Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Uit: Ome Jules

“Ik ontmoette hem voor het eerst tijdens de jaarwisseling. In de catacomben van het hoofdstedelijke Paradiso. Oudejaarsavond 1979. Ik had nog nooit van hem gehoord.
‘Het wordt tijd,’ had de in ons land niet geheel onbekende rock & roll-zanger Herman Brood enkele dagen eerder gezegd, ‘dat je Jules leert kennen. Deelder. Die gozer is te gek.’
Zoals wel vaker gebeurde, vertrouwde ik op Hermans oordeel. Ik werd niet teleurgesteld. Het was na middernacht, het nieuwe jaar was nog krakend vers, toen Herman me aan Jules voorstelde.
‘Jules, dit is Bart. Bart – Jules. Ook een dichter. Jullie redden je wel hè, jongens. Ik moet…’ Deelder droeg een lang vallende zwarte, glimmende jas. Zijn ogen gingen, ondanks het vergevorderde uur, schuil achter een zonnebril. Het klikte meteen. We hoefden geen moeite te doen om het met elkaar te kunnen vinden.
Jules praatte de eerste tweeënhalve uur na onze kennismaking geheel eigenhandig vol. Op zich misschien niet eens zo bijzonder, ik kende wel meer mensen die ‘gebruikten’ en je moeiteloos een dag of wat aan de praat hielden, maar Jules’ woordenstroom verveelde me geen seconde: wat mij betreft bleef hij nog geruime tijd aan het woord. Pas tegen het ochtendgloren verloor ik hem uit het oog en belandde met Evelien, een meisje dat bij Herman die nacht een blauwtje had gelopen, in een twijfelaar in Hotel Torenzicht, maar daar gaat het nu even niet om.
Toen ik de volgende ochtend beneden bij de balie zat te wachten op een taxi die nooit komen zou, dacht ik terug aan de ontmoeting met Deelder. Boven de gracht zwenkte traag een verdwaalde meeuw. Het water verroerde zich niet, kwam op zijn manier bij van het feestgewoel tijdens de afgelopen nacht. Iemand die voor mij onzichtbaar bleef, schopte een blikje over straat. Boven sliep Evelien nog. Ik moest denken aan Deelder: aan zijn verschijning en aan wat hij te vertellen had. Ik was van één ding overtuigd: die Deelder was een fenomeen.”

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

TANTE HELEN

Mijn tante Helen Slingsby is nooit getrouwd.
Ze woonde in een klein huis bij een chic plein
Onder de hoede van een viertal knechten.
Toen zij stierf, werd het stil in de hemel
En stil aan haar eind van de straat.
De blinden gingen dicht en de lijkbezorger veegde zijn voeten –
Hij had zoiets al eerder meegemaakt.
Er werd naar behoren gezorgd voor de honden,
Maar kort daarop stierf ook de papegaai.
De Saksische klok op de schouw tikte door
En de huisknecht zat op de eettafel
Met op zijn knieën de tweede dienstmeid –
Die zo oppassend was geweest toen haar meesteres nog leefde.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Hoe Remco Campert honderdtachtig werd

midden in een zonnige zondagmiddag
haalde ik remco op van huis:
we moesten op de foto
en zouden in de loop van de dag
worden vereeuwigd
er dreigde een tournee, samen met jan mulder
het land diende opnieuw veroverd,
voor de zoveelste keer-
de dichter droeg geen jas

remco stapte in
en trok de deur dicht-
nu zat-ie in de auto
en extra voorzichtig laveerde ik
remco’s straat uit:
de dichter mocht niets overkomen
en moest aan het einde van de dag heelhuids
worden thuisgebracht

de studio bevond zich in een steeg,
hartje jordaan,
waar het verboden was te parkeren
op de gracht kon dat wel:
ik stopte ver van de grachtrand af
remco stapte uit
zonder te water te raken
en ging op de hoek staan wachten
tot ik mijn wagen had weggezet-
dat duurde even;
zo goed achteruit insteken kan ik niet

hoewel de zon scheen
was het tamelijk guur
om niet te zeggen: bitter koud als je,
zoals remco, op straat te wachten stond
zonder veel beschutting
toch deerde de kilte remco niet

zoals de dichter stond te wachten
had-ie wat weg van een standbeeld;
een beeld dat ademde
en waarin het bloed kroop waar het gaan
en niet gaan kon-
ook had remco iets van een oude eik:
onomzaagbaar
ja, remco was nu een man van alle tijden

toen zag ik, op gindse brug,
een gestalte staan-
het was de dood die zijn ronde deed
hij keek naar remco
of eigenlijk: naar remco’s rug
(remco keek naar mijn auto
en zag hém niet)
moest ik ingrijpen of niet?
ik lustte hem rauw, de dood

maar die moeite bleef me bespaard
want de dood keek weliswaar even onze kant op
(zou hij het wagen
één vinger uit te steken?)
maar liep toen door
en verdween achter de huizenrij
in een doorgaande straat-
voortaan lag de weg voor remco open

het was een wijs besluit, doorlopen
een heel wijs besluit-

want van remco blijf je af

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Hoe onbehagelijk het is Mr Eliot te ontmoeten

Een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij ziet er uit als een blikken dominee.
Zijn gezicht heeft iets stuurs,
zijn mond iets zoet-zuurs,
zijn minzame antwoorden, negen keer van de tien,
beperken zich tot: Misschien, of Indien,
of Dat staat te bezien.
Nee,
een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij heeft een gekortstaarte hond,
een jas met bont,
een stok met een knop
en een bolhoed op.
Kort en goed,
Mr Eliot valt niet mee als men hem ontmoet.
(Ook als hij zijn mond niet opendoet.)

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Ash Wednesday VI (T. S. Eliot), Michael Salinger

 

Bij Aswoensdag

 

Aswoensdag door Dustin Neece, 2010

 

Ash Wednesday

VI
Although I do not hope to turn again
Although I do not hope
Although I do not hope to turn

Wavering between the profit and the loss
In this brief transit where the dreams cross
The dreamcrossed twilight between birth and dying
(Bless me father) though I do not wish to wish these things
From the wide window towards the granite shore
The white sails still fly seaward, seaward flying
Unbroken wings

And the lost heart stiffens and rejoices
In the lost lilac and the lost sea voices
And the weak spirit quickens to rebel
For the bent golden-rod and the lost sea smell
Quickens to recover
The cry of quail and the whirling plover
And the blind eye creates
The empty forms between the ivory gates
And smell renews the salt savour of the sandy earth

This is the time of tension between dying and birth
The place of solitude where three dreams cross
Between blue rocks
But when the voices shaken from the yew-tree drift away
Let the other yew be shaken and reply.

Blessèd sister, holy mother, spirit of the fountain, spirit
of the garden,
Suffer us not to mock ourselves with falsehood
Teach us to care and not to care
Teach us to sit still
Even among these rocks,
Our peace in His will
And even among these rocks
Sister, mother
And spirit of the river, spirit of the sea,
Suffer me not to be separated

And let my cry come unto Thee.

 

(T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Alphonsus Liguori Catholic Church, Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Amerikaanse dichter en performer Michael Salinger werd geboren op 2 maart 1962 in Cleveland, Ohio. Zie ook alle tags voor Michael Salinger op dit blog.

 

Nietzsches paard

Op zijn dertiende
wil mijn zoon,

zijn lichaam een kleerhanger
die uit een tanktop steekt
en wijde broeken,
maar een ding
begrijpen –
dat betekent,
alles

Zijn moeder spreekt over tuinieren
en zaden
want dat is wat ze kent

Ik geef een lezing over vliegbanen
de snelheid van geluid spoelvloeistof
honkbal analogieën
economie
de derde natuurwet van Newton
en sanitaire armaturen
omdat ik niets weet
de hele tijd vloekend
dat ik weet
wat het beste is

Hij zit,
rug tegen geruite tegelmuur,
in een armloze houten keukenstoel
onderdeel van de set
die zijn moeder en ik kochten
voordat we uit elkaar gingen
ik denk dat hij van esdoorn is gemaakt,

wachtend op de antwoorden
op de vragen
die me wakker houden

ik zeg het niet
dat de waarheid komt als een droom
details vervagend bij zonsopgang
of dat het wonder van het leven
is dat we overleven
ik zeg
dat hij het mettertijd zal begrijpen
hopend
dat dat hem stil houdt
voor een tijdje

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Salinger (Cleveland, 2 maart 1962)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e maart ook mijn blog van 2 maart 2021 en ook mijn blog van 2 maart 2020 en ook mijn blog van 2 maart 2019 en ook mijn blog van 2 maart 2018 en eveneens mijn blog van 2 maart 2014 deel 2.

T. S. Eliot

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

The Naming of Cats

The Naming of Cats is a difficult matter,
It isn’t just one of your holiday games;
You may think at first I’m as mad as a hatter
When I tell you, a cat must have THREE DIFFERENT NAMES.
First of all, there’s the name that the family use daily,
Such as Peter, Augustus, Alonzo, or James,
Such as Victor or Jonathan, George or Bill Bailey —
All of them sensible everyday names.
There are fancier names if you think they sound sweeter,
Some for the gentlemen, some for the dames:
Such as Plato, Admetus, Electra, Demeter —
But all of them sensible everyday names.
But I tell you, a cat needs a name that’s particular,
A name that’s peculiar, and more dignified,
Else how can he keep up his tail perpendicular,
Or spread out his whiskers, or cherish his pride?
Of names of this kind, I can give you a quorum,
Such as Munkstrap, Quaxo, or Coricopat,
Such as Bombalurina, or else Jellylorum —
Names that never belong to more than one cat.
But above and beyond there’s still one name left over,
And that is the name that you never will guess;
The name that no human research can discover —
But THE CAT HIMSELF KNOWS, and will never confess.
When you notice a cat in profound meditation,
The reason, I tell you, is always the same:
His mind is engaged in a rapt contemplation
Of the thought, of the thought, of the thought of his name:
His ineffable effable
Effanineffable
Deep and inscrutable singular Name.

 

La Figlia che Piange

O quam te memorem virgo …

Stand on the highest pavement of the stair—
Lean on a garden urn—
Weave, weave the sunlight in your hair—
Clasp your flowers to you with a pained surprise—
Fling them to the ground and turn
With a fugitive resentment in your eyes:
But weave, weave the sunlight in your hair.

So I would have had him leave,
So I would have had her stand and grieve,
So he would have left

As the soul leaves the body torn and bruised,
As the mind deserts the body it has used.
I should find
Some way incomparably light and deft,
Some way we both should understand,
Simple and faithless as a smile and shake of the hand.

She turned away, but with the autumn weather
Compelled my imagination many days,
Many days and many hours:
Her hair over her arms and her arms full of flowers.
And I wonder how they should have been together!
I should have lost a gesture and a pose.
Sometimes these cogitations still amaze
The troubled midnight and the noon’s repose.

 

De hippopotamus

De hippopotamus ligt languit
log in de modderige vloed;
al ziet hij er onverwoestbaar uit,
hij is enkel vlees en bloed.

Vlees en bloed zijn bederfelijk
omdat het leven ze verteert;
maar de Ware Kerk is onsterfelijk
want ze is op een rots gefundeerd.

De hippo’ misstap op misstap doet
voor zijn nooddruft en onderhoud,
maar de Ware Kerk verzet geen voet
voor het inhalen van haar goud.

De ‘potamus ziet een broodboom staan
en is tot plukken niet in staat,
maar er keert geen schip uit de oceaan
of de Kerk krijgt rijst en muskaat.

De hippo’ wordt in de paringstijd
onwelluidend en gedraagt zich zot;
maar elke week, vol zaligheid,
huwt de zingende Kerk met God.

De hippopotamus slaapt overdag
omdat hij ’s nachts uit jagen moet;
de Kerk, die God vertrouwen mag,
kan slapen terwijl zij zich voedt.

Ik zag eensklaps de ‘potamus
wegvliegen uit zijn nat moeras.
Engelen zongen Laudamus
hem begroetend op hun terras.

Bloed des Lams wast hem aanstonds rein,
hij wordt als hemelzoon erkend
en zal een van de heiligen zijn
met een gouden snaarinstrument.

Maagden, martelaressen, al
wat kuis is kust hem vrij van schuld,
maar de Ware Kerk blijft in het dal
in schadelijke damp gehuld.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Ash Wednesday (T. S. Eliot), Jack Gilbert

 

Bij Aswoensdag

 

Meditaties. Aswoensdag door Witold Wojtkiewicz, 1908

 

Ash Wednesday (T. S. Eliot)

V
If the lost word is lost, if the spent word is spent
If the unheard, unspoken
Word is unspoken, unheard;
Still is the unspoken word, the Word unheard,
The Word without a word, the Word within
The world and for the world;
And the light shone in darkness and
Against the Word the unstilled world still whirled
About the centre of the silent Word.

O my people, what have I done unto thee.

Where shall the word be found, where will the word
Resound? Not here, there is not enough silence
Not on the sea or on the islands, not
On the mainland, in the desert or the rain land,
For those who walk in darkness
Both in the day time and in the night time
The right time and the right place are not here
No place of grace for those who avoid the face
No time to rejoice for those who walk among noise and deny
the voice

Will the veiled sister pray for
Those who walk in darkness, who chose thee and oppose thee,
Those who are torn on the horn between season and season,
time and time, between
Hour and hour, word and word, power and power, those who wait
In darkness? Will the veiled sister pray
For children at the gate
Who will not go away and cannot pray:
Pray for those who chose and oppose

O my people, what have I done unto thee.

Will the veiled sister between the slender
Yew trees pray for those who offend her
And are terrified and cannot surrender
And affirm before the world and deny between the rocks
In the last desert before the last blue rocks
The desert in the garden the garden in the desert
Of drouth, spitting from the mouth the withered apple-seed.

O my people.

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Alphonsus Liguori Catholic Church, Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Amerikaanse dichter Jack Gilbert werd geboren in Pittsburgh op 17 februari 1925. Zie ook alle tags voor Jack Gilbert op dit blog.

 

Tot schande van poëzie

Toen de koning van Siam een hoveling niet mocht,
schonk hij hem een prachtige witte olifant.
Het fabelachtige dier had recht op zoveel ceremonieel
dat er goed voor zorgen je ondergang betekende.
Toch was het erger om er slecht voor te zorgen.
Het schijnt dat het geschenk niet kon worden geweigerd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jack Gilbert (17 februari 1925 – 13 november 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e februari ook mijn blog van 17 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

T. S. Eliot

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

Song

When we came home across the hill
No leaves were fallen from the trees;
The gentle fingers of the breeze
Had torn no quivering cobweb down.

The hedgerow bloomed with flowers still,
No withered petals lay beneath;
But the wild roses in your wreath
Were faded, and the leaves were brown.

 

Preludes

III

You tossed a blanket from the bed,
You lay upon your back, and waited;
You dozed, and watched the night revealing
The thousand sordid images
Of which your soul was constituted;
They flickered against the ceiling.
And when all the world came back
And the light crept up between the shutters
And you heard the sparrows in the gutters,
You had such a vision of the street
As the street hardly understands;
Sitting along the bed’s edge, where
You curled the papers from your hair,
Or clasped the yellow soles of feet
In the palms of both soiled hands.

IV

His soul stretched tight across the skies
That fade behind a city block,
Or trampled by insistent feet
At four and five and six o’clock;
And short square fingers stuffing pipes,
And evening newspapers, and eyes
Assured of certain certainties,
The conscience of a blackened street
Impatient to assume the world.

I am moved by fancies that are curled
Around these images, and cling:
The notion of some infinitely gentle
Infinitely suffering thing.

Wipe your hand across your mouth, and laugh;
The worlds revolve like ancient women
Gathering fuel in vacant lots.

 

Tante Helen

Mijn tante Helen Slingsby is nooit getrouwd.
Ze woonde in een klein huis bij een chic plein
Onder de hoede van een viertal knechten.
Toen zij stierf, werd het stil in de hemel
En stil aan haar eind van de straat.
De blinden gingen dicht en de lijkbezorger veegde zijn voeten –
Hij had zoiets al eerder meegemaakt.
Er werd naar behoren gezorgd voor de honden,
Maar kort daarop stierf ook de papegaai.
De Saksische klok op de schouw tikte door
En de huisknecht zat op de eettafel
Met op zijn knieën de tweede dienstmeid –
Die zo oppassend was geweest toen haar meesteres nog leefde.

 

Vertaald door Paul  Claes

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Portret door Patrick Heron, 1949

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Ash Wednesday (T. S. Eliot)

Bij Aswoensdag

Vanitas door David Bailly, ca. 1650

 

Ash Wednesday

IV
Who walked between the violet and the violet
Whe walked between
The various ranks of varied green
Going in white and blue, in Mary’s colour,
Talking of trivial things
In ignorance and knowledge of eternal dolour
Who moved among the others as they walked,
Who then made strong the fountains and made fresh the springs

Made cool the dry rock and made firm the sand
In blue of larkspur, blue of Mary’s colour,
Sovegna vos

Here are the years that walk between, bearing
Away the fiddles and the flutes, restoring
One who moves in the time between sleep and waking, wearing

White light folded, sheathing about her, folded.
The new years walk, restoring
Through a bright cloud of tears, the years, restoring
With a new verse the ancient rhyme. Redeem
The time. Redeem
The unread vision in the higher dream
While jewelled unicorns draw by the gilded hearse.

The silent sister veiled in white and blue
Between the yews, behind the garden god,
Whose flute is breathless, bent her head and signed but spoke
no word

But the fountain sprang up and the bird sang down
Redeem the time, redeem the dream
The token of the word unheard, unspoken

Till the wind shake a thousand whispers from the yew

And after this our exile

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Kathedraal basiliek van Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 26e februari ook mijn vorige blog van vandaag en mijn blog van 26 februari 2019 en ook mijn blog van 26 februari 2017 deel 2.

Ash Wednesday III (T. S. Eliot), Patrick deWitt, Akwasi, Gabriel García Márquez, Jeremy Reed, Marijke Hanegraaf, Thomas Acda, Ada Christen

 

Dolce far niente – Bij Aswoensdag

 


Aschermittwoch II door Hildegard Böhme, 1982

 

Ash Wednesday

III
At the first turning of the second stair
I turned and saw below
The same shape twisted on the banister
Under the vapour in the fetid air
Struggling with the devil of the stairs who wears
The deceitul face of hope and of despair.

At the second turning of the second stair
I left them twisting, turning below;
There were no more faces and the stair was dark,
Damp, jaggèd, like an old man’s mouth drivelling, beyond
repair,
Or the toothed gullet of an agèd shark.

At the first turning of the third stair
Was a slotted window bellied like the figs’s fruit
And beyond the hawthorn blossom and a pasture scene
The broadbacked figure drest in blue and green
Enchanted the maytime with an antique flute.
Blown hair is sweet, brown hair over the mouth blown,
Lilac and brown hair;
Distraction, music of the flute, stops and steps of the mind
over the third stair,
Fading, fading; strength beyond hope and despair
Climbing the third stair.

Lord, I am not worthy
Lord, I am not worthy

but speak the word only.

 


T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
De basiliek van St Louis, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Canadese schrijver en scenarist Patrick deWitt werd geboren op 6 maart 1975 op Vancouver Island. Zie ook alle tags voor Patrick deWitt op dit blog.

Uit: The Sisters Brothers

“Charlie climbed onto Nimble and we rode away, heading for the Pig-King. It had been only two months since our last visit to Oregon City but I counted five new businesses on the math street and each of these appeared to be doing well. ‘An ingenious species,’ I said to Charlie, who made no reply. We sat at a table in the back of the King and were brought our usual bottle and a pair of glasses. Charlie poured me a drink, when normally we pour our own, so I was prepared for bad news when he said it: ‘I’m to be lead man on this one, Eli.’ `Who says so?’ `Commodore says so.’ I drank my brandy. ‘What’s it mean?’ `It means I am in charge.’ `What’s it mean about money?’ `More for me.’ `My money, I mean. Same as before?’ `It’s less for you.’ `I don’t see the sense in it.’ `Commodore says there wouldn’t have been the problems with the last job if there had been a lead man.’ `It doesn’t make sense.’
`Well, it does.’ He poured me another drink and I drank it. As much to myself as to Charlie I said, ‘He wants to pay for a lead man, that’s fine. But it’s bad business to short the man underneath. I got my leg gouged out and my horse burned to death working for him.’ `I got my horse burned to death, too. He got us new horses.’ `It’s bad business. Stop pouring for me like I’m an invalid.’ I took the bottle away and asked about the specifics of the job. We were to find and kill a prospector in California named Hermann Kermit Warm. Charlie produced a letter from his jacket pocket, this from the Commodore’s scout, a dandy named Henry Morris who often went ahead of us to gather information: ‘Have studied Warm for many days and can offer the following in respects to his habits and character. He is solitary in nature but spends long hours in the San Francisco saloons, passing time reading his science and mathematics books or making drawings in their margins. He hauls these tomes around with a strap like a schoolboy, for which he is mocked. He is small in stature, which adds to this comedy, but beware he will not be teased about his size. I have seen him fight several times, and though he typically loses, I do not think any of his opponents would wish to fight him again. He is not above biting, for example. He is bald-headed, with a wild red beard, long, gangly arms, and the protruded belly of a pregnant woman. He washes infrequently and sleeps where he can—barns, doorways, or if need be, in the streets. Whenever he is engaged to speak his manner is brusque and uninviting. He carries a baby dragoon, this tucked into a sash slung around his waist.”

 


Patrick deWitt (Vancouver Island, 6 maart 1975)
Scene uit de gelijknamige film uit 2018 met Jake Gyllenhaal (John Morris), Joaquin Phoenix (Charlie), John C. Reilly (Eli) en Riz Ahmed (Hermann Kermit Warm)

 

De Nederlandse rapper, columnist, schrijver en acteur van Ghanese afkomst Akwasi Owusu Ansah (artiestennaam Akwasi) werd geboren in Amsterdam op 6 maart 1988. Zie ook alle tags voor Akwasi op dit blog.

 

voicemail

hallo
is dit je voicemail

ik wilde eigenlijk iets inspreken
is het goed als ik bel
en je dan niet opneemt

dat praat wat makkelijker

 

moeder

we zien elkaar steeds meer via de telefoon
en steeds minder in het echt
ze heeft genoeg van haar moederskindje gehoord
dus besluit ze op te hangen in zijn oor

ik dacht eerst dat het lag aan een slecht netwerk
nu weet ik wel beter
wanneer ze de verbinding verbreekt
wil ze het er even niet over hebben

 


Akwasi (Amsterdam, 6 maart 1988)

 

De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez werd op 6 maart 1928 in de kustplaats Aracataca geboren. Zie ook alle tags voor Gabriel García Márquez op dit blog.

Uit: The General in His Labyrinth (Vertaald door Edith Grossmann)

“José Palacios, his oldest servant, found him floating naked with his eyes open in the purifying waters of his bath and thought he had drowned. He knew this was one of the many ways the General meditated, but the ecstasy in which he lay drifting seemed that of a man no longer of this world. He did not dare come closer but called to him in a hushed voice, complying with the order to awaken him before five so they could leave at dawn. The General came out of his trance and saw in the half-light the clear blue eyes, the curly squirrel-colored hair, the impassive dignity of the steward who attended him every day and who held in his hand a cup of the curative infusion of poppies and gum arabic. The General’s hands lacked strength when he grasped the handles of the tub, but he rose up from the medicinal waters in a dolphinlike rush that was surprising in so wasted a body.
“Let’s go,” he said, “as fast as we can. No one loves us here.”
José Palacios had heard him say this so many times and on so many different occasions that he still did not believe it was true, even though the pack animals were ready in the stables and the members of the official delegation were beginning to assemble. In any event, he helped him to dry and draped the square poncho from the uplands over his naked body because the trembling of his hands made the cup rattle. Months before, while putting on a pair of chamois trousers he had not worn since his Babylonian nights in Lima, the General discovered he was losing height as well as weight. Even his nakedness was distinctive, for his body was pale and his face and hands seemed scorched by exposure to the weather. He had turned forty-six this past July, but his rough Caribbean curls were already ashen, his bones were twisted by premature old age, and he had deteriorated so much he did not seem capable of lasting until the following July. Yet his resolute gestures appeared to be those of a man less damaged by life, and he strode without stopping in a circle around nothing. He drank the tea in five scorching swallows that almost blistered his tongue, avoiding his own watery trail along the frayed rush mats on the floor, and it was as if he had drunk the magic potion of resurrection. But he did not say a word until five o’clock had sounded in the bell tower of the nearby cathedral.”

 

 
Gabriel García Márquez (6 maart 1928 – 17 april 2014)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Marijke Hanegraaf werd op 6 maart 1946 geboren in Tilburg. Zie ook alle tags voor Marijke Hanegraaf op dit blog.

 

Vertrek

Mathilde trok achter de kat aan.
Geduldig wachtte hij op iedere hoek.
Gloednieuw klonken de klinkers
onder de driewieler van Mathilde.

Ze reed de Proefsteen uit
vertrouwde straat met de verbanden
die we huizen noemen, dreef
van haar kamertje vandaan.

Onafgebroken verschilde ze
van de Mathilde in het kamertje:
ze rekt haar genen, volgt haar gids.

Hij is bekwaam, zit wijd in zijn geur
verdraagt verkeer. Hij waagt, is niettemin
voorzichtig tot op het schichtige.
Hij likt de stenen.

 

Kruiswegstatie

Aan een roede hangt een doek.
Het werpt zijn schaduw op de muur
en er is schaduw ingeweven.

In vezels, de allerfijnste
staat tegenover zijn moeder
een kind op sterven en nu

is hun ontzetting draad na draad
door het doek gehaald.
Zit er schuld in de structuur.

 

 
Marijke Hanegraaf (Tilburg, 6 maart 1946)

 

De Engelse dichter en schrijver Jeremy Reed werd geboren op 6 maart 1951 op Jersey. Zie ook alle tags voor Jeremy Reed op dit blog.

Uit: The Nice (Vertaald door pociao)

„20. Juni 1964. Der DJ des Scene Club, total high, unterhielt sich draußen im Ham Yard mit einem Speed-Dealer über James Browns »Night Train«, so schnell, dass man den Stoff fast hören und den schwindelerregenden Schub in seinen Adern verfolgen konnte. Guy Stevens, in einem schwarzen italienischen Wollanzug, cool wie ein Pinselstrich, weißes Hemd, schmale schwarze Lederkrawatte, quasselte ohne Punkt und Komma: Prince Buster, The Supremes, The Temptations. Ein Trupp Mods der zweiten Welle, abschätzig »Tickets« genannt, stand in Grüppchen hier draußen, alle sorgfältig aufgemacht, voll im Trend, aber schon aufgrund ihrer Zahl hatte man ihnen den Zugang zu dem überfüllten Kellerclub verweigert. In der warmen Dunkelheit von Soho konnten sie den rauen, subversiven Klang von Mick Jaggers Harmonika hören: ein gesetzloses Geheul von eingeübter Anarchie, ein rhythmisch mit Maracas vorwärtsgepeitschtes Remake von Buddy Hollys Stück »Not Fade Away«, all die geballte, primitive Kraft des punkigen R&B der Sixties. Face, der an der Tür stand und versuchte, etwas mitzukriegen, erkannte beim ersten Ton den smarten Londoner Sound, besser als Motown, Ska und importierter Rhythm and Blues, das war pures Dartford, eine Südlondoner Blues-Version, die das Publikum anstachelte, bis es anfing, die Bühne auseinanderzunehmen.
Die Stones konnten keinen Set von Anfang bis Ende durchhalten; die Clubleitung pfiff sie nach zwanzig Minuten aus Sicherheitsgründen unweigerlich zurück. Nicht nur der Sänger, silberner Crewneck, weiße Hüfthosen, geschminkte Lippen wie eine Wunde, auch der spöttisch grinsende Gitarrist, die Augen hinter blonden Fransen versteckt, der dem Publikum in regelmäßigen Abständen sein Tamburin ins Gesicht schlug, lösten bei den Fans ein absolutes R&B-High aus. Das Phänomen Jagger, schlaksig, sexy, optimaler Inbegriff von Affektiertheit, war einfach unnachahmlich. Faces wollten nicht so aussehen wie er, sie hatten ihren eigenen Stil, aber seine berechnende, tänzelnde Unverfrorenheit faszinierte sie.“

 


Jeremy Reed (Jersey, 6 maart 1951)
Cover

 

De Nederlandse cabaretier, acteur, schrijver en zanger Thomas Acda werd geboren in Amsterdam op 6 maart 1967. Zie ook alle tags voor Thomas Acda op dit blog.

Uit: Onderweg met Roadie

“Gebruinde buitenbeesten zijn we geworden. Er is veel gebeurd. Veel zekerheden zijn gesneuveld en er zijn een paar geweldige nieuwe inzichten bij gekomen. Wat een reis. Ik stop om te plassen. Midden op de weg. Mocht er iemand aankomen, dan heb ik nog steeds drie kwartier om af te knijpen en weg te rijden. Roadie blijft deze keer wijselijk weg bij de cactussen en kiest voor een steen. Die is zo heet dat de urine al verdampt is voor Roadie weg drentelt. Ik doe mijn drie shakes — ooit door een rechter in het leven geroepen nadat George Michael betrapt was op homoseksueel contact in een openbaar urinoir in Los Angeles. Of vervelend gestoord werd bij het hebben van seks, als je uit mijn land komt. De rechter in die zaak bepaalde dat je als ‘normale’ man drie keer mocht afschudden. Deed je het vier keer dan stond je je kennelijk af te trekken terwijl je naar plassende mannen keek. Rechters zijn in dit land al heel lang de nieuwe comedians. Met advocaten als aangevers. Teruggekomen bij de auto zit Roadie achter het stuur. Uiteraard. Als altijd klaar om weggestuurd te worden. Ik ga op de bijrijdersstoel zitten en kijk recht vooruit. Een zacht S cooby-Doogeluidje ontglipt zijn keel. Vragende hondenogen kijken me aan. `Nou, rijden, dawg!’ Honden kunnen prachtig vragend kijkend. Als kinderen die eigenlijk al te oud zijn om nog met zo’n kinderachtig gebaar aan te komen. `Ja, jij ja. Of zie jij nog meer lelijke dingo’s die al sinds New York op de bestuurdersplek azen?’ Ik gooi mijn been over de versnellingspook en druk het rempedaal in. Dan start ik de auto. Man, wat kan die hond dom kijken. Ik zet de auto in ‘drive’ en we rijden. Langzaam, en over een weg waar een blind paard nog geen schade kan aanrichten, maar we rijden! Met een hond achter het stuur. Links woestijn, rechts woestijn en voor ons kilometers prachtig Amerikaans asfalt. Ik moet lachen. Zelden heb ik een hond zo dom zien kijken. Voorpoten op het stuurwiel en tong uit de mond. En op dat moment begint Roadie te lachen. Ooit een hond horen lachen? Grommend zwaar en met korte stoten. Een dikke rokerslach. Zo’n vette-vijftiger-in-rode-broek-lach. Veel te vol cognacglas in de hand en waarschijnlijk op een haringparty. Dat geluid, maar dan van een hond. Ik doe Roadie na: ‘Hag hag hag hag!’ Dit vindt hij kennelijk zo grappig dat er ook nog een grijns bij komt. Ik spring de auto uit en ga ernaast joggen. En voor de auto uit, en om de auto heen. Een diesel rijdt vanzelf. Het gaat niet hard, maar dat geeft niets. Ik spring de auto weer in, eruit, over de achterbank heen. En Roadie maar sturen en lachen. Dan spring ik op de achterbank, en laat me rijden. Eindelijk zijn we vrienden, Roadie en ik.”

 


Thomas Acda (Amsterdam, 6 maart 1967)
Cover

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ada Christen werd geboren op 6 maart 1839 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ada Christen op dit blog.

 

Aus dunklen Stunden

 I.
Was ich gethan und was ich ließ,
Ihr werdet es einst nicht verbuchen,
Wie meines Lebens Rätsel hieß,
Nicht noch in meinem Staube suchen.

Ich weiß, es wird Vergessenheit
Mein Los, wie heute sie mein Hoffen,
Seit einer trostlos langen Zeit,
Die ich durchlebt, zu Tod getroffen.

Vergessen, rasch vergessen wird,
Des heißen Herzens wirres Klagen,
Der Schmerz nur durch die Lüfte irrt,
Den meine Seele stumm getragen.

II.
Mit einem Wort ersteht mir plötzlich
Was hinter mir lag tot und weit ….
Was qualvoll-süß und herb-ergötzlich,
Die Träume meiner Jugendzeit.

Dein Name brach das alte Siegel,
Als jählings an mein Ohr er schlug,
Und wie in einem Zauberspiegel
Wallt nun vorbei der Schemenzug ….

Ach Tote nur! … und schon verschwebend
Mahnt noch dein liebes Angesicht:
Verblute nicht im Kampfe lebend,
Neig still dein Haupt und ringe nicht.

 


Ada Christen (6 maart 1839- 19 mei 1901)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e maart ook mijn blog van 6 maart 2018 en ook mijn blog van 6 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Dolce far niente, Gerrit Kouwenaar, Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo

 

Dolce far niente

 

 
Najaarsochtend door Paul Wieggers, 2018

 

Een herfst

Men is vandaag ontzettend onsterfelijk
het is eindelijk de echte heldere herfst
die er haast nog niet is

de bladeren vergelen, nog betrekkelijk groen
de wind is nog blauw, wijst geen enkele richting
de grond ligt nog onder het gras

men rookt de zwarte sigaar van de dokter
men raakt bezweet door het werpen met darts
men drinkt zijn zevende glas

in een ligstoel later men stippelt
onder het genot van dit tijdstip
een reis uit

de reis voor de komende heldere winter
en men vindt met de pink weer die heldere weg
naar dat denkbeeldige eindpunt –

 

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)
Amsterdam, de geboorteplaats van Gerrit Kouwenaar

 

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Ondersteboven

het stormde
windkracht negen maar liefst
volgens het knmi
en die jongens kunnen het weten.

de bomen bezemden, wild geworden,
met hun wintertakken
de wolken weg
en even leek het of
de hemel keukenzeil geworden was
of een ijsvloer:
de wereld stond op zijn kop

hier voelde ik me
om de een
of andere reden
nu eens buitengewoon prettig bij

 

De zaken gingen weer eens voor het meisje

– kom je mee naar boven? – riep ze
– ik ben moe
en moet morgen weer vroeg op
om naar mijn werk te gaan
ik heb mijn eerste afspraak
al om halfacht –

– ik kom eraan, momentje – riep ik
onder aan het trapgat
– ga maar vast, dan kom ik zo
maar ik móet eerst nog
een paar sterren repareren
daar kom ik niet onderuit
beloofd is beloofd
niet veel hoor, een stuk of drie

en een planeet die dwarsligt
nee, niets bijzonders,
iets met de as,
maar laat ik je niet met de details vermoeien
het klinkt erger dan het is
in wezen is ’t simpelweg een kwestie
van de boel resetten
met een beetje geluk
is het binnen de kortste keren gepiept
en schuif ik zo bij je in bed –

– ja ja – riep ze me na
– dat zeg je altijd
en daar kan ik ’t dan mee doen –
of woorden van die strekking
want ik hoorde haar niet
ik was al onderweg
en het klusje dat ik had, aangenomen werk,
dat karweitje kon bij nader inzien
best eens aanzienlijk langer duren dan gedacht

 

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Aunt Helen

Miss Helen Slingsby was my maiden aunt,
And lived in a small house near a fashionable square
Cared for by servants to the number of four.
Now when she died there was silence in heaven
And silence at her end of the street.
The shutters were drawn and the undertaker wiped his feet —
He was aware that this sort of thing had occurred before.
The dogs were handsomely provided for,
But shortly afterwards the parrot died too.
The Dresden clock continued ticking on the mantelpiece,
And the footman sat upon the dining-table
Holding the second housemaid on his knees —
Who had always been so careful while her mistress lived.

 

Preludes

I
The winter evening settles down
With smell of steaks in passageways.
Six o’clock.
The burnt-out ends of smoky days.
And now a gusty shower wraps
The grimy scraps
Of withered leaves about your feet
And newspapers from vacant lots;
The showers beat
On broken blinds and chimney-pots,
And at the corner of the street
A lonely cab-horse steams and stamps.

And then the lighting of the lamps.

II
The morning comes to consciousness
Of faint stale smells of beer
From the sawdust-trampled street
With all its muddy feet that press
To early coffee-stands.
With the other masquerades
That time resumes,
One thinks of all the hands
That are raising dingy shades
In a thousand furnished rooms.

 


T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Portret door Gerald Kelly, 1962

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook alle tags voor Thomas van Aalten op dit blog.

Uit: Henry!

‘Wat een tragisch geval.’
‘Werkt uw man soms bij de Bank van Antwerpen?’
‘Ja. Hoezo?’
‘Ik las laatst een interessant bericht over een beheerder van die bank. Hij meende dat we de Beneluxgedachte niet moesten opofferen aan de Europese markt –’
Ze onderbrak me met een glimlach. ‘Ik weet werkelijk niet waar mijn man mee bezig is, als ik eerlijk ben. Ik heb er geen verstand van.’
‘Ah.’
‘Ik zou het makkelijker vinden om over een baan als die van u te praten thuis.’ Ze keek naar buiten.
Er viel een stilte. Ik zag visioenen van een huwelijk vol rampspoed.
Ik had er net in dat voorjaar van 1957 een paar drukke dagen op zitten – mijn eerste echte grote opdracht. Twee jaar lang had ik alleen maar kleine rotstukjes kunnen opstellen. Het waren vaak vertaalde berichten, of ik moest de verhalen bewerken die door een correspondent ter plaatse waren opgetekend. En nu had ik een interview gedaan met de moeder van een verongelukte frater. Ze logeerde in het Grand Hotel National aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Van oudsher verbleven hier notabele Fransen, aristocratische Russen en de enkele uitverkorenen uit de Engelse upper class.
Volgens mijn neef Horst, die in de omgeving van Luzern woonde en het verhaal had meegekregen uit de Zwitserse pers, was de moeder van de frater helemaal geen liefhebber van een decadente levensstijl, integendeel. Ze was een sobere, godvrezende vrouw. Haar zoon Gerlach studeerde godgeleerdheid aan de Universiteit van Freiburg en was tijdens een uitstapje in het ruige berggebied omgekomen.
Een ambtenaar van Binnenlandse Zaken in Den Haag had een suite op de derde verdieping van het luxe hotel voor haar geregeld om de wanhopige vrouw op te vangen. Toen wij aankwamen, stond juist de arts met een van de organisatoren van de gewraakte wandeltocht te praten.”

 

 
Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

De Nederlandse schrijver en muzikant Jerry Hormone (pseudoniem van Jeroen Aalbers) werd geboren in Numansdorp op 26 september 1982. Zie ook alle tags voor Jerry Hormone op dit blog.

Uit: Het is maar bloed

“Van Aalst verslikte zich zowat in zijn bier: ‘Haha. Gatverredamme. Als je dat monster gezien hebt, maak je zulke grappen niet meer.’ We bestelden nog een rondje bier en toen kwam het eten. Een grote schaal patat. Bakjes met ketchup, barbecuesaus, een klont kruidenboter, mayonaise. En vier borden met op elk drie rocks spareribs met een dikke bruinrode korst. Er werd nog een rondje bier besteld. En nog een rondje. En toen de tweede portie spareribs. `Ja, gewoon weer drie van die stukken.’ Meer bier. Een derde portie ribs. ‘Aan ons gaan ze mooi niks verdienen.’ Nog meer bier. ‘Iemand nog een vierde portie? Kom op, ben ik de enige die nog wel wat lust?’ Na de vierde portie dronken we koffie en cognac. `En?’ vroeg Van Aalst terwijl hij een sigaret van me opstak. `Inderdaad een stuk beter dan die op de club,’ gaf Dirk toe. `Heel goed,’ zei Arie. ‘Maar ik heb weleens betere op.’ `Wat?’ riep Van Aalst uit. ‘Waar dan? In Amerika zeker?’
`Zo erg voor Ank.’ Hij kijkt haar kant op. Met z’n gore gretige harses. `Maar zo’n mooie vrouw blijft vast niet lang alleen.’ Ank is ook niet onknap. Zeker niet voor haar leeftijd. Maar ze is m’n type niet. Aries type trouwens ook niet. Die hield meer van roodharige vrouwen. En Ank is blond. Uit een potje. De keren dat we met de Spareribclub naar de hoeren zijn geweest, ging Arie ook altijd voor een roodharige. Van Aalst wist altijd wel een stripclub. ‘Da’s supervoordelig,’ zei hij dan. ‘Je betaalt een paar tientjes, maar dan krijg je ook drie’ (of twee of vier, dat hing van de club af) ‘gratis consumpties. Als je baco’s bestelt, ben je uit de kosten en zijn de blote tieten gratis.’

 

 
Jerry Hormone (Numansdorp, 26 september 1982)

 

De Braziliaanse schrijver Luís Fernando Veríssimo werd geboren op 26 september 1936 in Porto Alegre, Rio Grande do Sul. Zie ook alle tags voor Luís Fernando Veríssimo op dit blog.

Uit: Meierhoffs Verschwörung (Vertaald door Barbara Mesquita)

“Er hatte Haare so rot wie seine Haut und eine raue Stimme. Sein krachendes Portugiesisch schien ihm in sperrigen Brocken aus dem Mund zu kommen. Ich hatte ihn bereits bemerkt, als ich mit dem Cashew-Saft, den Hatoum mir mit einem Blick in mein Gesicht und einem unverständlichen Satz (»Für den Anfang Cashew«) empfohlen hatte, auf einen Tisch zusteuerte. Bei seiner Größe und dem wirren, flammenden Haar war es unmöglich, ihn nicht zu bemerken. Er war kein Mensch, er war eine Feuersbrunst. Er saß mit zwei weiteren Männern zusammen und malte mit dem Finger irgend etwas auf die Tischplatte. Die beiden anderen lächelten, so wie man vorsorglich einen wahrscheinlich Verrückten anlächelt, noch ehe man sich seiner Sache ganz sicher ist. Die übrigen Leute in der Kneipe schenkten ihm keine Beachtung. Sie kannten ihn offenbar schon seit langem.
Er verließ die Kneipe niemals. Ich konnte ihn nicht dazu überreden, seinen Stuhl stehen zu lassen, mit mir den Rio Negro hinaufzufahren und mir den Ort zu zeigen, an dem er Dr. Curtis beerdigt hatte – oder vielleicht auch nicht. Hätte er meine Aufforderung befolgt, es wäre das erste Mal in fünf Jahren gewesen, dass er aus der Kneipe herausgekommen wäre. Das erste Mal in fünf Jahren, dass er seine vierbeinige Heimat hinter sich gelassen hätte.
»Es gibt einundzwanzig Arten und Weisen, einen Menschen mit bloßen Händen zu töten. Ich kenne sie alle.«
Ich sagte etwas wie »Ach wirklich?« und lächelte ebenfalls so, wie man einen wahrscheinlich Verrückten anlächelt. Er prüfte mein Gesicht mit seinen blutunterlaufenen Augen eines langjährigen Trinkers. Wie um abzuwägen, ob ich es wert sei, noch mehr über ihn zu erfahren. Dann schaute er auf meinen Cashew-Saft und gab, ohne den Mund aufzumachen, einen verächtlichen Laut von sich.
Er streckte mir die Hand entgegen und sagte:
»Jósef Teodor.«
Ich schüttelte sie und nannte meinen Namen. Er wollte meine Hand gar nicht wieder loslassen. Dann zog er mich zu sich heran und sagte, den Mund nur ein paar Zentimeter weit von meiner Nase entfernt:
»Wie alt bist du?«
Ich nannte mein Alter, und er gab abermals einen Laut der Verachtung von sich.
»Ha! Du hast keine Ahnung.«
»Pole!«, rief Hatoum hinterm Tresen. »Lass den Mann in Frieden.«

 

 
Luís Fernando Veríssimo (Porto Alegre, 26 september 1936)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Ash Wednesday II (T. S. Eliot)

 

Bij Aswoensdag

 

 
Visioen van een ridder door Antonio de Pereda, na 1650

 

Ash Wednesday

II
Lady, three white leopards sat under a juniper-tree
In the cool of the day, having fed to satiety
On my legs my heart my liver and that which had been contained
In the hollow round of my skull.
And God said
Shall these bones live? shall these
Bones live? And that which had been contained
In the bones (which were already dry) said chirping:
Because of the goodness of this Lady
And because of her loveliness, and because
She honours the Virgin in meditation,
We shine with brightness. And I who am here dissembled
Proffer my deeds to oblivion, and my love
To the posterity of the desert and the fruit of the gourd.
It is this which recovers
My guts the strings of my eyes and the indigestible portions
Which the leopards reject. The Lady is withdrawn
In a white gown, to contemplation, in a white gown.
Let the whiteness of bones atone to forgetfulness.
There is no life in them. As I am forgotten
And would be forgotten, so I would forget
Thus devoted, concentrated in purpose. And God said
Prophesy to the wind, to the wind only for only
The wind will listen. And the bones sang chirping
With the burden of the grasshopper, saying

Lady of silences
Calm and distressed
Torn and most whole
Rose of memory
Rose of forgetfulness
Exhausted and life-giving
Worried reposeful
The single Rose
Is now the Garden
Where all loves end
Terminate torment
Of love unsatisfied
The greater torment
Of love satisfied
End of the endless
Journey to no end
Conclusion of all that
Is inconclusible
Speech without word and
Word of no speech
Grace to the Mother
For the Garden
Where all love ends.

Under a juniper-tree the bones sang, scattered and shining
We are glad to be scattered, we did little good to each other,
Under a tree in the cool of the day, with the blessing of sand,
Forgetting themselves and each other, united
In the quiet of the desert.
This is the land which ye
Shall divide by lot. And neither division nor unity
Matters. This is the land. We have our inheritance.

 

 
T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Louis Union Station. St Louis is de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 14e februari ook mijn vorige blog van vandaag.