Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

András de verzamelaar

András spaart van alles, zelfs zijn haar.
Om er de kussens mee te vullen voor zijn kop.
Zozeer wil hij soms slapen op zichzelf, zegt hij,
als op een schat die niemand hem ontstelen mag.

Van top tot teen is hij verslaafd aan kwijt
en niets is hem zo lief als wat hij ooit verloor.
Hij heeft zijn dierbaren alleen vermoord
om naderhand zichzelf te kunnen condoleren,

want verreweg het dierbaarst blijft hem András,
altijd András. Zo afgeladen vol zit hij met András
dat in zijn kop geen plaats meer voor een ander
en dat hij solo alle anderen is. Volkomen András.

 

Ballade van de bom

Ik ben de bom die weldra op het huis van
Jonas valt, op het verliefde hoofd van Evelien
of op de mooie Ellen met haar eerste baby.
Neem kennis van mijn meesterlijke zoeven

dwars door een lucht vol krassende kraaien.
Ik streef het sterven na, bezegel elk vergeten,
laat van de straat niet één muur langer heel
voordat ik roerloos lig, waarna eerst groot gekrijs,

daarna de stoffigste van alle stiltes, en ik
de bom ben die gevallen is. Vanuit den hoge
heb ik ze gezien: de kathedralen en kazernes,
de lunaparken, dierentuinen, hospitalen.

Want ik kan denken doordat een alomtegenwoordige
almachtige mij het vermogen heeft geschonken
dit te doen terwijl ik val. En dus denk ik: waarom?
En dan vooral: waarom nu ik, zomaar een bom?

Terwijl toch ook tornado of orkaan dit kan,
vulkaan of aardbeving of doodgewonere natuur:
zo’n herfst of nog het meest die lieve, lieve lente
in haar miskende maar wreedaardige momenten.

 

Equus caballus II

II

HIPPOSOMNIE

Het is mijn ultieme verlangen staande te slapen,
dampend als een paard in de wei, de laatste nevel
rondom kont en schoft en manen, terwijl er ginder
bij het eerste huis al werkvolk is voorbijgereden,

al kinderen – een droom nog in het oog – naar school
toe joelen en postbodes hun brieven bestellen.
Dan, als een paard in de ochtend, zal ik staan wenen
in de wei, gesteld dat paarden konden wenen. Maar paarden

wenen niet. Zij weten. Zij snuiven staande hun ik bijeen,
zij hinniken, verjagen hun tranen naar het vervagende veld
waarop zij ooit hun oorsprong hebben gevonden.
En zij luiken de ogen.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Bescheiden

Woorden prozaïsch als kippevleugels
vertellen geen leugens,
maken de zaken niet mooier –
zijn te verlegen.

Gedachten die rondscharrelen als munten
onder wisselende heren
raken tot op de rand versleten
maar blijven rouleren.

Onkruid mag niet tot wasdom komen
maar vormt toch soms
een bloem; alleen, het wordt
door niemand waargenomen.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Hull, East Riding of Yorkshire

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

De hel onder een rok

Zij noemt mij zelden nog meneer,
de helleveeg die mij dresseert.
Ik ga vermomd als hond des huizes,
moet snuffelen aan haar bestaan
en keffen als er iets niet pluis is.

Want zij heeft de verdorven geest
van wie lang eenzaam is geweest.
Ik volg de krielzoom van haar rok,
moet mee naar slager en naar bakker;
doe ’s avonds kunstjes voor een been,
word ’s ochtends op haar bedsprei wakker.

De dingen waar ik mij voor schaam
zijn niet de dingen die ik heb gedaan,
maar die ik enkel heb begeerd:
ik wíl wel in haar kuiten bijten,
maar heb geen scherpe tanden meer.

 

Dikke mensen

Dikke mensen weten alles van de liefde,
tot in de meest verloren uithoek van hun lijf,
de katakomben van hun vlees.

Hun buik is buitenland waarin zij wonen,
aldoor verlangend naar de slankste tailles
die hen doen watertanden als gebak.

Er is geen mens oprechter droef,
zo goedlachs treurig in die afgelegen balg,
die verre tenen en die bolle billen,

alsof zij slechts uit overschot bestaan:
zo\’n kleine honderd kilo niets
die niemand ooit zal willen.

 

WIJVENHEIDE

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
Hoe Jammerlijk dat afstanden bestaan,
maar wie per se naar Wijvenheide wil,
komt ook in Wijvenheide aan.

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
Daar strijken karekieten neer.
De rietpluim wuift wie straks weer
weg moet, nu al uitgebreid ten afscheid.

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
In Wijvenheide ligt een groot geheim:
de zilverreiger broedt er op een spiegelei.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Omgangswormenlied

Wij zijn hier een stel stukken schijt aan ’t vragen
Een uur of wat bij ons er door te jagen.
Kom je ook? – Ja, makker, in een varkensreet.
De dag is weer besteed.
De gashaard suist. Wind. Regen. Schemertijd.
Dus: Waarde Merlijn Jansz, Zeer tot mijn spijt –

Toch vreemd dat het zo moeilijk is, alleen.
Haast elke avond kan ‘k in luisterstand
Verdoen, glas slappe sherry in de hand,
Met ziften van ’t gezever van zo’n kat
Die niets leest dan Wie? Wat?
Maar denk eens aan de tijd die al verdween

In zoutjes en gezichten! En gewin
Is er nooit bij, wél altijd het gemis
Van rustig lamplicht met wat windgerucht,
En ginds de sikkelmaan die door de lucht
Messcherp geslepen is.
Een leven. Maar hoe streng prent men ons in:

Alleen-zijn is zelfzuchtig. Niemand meer
Gelooft de kluizenaar met nap en pij
Die praat met God (ook weg); nu wensen wij
Dat mensen aardig voor ons zijn. Dat kan
Alleen over en weer.
Deugd is sociaal. Zijn die routines dan

Goed-mensje spelen, net als kerkbezoek?
Verveeld, onhandig pogen? Doen we mee
(Die ezel vragen naar zijn stomme boek)
Omdat het, zij het stuntelig, met pijn,
Laat zien hoe het moest zijn?

 

Vertaald door W. Jonker

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Aan een collega

I

Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
die oudste industrie van het verdriet, de poëzie.
Dat ik haat hoe zij met mij brutaal aan de haal gaat,
hoe zij mij struikelen doet over mijn
enjambementen, mijn chiasmen, assonanties
en tegen het scheenbeen van mijn eerste liefde schopt.
Dat zij helemaal geen rekening wil houden

met de noden van mijn darmen en de doden
in mijn ziel en de zaden op een plek
waar eeuwigheid een poging tot ontspringen doet.
Gister nog, bij Osman, die mijn kapper is,
kroop zij ongevraagd en naakt bij mij op schoot
terwijl het scheermes langs mijn slapen gleed.
En nog diezelfde dag, terwijl ik boven op een ladder stond,
strooide zij schaterend voetzoekers in het rond.

Wij mogen dan wel in een zuiderse patio liggen,
er fanatiek naar strevend onder een zwijgzame
sterrenhemel gelukzalig niets en niemand te zijn,
maar daar zelfs komt zij langs, de poëzie, la poesia,
met het bon chic, bon genre van een tettertrien.
Zij vindt het helemaal niet erg – wat dacht je wel? –
de beste coïtus ter wereld te verstoren
om te zeggen dat zij niets te zeggen heeft.

Rot op, roep ik, de pot op, rot toch op!
Maar daar propt zij al een vod
diep in de strot van mijn geliefde,
die haar terecht van oudsher wantrouwt.
Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
hoezeer en tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
de poëzie, dat ik haar haat met hart en ziel.
En dat, als ik haar liefheb: hoogstens per vergissing.

 

Scheppingsverhaal

misschien was god wel onvoorzichtig
toen hij het zoogdier schiep
de leeuw, akkoord, een meesterwerk
maar wat te zeggen van de mens?

en had de olifant niet moeten briesen
de dashond met zijn trieste blik
niet moeten piepen als een muis?
had die mens niet moeten mekkeren?

er waren dichters nodig, beter in geluid
zangers met perfecte strot
om wat verkeerd ging te herstellen:
constructiefouten in zijn schepping

hij schiep er enkele, mijn god
en met zijn vette schommelende lijf
deed hij, tot iedereens vermaak
een walsje in de balzaal op aarde

en of het goed was, zag hij niet

 

Tafereeltje

vanuit de kamer waait een fijne harpmuziek al aan
terwijl ik in de tuin in Du Perron te lezen zit
en slechts gestoord word door een karig briesje
dat zich met klaprozen en duizendschoon verlooft,
vandaag pluist Mieneke in purperen japon
een dagboek van een afgestorven dichter na
die, door de dood nochtans sinds lang omhelsd,
nog steeds uitstekend past bij haar verdroomde blik.

de merel fluit, de hagedoom bloeit,
de avond voert misschien nog onweer aan;
en ik die nergens iets aan heb verdiend
kan morgen best weer aan verwelken denken.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Hoge ramen

Als ik een jong paartje zie
En vermoed dat hij haar neukt en zij
Pillen slikt of eens spiraaltje draagt,
Weet ik dat dit het paradijs is.

Waar iedereen die oud is het hele leven van gedroomd heeft?
Verbintenissen en gebaren van de hand gedaan
Als een verouderde maaidorser
En iedereen die jong is glijdt de lange glijbaan

Af naar geluk, eindeloos. ik vraag me af of
Iemand naar mij keek, veertig jaar geleden,
En dacht: zo zal het leven zijn;
Geen God meer, of zwetend in het donker;

Over de hel en zo, of moeten verzwijgen;
Wat je van de priester vindt. Hij
En zijn kliek zullen allemaal de lange baan afglijden
Als verdomd vrije vogels. En onverwijld
Komt in plaats van woorden de gedachte aan hoge ramen:
Het zon-begrijpende glas,
En daarachter, de diepblauwe lucht, die niets
Laat zien, en nergens is, en eindeloos.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Humphrey Ocean, 1984

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, Anton Ent, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Jan van Aken

Dolce far niente

 

Summer Storm Brewing door Sidney Richard Percy, z.j.

 

Onweer

In nachten van zinledigheid
toont god zijn pinksterdrift
de hand van zijn aanwezigheid:
vurige vingers in het zwart gegrift

De wind slaat in de tuin, papieren
waaien weg, waarheden vervallen
De geest, in hart en nieren
vuur, brandt in ons allen

Hij dringt door in keel en hand
Daden lichten op bij het spreken
Harten zullen zinvol breken
als het vuur van liefde brandt

 

Anton Ent (Rotterdam, 20 januari 1939)
Rotterdam

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

Esthetica

Het sierlijkste is niet de zwaan, maar het water
waar de zwaan zich spoorloos in weerspiegelt,
een rimpeling van vriendelijke huiver.

Het sierlijkste is niet je lichaam, maar de spiegel
waarin het lichaam licht bezeerd weerspiegeld wordt,
terwijl een hand verschuift over je huid
en ook een streling dan, omhelzing van zichzelf,
op je lichaam liggen gaat.

Terwijl mijn blik die dat niet blijvend
vangen kan, gevangen blijft, en onomhelsd,
zoals wie ééns genodigd tot genot,
daarna voorgoed gegijzeld blijft in pijn.

 

Biografie

Het lichaam is een eenzaam ding
met plasma, beendermerg en smeer
en kleine holtes vol geheim
en drie, vier klieren voor plezier.

Het kreeg twee handen voor iets liefs,
maar zelfs twee handen zijn alleen
gehoorzaam aan het protocol
van een of ander kolderdier.

Een koningsvaren heeft nooit last
van blinde onderdanigheid,
maar halzen willen weerloos zijn,

zij die zo teer geschapen zijn.
Een lichaam is een eenzaam ding
en niemand wil dat het geneest.

 

Sourdine

En als er geen tederheid meer is,
laten we de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens.

Een woord mag dan niet langer een woord heten,
maar een mondvol troostvol verzwijgen;
en verlangen niet langer een armslag lang,
maar verder, weidser dan een vergezicht

vol zomervogels, muziek van Mendelsohn, een sfumato
aan Da Vinci ontleend. Jij zult je mooiste medelijden
ruilen met mijn liefste verdriet; ik, voorzichtig talmen
om het tanen van je lichaam dieper af te tasten.

O als er dan nog tederheid is, laten wij de tederheid vrezen
als een oud zeer. Zoveel tederheid,
daar kon geen mens ooit tegen.

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)


De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

Aubade

I work all day, and get half-drunk at night.
Waking at four to soundless dark, I stare.
In time the curtain-edges will grow light.
Till then I see what’s really always there:
Unresting death, a whole day nearer now,
Making all thought impossible but how
And where and when I shall myself die.
Arid interrogation: yet the dread
Of dying, and being dead,
Flashes afresh to hold and horrify.

The mind blanks at the glare. Not in remorse
—The good not done, the love not given, time
Torn off unused—nor wretchedly because
An only life can take so long to climb
Clear of its wrong beginnings, and may never;
But at the total emptiness for ever,
The sure extinction that we travel to
And shall be lost in always. Not to be here,
Not to be anywhere,
And soon; nothing more terrible, nothing more true.

This is a special way of being afraid
No trick dispels. Religion used to try,
That vast moth-eaten musical brocade
Created to pretend we never die,
And specious stuff that says No rational being
Can fear a thing it will not feel, not seeing
That this is what we fear—no sight, no sound,
No touch or taste or smell, nothing to think with,
Nothing to love or link with,
The anaesthetic from which none come round.

And so it stays just on the edge of vision,
A small unfocused blur, a standing chill
That slows each impulse down to indecision.
Most things may never happen: this one will,
And realisation of it rages out
In furnace-fear when we are caught without
People or drink. Courage is no good:
It means not scaring others. Being brave
Lets no one off the grave.
Death is no different whined at than withstood.

 

Toads

Why should I let the toad work
Squat on my life?
Can’t I use my wit as a pitchfork
And drive the brute off?

Six days of the week it soils
With its sickening poison —
Just for paying a few bills!
That’s out of proportion.

Lots of folk live on their wits:
Lecturers, lispers,
Losels, loblolly—men, louts—
They don’t end as paupers;

Lots of folk live up lanes
With fires in a bucket,
Eat windfalls and tinned sardines—
they seem to like it.

Their nippers have got bare feet,
Their unspeakable wives
Are skinny as whippets —and yet
No one actually starves.

Ah, were I courageous enough
To shout Stuff your pension!
But I know, all too well, that’s the stuff
That dreams are made on:

For something sufficiently toad—like
Squats in me, too;
Its hunkers are heavy as hard luck,
And cold as snow,

And will never allow me to blarney
My way of getting
The fame and the girl and the money
All at one sitting.

I don’t say, one bodies the other
One’s spiritual truth;
But I do say it’s hard to lose either,
When you have both.

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)


De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Vandaag

Dit meldt men op doorreis
men is halverwege
het licht is gespleten
men ligt tussen drinken en eten
het glas speelt de meerdere
het eten vast nog een meter
men is hier geheel

gisteren vertrokken zal men morgen
als het luchtkasteel meezit
als van ouds arriveren –

 

Een zonnige ochtend

De zon die hem wakker sloeg

volstaan zou te schrijven:
de hamer neerkomend op de domme
of achteloze vinger
ontketent een wereldoorlog

of beter: de eerste blinde schermutselingen
in het omstreden grensland: in het jonge zonlicht
gaat het oude weerlicht nog even
volledig verloren

de rest is pakpapier, houtwol
journalistiek, psychologie, voort-
planting, het uitstellen van zelfmoord
de romankunst, heldendom, lafheid, liefdes
als lieveheersbeestjes bijtend, als vliegen
wegvliegend naar ander aas

de rest is wat wij verdedigen
wat vernield wordt
de republiek of het koninkrijk
het dagelijks brood of althans
het gat in de maag
dit gedicht

 

Het is laat

Het is laat zoals ieder jaar, de tijd
zit krap in zijn heden, de dag
is steeds weer geweest

steek dus het licht aan
dat de toekomst nog uitspaart, spreek
het brood aan dat nog niet doof is, maak
de taal waar achter zijn tekens, spel
het vlees, stil de tijd, leef nog even

Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)


De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Zie ook alle tags voor Jan van Aken op dit blog.

Uit: De ommegang

“Ik, Isidorus van Rillington, bevind me hier in het eeuwige duister van een kerker, waar de tijd niet lijkt te verstrijken. Ik twijfel tegenwoordig aan alles, zelfs aan mijn eigen bestaan en aan dat van jou, vreemdeling. Weliswaar ben je onzichtbaar, maar na al die tijd dat we samen zijn, meen ik je contouren af te kunnen leiden uit geluiden, een onverhoedse beweging, of uit je ademhaling die ik aanvankelijk nauwelijks kon horen, maar die inmiddels met haar rijzen en dalen de eb en vloed van mijn bestaan vormt.
Soms kondigt een doffe klap van boven ons eten aan. Dan regent het opeens brood, kaaskorsten, koolstronken en soms wat rotte appels. Maar mijn maag vertelt me waar ik geen horologium voor nodig heb. Zelfs onze voedertijden kennen geen regelmaat. Af en toe denk ik dat ik je hoor kreunen, mijn vriend, maar nooit komt er een woord over je lippen. Of je nu doofstom bent, of mijn taal niet spreekt, ik weet het niet. Evengoed zal ik je mijn verhaal vertellen, ook in jouw belang, opdat we, die draad uitspinnend, nog enig besef zullen hebben van de voortschrijdende uren.
Ik zoek iets, een herinnering die zich net achter de horizon verschuilt, zoals je soms een eenvoudig woord niet meer voor de geest kunt krijgen, maar tegelijkertijd weet dat het je ieder moment weer te binnen kan schieten. Ik zal me het hoofd niet pijnigen, want ik weet dat de kans groter is om het te achterhalen als ik er niet te hard naar zoek; het zal vanzelf komen, onder het vertellen.
Ik weet alleen niet goed waar ik moet beginnen. Bij mijn vroegste herinneringen? Of bij de wending die mijn leven nam toen ik Maelgys weer tegenkwam op de lange weg naar Konstanz? Maar er is geen reden waarom we geen twee paden kunnen bewandelen, tenslotte betreden we het domein van de geest.
Verveling, zo zei iemand mij eens, is de ergste plaag. Verveling, dat onzalige wangedrocht: ledigheid is haar vader, domheid haar moeder en volgens velen zijn wij in dit leven gedoemd ons ofwel dood te werken, ofwel dood te vervelen. Ik sprak de man niet tegen, noch beaamde ik zijn stelling. Die ergste plaag mag dan gelden voor de meesten, ik wist mij er altijd aan te onttrekken. Ik heb me nooit verveeld, zelfs nu niet! Ledig noch dom ben ik en daarnaast kreeg ik al op jonge leeftijd het juiste boek in handen.
Het duister is een dankbaar canvas, een glad houtpaneel waarop mijn verbeelding kan schilderen. Ik heb geen kleurenpalet nodig en hoef mijn ogen niet eens te sluiten om me de sterren voor de geest te brengen, dat schitterende gewemel, die grote wenteling van flonkerend argent op het diepe sabel van de nacht.”

Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, J. Neil C. Garcia, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Jan van Aken

Dolce far niente

 


Homomonument, Amsterdam

 

Uit: Poems from Amsterdam (Fragment)

XXIII

This city tolerates soft drugs and sex,
so why shouldn’t it tolerate gayness?

It’s not called The World’s Gay Capital
for nothing. Gay saunas, S & M leather

hotels, bookstores, condomeries:
all havens for the other persuasion.

Along any busy straat or in any plein,
they semaphor to the lost and looking

with the universal signal of pride:
flapping pennants of the queer rainbow.

Of course, it hasn’t always been this way,
as the Homomonument in Wester Markt

affectingly reminds us. Sodomites burned
or fed to dogs in Europe and the Americas.

Same-sex offenders exorcised, lobotomized,
or electrically convulsed by self-hating shrinks

and hysterical priests. Women-loving women
and men-loving men banished from hearth

and home, denied the bracing sunlight, cheated
of all creature comfort. A whole humanity

shoved by bigoted hearts to the margin:
all the wide-eyed lives ruined, despoiled,

whose memory this trigonometric shrine
lapped by canal water does lovingly honor…

 

 
J. Neil C. Garcia (Manilla, 1969)
Een regenboogvlag in Amsterdam

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

Een belvedère op het heelal

Het was een huis vol kleine confidenties.
De deuren stonden altijd op een kier:
ik kon de bibelots soms horen praten,
de glans van tafelzilver leek een teken.
Ook woonden ouders er nog ernstig in leven.

Ik durfde ’s avonds niet te komen
waar slechts fantomen mochten wonen,
eendrachtig samenhokkend in de nok,
met schilferige stemmen in falset
die doedelden rondom mijn hoofd.

Nooit was ik banger voor de nacht,
hoewel mij op een lichter uur
het altijd open zolderraam
het ruimste raam ter wereld leek,
een belvedère op het azuur.

Men stierf hier wat en sloot een raam.
En leegstaand lijkt het huis verbaasd
zo zorgeloos nog overeind te staan,
als wou geen mens de muren slopen
rondom een kindertijd vol spoken.

 

Oma’s metafysica

Oma’s metafysiek: nooit komt daar eens een barstje in.
Zij drinkt white spirit uit een soepterrine, slurpt
cyaankali met een rietje of propt zich tussendoor
met ijzervijlsel vol. Waarna één boer, en opgelost!

Zij zingt ook zelf de lof van heel haar lijf.
Zij hinkt met stoere kuiten door het dorp, bezit
de elegantste kromme neus, het sterkste kunstgebit.
En wie heeft een zo virtuoze wandelkruk als zij?

Eenieder met een beetje mensenkennis
beweert dat ik haar idealiseer. Dat zij bijvoorbeeld
amper weet of het vandaag of gisteren of morgen is.
En dat zij kaarsen brandt voor een of andere louche Heer.

Maar het is heerlijk om haar op te hemelen.

 

Soorten thuiskomst

Oké, je komt dan wel eens thuis en wil meteen weer weg,
maar moesten wij dan kiezen tussen eb en vloed?
En moest er plotseling niet meer ontmoet?
Wij waren jong die zomer aan het strand

en niemand wilde weg, maar ieder zou terug. WIj trokken
langs een huis waar iemand pas iets nietigs had verwekt.
Geen donder wist hij van het kind in haar en ook het kind
nog niets van hem. Maar ramen stonden op een kier;

de ochtend bracht een bries van zilte golven, vroege
soep en jonge koffie bij ons binnen. Zo woei het daar
dat het wel leek of er geen uur verliep en wij
nog kansen hadden, honderd soorten ergens.

Toch gingen wij er weg om bijtijds thuis te zijn,
of het nu vloed of laag tij was. Wii wilden huiswaarts
om te kunnen zeggen. Om eindelijk te kunnen
zeggen aan de liefste: hierop heb ik gewacht.


Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

An Arundel Tomb

Side by side, their faces blurred,
The earl and countess lie in stone,
Their proper habits vaguely shown
As jointed armour, stiffened pleat,
And that faint hint of the absurd—
The little dogs under their feet.

Such plainness of the pre-baroque
Hardly involves the eye, until
It meets his left-hand gauntlet, still
Clasped empty in the other; and
One sees, with a sharp tender shock,
His hand withdrawn, holding her hand.

They would not think to lie so long.
Such faithfulness in effigy
Was just a detail friends would see:
A sculptor’s sweet commissioned grace
Thrown off in helping to prolong
The Latin names around the base.

They would not guess how early in
Their supine stationary voyage
The air would change to soundless damage,
Turn the old tenantry away;
How soon succeeding eyes begin
To look, not read. Rigidly they

Persisted, linked, through lengths and breadths
Of time. Snow fell, undated. Light
Each summer thronged the glass. A bright
Litter of birdcalls strewed the same
Bone-riddled ground. And up the paths
The endless altered people came,

Washing at their identity.
Now, helpless in the hollow of
An unarmorial age, a trough
Of smoke in slow suspended skeins
Above their scrap of history,
Only an attitude remains:

Time has transfigured them into
Untruth. The stone fidelity
They hardly meant has come to be
Their final blazon, and to prove
Our almost-instinct almost true:
What will survive of us is love.

 
Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
The Philip Larkin pub in Coventry, genoemd naar de dichter

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Tuin

Achter het oog gezeten, opengezet
op alles wat al gebeurd is, de bliksem
waarmee de wimper het boek dichtslaat

hoor hoe de roodstaart onzichtbaar
zich in de bruidssluier opwindt en ontzeg
het potlood het doodgaan

de hond die opkijkt naar de verbazing
zijn licht dat blind op iets nieuws wacht

de boom waaruit langzaam
een slang valt, steeds langer
tot hij ophoudt –

 

Een glas om te breken

Liggend in zwart in de helderste kamer
bevat men volmaakt wat het afschrift onteigent
vult men gedwee zijn inhoud met leegte

omdat vlees moet geschreven verhongert de hemel
omdat taal doet ontleven moet men ontbinden
lidwoorden longen lipletters speeksel

niets dat hier klopt is meer dan een stilte
uren herhalen zich zonder beginnen
het ogenblik zoekt een glas om te breken

 

Aankomst

Zoals men aankomt op een station
in een reiziger uitstapt, met zijn ballast
vastloopt in een passant, dit is

het ogenblik, men is vacant, op slag
beslaat de inhoud het glas, taal past
haarfijn haar mal, niet gemond, ongehoord, totaal
onoorbaar, vlees, zoals het hoort

dat men dit mangat moet instaan, dit niks
moet uitleven in een snik, eindelijk
de navel van zijn bestaan, men laat

zijn leeftocht vallen, niets klopt, alles
verpopt in het wachtglas, achter de adem
stilt zich de made.

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)

 

De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Zie ook alle tags voor Jan van Aken op dit blog.

Uit: De ommegang

“Op de stoffige wegen van Italië, in de vroege lente van het jaar 1415, kwam ik een tweetal reizigers achterop. Een jonge vrouw leidde een bepakt muildier aan de hand en voor haar uit ging een rijzige grijsaard met zekere tred, al viel me op dat hij zijn reisstaf gebruikte als blindenstok. De vrouw droeg op haar linkerslaap een klein litteken als een zilveren spinnetje; ooit had een vaardige heelmeester daar een wond gehecht. Ik groette in het voorbijgaan zoals gebruikelijk is langs de pelgrimswegen en wierp een vlugge blik op de man. Ogen als lege ijsvelden.
Ik richtte mijn ogen alweer op de weg, toen de man me bij mijn naam riep. ‘Isidoor?’
Ik bleef staan en draaide me naar hem om. Voor mijn geestesoog zag ik hem nu twintig jaar jonger en in de kracht van zijn leven, toen zijn haar en baard nog donker waren en niets die felle blik ontging. Ook toen had hij een vrouw bij zich gehad en zij op haar beurt droeg een klein meisje op haar arm. Dat moest deze jonge vrouw zijn, die nu het muildier leidde.
Bij de herinnering hoorde een naam. ‘Maelgys,’ zei ik. ‘Ben jij het echt? Hoe vaak heb ik niet aan onze goede tijd in Trebizonde gedacht!’ Ik wrong me uit de draagriemen van mijn reiskist en zette die voorzichtig op de grond.
Maelgys lachte. ‘Ik herkende je aan je stem. En je kent mijn dochter? Haar naam is…’
‘Lorea,’ zei ik. ‘Natuurlijk ken ik haar nog.’ Ik maakte een hoofse buiging. Een volksvrouw zou erom gegiecheld hebben, maar zij aanvaardde het met een knikje. Afgezien van haar gebruinde gezicht leek ze sterk op haar moeder, die destijds net zo oud moest zijn geweest als zij nu. En om me haar te herinneren had ik geen geheugenkunst nodig. Hoeveel mensen leven, worden oud en sterven, zonder dat ze ooit een dergelijke schoonheid zien?
‘Vooruit,’ zei de man. ‘Er is maar één weg en we kunnen een tijdlang samen reizen. Ik hoor de instrumenten rinkelen in je kist. Die mag je op Gigi laden, hij kan zo’n last beter aan dan jij.’
Ik ontmoet genoeg volk onderweg, eenlingen of groepen, en soms loop ik een stukje op met iemand die ik sympathiek vind, maar lang houd ik het nooit vol. Anders dan de meesten voel ik niet de noodzaak om stilten te vullen met ijdel gepraat en zelden kom ik iemand tegen die werkelijk iets te zeggen heeft. Alleen tijdens eenzame voetreizen kan een mens zijn gedachten laten uitwaaieren, zijn kennis nalopen, herschikken en tot nieuwe inzichten komen. Daarnaast wil ik me niet inhouden voor traag gezelschap. Maar voor mijn oude vriend en zijn dochter maakte ik een uitzondering.
‘Je herkende me aan mijn stem,’ zei ik, terwijl wij onze weg vervolgden. ‘Dat is verbazingwekkend. Wat is jullie reisdoel?’

 
Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann, P. L. Travers, Pierre Klossowski, Daniel Keyes, Leonid Andreyev

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

De monniken van Sénanque

Zij stierven er snel en stil
en zonder overtollige reutel spoedden zij zich heen
van sterfplaats naar sterfplaats,
jaren ouder van jaren verlangen.

Als zonderlinge geliefden woonden zij in het landschap,
aan alle wensen der weelde ontwend,
zachtmoedig als wat niet meer wordt gevreesd.
Zij kenden geen verhuizen meer.

En wij, gekomen uit de oorden
van het roekeloos woekerend woord,
wisten tussen stof en steen en stilte
de ampere galm van hun stappen nog bewaard,

en zwegen, als voorgoed ontheemd,
in de leerzaamheid van zeldzame minnaars.
En van jaren verlangen
werden wij jaren en jaren ouder.

 

Album

Een klas met veel te hoge ramen.
De aarde hangt er zomaar aan de wand.
En tweeëndertig stijve meisjesrompen
zijn rij aan rij, in melkwit licht,
aan banken vastgeklonken.

De toekomst in hun ogen moet voorbij.
Men geeuwt er al verleden uit.
Maar één van hen, de mooiste, jij,
nog niet verlegen met haar leven,
is met de aarde iets van plan.

Ik wil haar schooljaar overdoen:
haar smoezen, fratsen, onvoldoendes,
haar appelflauwtes om een niets,
de droesem in een oude droom.
Wat onder ede werd verzwegen,
daar luistert nu geen mens meer naar.

 

Pronkstuk

’s Nachts mompelen juwelen in hun slaap.
Zij fonkelen tot in hun dromen,
proberen zo vermaard te glanzen
als de tranen van een dame.

Dat komt, zij zijn soms zeer alleen,
gekluisterd in hun kist van nacht.
Zij willen jubelen in zilver,
in goud, briljant of diamant,

maar pralen slechts met wat zij missen:
een hals, een pols, een simpele pink.
O, ziek van heimwee naar knap vlees.
De nacht is lang. Wordt het ooit dag?

 

 
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

Lees verder “Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann, P. L. Travers, Pierre Klossowski, Daniel Keyes, Leonid Andreyev”

Dolce far niente, Jürgen Becker, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer

Dolce far niente

 

 
Zomerbui op de Singel (Amsterdam) door Thomas Schmall, 2010

 

Sommerregen. Schwarzer Abend…
In memoriam Donald Barthelme

Sommerregen. Schwarzer Abend. An den Rand
einer Todesmeldung gekritzelt die verfügbaren Daten,
die das Interview in Gang setzen, die Erinnerung
an entrückte Begegnungen, von denen
wir uns mehr Zukunft versprochen hatten.

Der neue New Yorker bleibt offen liegen.
Was heißt Zukunft, wenn sich das letzte Gespräch
per Bandschleife endlos wiederholen läßt
und ein Nachruf zehn Jahre liegt im Archiv.
Trockener Sommer. Der Abend ist hell.

Eine Reise ist vorzubereiten. Man muß
durch eine Nebelfront, deren Weiß so weiß
wie chinesische Trauer ist. Bitte keine Zitate.
Thema vom Tisch. Die Gerstenfelder sind leer,
und man liest, kompliziert sind die Städte.

 

 
Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)
Keulen in de regen. Jürgen Becker werd geboren in Keulen

Lees verder “Dolce far niente, Jürgen Becker, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer”

Volière (Luuk Gruwez)

 

Bij Vaderdag

 

 
Waiting room door William E. Rochfort, 2010

 

Volière

Van top tot teen vol vogels zit mijn vader.
Er hangen korenblauwe luchten in zijn lijf
en vergezichten om bij weg te dromen
en takken waar men, vogel zijnde, graag op slaapt.

De meest diverse soorten herbergt hij.
Bijvoorbeeld in zijn hoofd iets hoogs,
een torenvalk, een nachtegaal, een kardinaal
of welbespraakten als de papegaai, alsook de ara

uit de karaokebar. Omstreeks zijn kolossale kont,
daar wonen enkel en alleen de doodgewonen:
kanaries, zebravinken, pimpelmezen,
meerstemmig maar saamhorig in hem thuis.

Als al die vogels simultaan duizeling-
wekkend aan het kwetteren slaan,
kan ik de nagalm van zijn zwijgen horen.
Nooit is het stil wanneer mijn vader zwijgt

 

 
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)
Kortrijk. Luuk Gruwez werd geboren in Kortrijk

 

Zie voor de schrijvers van de 19e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

De feestelijke verliezer

Ik had het fijnste gaas van het verlangen lief
zoals een zachte bries het lichaam van de baadster
en waar ik mij begaf, omgaf er mij een waas
van angstaanjagend aangenaam verwelken.
En een seizoen lang werd het avond.

En toen – het hart hoog op de wind –
verlangen zich bezeerde aan begeerte,
hoe lief had ik dan niet dat feestelijk verlies,
alsof een hartstocht mij verloren blies,
al werd ternauwernood gezoend

de monstrans van één enkele mond.
En elke avond werd het herfst.

En telkens als de sierlijkste der herfsten
mij in de wind een onderkomen bood,
vond ik in ruisen en in beven
een huis om dakloos in te zijn.

 

Oma’s memo

zij ruimt de rommel op die niet meer dient:
een fotolijst, een hoornen bril,
verlovingsjurk van anno dertig,
de prullenkraam van een bestaan
dat eens vol meesterwerken was.

haar mooiste meesterwerk ben ik,
haar mausoleum voor een dochter,
de hare, die mij baarde en toch stierf,
de missing link die ons verbindt,
gemis dat vlees werd, stof en as.

uit alles blijkt dat zij zich traint in blijven,
in voortbestaan, inpakken van wat was.
en met een stem vol moederschap
laat zij een opdracht aan de planten na:
wees daar, eis water, als ik niet meer ben.

alles wat weerloos is en eindigt
verdient een voortbestaan. geen ding.
zo eindigt ook haar kunstgebit
met gouden stift, dat nu nog elke avond
in een glaasje gaat, straks in een kist.

 

Kanker I

God, herstel deze vrouw. zij is nog niet
voltooid. zij moet mij nog ten grave dragen.
o, leg haar straks, al stijf van ouderdom,
met beide borsten in een kist.

ik weet dat u soms voorkomt in het wild
naast aasgier, lynx en tijgerkat:
fouileer haar niet tot op het bot
of daar nog ergens kanker zat.

ook ik lijd honger aan haar lijf.
wees niet bekommerd om uw maal:
ik wil een ander kwijt in ruil voor haar.
ik wil een ander kwijt, of minstens mij.

 

 
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

Lees verder “Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann”

Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Moedermuseum

Ik heb mijn moeder naar een museum gebracht,
suppoost vooruitbetaald om over haar te waken.
Zij zat voortdurend aan zichzelf te knagen
tot enkel kraakbeen van haar overbleef.

Er kwam een firma langs om haar te stutten,
om lichaamsdeel na lichaamsdeel te restaureren
tot zij weer sexy presentabel voor de wereld was.
Onder woonachtigheid ging zij gebukt,

onder herinnering waaraan zij vast bleef kleven
en onder wijdverspreide wankelmoedigheid,
die grotendeels uit zwangerzucht bestaat.

Ik heb mijn moeder naar een museum gebracht
waar zij door tallozen zo mateloos bewonderd wordt
dat zij haar soms met zoutzuur naar het leven staan.

 

Trappen

Er zijn er naar beneden en naar boven.
Ze lijken zo verdomd goed op elkaar
dat men ze meestal met elkaar verwart.
Wel gaat het altijd sneller naar beneden.

Tussen muffe kelders en fier firmament
is waar ik woon, waar het hedendaagse
ondermaanse mij meedogenloos voorbijziet
of mij – trap op, trap af – juist breeduit salueert,

misschien zelfs rakelings langs een Vermeer
of langs licht loensende, zeegroene ogen.
‘Er heerst hier veel te veel beneden,’ mokt de een.

‘O, al dat loze boven,’ zucht een ander. En ook: ‘Waar
gaat toch alles wat verdwijnen moet naartoe? Naar boven?
Naar beneden? En zijn daar dan voldoende trappen voor?

 

Het Winkeltje

Ik heb nog een antiquariaatje
van geel verkleurde dromen
op de oever van groot failliet.
Veel komen er niet, maar die er komen,
kopen met tweedehands verdriet.

 
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

Lees verder “Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann”