’t Gewambuisd starten; in de lucht
Getallen; parasols in ’t veld,
Veel auto’s leeg in hete staat,
Het gras bezaaid: dan luid gerucht
Dat klinkt tot het zich tanend meldt
In ’n laatste-nieuws rubriek op straat.

Plaagt terugzien, als een vlieg, hun oor?
Zij schudden ’t hoofd. De schaduw lengt.
Zomer na zomer sloop reeds heen:
Publiek, het starthek, ’t kretenkoor—
Alleen nog ’t gras dat ze niet krenkt.
Hun naam staat nog geboekt, alleen

Hun nu ontgaan; plaats rust in ’t veld
Of draf geeft hen nog wel plezier;
Geen kijker ziet ze huiswaarts gaan,
Noch stopwatch die benieuwd voorspelt:
Slechts ’n rijknecht, met zijn hulp, gespt hier
Bij avond nog de leidsels aan.

 

Vertaald door Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

De hel onder een rok

Zij noemt mij zelden nog meneer,
de helleveeg die mij dresseert.
Ik ga vermomd als hond des huizes,
moet snuffelen aan haar bestaan
en keffen als er iets niet pluis is.

Want zij heeft de verdorven geest
van wie lang eenzaam is geweest.
Ik volg de krielzoom van haar rok,
moet mee naar slager en naar bakker;
doe ’s avonds kunstjes voor een been,
word ’s ochtends op haar bedsprei wakker.

De dingen waar ik mij voor schaam
zijn niet de dingen die ik heb gedaan,
maar die ik enkel heb begeerd:
ik wíl wel in haar kuiten bijten,
maar heb geen scherpe tanden meer.

 

Dikke mensen

Dikke mensen weten alles van de liefde,
tot in de meest verloren uithoek van hun lijf,
de katakomben van hun vlees.

Hun buik is buitenland waarin zij wonen,
aldoor verlangend naar de slankste tailles
die hen doen watertanden als gebak.

Er is geen mens oprechter droef,
zo goedlachs treurig in die afgelegen balg,
die verre tenen en die bolle billen,

alsof zij slechts uit overschot bestaan:
zo\’n kleine honderd kilo niets
die niemand ooit zal willen.

 

WIJVENHEIDE

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
Hoe Jammerlijk dat afstanden bestaan,
maar wie per se naar Wijvenheide wil,
komt ook in Wijvenheide aan.

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
Daar strijken karekieten neer.
De rietpluim wuift wie straks weer
weg moet, nu al uitgebreid ten afscheid.

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
In Wijvenheide ligt een groot geheim:
de zilverreiger broedt er op een spiegelei.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Omgangswormenlied

Wij zijn hier een stel stukken schijt aan ’t vragen
Een uur of wat bij ons er door te jagen.
Kom je ook? – Ja, makker, in een varkensreet.
De dag is weer besteed.
De gashaard suist. Wind. Regen. Schemertijd.
Dus: Waarde Merlijn Jansz, Zeer tot mijn spijt –

Toch vreemd dat het zo moeilijk is, alleen.
Haast elke avond kan ‘k in luisterstand
Verdoen, glas slappe sherry in de hand,
Met ziften van ’t gezever van zo’n kat
Die niets leest dan Wie? Wat?
Maar denk eens aan de tijd die al verdween

In zoutjes en gezichten! En gewin
Is er nooit bij, wél altijd het gemis
Van rustig lamplicht met wat windgerucht,
En ginds de sikkelmaan die door de lucht
Messcherp geslepen is.
Een leven. Maar hoe streng prent men ons in:

Alleen-zijn is zelfzuchtig. Niemand meer
Gelooft de kluizenaar met nap en pij
Die praat met God (ook weg); nu wensen wij
Dat mensen aardig voor ons zijn. Dat kan
Alleen over en weer.
Deugd is sociaal. Zijn die routines dan

Goed-mensje spelen, net als kerkbezoek?
Verveeld, onhandig pogen? Doen we mee
(Die ezel vragen naar zijn stomme boek)
Omdat het, zij het stuntelig, met pijn,
Laat zien hoe het moest zijn?

 

Vertaald door W. Jonker

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: De Wereld van Sofie (Vertaald door Janke Klok)

“Sofie Amundsen was op weg van school naar huis. Het eerste stuk had ze gezelschap gehad van Jorunn. Ze hadden over robots gepraat. Jorunn was van mening dat je de hersenen van een mens
kon vergelijken met een ingewikkelde computer. Sofie wist niet zeker of ze dat wel met haar eens was. Een mens was toch meer dan een machine?
Bij de grote supermarkt waren ze elk een andere kant opgegaan. Sofie woonde aan het einde van een uitgestrekte villawijk en ze moest bijna twee keer zo ver lopen naar school als Jorunn. Het
was alsof haar huis aan het einde van de wereld lag, want achter haar tuin stonden geen andere huizen meer. Daar begon het donkere bos.
Ze liep Kløverveien in. De weg eindigde in een scherpe bocht, die meestal ‘Kapteinsvingen’ werd genoemd. Daar kwamen alleen op zaterdag en zondag mensen langs.
Het was begin mei. In sommige tuinen stonden dichte bossen narcissen onder de fruitbomen. De berkebomen waren getooid met een dunne groene sluier.
Was het niet vreemd dat alles in deze tijd van het jaar zomaar ging groeien en bloeien? Hoe was het mogelijk dat ontelbare kilo’s groene planten uit de levenloze aarde omhoog kwamen, zodra het
weer warmer werd en de laatste sneeuwresten waren verdwenen?
Terwijl ze het hek naar hun tuin opendeed, keek Sofie in de brievenbus. In de regel lag die vol reclamefolders en een paar grote enveloppen voor haar moeder. Sofie legde alles meestal in een
dikke stapel op de keukentafel voor ze naar haar kamer ging om huiswerk te maken.
Voor haar vader waren er af en toe een paar bankafschriften, maar hij was dan ook geen gewone vader. De vader van Sofie was kapitein op een grote olietanker en hij was het grootste deel van het jaar weg. Als hij af en toe een paar weken thuis was, scharrelde hij op zijn pantoffels in huis rond en probeerde het Sofie en haar moeder naar de zin te maken. Maar als hij aan het varen was, leek hij ontzettend ver weg.
Vandaag lag er maar één briefje in de brievenbus en dat was voor Sofie.
‘Sofie Amundsen’ stond er op de kleine envelop. ‘Kløverveien 3’.
Dat was alles, er stond geen afzender op. Er zat zelfs geen postzegel op.
Zodra Sofie het hek achter zich dicht had gedaan, maakte ze de envelop open. Ze vond alleen een heel klein briefje van hetzelfde formaat als de envelop. Op het briefje stond: wie ben jij?
Meer stond er niet. Op het stukje papier stond geen groet en geen afzender, alleen die drie met de hand geschreven woorden, met een groot vraagteken erachter.
Ze keek nog eens naar de envelop. Ja, de brief was echt voor haar. Maar wie zou hem in de brievenbus hebben gedaan?”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Gaan

Er komt een avond opzetten
over de velden, die nooit eerder is gezien,
een die geen lampen ontsteekt.

Van zijde lijkt hij uit de verte, maar
als hij optrekt over knieën en borst
brengt hij geen vertroosting.

Waar is de boom gebleven, die de grond
verbond met de lucht? Wat ligt onder mijn handen
dat ik niet voelen kan?

Wat maakt mijn handen zo zwaar?

 

Vertaald door Tom van Deel

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

John Birmingham, Philip Larkin

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: He Died With a Felafel in His Hand

“He died with a felafel in his hand. We found him on a bean bag with his chin resting on the top button of a favourite flannelette shirt. He’d worn the shirt when we’d interviewed him for the empty room a week or so before. We were having one of those bad runs, where you seem to interview about thirty people every day and they are all total zipper heads. We really took this guy in desperation. He wasn’t A-list, didn’t have a microwave or anything like that, and now both he and the felafel roll were cold. Our first dead housemate. At least we got some bond off him.
We had no idea he was a junkie, otherwise we would never have given him the room. You let one junkie in the house and you may as well let them all in. We had another secret junkie live with us once. Melissa. She was okay, but her boyfriend stole all of my CDs. Told me some Jap guy, a photographer, took them and if I went to Kinselas on Wednesday nights I could probably find him there. Yeah right.
Melissa, on the other hand, ran a credit scam out of the same house. Months after she’d left, a couple of debt collectors came round looking for Rowan Corcoran. That was the identity she’d set up, but we didn’t know that. We were very helpful, because bills had been turning up for this Corcoran prick for months. We didn’t know who he was, just some mystery guy racking up thousands of dollars in debt and sending the bills to our place. We sat the debt collectors down in the living room with a cup of tea. Showed them all the other bills that had been arriving for Mr Corcoran. When they saw that the last bill was for two Qantas tickets to America their shoulders sort of slumped. I’ve still got those bills. $35,000 worth.

……………………
But Melissa was okay. In fact she was a real babe. She used to steal food for the house from this restaurant she worked in. (If you’re reading this, Melissa, we really appreciated the food.) There were four or five of us living at Kippax Street at that stage. Everyone was on the dole or Austudy or minimum wage. The house was typical Darlinghurst, this huge, dark, damp terrace with yellowed ceilings, green carpet, cigarette burns and brown, torn-up furniture.
We’d sit around on Tuesday night waiting for Melissa to get home with our stolen dinner. She usually walked through the door just before Twin Peaks came on, so there was this nice warm feeling in the house as we all sat in front of the teev scarfing down the free stuff.“

 

John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

GAANDE

Er komt een avond langzaam aan
Dwars door het land, zoals nog nooit gezien,
Geen lamp licht op.

Zijdeachtig lijkt hij van verre, toch
Eenmaal opgetrokken langs knieën en borst
Brengt hij geen kalmte.

Waar is de boom heen, die grond
Klonk aan de lucht? Wat zit onder mijn hand,
Dat ik maar niet voel?

Wat drukt mijn hand neer

 

Vertaald door Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: Tante Elsie und mein letzter Sommer (Vertaald door Paul Berf)

„Tante Elsie war nicht wie wir anderen; sie war maßlos, spielte Fußball mit mir und meinem dicken Cousin Robin, wanderte rastlos auf Lönnbacka umher, rauchte Kette, las in einem fort und genoss so gierig und redete über so viele Dinge gleichzeitig, dass Großmutter, die das halbe Jahr dort draußen
in der Stille lebte und außerdem alt war und in aller Ruhe über die Dinge nachdenken wollte, oft aussah, als würde sie nichts verstehen.
»Elsie, Liebes«, sagte sie, »du solltest dir deinen Kopf nicht mit so vielen Dingen voll stopfen. Was du nicht verdaut bekommst, kann schmerzhaft für dich werden.«
Tante Elsie lachte und schüttelte energisch den Kopf, so- dass sich der schwarze Schwall wie ein Vorhang über ihre Augen legte.
»Ich bin noch jung, ich schaff das schon.«
Ich fand nicht, dass Tante Elsie jung war. Für mich waren sie alle alt und dem Tod und Verschwinden auf eine Weise nahe, die mir manchmal eine leichenblasse Angst einflößte, allein zurückzubleiben: Papa und Mama, Großmutter, Onkel Walle und Satu, die Onkel Walles Frau und Robins Mama war und Finnisch sprach, und Tante Elsie; sie alle hatten schon so unfassbar lange gelebt.
Aber wenn Tante Elsie nicht jung war, so war sie dennoch schön, auf die gleiche Art schön wie Helsingfors, wenn man am Tag vor dem Schulbeginn zurückkehrte und die Stadt am Ende der Autobahn vor einem lag, mit all ihren Menschen und all ihrer Gier.

Jeden Morgen steht Tante Elsie vor der Sauna. Vor ihr steht eine gesprungene Emailleschüssel. Tante Elsie beugt sich über die Schüssel. Es ist immer früh, alle anderen schlafen. Tante Elsie wäscht sich unter den Armen, ihre Brüste schwingen wie gewaltige Pendel von links nach rechts und wieder zurück, das Wasser spritzt, und Tante Elsie pfeift vor sich hin. Robin und ich stehen am Waldsaum, zusammengekauert hinter dem großen Stein, wir bekommen immer größere Augen.
Dann geht Tante Elsie schwimmen, wenn das Wetter gut ist. Robin und ich schleichen hinterher, verstecken uns hinter der Riesentanne. Der See glitzert mit hundert Augen, die Ukeleien hüpfen auf und ab, als zöge jemand mit Fäden an ihnen, weiße und gelbe Seerosenblätter schaukeln auf dem Wasser.
Robin und mir verschlägt es die Sprache, weil alles so wunderschön ist. Tante Elsies Haare sind so lang, dass sie bis zu ihrem Po hängen, der sich leuchtend weiß von ihrem braunen Rücken und den braunen Beinen absetzt. Wir warten auf den Moment, wenn sie zurück schwimmt, sich aufrichtet und an Land watet. Ich hebe einen Fuß auf einen Stein und lehne mich vor, damit Robin nicht sieht, was mit mir geschieht.

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Liefdesliedjes later

Haar bladmuziek was dun, die kon ze nog wel kwijt,
ze keek graag naar de covers,
er was er één verbleekt door zonlicht mettertijd,
er was er één met kringen door een vaas vol water,
er was er één geplakt tijdens een schoonmaakbui
en toen gekleurd door dochterlief —
zo wachtten ze tot zij, in weduwschap, ze vond
terwijl ze naar iets anders zocht, en waar ze stond

ineens weer wist hoe elk gedwee, eerlijk akkoord
de komst bereidde van de teksten
vol koppeltekens voor het rekken van elk woord,
en hoe haar sprankelende jeugd zich weer verspreidde,
als door de lente uit hun slaap gewekte bomen,
waarin verborgen frisheid zong
en zekerheid dat er nog vele jaren kwamen,
net als toen ze die songs ooit speelde. Maar met name

genoot ze van het woordje LOVE, dat steeds zou blijven,
vroeg of laat losbarstte,
en stralende verliefdheid door de lucht liet drijven,
het woordje dat nog altijd veel beloofde: orde,
voldoening en een oplossing voor alles. Dus
huilen en de songs
weer stapelen deed pijn voor wie half toe moest geven
dat zij dat toen niet zou en nu niet zal beleven.

 

Vertaald door Jan Pieter van der Sterre

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Aan een collega

I

Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
die oudste industrie van het verdriet, de poëzie.
Dat ik haat hoe zij met mij brutaal aan de haal gaat,
hoe zij mij struikelen doet over mijn
enjambementen, mijn chiasmen, assonanties
en tegen het scheenbeen van mijn eerste liefde schopt.
Dat zij helemaal geen rekening wil houden

met de noden van mijn darmen en de doden
in mijn ziel en de zaden op een plek
waar eeuwigheid een poging tot ontspringen doet.
Gister nog, bij Osman, die mijn kapper is,
kroop zij ongevraagd en naakt bij mij op schoot
terwijl het scheermes langs mijn slapen gleed.
En nog diezelfde dag, terwijl ik boven op een ladder stond,
strooide zij schaterend voetzoekers in het rond.

Wij mogen dan wel in een zuiderse patio liggen,
er fanatiek naar strevend onder een zwijgzame
sterrenhemel gelukzalig niets en niemand te zijn,
maar daar zelfs komt zij langs, de poëzie, la poesia,
met het bon chic, bon genre van een tettertrien.
Zij vindt het helemaal niet erg – wat dacht je wel? –
de beste coïtus ter wereld te verstoren
om te zeggen dat zij niets te zeggen heeft.

Rot op, roep ik, de pot op, rot toch op!
Maar daar propt zij al een vod
diep in de strot van mijn geliefde,
die haar terecht van oudsher wantrouwt.
Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
hoezeer en tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
de poëzie, dat ik haar haat met hart en ziel.
En dat, als ik haar liefheb: hoogstens per vergissing.

 

Scheppingsverhaal

misschien was god wel onvoorzichtig
toen hij het zoogdier schiep
de leeuw, akkoord, een meesterwerk
maar wat te zeggen van de mens?

en had de olifant niet moeten briesen
de dashond met zijn trieste blik
niet moeten piepen als een muis?
had die mens niet moeten mekkeren?

er waren dichters nodig, beter in geluid
zangers met perfecte strot
om wat verkeerd ging te herstellen:
constructiefouten in zijn schepping

hij schiep er enkele, mijn god
en met zijn vette schommelende lijf
deed hij, tot iedereens vermaak
een walsje in de balzaal op aarde

en of het goed was, zag hij niet

 

Tafereeltje

vanuit de kamer waait een fijne harpmuziek al aan
terwijl ik in de tuin in Du Perron te lezen zit
en slechts gestoord word door een karig briesje
dat zich met klaprozen en duizendschoon verlooft,
vandaag pluist Mieneke in purperen japon
een dagboek van een afgestorven dichter na
die, door de dood nochtans sinds lang omhelsd,
nog steeds uitstekend past bij haar verdroomde blik.

de merel fluit, de hagedoom bloeit,
de avond voert misschien nog onweer aan;
en ik die nergens iets aan heb verdiend
kan morgen best weer aan verwelken denken.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Hoge ramen

Als ik een jong paartje zie
En vermoed dat hij haar neukt en zij
Pillen slikt of eens spiraaltje draagt,
Weet ik dat dit het paradijs is.

Waar iedereen die oud is het hele leven van gedroomd heeft?
Verbintenissen en gebaren van de hand gedaan
Als een verouderde maaidorser
En iedereen die jong is glijdt de lange glijbaan

Af naar geluk, eindeloos. ik vraag me af of
Iemand naar mij keek, veertig jaar geleden,
En dacht: zo zal het leven zijn;
Geen God meer, of zwetend in het donker;

Over de hel en zo, of moeten verzwijgen;
Wat je van de priester vindt. Hij
En zijn kliek zullen allemaal de lange baan afglijden
Als verdomd vrije vogels. En onverwijld
Komt in plaats van woorden de gedachte aan hoge ramen:
Het zon-begrijpende glas,
En daarachter, de diepblauwe lucht, die niets
Laat zien, en nergens is, en eindeloos.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Humphrey Ocean, 1984

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: The Orange Girl (Vertaald door James Anderson)

“But Georg, a new dilemma can emerge here, and one that possibly isn’t so difficult — or malignant —as the first one. If you answer that, despite everything, you would have chosen to live, even if only for a short while, then I don’t really have any right to wish I hadn’t been born. So there can be a kind of balancing of accounts, one item can mitigate the other. Of course that’s what I’m hoping for. Indeed, that’s why I’m writing. You can’t give me a direct answer to the great question I’ve posed. But you can reply indirectly. You can answer in the way you choose to live this life you began when Veronika and I and a disobedient hospital doctor drank your health in champagne. That champagne doctor was a good omen for you, I’m certain of it.
Now you can lay aside this greeting from me. Now it’s your turn to live.
As for me, I’m being admitted to hospital tomorrow. That was the important appointment. Mum will be taking you to nursery school from now on. I had to write that too. And I must add: I can’t promise that I’ll ever return to Humleveien. Georg! I have one final question: can I be certain that there is no life after this one? Can I be totally sure that I won’t be somewhere else when you come to read this letter? No, I can’t completely exclude the possibility. Because the world exists, the limits of probability have already been exceeded. Do you know what I mean by that? I’m already so full of amazement that there is a world, that I have no room for more amazement should there turn out to be another one afterwards.

I remember how, a couple of days ago, you and I killed a couple of hours with a computer game. Perhaps the game amused me more than it did you; I desperately needed a little respite from all my thoughts. But each time we ‘died’ in that game, a new screen immediately came up, and we were off again. How can we know that there isn’t a ‘new screen’ for our souls as well? I don’t think there is, I really don’t. But the dream of something unlikely has its own special name. We call it hope.
I REMEMBERED THAT NIGHT OUT ON THE PATIO! It had penetrated my marrow, been etched on my heart. And reading about it now made the hairs on the back of my neck stand up more than once. Until then I’d sort of forgotten everything, because I’d never have remembered that starry night if I hadn’t read about it, but now I recalled it almost too vividly. PERHAPS THIS IS THE ONLY GENUINE MEMORY I HAVE OF MY FATHER. I couldn’t remember him at Fjellstolen. However hard I tried, I couldn’t bring back any of the walks around Lake Sognsvann, either. But I remembered that enchanted night on the patio. That is, I remembered it in a totally different way. I remembered it like a fairytale, or like some motley-coloured dream. I had woken up. Then Dad came in from the conservatory and lifted me high in the air. He said we were going out to fly. We were going to look at the stars, he said. We were going out to fly through space.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Aubade

Ik werk de hele dag, word ’s avonds halfdronken,
ontwaak om vier uur in het donker. Ik staar.
Om de gordijnen wordt het licht ten slotte.
Tot dan zie ik wat ik als echt ervaar:
de rusteloze dood, opnieuw een etmaal nader,
die maakt dat ik slechts denken kan aan waar
en hoe, wanneer ik zelf zal sterven.
Vruchteloze vragen – toch speelt de vrees
om dood te gaan en dood te wezen
opnieuw, vervult me met ontzetting.

Heel je verstand staat stil. Niet uit wroeging
om dingen niet gedaan, om liefde niet gegeven,
tijd niet benut, ook niet uit spijt omdat
één leven er zo lang over kan doen om uit
een fout begin verlost te raken, of zelfs dat niet,
maar om totale leegte voor altijd,
de zekere vernietiging voor eeuwig waarnaar
wij toegaan. Niet meer hier zijn.
Nergens meer zijn.
Niets is erger, niets méér waar.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Kingston upon Hull, waar Larkin meer dan 30 jaar woonde.

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.