Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Uit: Ome Jules

“Ik ontmoette hem voor het eerst tijdens de jaarwisseling. In de catacomben van het hoofdstedelijke Paradiso. Oudejaarsavond 1979. Ik had nog nooit van hem gehoord.
‘Het wordt tijd,’ had de in ons land niet geheel onbekende rock & roll-zanger Herman Brood enkele dagen eerder gezegd, ‘dat je Jules leert kennen. Deelder. Die gozer is te gek.’
Zoals wel vaker gebeurde, vertrouwde ik op Hermans oordeel. Ik werd niet teleurgesteld. Het was na middernacht, het nieuwe jaar was nog krakend vers, toen Herman me aan Jules voorstelde.
‘Jules, dit is Bart. Bart – Jules. Ook een dichter. Jullie redden je wel hè, jongens. Ik moet…’ Deelder droeg een lang vallende zwarte, glimmende jas. Zijn ogen gingen, ondanks het vergevorderde uur, schuil achter een zonnebril. Het klikte meteen. We hoefden geen moeite te doen om het met elkaar te kunnen vinden.
Jules praatte de eerste tweeënhalve uur na onze kennismaking geheel eigenhandig vol. Op zich misschien niet eens zo bijzonder, ik kende wel meer mensen die ‘gebruikten’ en je moeiteloos een dag of wat aan de praat hielden, maar Jules’ woordenstroom verveelde me geen seconde: wat mij betreft bleef hij nog geruime tijd aan het woord. Pas tegen het ochtendgloren verloor ik hem uit het oog en belandde met Evelien, een meisje dat bij Herman die nacht een blauwtje had gelopen, in een twijfelaar in Hotel Torenzicht, maar daar gaat het nu even niet om.
Toen ik de volgende ochtend beneden bij de balie zat te wachten op een taxi die nooit komen zou, dacht ik terug aan de ontmoeting met Deelder. Boven de gracht zwenkte traag een verdwaalde meeuw. Het water verroerde zich niet, kwam op zijn manier bij van het feestgewoel tijdens de afgelopen nacht. Iemand die voor mij onzichtbaar bleef, schopte een blikje over straat. Boven sliep Evelien nog. Ik moest denken aan Deelder: aan zijn verschijning en aan wat hij te vertellen had. Ik was van één ding overtuigd: die Deelder was een fenomeen.”

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

TANTE HELEN

Mijn tante Helen Slingsby is nooit getrouwd.
Ze woonde in een klein huis bij een chic plein
Onder de hoede van een viertal knechten.
Toen zij stierf, werd het stil in de hemel
En stil aan haar eind van de straat.
De blinden gingen dicht en de lijkbezorger veegde zijn voeten –
Hij had zoiets al eerder meegemaakt.
Er werd naar behoren gezorgd voor de honden,
Maar kort daarop stierf ook de papegaai.
De Saksische klok op de schouw tikte door
En de huisknecht zat op de eettafel
Met op zijn knieën de tweede dienstmeid –
Die zo oppassend was geweest toen haar meesteres nog leefde.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Hoe Remco Campert honderdtachtig werd

midden in een zonnige zondagmiddag
haalde ik remco op van huis:
we moesten op de foto
en zouden in de loop van de dag
worden vereeuwigd
er dreigde een tournee, samen met jan mulder
het land diende opnieuw veroverd,
voor de zoveelste keer-
de dichter droeg geen jas

remco stapte in
en trok de deur dicht-
nu zat-ie in de auto
en extra voorzichtig laveerde ik
remco’s straat uit:
de dichter mocht niets overkomen
en moest aan het einde van de dag heelhuids
worden thuisgebracht

de studio bevond zich in een steeg,
hartje jordaan,
waar het verboden was te parkeren
op de gracht kon dat wel:
ik stopte ver van de grachtrand af
remco stapte uit
zonder te water te raken
en ging op de hoek staan wachten
tot ik mijn wagen had weggezet-
dat duurde even;
zo goed achteruit insteken kan ik niet

hoewel de zon scheen
was het tamelijk guur
om niet te zeggen: bitter koud als je,
zoals remco, op straat te wachten stond
zonder veel beschutting
toch deerde de kilte remco niet

zoals de dichter stond te wachten
had-ie wat weg van een standbeeld;
een beeld dat ademde
en waarin het bloed kroop waar het gaan
en niet gaan kon-
ook had remco iets van een oude eik:
onomzaagbaar
ja, remco was nu een man van alle tijden

toen zag ik, op gindse brug,
een gestalte staan-
het was de dood die zijn ronde deed
hij keek naar remco
of eigenlijk: naar remco’s rug
(remco keek naar mijn auto
en zag hém niet)
moest ik ingrijpen of niet?
ik lustte hem rauw, de dood

maar die moeite bleef me bespaard
want de dood keek weliswaar even onze kant op
(zou hij het wagen
één vinger uit te steken?)
maar liep toen door
en verdween achter de huizenrij
in een doorgaande straat-
voortaan lag de weg voor remco open

het was een wijs besluit, doorlopen
een heel wijs besluit-

want van remco blijf je af

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Hoe onbehagelijk het is Mr Eliot te ontmoeten

Een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij ziet er uit als een blikken dominee.
Zijn gezicht heeft iets stuurs,
zijn mond iets zoet-zuurs,
zijn minzame antwoorden, negen keer van de tien,
beperken zich tot: Misschien, of Indien,
of Dat staat te bezien.
Nee,
een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij heeft een gekortstaarte hond,
een jas met bont,
een stok met een knop
en een bolhoed op.
Kort en goed,
Mr Eliot valt niet mee als men hem ontmoet.
(Ook als hij zijn mond niet opendoet.)

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Dolce far niente, Gerrit Kouwenaar, Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo

 

Dolce far niente

 

 
Najaarsochtend door Paul Wieggers, 2018

 

Een herfst

Men is vandaag ontzettend onsterfelijk
het is eindelijk de echte heldere herfst
die er haast nog niet is

de bladeren vergelen, nog betrekkelijk groen
de wind is nog blauw, wijst geen enkele richting
de grond ligt nog onder het gras

men rookt de zwarte sigaar van de dokter
men raakt bezweet door het werpen met darts
men drinkt zijn zevende glas

in een ligstoel later men stippelt
onder het genot van dit tijdstip
een reis uit

de reis voor de komende heldere winter
en men vindt met de pink weer die heldere weg
naar dat denkbeeldige eindpunt –

 

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)
Amsterdam, de geboorteplaats van Gerrit Kouwenaar

 

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Ondersteboven

het stormde
windkracht negen maar liefst
volgens het knmi
en die jongens kunnen het weten.

de bomen bezemden, wild geworden,
met hun wintertakken
de wolken weg
en even leek het of
de hemel keukenzeil geworden was
of een ijsvloer:
de wereld stond op zijn kop

hier voelde ik me
om de een
of andere reden
nu eens buitengewoon prettig bij

 

De zaken gingen weer eens voor het meisje

– kom je mee naar boven? – riep ze
– ik ben moe
en moet morgen weer vroeg op
om naar mijn werk te gaan
ik heb mijn eerste afspraak
al om halfacht –

– ik kom eraan, momentje – riep ik
onder aan het trapgat
– ga maar vast, dan kom ik zo
maar ik móet eerst nog
een paar sterren repareren
daar kom ik niet onderuit
beloofd is beloofd
niet veel hoor, een stuk of drie

en een planeet die dwarsligt
nee, niets bijzonders,
iets met de as,
maar laat ik je niet met de details vermoeien
het klinkt erger dan het is
in wezen is ’t simpelweg een kwestie
van de boel resetten
met een beetje geluk
is het binnen de kortste keren gepiept
en schuif ik zo bij je in bed –

– ja ja – riep ze me na
– dat zeg je altijd
en daar kan ik ’t dan mee doen –
of woorden van die strekking
want ik hoorde haar niet
ik was al onderweg
en het klusje dat ik had, aangenomen werk,
dat karweitje kon bij nader inzien
best eens aanzienlijk langer duren dan gedacht

 

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Aunt Helen

Miss Helen Slingsby was my maiden aunt,
And lived in a small house near a fashionable square
Cared for by servants to the number of four.
Now when she died there was silence in heaven
And silence at her end of the street.
The shutters were drawn and the undertaker wiped his feet —
He was aware that this sort of thing had occurred before.
The dogs were handsomely provided for,
But shortly afterwards the parrot died too.
The Dresden clock continued ticking on the mantelpiece,
And the footman sat upon the dining-table
Holding the second housemaid on his knees —
Who had always been so careful while her mistress lived.

 

Preludes

I
The winter evening settles down
With smell of steaks in passageways.
Six o’clock.
The burnt-out ends of smoky days.
And now a gusty shower wraps
The grimy scraps
Of withered leaves about your feet
And newspapers from vacant lots;
The showers beat
On broken blinds and chimney-pots,
And at the corner of the street
A lonely cab-horse steams and stamps.

And then the lighting of the lamps.

II
The morning comes to consciousness
Of faint stale smells of beer
From the sawdust-trampled street
With all its muddy feet that press
To early coffee-stands.
With the other masquerades
That time resumes,
One thinks of all the hands
That are raising dingy shades
In a thousand furnished rooms.

 


T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Portret door Gerald Kelly, 1962

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook alle tags voor Thomas van Aalten op dit blog.

Uit: Henry!

‘Wat een tragisch geval.’
‘Werkt uw man soms bij de Bank van Antwerpen?’
‘Ja. Hoezo?’
‘Ik las laatst een interessant bericht over een beheerder van die bank. Hij meende dat we de Beneluxgedachte niet moesten opofferen aan de Europese markt –’
Ze onderbrak me met een glimlach. ‘Ik weet werkelijk niet waar mijn man mee bezig is, als ik eerlijk ben. Ik heb er geen verstand van.’
‘Ah.’
‘Ik zou het makkelijker vinden om over een baan als die van u te praten thuis.’ Ze keek naar buiten.
Er viel een stilte. Ik zag visioenen van een huwelijk vol rampspoed.
Ik had er net in dat voorjaar van 1957 een paar drukke dagen op zitten – mijn eerste echte grote opdracht. Twee jaar lang had ik alleen maar kleine rotstukjes kunnen opstellen. Het waren vaak vertaalde berichten, of ik moest de verhalen bewerken die door een correspondent ter plaatse waren opgetekend. En nu had ik een interview gedaan met de moeder van een verongelukte frater. Ze logeerde in het Grand Hotel National aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Van oudsher verbleven hier notabele Fransen, aristocratische Russen en de enkele uitverkorenen uit de Engelse upper class.
Volgens mijn neef Horst, die in de omgeving van Luzern woonde en het verhaal had meegekregen uit de Zwitserse pers, was de moeder van de frater helemaal geen liefhebber van een decadente levensstijl, integendeel. Ze was een sobere, godvrezende vrouw. Haar zoon Gerlach studeerde godgeleerdheid aan de Universiteit van Freiburg en was tijdens een uitstapje in het ruige berggebied omgekomen.
Een ambtenaar van Binnenlandse Zaken in Den Haag had een suite op de derde verdieping van het luxe hotel voor haar geregeld om de wanhopige vrouw op te vangen. Toen wij aankwamen, stond juist de arts met een van de organisatoren van de gewraakte wandeltocht te praten.”

 

 
Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

De Nederlandse schrijver en muzikant Jerry Hormone (pseudoniem van Jeroen Aalbers) werd geboren in Numansdorp op 26 september 1982. Zie ook alle tags voor Jerry Hormone op dit blog.

Uit: Het is maar bloed

“Van Aalst verslikte zich zowat in zijn bier: ‘Haha. Gatverredamme. Als je dat monster gezien hebt, maak je zulke grappen niet meer.’ We bestelden nog een rondje bier en toen kwam het eten. Een grote schaal patat. Bakjes met ketchup, barbecuesaus, een klont kruidenboter, mayonaise. En vier borden met op elk drie rocks spareribs met een dikke bruinrode korst. Er werd nog een rondje bier besteld. En nog een rondje. En toen de tweede portie spareribs. `Ja, gewoon weer drie van die stukken.’ Meer bier. Een derde portie ribs. ‘Aan ons gaan ze mooi niks verdienen.’ Nog meer bier. ‘Iemand nog een vierde portie? Kom op, ben ik de enige die nog wel wat lust?’ Na de vierde portie dronken we koffie en cognac. `En?’ vroeg Van Aalst terwijl hij een sigaret van me opstak. `Inderdaad een stuk beter dan die op de club,’ gaf Dirk toe. `Heel goed,’ zei Arie. ‘Maar ik heb weleens betere op.’ `Wat?’ riep Van Aalst uit. ‘Waar dan? In Amerika zeker?’
`Zo erg voor Ank.’ Hij kijkt haar kant op. Met z’n gore gretige harses. `Maar zo’n mooie vrouw blijft vast niet lang alleen.’ Ank is ook niet onknap. Zeker niet voor haar leeftijd. Maar ze is m’n type niet. Aries type trouwens ook niet. Die hield meer van roodharige vrouwen. En Ank is blond. Uit een potje. De keren dat we met de Spareribclub naar de hoeren zijn geweest, ging Arie ook altijd voor een roodharige. Van Aalst wist altijd wel een stripclub. ‘Da’s supervoordelig,’ zei hij dan. ‘Je betaalt een paar tientjes, maar dan krijg je ook drie’ (of twee of vier, dat hing van de club af) ‘gratis consumpties. Als je baco’s bestelt, ben je uit de kosten en zijn de blote tieten gratis.’

 

 
Jerry Hormone (Numansdorp, 26 september 1982)

 

De Braziliaanse schrijver Luís Fernando Veríssimo werd geboren op 26 september 1936 in Porto Alegre, Rio Grande do Sul. Zie ook alle tags voor Luís Fernando Veríssimo op dit blog.

Uit: Meierhoffs Verschwörung (Vertaald door Barbara Mesquita)

“Er hatte Haare so rot wie seine Haut und eine raue Stimme. Sein krachendes Portugiesisch schien ihm in sperrigen Brocken aus dem Mund zu kommen. Ich hatte ihn bereits bemerkt, als ich mit dem Cashew-Saft, den Hatoum mir mit einem Blick in mein Gesicht und einem unverständlichen Satz (»Für den Anfang Cashew«) empfohlen hatte, auf einen Tisch zusteuerte. Bei seiner Größe und dem wirren, flammenden Haar war es unmöglich, ihn nicht zu bemerken. Er war kein Mensch, er war eine Feuersbrunst. Er saß mit zwei weiteren Männern zusammen und malte mit dem Finger irgend etwas auf die Tischplatte. Die beiden anderen lächelten, so wie man vorsorglich einen wahrscheinlich Verrückten anlächelt, noch ehe man sich seiner Sache ganz sicher ist. Die übrigen Leute in der Kneipe schenkten ihm keine Beachtung. Sie kannten ihn offenbar schon seit langem.
Er verließ die Kneipe niemals. Ich konnte ihn nicht dazu überreden, seinen Stuhl stehen zu lassen, mit mir den Rio Negro hinaufzufahren und mir den Ort zu zeigen, an dem er Dr. Curtis beerdigt hatte – oder vielleicht auch nicht. Hätte er meine Aufforderung befolgt, es wäre das erste Mal in fünf Jahren gewesen, dass er aus der Kneipe herausgekommen wäre. Das erste Mal in fünf Jahren, dass er seine vierbeinige Heimat hinter sich gelassen hätte.
»Es gibt einundzwanzig Arten und Weisen, einen Menschen mit bloßen Händen zu töten. Ich kenne sie alle.«
Ich sagte etwas wie »Ach wirklich?« und lächelte ebenfalls so, wie man einen wahrscheinlich Verrückten anlächelt. Er prüfte mein Gesicht mit seinen blutunterlaufenen Augen eines langjährigen Trinkers. Wie um abzuwägen, ob ich es wert sei, noch mehr über ihn zu erfahren. Dann schaute er auf meinen Cashew-Saft und gab, ohne den Mund aufzumachen, einen verächtlichen Laut von sich.
Er streckte mir die Hand entgegen und sagte:
»Jósef Teodor.«
Ich schüttelte sie und nannte meinen Namen. Er wollte meine Hand gar nicht wieder loslassen. Dann zog er mich zu sich heran und sagte, den Mund nur ein paar Zentimeter weit von meiner Nase entfernt:
»Wie alt bist du?«
Ich nannte mein Alter, und er gab abermals einen Laut der Verachtung von sich.
»Ha! Du hast keine Ahnung.«
»Pole!«, rief Hatoum hinterm Tresen. »Lass den Mann in Frieden.«

 

 
Luís Fernando Veríssimo (Porto Alegre, 26 september 1936)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Bij de ondergrondse

aprilwarmte —dit markeerde het prille begin van de lente
en betekende voor de leden van de ondergrondse
dat het de hoogste tijd was
om tot actie over te gaan

op de kerkhoven en begraafplaatsen van het koninkrijk
krioelden de doden dooreen;
werkelijk overal waren zij gemobiliseerd
en van heinde en verre opgetrommeld —
vele handen maakten licht werk
en aan werk was geen gebrek

de sfeer onderling was opgeruimd
om niet te zeggen: levendig
wie goed naar het aardoppervlak keek
kon soms iets zien bewegen,
een signaal dat vlak onder de grond
met man en macht werd doorgewerkt

allerwegen werd het gras zonder pardon
uit de grond gedrukt
bloemen werden omhooggeduwd
en opgestoten in de vaart der volkeren
en stads- en parkbomen kregen het groene licht;
waarop zij hun takken lieten ontbotten

dat de doden zich zonder enige hinder
door materie konden verplaatsen
kwam bij de uitvoering van de werkzaamheden
goed van pas

 

Milky Way

ik keek omhoog
de nachthemel in
en zag de melkweg,
althans een flink stuk ervan
de melkweg, waar ik zelf
deel van uitmaakte —
een radertje; een van de vele
ik was doordrongen van
een besef van nietigheid
waar ik persoonlijk
heel wel mee uit de voeten kon

beter kijkend viel me op
dat nogal wat sterren me met enigszins
verwijtende blik aanstaarden
ik pijnigde mijn hoofd
wat de reden van hun ergernis
zou kunnen zijn
had ik hen iets misdaan?
bij mijn weten niet —
maar 100% zeker daarvan
was ik niet

tot ik me realiseerde
dat ik hen, tot op heden, niet
of nauwelijks aan bod had laten komen
in mijn gedichten
het was waar: de melkweg
c.q. de individuele sterren
hadden mijn poëzie
tot nog toe niet gehaald;
niets onoverkomelijks

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

Lees verder “Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Jerry Hormone, Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj”

Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer. Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Uit: Triggerhappy

“De eerste avond stonden de sterren, en dat waren er nogal wat – duizenden zo zonder grotestadslicht – boven het huis en de omringende bergen geparkeerd, zonder op te schuiven of in te schikken. De hemel leek een kunstwerk, alsof het doek was weggetrokken en de lucht zojuist onthuld. In Den Haag keek Frank zelden naar de sterren; een enkele keer daargelaten, op kerstavond bijvoorbeeld, of als Nicole en hij bezoek uitlieten. Naar de hemel turen bewaarde je onbewust voor als je op vakantie was en nauwelijks iets omhanden had.
Later die avond kregen ze ruzie, moe als ze waren van de lange reis naar de Haut-Languedoc en moe van wat ze van thuis met zich meedroegen, onuitgesproken zaken; en ten slotte vielen ze in slaap. Het met elkaar goedmaken zou tot de volgende dag moeten wachten.
De veldkrekels, forse exemplaren, die al vroeg in de middag met tjirpen begonnen, vulden de lucht en daarmee de middag.
In de struiken rond het zwembad huisden de horzels, die tevoorschijn kwamen als je het water verliet en zich eenmaal in de nabijheid van een natte rug, schouder of dijbeen niet eenvoudig lieten wegbonjouren.
Tweemaal per week kwam een man die het zwembad bijhield het terrein van Villa Aurora op. Een man die zo vroeg en stilletjes arriveerde dat je hem niet hoorde. Dat hij was langs geweest, leidde Frank af uit het feit dat het terrasmeubilair was opgeruimd en het zwembadwater lichter blauw was. F
rank zou de schoonmaker niet éen keer treffen, alsof deze hem ontweek; hoewel Frank een lichte slaper was die in Den Haag meestal van het minste gerucht wakker werd en dan beneden controleerde of alles in orde was – op de waakzaamheid van de hond had Frank nooit durven vertrouwen – en daarna stil in bed schoof om Nicole niet te wekken, zoals hij Juliette indertijd evenmin had gewekt tijdens zijn nachtelijke rondes.”

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

Lees verder “Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer. Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self”

60 Jaar Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer. Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self

60 Jaar Bart Chabot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Bart Chabot viert vandaag zijn 60e verjaardag. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

IJstijd

Die avond vertrok een auto
richting snelweg
en de honden blaften niet

het dashbordvak was leeg
op een kaart van west-europa na
een pak tissues
een aangebroken rol pepermunt
er woedde koude
oorlog in mijn hoofd

we reden zwaar weer tegemoet
tegenliggers voerden groot
licht in de verte

wij naderden
de interzone
niemandsland

het grensgebied

 

Uit: Diepere Lagen

“Het goeie nieuws, Bart, dat is… Je gaat er niet dood aan.”
“Nou,” antwoordde ik, “is me dat even een meevaller.”
“Daar heb je het goeie nieuws,” zei Gerard, “dan ook meteen mee gehad.”
Gerard ging zitten.
“Wat is het?” vroeg ik. “Wat mankeer ik?”
“Je hebt een brughoektumor.”
Ik keek naar mijn lief en zij keek naar mij.

(…)

‘Jezus, pap!’ zei Storm toen hij de volgende dag uit school kwam. ‘Dit kan écht niet hoor!’
‘Zo erg is het toch niet, jong?’
‘Dacht ’t wel, pap!’ Hij keek me met afgrijzen aan. Was ik zijn papa wel?
Toen klaarde zijn gezicht op. ‘Pap, haal jij Halloween?’
‘Hoezo, Storm?’
‘Nou, dan kun je met ons mee, een hele stoet buurtkinderen, gaan we met jou de deuren langs, jij als zombie.”

 
Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

Lees verder “60 Jaar Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer. Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon, William Self”

Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer. Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

 

haagse schimmen

het bestaat nog
het den haag van louis couperus
zijn geboortehuis op de mauritskade
de surinamestraat, het nassauplein
sophialaan, javastraat
het kurhaus, hotel des indes
de scheveningse bosjes
het bleef nagenoeg ongeschonden bewaard

zelfs de personages die couperus’
haagse romans bevolken komen voor in de stad
de van lowe’s, de van naghels
de ruyvenaers, de saetzema’s
al dragen zij nu een andere naam

toch was ik verrast iemand te ontmoeten
die couperus persoonlijk had gekend
— de mooiste barbierswinkel — zei dolf brouwers
— waar ik ooit werkte was figaro
in de zeestraat
de eigenaar heette kees
daar kwam de chic van den haag
prins hendrik, ministers, jonkheer van repelaer
het was allemaal even prachtig
mijn patroon was homoseksueel
‘s ochtends bevochtigde hij
een stukje crêpepapier uit de etalage
en maakte zo zijn lippen rood

 

Eend

disneyland paris bestaat vijf jaar
er valt confetti uit de wolken

we zitten aan de lunch
in het new york hotel
sebastiaan en ik lopen naar het buffet
ik til het deksel op
van een enorme vleesschotel
– pap – vraagt sebas – is dat kip?
van de damp beslaat mijn bril
– that’s duck sir – schiet een ober ons te hulp
het tafelzilver hangt plotseling
op eigen kracht in de lucht
– you mean donald? – vraag ik
wijzend op de eendenborstjes
stilte daalt over de tafels
dan stijgt homerisch gelach op

sebastiaan kijkt niet blij

 


Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

Lees verder “Bart Chabot, T. S. Eliot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer. Luís Fernando Veríssimo, Mark Haddon”

Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Uit: Broodje gezond

‘Dinsdag, 14 januari 1992
We zitten in een café. Eentje van ‘alle tijden’. Bruin, kleedjes op tafel, nieuwerwetse lampenkappen en een dor biljart. Zo hebben we in honderden cafés gezeten. We zijn niet de enigen, maar het is er ook niet druk. Amsterdammers. De bekkies staan niet stil. Het is vroeg in de ochtend. We hebben de nacht overgeslagen.
‘Wat ik me altijd heb afgevraagd, Herman,’ zeg ik. ‘Je vader en je moeder, je zussen, je broer?’
‘Voor mijn geboorte,’ antwoordt hij, ‘bestond er niets.’

Met hoge snelheid rijdt de taxi, als besmet door Broods gejaagdheid, via de trambaan de Overtoom af.
‘Ik heb een verrassing voor je,’ zegt Herman. Hij gebaart de chauffeur te stoppen op de hoek van een zijstraat. Brood springt uit de wagen en belt aan bij een deur waar met glimmende letters HUIZE RIA op staat.
Ik wil uitstappen, maar de taxichauffeur draait zich om en zegt met Amsterdamse tongval: ‘Ik heb Herman al heel wat keren in de wagen gehad. Ik vind ’t wel een aardige gozer, hoor. Ik mag ‘m ergens wel. Maar toch, ik weet het niet. Laatst had ik ‘m ook in mijn wagen, zat-ie achterin, ik kijk in mijn spiegel, had-ie een colbertjasje aan en een stropdas, met verder niks d’ronder. Moest ik hem ook naar een seksclub brengen. Hij lulde wel met me en hij gaf me ook een slokkie uit de fles die hij bij zich had, daar niet van, maar? Weet je wat ’t is? Je ken geen hoogte van hem krijgen.’

Als ik me bij Brood voeg, valt mijn oog op een klein goudkleurig bordje naast de deur met de tekst: Huize Ria. Discrete Ingang Om De Hoek.
‘Het mooie van het leven, vind ik,’ zegt Herman,’dat je, terwijl je midden in je zoektocht maar Jezus zit, toch nog goed terecht kunt komen.’
Daarop wijkt de deur.
Ria zelve doet ons open. Iggy, Broods hond, die vanmiddag meemag van zijn baas, is het eerste binnen. Terwijl madam Ria ons voorgaat de smalle gang in en ons uit onze jassen helpt, drukt Iggy met zijn snuit de tussendeur open en meldt zich bij de meisjes. Iggy is geen onbekende hier, Iggy weet de weg.
Ik tel acht meisjes, die op en om een halvemaanvormige bank zitten of hangen. We zijn de enige klanten.”


Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

DVD Cover van Herman Brood, Bart Chabot en Jules Deelder

Lees verder “Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo”

T. S. Eliot, Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo,Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en eveneens alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Uit: Little Gidding (Fragment)

I

Midwinter spring is its own season
Sempiternal though sodden towards sundown,
Suspended in time, between pole and tropic.
Whem the short day is brightest, with frost and fire,
The brief sun flames the ice, on pond and ditches,
In windless cold that is the heart’s heat,
Reflecting in a watery mirror
A glare that is blindness in the early afternoon.
And glow more intense than blaze of branch, or brazier,
Stirs the dumb spirit: no wind, but pentecostal fire
In the dark time of the year. Between melting and freezing
The soul’s sap quivers. There is no earth smell
Or smell of living thing. This is the spring time
But not in time’s covenant. Now the hedgerow
Is blanched for an hour with transitory blossom
Of snow, a bloom more sudden
Than that of summer, neither budding nor fading,
Not in the scheme of generation.
Where is the summer, the unimaginable
Zero summer?

If you came this way,
Taking the route you would be likely to take
From the place you would be likely to come from,
If you came this way in may time, you would find the hedges
White again, in May, with voluptuary sweetness.
It would be the same at the end of the journey,
If you came at night like a broken king,
If you came by day not knowing what you came for,
It would be the same, when you leave the rough road
And turn behind the pig-sty to the dull facade
And the tombstone. And what you thought you came for
Is only a shell, a husk of meaning
From which the purpose breaks only when it is fulfilled
If at all. Either you had no purpose
Or the purpose is beyond the end you figured
And is altered in fulfilment. There are other places
Which also are the world’s end, some at the sea jaws,
Or over a dark lake, in a desert or a city—
But this is the nearest, in place and time,
Now and in England.

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

Lees verder “T. S. Eliot, Bart Chabot, Luís Fernando Veríssimo,Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer”

T. S. Eliot, Bart Chabot, Thomas van Aalten, Christoph W. Bauer, Mark Haddon, William Self, Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj, Cyprian Ekwensi, Peter Turrini, Edwin Keppel Bennett, Joseph Furphy

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook mijn blog van 26 september 2006. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

The Waste Land

“Nam Sibyllam quidem Cumis ego ipse oculis meis
vidi in ampulla pendere, et cum illi pueri dicerent:
Sibylla ti theleis; respondebat illa: apothanein thelo.”

  1. The Burial Of The Dead

April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.
Summer surprised us, coming over the Starnbergersee
With a shower of rain; we stopped in the colonnade,
And went on in sunlight, into the Hofgarten,
And drank coffee, and talked for an hour.
Bin gar keine Russin, stamm’ aus Litauen, echt deutsch.
And when we were children, staying at the archduke’s,
My cousin’s, he took me out on a sled,
And I was frightened. He said, Marie,
Marie, hold on tight. And down we went.
In the mountains, there you feel free.
I read, much of the night, and go south in the winter.

What are the roots that clutch, what branches grow
Out of this stony rubbish? Son of man,
You cannot say, or guess, for you know only
A heap of broken images, where the sun beats,
And the dead tree gives no shelter, the cricket no relief,
And the dry stone no sound of water. Only
There is shadow under this red rock,
(Come in under the shadow of this red rock),
And I will show you something different from either
Your shadow at morning striding behind you
Or your shadow at evening rising to meet you;
I will show you fear in a handful of dust.
        Frisch weht der Wind
Der Heimat zu
Mein Irisch Kind,
Wo weilest du?
“You gave me hyacinths first a year ago;
“They called me the hyacinth girl.”
––Yet when we came back, late, from the Hyacinth garden,
Your arms full, and your hair wet, I could not
Speak, and my eyes failed, I was neither
Living nor dead, and I knew nothing,
Looking into the heart of light, the silence.
Oed’ und leer das Meer.

Madame Sosostris, famous clairvoyante,
Had a bad cold, nevertheless
Is known to be the wisest woman in Europe,
With a wicked pack of cards. Here, said she,
Is your card, the drowned Phoenician Sailor,
(Those are pearls that were his eyes. Look!)
Here is Belladonna, the Lady of the Rocks,
The lady of situations.
Here is the man with three staves, and here the Wheel,
And here is the one-eyed merchant, and this card,
Which is blank, is something he carries on his back,
Which I am forbidden to see. I do not find
The Hanged Man. Fear death by water.
I see crowds of people, walking round in a ring.
Thank you. If you see dear Mrs. Equitone,
Tell her I bring the horoscope myself:
One must be so careful these days.

Unreal City,
Under the brown fog of a winter dawn,
A crowd flowed over London Bridge, so many,
I had not thought death had undone so many.
Sighs, short and infrequent, were exhaled,
And each man fixed his eyes before his feet.
Flowed up the hill and down King William Street,
To where Saint Mary Woolnoth kept the hours
With a dead sound on the final stroke of nine.
There I saw one I knew, and stopped him, crying “Stetson!
“You who were with me in the ships at Mylae!
“That corpse you planted last year in your garden,
“Has it begun to sprout? Will it bloom this year?
“Or has the sudden frost disturbed its bed?
“Oh keep the Dog far hence, that’s friend to men,
“Or with his nails he’ll dig it up again!
“You! hypocrite lecteur! – mon semblable, – mon frere!”

eliot

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Buste door Celia Scott

 

De Nederlandse  Dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook mijn blog van 26 september 2006. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Eend

disneyland paris bestaat vijf jaar
er valt confetti uit de wolken

we zitten aan de lunch
in het new york hotel
sebastiaan en ik lopen naar het buffet
ik til het deksel op
van een enorme vleesschotel
– pap – vraagt sebas – is dat kip?
van de damp beslaat mijn bril
– that’s duck sir – schiet een ober ons te hulp
het tafelzilver hangt plotseling
op eigen kracht in de lucht
– you mean donald? – vraag ik
wijzend op de eendenborstjes
stilte daalt over de tafels
dan stijgt homerisch gelach op

sebastiaan kijkt niet blij

 

Hoe ik de herfst uitstelde

het was een van de eerste dagen van september
een vrijdag
honderd procent in orde
strakblauwe hemel
niks op af te dingen
deze lucht was voor mij bestemd

tot om een uur of vier
een vloot regenwolken
de boel kwam zieken
-o nee, daar komt niks van in-

ik bedacht me geen moment
en pakte een vuilniszak
uit het keukenkastje
liep het balkon op
(schoonmaakwoede;
knappe jongen die me tegenhield)
trok de zak open
en deed er één voor één
de wolken in

ziezo, dat was dat

chabot.jpg

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Nederlandse schrijver Thomas van Aalten werd geboren in Huissen bij Arnhem op 26 september 1978. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Stervende diva’s

“Two hearts under a skyscraper
Suede, Stay Together

Terwijl mijn relatie met Candy voortreutelde bleef ik Lorraine bezoeken. In het geheim, diep in de nacht. Zwervend van bed naar bed, in het late verkeer van de buitenstad, het geloei van sirenes. In de verte hoorde ik de goederentreinen razen terwijl de rest van de stad vooral bezig was met slapen. Behalve in het centrum, waar nachtclubs en bordelen rokerig en donker verscholen lagen tussen de gesloten winkels. De rest van de stad had niets door. Zelfs de rest van het land niet.

Hier, buiten de stad, lag het domein. Het stadsdeel waar Lorraine woonde, lag nabij de snelweg. Als het ’s nachts twee uur was geweest, verliet ik het huis van Candy, gelegen in het drukke centrum van de hoofdstad, en vertrok ik naar Lorraine. Lorraine was de nachtelijke engel, de bewaakster van de duistere liefde.

Met mijn Citroën DS was ik precies achttien minuten kwijt om er te komen, veel sneller dan te voet. Lorraine wist meestal niet precies wanneer ik aankwam, het hing er maar net van af. Soms kwam ik nachten achtereen niet. Soms kwam ik nachten achterelkaar.

En als ik er dan was, stonden we meestal uit het raam te kijken naar de vele lichtjes, zij tegen me aangedrukt. In het donker vielen we niet op voor anderen. Metershoog in een flat. We hielden elkaar vast. Dat was iets wat we altijd deden. We huiverden alletwee en het enige dat hielp was elkaar vasthouden. Dan leek het alsof onze bloedsomloop één werd en dat was zeer prettig te noemen. Twee harten die tegelijk klopten, waar zag je dat nog. In de winter, wanneer de sneeuw op het kozijn bleef liggen, zei Lorraine: ‘Kijk, suiker. Er ligt suiker op de rand.’ De suiker kwam uit de lucht vallen, speciaal voor de zwijgende sterren achter het raam. Want ik voelde me een filmster. Een stille filmster.

vanaalten

Thomas van Aalten (Huissen, 26 september 1978)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 26 september 1968. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009

Supersonic

XLVI

vorausschauend auch nur revuen sie sahen
was auf sie zu kam waren krummgelaufene
absätze und gerieten im schuhwerk der
geschwister auf die schiefe bahn
erkannten die rückstrahler der zukunft in
elternreden bremslichtern und gaben gas
auf ihren klapprädern strampelten sich aus
fotoalben dem ballast der augenerde
in luftreflexionen verborgen vor sich selbst
als gäbe es sie gar nicht abgeworfen von
predigten ums taschengeld betrogen matthai
am letzten sei dank hörten sie in der messe
wer sein leben findet wird es verlieren

bauer

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 26 september 1968)

 

De Engelse schrijver Mark Haddon werd geboren op 26 september 1962 in Northampton. Hij volgder een opleiding aan de Uppingham School en het Merton College, Oxford, waar hij studeerde Engels. In 2003 won Haddon de Whitbread Book of the Year Award en in 2004 de Commonwealth Writers’ Prize Overall Best First Book voor zijn roman The Curious Incident of the Dog in the Night-time, een boek dat is geschreven vanuit het perspectief van een jongen met het syndroom van Asperger. Zijn tweede roman, A Spot of Bother, werd gepubliceerd in september 2006. Mark Haddon is ook bekend om zijn reeks van Agent Z boeken. Van een ervan, Agent Z en de Pinguïn van Mars, werd in 1996 een BBC sitcom voor kinderen gemaakt.

Uit: The Curious Incident of the Dog in the Night-Time

It was 7 minutes after midnight. The dog was lying on the grass in the middle of the lawn in front of Mrs Shears’ house. Its eyes were closed. It looked as if it was running on its side, the way dogs run when they think they are chasing a cat in a dream. But the dog was not running or asleep. The dog was dead. There was a garden fork sticking out of the dog. The points of the fork must have gone all the way through the dog and into the ground because the fork had not fallen over. I decided that the dog was probably killed with the fork because I could not see any other wounds in the dog and I do not think you would stick a garden fork into a dog after it had died for some other reason, like cancer for example, or a road accident. But I could not be certain about this.
I went through Mrs Shears’ gate, closing it behind me. I walked onto her lawn and knelt beside the dog. I put my hand on the muzzle of the dog. It was still warm.
The dog was called Wellington. It belonged to Mrs Shears who was our friend. She lived on the opposite side of the road, two houses to the left.
Wellington was a poodle. Not one of the small poodles that have hairstyles but a big poodle. It had curly black fur, but when you got close you could see that the skin underneath the fur was a very pale yellow, like chicken.
I stroked Wellington and wondered who had killed him, and why.“

 haddon.jpg

 Mark Haddon (Northampton, 26 september 1962)

 

De Engelse schrijver, criticus en columnist William Self werd geboren in Londen op 26 september 1961. Zie ook mijn blog van 26 september 2007 en ook mijn blog van 26 september 2008. en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: The Book of Dave

 „The little kids who’d left the manor with Carl had run on ahead, up the slope towards the Layn, the avenue of trees that formed the spine of Ham. These thick-trunked, stunted crinkleleafs bordered the cultivated land with a dark, shimmering froth. Carl saw brown legs, tan T-shirts and mops of curly hair flashing among the trunks as the young Hamsters scattered into the woodland. Reedy whoops of joy reached Carl’s ears, and he wished he could go with them into Norfend, galumphing through the undergrowth, sloshing into the boggy hollows to flush out the motos, then herd them towards their wallows.
Up from the manor in a line behind Carl came the older lads – those between ten and fourteen years old – whose graft it was to oversee the motos’ wallowing, before assigning the beasts their day’s toil. Despite everything, Carl remained the acknowledged gaffer of this group, and, as he swerved off the path along one of the linchets dividing the rips, the other eight followed suit, so that the whole party were walking abreast, following the bands of wheatie as they rolled up the rise.“

self

William Self (Londen, 26 september 1961)

 

De Amerikaanse schrijfster Jane Smiley werd geboren op 26 september 1949 in Los Angeles. Zie ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: A Thousand Acres

At sixty miles per hour, you could pass our farm in a minute, on County Road 686, which ran due north into the T intersection at Cabot Street Road. Cabot Street Road was really just another country blacktop, except that five miles west it ran into and out of the town of Cabot. On the western edge of Cabot, it became Zebulon County Scenic Highway, and ran for three miles along the curve of the Zebulon River, before the river turned south and the Scenic continued west into Pike. The T intersection of CR 686 perched on a little rise, a rise nearly as imperceptible as the bump in the center of an inexpensive plate.
From that bump, the earth was unquestionably flat, the sky unquestionably domed, and it seemed to me when I was a child in school, learning about Columbus, that in spite of what my teacher said, ancient cultures might have been onto something. No globe or map fully convinced me that Zebulon County was not the center of the universe. Certainly, Zebulon County, where the earth was flat, was one spot where a sphere (a seed, a rubber ball, a ballbearing) must come to perfect rest and once at rest must send a taproot downward into the ten-foot-thick topsoil.
Because the intersection was on this tiny rise, you could see our buildings, a mile distant, at the southern edge of the farm. A mile to the east, you could see three silos that marked the northeastern corner, and if you raked your gaze from the silos to the house and barn, then back again, you would take in the immensity of the piece of land my father owned, six hundred forty acres, a whole section, paid for, no encumbrances, as flat and fertile, black, friable, and exposed as any piece of land on the face of the earth.
If you looked west from the intersection, you saw no sign of anything remotely scenic in the distance. That was because the Zebulon River had cut down through topsoil and limestone, and made its pretty course a valley below the level of the surrounding farmlands. Nor, except at night, did you see any sign of Cabot. You saw only this, two sets of farm buildings surrounded by fields. In the nearer set lived the Ericsons, who had daughters the ages of my sister Rose and myself, and in the farther set lived the Clarks, whose sons, Loren and Jess, were in grammar school when we were in junior high. Harold Clark was my father’s best friend. He had five hundred acres and no mortgage. The Ericsons had three hundred seventy acres and a mortgage.“

smiley

Jane Smiley (Los Angeles, 26 september 1949)

 

De Russische schrijver en dissident Vladimir Nikolajevitsj Vojnovitsj werd geboren in Doesjanbe op  26 september 1932. Zie ook mijn blog van 26 september 2008 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Die denkwürdigen Abenteuer des Soldaten Iwan Tschonkin (Vertaald door Alexander Kaempfe)

„Ob das auf den Seiten dieses Buches Erzählte wirklich geschehen ist oder nicht, kann man heute nicht mehr mit Sicherheit sagen. Der Vorfall, mit dem die ganze Geschichte (die sich fast bis in unsere Tage hinzieht) ihren Anfang nahm, spielte sich im Dorf Krassnoje vor so langer Zeit ab, daß fast keine Augenzeugen übriggeblieben sind. Diese wenigen erzählen die Geschichte verschieden und einige können sich überhaupt nicht mehr daran erinnern. Um die Wahrheit zu sagen, war dieser Vorfall auch nicht wichtig genug, um ihn so lange im Gedächtnis zu behalten. Ich jedoch habe alles zusammengetragen, was ich zu dieser Sache in Erfahrung brachte. Dann habe ich von mir aus noch einiges hinzugefügt, vielleicht mehr als ich hörte. Zuletzt erschien mir die Geschichte so unterhaltsam, daß ich mich dazu entschloß, sie aufzuschreiben. Sollte sie Ihnen uninteressant, langweilig oder gar dumm erscheinen, sind Sie natürlich berechtigt, so zu tun, als hätte ich nichts erzählt.
Das nachfolgend Berichtete geschah unmittelbar vor dem Krieg: so etwa Ende Mai oder Anfang Juni 1941.
Es war an einem ganz gewöhnlichen, für die Jahreszeit typischen heißen Tag. Alle Kolchosbauern arbeiteten auf den Feldern, während Njura Beljaschowa, die bei der Post angestellt war und nicht in direkter Beziehung zum Kolchos stand, ihren freien Tag damit verbrachte, im Gemüsegarten Kartoffeln anzuhäufeln.
Es war so heiß, daß Njura schon völlig außer Atem war, als sie drei Beete hinter sich hatte. Ihr Kleid war auf dem Rücken und unter den Achselhöhlen durchgeschwitzt und wurde beim Wiedertrocknen salzig, weiß und hart. Der Schweiß rann ihr in die Augen. Njura richtete sich auf, um das widerspenstige Haar unters Kopftuch zu schieben. Bei dieser Gelegenheit blickte sie zur Sonne hoch, um festzustellen, ob bald Mittag sein würde. Doch Njura bekam die Sonne nicht zu sehen. Ein großer eiserner Vogel mit einem gekrümmten Schnabel hatte sich vor die Sonne und den Himmel geschoben und stürzte direkt auf sie herab.
»O weh!« rief Njura entsetzt, schlug die Hände vors Gesicht und ließ sich wie tot in eine Furche fallen.
Der Eber Borjka, der damit beschäftigt war, die Erde neben dem Haus aufzuwühlen, sprang zur Seite, vergewisserte sich indessen, daß ihm keine Gefahr drohte, und kehrte an seinen alten Platz zurück.“

 Vojnovitsj

 Vladimir Vojnovitsj (Doesjanbe, 26 september 1932)

 

De Nigeriaanse schrijver Cyprian Ekwensi werd op 26 september 1921 in Nigeria geboren in Minna. Zie ook mijn blog van 26 september 2006 en ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Jagua Nana

„The sigh was a prayer to God to stay back the years and a challenge to herself to employ all the coquettish arts to help Him. She did not often remember that if her son had lived he would today be roughly as old as her lover. Freddie was hardly more than a boy, with his whole ambitious life before him. He was a teacher at the Nigerian National College who badly wanted to travel overseas to complete his law studies. He had applied for a Government Scholarship, but did not pin his faith on

being selected. She knew Freddie deserved a good girl to marry him, raise his children and ‘shadow’ him in all his ambitions. But Jagua was too much in love with him to make a reasonable exit. And she wanted Freddie as her husband because only a young man would still be strong enough to work and earn when she would be on the decline. Men would not be wanting her in six years’ time, when – even

now – girls of eighteen could be had. At forty-five, she had her figure and her tact to guide her.

She knew that, seen under the dim lights of her favourite night spot, the

Tropicana – from a distance – her face looked beautiful. In any light she was proud of her body, which could model for any painter or sculptor. When she walked down a street, male eyes followed the wiggle of her hips which came with studied unconsciousness. Sometimes she was ashamed of her too passionate love-making, but Freddie did not seem so embarrassed now as he used to be at first. When she painted her face and lifted her breasts and exposed what must be concealed and concealed what must be exposed, she could out-class any girl who did not know what to do with her God-given female talent.“

Ekwensi.jpg

Cyprian Ekwensi (26 september 1921 – 4 november 2007)

 

De Oostenrijkse schrijver Peter Turrini werd geboren op  26. September 1944 in St. Margarethen im Lavanttal. Zie ook mijn blog van 26 september 2009.

Uit: Die Verhaftung des Johann Nepomuk Nestroy

„Nestroy geht schnell durch das Bühnentürl des Theaters an der Wien, einige Begeisterte stürzen auf ihn zu und bitten ihn, Witze aus dem Stück zu wiederholen. Nestroy antwortet, er könne nur gegen Bezahlung lustig sein, ohne Gage falle ihm nichts ein, und läuft zu einer wartenden Equipage. Er steigt in die Equipage, sie fährt weg. In der Equipage sitzt eine junge, schöne Frau, sein Frau, Wilhemine, geborene Wilhelmine Phillipine von Nespiensi. Sie ist ein paar Jahre jünger als Nestroy, hat volles, rotes Haar, das von einer Kopfhaube kaum gebändigt wird. Die Eheleute haben sich sechs Jahre lang nicht gesehen. Sie werden von der schnellen Fahrt der Equipage durchgerüttelt und starren einander an. Nestroy geht in Gedanken das ganze Arsenal seiner Vorwürfe durch: “Warum hast du mich verlassen?” wird er sie fragen.

(…)

Nestroy sitzt im Kaffeehaus an seinem Stammtisch und trinkt. Der Besitzer des Kaffehauses, Herr Anselm Weidinger, den sie “die Amsel” nennen, schenkt Nestroy aus einer Weinflasche nach. Nestroy trinkt das Glas in einem Zug aus. “Das wievielte war das?” fragt Nestroy den Besitzer. “Das Vierte”, sagt dieser. “Nach meiner Berechnung hab’ ich erst drei getrunken”, sagt Nestroy. “Ich verlaß mich ganz und gar auf die Berechnungen des Herrn Nestroy”, sagt Herr Anselm Weidinger und schenkt ihm das nächste Glas ein. “Erst nach einem Dutzend kann ich vergessen, was für ein Mißerfolg der heutige Abend war”, sagt Nestroy. “Aber Herr von Nestroy”, antwortet Weidinger lachend, “Sie reden von einem Mißerfolg und das Publikum jubelt. Sie sind wirklich der g’spaßigste Mensch von Wien”. Er schenkt ihm ein weiteres Glas ein. Einige Gäste prosten Nestroy zu.“

 turrini

Peter Turrini (St. Margarethen im Lavanttal, 26. September 1944)

 

De Engels schrijver, dichter en germanist Edwin Keppel Bennett werd geboren op 26 september 1887 in Wareham, Dorset. Hij werd opgeleid aan Elm House School, Wareham en aan de Universiteit van Straatsburg. Hij ging in 1914 naar het Gonville and Caius College, Cambridge, en behaalde zijn BA in 1919 en zijn MA in 1923. In 1923 werd hij ‘onofficiële fellow’ van het college en een Cambridge University lector voor Duits. Officiële fellow werd hij in 1926, in 1931 werd hij Senior Tutor. Dat bleef hij tot hij in 1952 voorzitter van het College werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Bennett in een inlichtingen-eenheid van het Britse leger in de rang van tweede luitenant (1916-1918), vooral in Palestina. Bennetts eerste boek, Built in Jerusalem’s Wall: A Book in praise of Jerusalem, werd gepubliceerd onder het pseudoniem ‘Francis Keppel’ in 1920. Zijn A History of the German “Novelle” from Goethe to Thomas Mann verscheen bij de Cambridge University Press in 1934

The Stranger

The room grows silent, and the dead return:
Whispering faintly in the corridor,
They try the latch and steal across the floor
Towards my chair; and in the hush I turn
Eagerly to the shadows, and discern
The ghosts of friends whom I shall see no more,
Come back, come back from some Lethean shore
To the old kindly life for which they yearn.

How still they are! O, wherefore can I see
No sign of recognition in the eyes
That gaze in mine? Have they forgotten me
Who was their friend? They fade into the gloom;
And on my heart their plaintive murmur dies:
“A stranger now, a stranger fills his room.

bennett

Edwin Keppel Bennett (26 september 1887 – 13 juni 1958)
Wareham, Dorset (Geen portret beschikbaar)

 

De Australische dichter en schrijver Joseph Furphy werd geboren op 26 september 1843 in Yering, een voorstad van Melbourne Yering. Furphy schreef meestal onder het pseudoniem Tom Collins. Zijn vader, een pachter, was in 1840 geëmigreerd uit Tande Ragee in Ierland naar Australië. In 1905 verhuisde Furphy naar West-Australië, waar zijn zonen woonden. Hij bouwde een huis in Swanbourne, een voorstad van Perth, waar nu het hoofdkantoor is van Fellowship of Australian Writers Zijn bekendste werk is Such Is Life, een fictief verhaal over het leven van de plattelandsbevolking, met inbegrip van veedrijvers, krakers en rondtrekkende reizigers in het zuiden van New South Wales en Victoria tijdens de jaren 1880. Het boek bevat een reeks losjes verwante verhalen van verschillende mensen die de verteller ontmoet op zijn reis door het land. De titel zou zijn afgeleid van de laatste woorden van de beroemdste straatrover van Australë: Ned Kelly.

Uit: Such is Life

„Unemployed at last!

***

Scientifically, such a contingency can never have befallen of itself. According to one theory of the Universe, the momentum of Original Impress has been tending toward this far-off, divine event ever since a scrap of fire-mist flew from the solar centre to form our planet. Not this event alone, of course; but every occurrence, past and present, from the fall of captured Troy to the fall of a captured insect. According to another theory, I hold an independent diploma as one of the architects of our Social System, with a commission to use my own judgment, and take my own risks, like any other unit of humanity. This theory, unlike the first, entails frequent hitches and cross-purposes; and to some malign operation of these I should owe my present holiday.

Orthodoxly, we are reduced to one assumption: namely, that my indomitable old Adversary has suddenly called to mind Dr. Watts’s friendly hint respecting the easy enlistment of idle hands.

Good. If either of the two first hypotheses be correct, my enforced furlough tacitly conveys the responsibility of extending a ray of information, however narrow and feeble, across the path of such fellow-pilgrims as have led lives more sedentary than my own—particularly as I have enough money to frank myself in a frugal way for some weeks, as well as to purchase the few requisites of authorship.

If, on the other hand, my supposed safeguard of drudgery has been cut off at the meter by that amusingly short-sighted old Conspirator, it will be only fair to notify him that his age and experience, even his captivating habits and well-known hospitality, will be treated with scorn, rather than respect, in the paragraphs which he virtually forces me to write; and he is hereby invited to view his own feather on the fatal dart.

Whilst a peculiar defect—which I scarcely like to call an oversight in mental construction—shuts me out from the flowery pathway of the romancer, a co-ordinate requital endows me, I trust, with the more sterling, if less ornamental qualities of the chronicler. This fairly equitable compensation embraces, I have been told, three distinct attributes: an intuition which reads men like sign-boards; a limpid veracity; and a memory which habitually stereotypes all impressions except those relating to personal injuries.

Submitting, then, to the constitutional interdict already glanced at, and availing myself of the implied license to utilise that homely talent of which I am the bailee, I purpose taking certain entries from my diary, and amplifying these to the minutest detail of occurrence or conversation. This will afford to the observant reader a fair picture of Life, as that engaging problem has presented itself to me.“

 furphy

Joseph Furphy (26 september 1843 – 13 september 1912)

 

De Braziliaanse schrijver Luís Fernando Veríssimo werd geboren op 26 september 1936 in Porto Alegre, Rio Grande do Sul. Veríssimo is de zoon van de Braziliaanse schrijver Erico Veríssimo en woonde in zijn jeugd samen met zijn vader in de Verenigde Staten. Veríssimo is een grote fan van jazz, en speelt zelf saxofoon in een band genaamd Jazz 6. Net als veel andere Braziliaanse intellectuelen geniet hij van de cultuur van Rio de Janeiro. Veríssimo is een criticus van rechtse politici, vooral van de voormalige president, Fernando Henrique Cardoso. Verder is Veríssimo dol op voetbal en heeft hij ook veel teksten geschreven over deze passie.

Uit: Borges and the Eternal Orangutans (Vertaald door Jull Costa)

„I will try to be your eyes, Jorge. I am following the advice you gave me when we said goodbye: “Write, and you will remember.” I will try to remember, with more exactitude this time, so that you can see what I saw, so that you can unveil the mystery and arrive at the truth. We always write in order to remember the truth. When we invent, it is only in ordeto remember the truth more exactly.

Geography is destiny. If Buenos Aires were not so close to Porto Alegre, none of this would have happened, but I did not see that I was being subtly summoned or that this story needed me in order to be written. I did not see that I was being plunged headfirst into the plot, like a pen into an inkwell.

The circumstances of my visit to Buenos Aires were, as I now know, planned with all the care of someone setting a trap for a particular animal. At the time, however, enthusiasm blinded me to this. I did not realise that I had been chosen as an accessory to a crime, as neutral and innocent as the mirrors in a room.

The 1985 Israfel Society Conference, the first meeting of Edgar Allan Poe specialists to be held outside the northern hemisphere, was to take place in Buenos Aires, less than a thousand kilometres from my apartment in Bonfim, and was, therefore, within the budget of a poor translator and teacher of English (which, as you know, is what I am). One of the invited speakers was to be Joachim Rotkopf, who was to lecture on the origins of European surrealism to be found in Poe’s work, precisely the topic that had provoked the controversy with Professor Xavier Urquiza from Mendoza, and that had kept me so amused in the pages of The Gold-Bug, the Society journal. All this seemed to me a mere accumulation of happy and irresistible coincidences. I decided not to resist. At least, I thought I decided.“

 verissimo

Luís Fernando Veríssimo (Porto Alegre, 26 september 1936)