Maskerade (Toon Hermans), Richard Blanco

 

 

Pour le retour du Carnaval….door Philippe Walle, 2023

 

Maskerade

Dit is de tijd van het grote vermommen,
voor armen en rijken, voor wijzen en dommen,
we sieren het lijfje, de voetjes, de kop,
en zetten er prachtige mijtertjes op.

Omhangen de knoken met T-shirts en ‘swetters’
en schrijven de borst en de ruggen vol letters,
we klunzen en strikken, met helmen en hakken,
met bloezen en biezen, met kralen en jakken.

De een kiest de smoking, de ander de vodden,
drapeert zeer zorgvuldig de ‘modische’ todden,
de een in de jurk van het strikt progressieve,
de ander is listig vermomd in het lieve.

Er zijn er die lopen in ziekelijke slepen,
neurotische moppen en ruiten of strepen,
er zijn er die vaak tot in lengte van dagen
het kinderlijk kleed van de onschuld nog dragen.

Maar dat is de mens, zie hem gaan, sla hem gade.
Wie schuilt er achter deze unieke façade?
Zo was hij gisteren en zo is hij morgen,
het eigenste ik blijft angstvallig verborgen.

De mens is een kei in de kunst van ’t vermommen,
het hoort bij het spel van ‘wie hoog is of laag’,
een dier is een dier, en de blommen zijn blommen,
maar Jansen. ..Wie Jansen is …da’s nog een vraag.

 

Toon Hermans (17 december 1916 – 22 april 2000)
Carnaval in Sittard, de geboorteplaats van Toon Hermans

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Sindsdien onvoltooid

Ik schrijf dit al sinds
de zomer waarin mijn grootvader
mij leerde hoe ik een grassprietje
tussen mijn duimen moest houden
en het moest laten fluiten, sinds
ik voor het eerst leerde groen
te maken van blauw en geel,
papier in sneeuwvlokken veranderde, geloofde
dat een zeeschelp de zee echode,
en dat er geen einde aan de zee kwam.

Ik schrijf dit al sinds
er een mus mijn klas binnen vloog
en tegen het raam te pletter sloeg,
op een bedje van tissues werd gelegd
in een schoenendoos bij de schommels, sinds
de ochtend dat ik voor het eerst
op de wastafel in de badkamer stond om te kijken
hoe mijn vader zich schoor, sinds onze ogen
elkaar ontmoetten in die mistige spiegel, sinds
mijn moeder de splinter
uit mijn duim trok, mijn bloed kuste.

Ik schrijf dit al sinds
de vrouw met wie ik sliep in die nacht
van mijn vaders wake, sinds
mijn grootmoeder mij voor het eerst
flikker noemde en ik zweeg, sinds
ik haar vergaf haar en mijn lichaam
hard tegen Michael drukte
op de dansvloer bij Twist, sinds
de jaren die ik doorbracht met een martini
en mannen waarvan ik wist dat ik er niet van kon houden.

Ik schrijf dit al sinds
de nacht dat ik stopte langs de weg
bij Big Sur en mijn ogen vielen op
de waanzin van de sterren, sinds
die maanden bij het keukenraam
kijkend naar de sneeuw die naar beneden kwam
als neerslag van een wanhoop waar ik
geen woord voor had, sinds ik gestopt ben
met zoeken naar een naam en ik
mezelf tiktak in een hangmat terugvond
niets vragend van de hemel.

Ik schrijf dit al sinds
de lente, dat ik de kleine blaadjes bestudeerde
op de eiken, trillend als motten,
in contrast met de eeuwenoude veldstenen
ontdaan van sneeuw, maar voor altijd
werk in uitvoering, sinds vanavond
met de bevochten maan achter
de takken die de wereld bespioneren –
hetzelfde als hij altijd al was – perfect
onvoltooid, mijn bril en pen
weer rustend op het nachtkastje.

Ik schrijf dit al sinds
mijn ogen minder begonnen te zien,
mijn knieën meer pijn deden, sinds
ik begon takjes, veren op te rapen,
en zonder reden mooie steentjes
te verzamelen op de veranda, waar
ik zit te lezen en naar de zonsondergang kijk,
zoals mijn grootvader elke dag deed,
me hem herinner en hoe ik
een grassprietje kan laten fluiten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2023 en ook mijn blog van 13 februari 2022 en ook mijn blog van 13 februari 2019 en eveneens mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Prinz Karneval (Rudolf Karl von Gottschall), John Hennessy

 

 

Allez, un petit carnaval door Philippe Walle, 2020

 

Prinz Karneval

Die Fahne hoch in freiem Flug,
Und hinterdrein ein langer Zug
Von lustigen Gesellen!
Prinz Karneval ist eingekehrt,
Die Pritsche ist sein Heldenschwert,
Es klingeln seine Schellen.

Fort alles, was das Herz bedrängt,
Was uns in enge Fesseln zwängt,
Die Heuchelei und Lüge!
Das kühne Wort schlägt zündend ein
Und fegt die dumpfen Lüfte rein
Für freie Atemzüge.

Und des Champagners Glut erhellt
Mit rosigem Schimmer Herz und Welt,
Und Gram und Sorge schwinden,
Und schöne Tage, längst verträumt,
Erstehn zum Leben lichtumsäumt,
Uns neuen Kranz zu winden.

Die Maske vor in Spiel und Scherz,
Die Maske fort von Geist und Herz,
Die wir im Leben tragen!
Heut hat die Narrheit Feiertag
Und ohne jeden Schleier mag
Sie selig sich behagen.

Du Prinz und Herr im Narrenreich,
Du bist beschwingten Faltern gleich,
Die farbenprächtig funkeln –
Doch naht mit seinem Mottenflug
Der Aschermittwoch früh genug,
Dein Leuchten zu verdunkeln.

Bald löscht er aus der Lichter Glanz,
Hat wie gespenstigen Totentanz
Den Maskenscherz vertrieben;
Doch blieb ein Leuchten noch zurück,
Und Funken sind’s von Lust und Glück,
Die aus der Asche stieben.

 

Rudolf Karl von Gottschall (30 september 1823 – 21 maart 1909)
De katholieke St. Maria Magdalenakerk in Wrocław (vroeger Breslau), de geboorteplaats van Rudolf Karl von Gottschall

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter John Hennessy werd geboren in 1965 in New Jersey. Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog. Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog.

 

Half juni

Het is zo donker als je op East Hill Road loopt
Dat we elkaar niet meer zien,

wat maakt het uit? Het silhouet
van bomen die de hemel vullen, mist die daalt,

onze lichamen gehaast, lastig, opnieuw uitgevonden.
Ooit zou ik getrouwd zijn,

Zeg je. Om ons heen dringt geen licht
binnen. Het dennenbos heeft zich

vast zich in zichzelf opgesloten, een water
lichaam wordt dieper. Hij klom net

van het dak af
toen hij viel,

zeg je. Drie verhalen.
Je hand maakt een rechte lijn

in de lucht, hij stopte gewoon met voelen.
Ik herinner me de verborgen weide,

dicht met zwenkgras en torenbloem.
Ik vraag me af of hij je herkende

daarna, als je daar stond en zei
wie ben ik

om je eraan te herinneren? Voel iets.
Waar de weg eindigt, keren we

terug, en voor een keer begrijp ik
het blinde hart dat rondtast, de manier waarop

taal ons gebruikt: vlierbes, vingerhoeds-
kruid, de roze trompetten van de ochtend

weerklinken op het vliegveld.
Er is geen pijn die je niet kunt ontdenken.

Om ons heen steekt een trage wind op.
Hij zal tenminste nooit verdriet voelen,

zeg je, en ik denk dat ik je zie,
je armen zwaaien

langs je lichaam, niet in staat om te kiezen
waar je zonder kunt leven.

 

John Hennessy (Philadelphia, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e februari ook mijn blog van 12 februari 2023 en ook mijn twee blogs van 12 februari 2022 en ook mijn blog van 12 februari 2019 en ook mijn blog van 12 februari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Vanavond hebben alle mannen (C. J. Kelk), Carnavalsavond (Linda Pastan)

 

 

The Carnaval door Philippe Walle, 2023

 

Vanavond hebben alle mannen

Vanavond hebben alle mannen
sterren op hun hoofd gespannen,
kruizen op hun rug gedaan
en zijn naar het bal-masqué gegaan.

Vanavond hebben alle vrouwen
jurken met versierde mouwen.
Zij dragen bloemen overal
en trippelen naar het carnaval.

Vanavond hebben alle kinders
vleugels als verheugde vlinders –
en ze fladderen komiek
op de maat van de muziek…

 

C. J. Kelk (28 augustus 1901 – 25 december 1981)
Carnaval in Amsterdam, de geboorteplaats van C. J. Kelk

 

Carnival Evening door Henri Rousseau, 1886

 

Carnavalsavond

Ondanks de enorme avondlucht,
uitgespreid over het grootste deel van het canvas,
de maan niet meer
dan een doffe munt, saai en plat,

in een gedevalueerde koers;
ondanks dat de bomen zelf zo donker zijn,
zich naar boven uitstrekkend als smekelingen,
volkomen bladloos; ondanks wat een gezicht
zou kunnen zijn, ontdaan van gevoel, gekeerd
in hun richting,

stralen de twee kleine figuren
onderaan dit schilderij
dapper in hun carnavalskleding,
alsof de hele donker wordende wereld
de lichten dimt voor een party

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)
Mardi Gras (Fat Tuesday) im New York, de geboorteplaats van Linda Pasta

 

Zie voor de schrijvers van de 11e februari ook mijn blog van 11 februari 2023 en ook mijn blog van 11 februari 2021 en ook mijn blog van 11 februari 2019 en eveneens mijn blog van 11 februari 2018 deel 2.

Zie ook alle tags voor carnaval op dit blog.

Immer wieder Fasching (Joachim Ringelnatz), Herman de Coninck, W. H. Auden

 

Bij Carnaval

 

Uitbundig carnavalsfeest – jaren ’60 door Kees Bastiaans

 

Immer wieder Fasching

Wenn der Fasching kommt, wird viel verboten.
Aber manches wird auch andrerseits erlaubt.
Dann wird nicht nur Dienstboten,
Nein auch Fürstenhäusern entstammten
Damen oder Frauen von Beamten
Die Unschuld geraubt.

Jeder lässt was springen.
Viel ist los.
Und vor allen Dingen
Beine und Popos.

Wenn sich Masken noch einmal verhüllen
Mit Phantastik, Seide, Samt und Tüllen,
Zeigt sich sehr viel Fleisch und sehr viel Schoß.
Dass wir, eh‘ wir heimwärtsschwanken,
Unsern steifen Hut zerknüllen
Im Gedanken:
Hätten wir die Hälfte bloß!

Also brechen wir auf!
Ach nein, bleiben wir noch,
Bis an ein Loch.
Schließlich löst sich alles doch
In Papier auf.

Man vertrollt sich lärmlich,
Wendet sich erbärmlich,
Jedermann ein abgesetzter Held.

Draußen Sturm. Es hetzen
Über Dächer kalte Wolkenfetzen
Unterm Mond. Wir setzen
Uns ins Auto, fröstelnd vor dem letzten Geld.

 

Joachim Ringelnatz (7 augustus 1883 – 17 november 1934)
St. Marien Dom in Wurzen, de geboorteplaats van Joachim Ringelnatz

 

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

Pull

Onlangs vond ik de zwarte pull terug waarin ik, zeer groen,
mijn existentialistische jeugd heb doorgebracht:
zwarte pulls waarin we niet goed wisten wat te doen,
wat door Sartre met zeer chique namen werd bedacht.

We zagen toen zwart-witfilms waarin zowat alles
zwart was, op de ondertitels na. In het Ritz
zaten we avond aan avond in de stalles
om toch maar niets te missen van het Niets.

Of we luisterden in een of ander keldergewelf
naar jazz die net zoals wijzelf
en even lui-omslachtig, niet wist waarnaartoe.
Dat was improviseren geblazen, zij het op trompet. En hoe.

 

water. soms loopt het rechtdoor

water. soms loopt het rechtdoor
als een ideologie, een vastberaden stoet
van stilte, naar de zee,
de grote internationale
waar alle water zijn overtuiging haalt
(om desnoods dijken te breken.)
soms hangt er nevel over:
dromend water; het droomt dat het zweeft
en dan zweeft het. en later, oud geworden,
trekt het zich terug in een vijver
met een rijk innerlijk leven.
water. alle schijn draagt het met zich mee
en blijft zichzelf, altijd anders
en altijd water.

 

De lenige liefde

1.
zetelend. zetelend in de macht
van zijn dikke lichaam: de gele boeddha,
de zon.

nauwelijkse wind sluipt als onderdanen
rond zijn troon, maar
hij waait ze weg, hij wil eten:
grote velden liggen en dampen
als schotels vol hitte.

wat een verschil met de meisjes
waarmee ik in het lage gras
pralines eet, en in het hoge gras
diminutiefjes:
hun hoge stemmetjes
als puntjes op de i,
hun schichtige lachjes
als reeën in een woud van humor.
zoveel sneller dan liefde
is hun sympathie.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Schoolkinderen

Elke vorm van gevangenschap hier, de cellen zijn net zo echt,
maar zij lijken niets op gevangenen die wij kennen,
die woedend zijn of verkommeren of met grappen berusten
of de hele boel de wereld uit wensen.

Want zij protesteren zo weinig, zo bijna tevreden
met het stomme spel van honden, met likken en rennen;
zo sterk zijn de tralies van liefde, hun samenzweren
is zwak als dronkemanseden.

Hun vreemdheid maakt het zelfs moeilijk om naar ze te kijken:
de veroordeelden zien alleen de bedrieglijke engelen
van een visioen, zo moeiteloos komt hun glimlach;
het beest van de roeping is bang.

Maar zie ze in ’t licht van ons tijdsbesef, onze maat,
hun bijna geslachtsloze, enigszins lompe volmaaktheid;
want ze hebben een sexe, de stukke veter is echt stuk:
onwaar de droom van de professor.

Maar de tirannie is zo simpel. Een ongepast woord
op een fontein gekalkt, is dat al hun rebelsheid?
Een storm van tranen in een hoekje vergoten, is dat
van een nieuw leven het zaad?

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e februari ook mijn blog van 21 februari 2019 en ook mijn blog van 21 februari 2016 deel 2.

De bonte storm (Mathias Kemp), Sally Rooney, Elke Erb

 

Bij  Carnaval

 

Carnaval in Arcueil door Lyonel Feininger, 1911

 

De Nederlandse dichter, journalist en schrijver Mathias Hubertus Kemp werd geboren in Maastricht op 31 december 1890.

Uit: De bonte storm

“Een doffe daver rolt.
Nes schrikt wakker. Het moet twaalf uur zijn. Het Momus-kanonnetje schiet op het Vrijthof de Vastenavond in.
Over de Markt klinkt neuzig getoeter. En geratel. Met een leeg hoofd en de schedel vol speldeprikken, gaat Nes voor het raam kijken. O, de eerste verkleders. Kindertjes van drie tot zes jaar. Hollandse en Limburgse boertjes en boerinnetjes, een clowntje, een miniatuur landstormofficiertje.
De schoten dreunen.
Het moet nu aardig worden op het Vrijthof. Een levendige drukte.
Bont gewemel van gecostumeerde kinderen, jongelui vol verwachting voor de komende dagen. Bezadigde, uitgeraasde familievaders en fuifnummers van alle zijden samengestroomd om weer eens flink mee te doen.
Op de kiosk gaat een harmonie te keer. Een opera-fantasie, mengsel van aangrijpende stuiverstragiek en stroperige sentimentaliteit. Dat kan niemand wat schelen, mits er maar muzieklawaai schatert, om de stemming erin te krijgen. Af en toe duiken de opera-tederheden voor klarinet en piston volslagen weg onder het gedruis en voetgeschuifel der menigte. Het Kukelekuen-de-kins-miech-neet-motief wordt hoorbaar in de massa.
‘De zès hertekes’ zijn niet compleet. Riet en Staaf lopen af en toe gearmd voorop. Daarachter de lange Nol, geflankeerd door Gonneke en Tielke. Het verliefde paartje stelt geen belang meer in de rest van de wereld. Tielke wandelt mee met een zichtbaar hangend mondje. Over het plezier van Wienblom en juffrouw Dupont waart een schaduw. Ze houden veel van het zoete vriendinnetje en respecteren in Nes tenminste een serieuze jongen.
Nol heeft in de Balletdanseres een lid der ‘fine fleur’ menen te herkennen, binnengesmokkeld door een van de Roemruchten.
Hij durft er niet over praten. Tielke weet van die dingen weinig af en bovendien, veel heeft de jonge musicus zijn kameraad ook niet bezig gezien met dat verdachte typetje.
Aha! de eerste grote maskes. Opgeschoten kwajongens zeker.
Een achter ’n afgerammeld draaiorgeltje; de ander onder de gebruikelijke paraplu met halve bekleding. De orgeldraaier, half Mexicaan (sombrero en rossig hemd), half van alles en nog wat, meest stalknecht evenwel, door boerenklompen met stro in.
De ander omgekeerde jas met zijden hoed, waarom heen – om het incognito strenger te bewaren – een stuk venstergordijn. Ze kwellen speciaal de bakvissen.
Het lieve, fleurige Tielke rekenen ze daar ook nog toe, naar het schijnt. Opeens komt de omgekeerde jas aangesprongen, grijpt Tielke bij de polsen en roept met hoge stem:
– De moos tich dene leefste neet laote aofkaarte, keend. En door wat veur get! Hei, öllegermaan, drèj ins ene marche funèbre.”

 

Mathias Kemp (31 december 1890 – 7 augustus 1964)
Carnaval op het Vrijthof in Maastricht, de geboorteplaats van Mathias Kemp

 

De Ierse schrijfster Sally Rooney werd geboren op 20 februari 1991 in Castlebar. Zie ook alle tags voor Sally Rooney op dit blog.

Uit: Mr Salary

“Nathan was waiting with his hands in his pockets beside the silver Christmas tree in the arrivals lounge at Dublin airport. The new terminal was bright and polished, with a lot of escalators. I had just brushed my teeth in the airport bathroom. My suitcase was ugly and I was trying to carry it with a degree of irony. When Nathan saw me he asked: What is that, a joke suitcase?
You look good, I said.
He lifted the case out of my hand. I hope people don’t think this belongs to me now that I’m carrying it, he said. He was still wearing his work clothes, a very clean navy suit. Nobody would think the suitcase belonged to him, it was obvious. I was the one wearing black leggings with a hole in one knee, and I hadn’t washed my hair since I left Boston.
You look unbelievably good, I said. You look better than last time I saw you even.
I thought I was in decline by now. Age-wise. You look OK, but you’re young, so.
What are you doing, yoga or something?
I’ve been running, he said. The car’s just out here.
Outside it was below zero and a thin rim of frost had formed on the corners of Nathan’s windshield. The interior of his car smelled like air freshener and the brand of aftershave he liked to wear to ‘events’. I didn’t know what the aftershave was called but I knew what the bottle looked like. I saw it in drugstores sometimes and if I was having a bad day I let myself screw the cap off.
My hair feels physically unclean, I said. Not just unwashed but actively dirty.
Nathan closed the door and put the keys in the ignition. The dash lit up in soft Scandinavian colours.
You don’t have any news you’ve been waiting to tell me in person, do you? he said.
Do people do that?
You don’t have like a secret tattoo or anything?
I would have attached it as a JPEG, I said. Believe me.
He was reversing out of the parking space and onto the neat lit avenue leading to the exit. I pulled my feet up onto the passenger seat so that I could hug my knees against my chest uncomfortably.
Why? I said. Do you have news?
Yeah yeah, I have a girlfriend now.
I turned my head to face him extremely slowly, one degree after another, like I was a character in slow motion in a horror film.”

 

Sally Rooney (Castlebar, 20 februari 1991)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Een verbazing neemt vorm aan

Uit een soort schuur
(aanbouw, zwartgrauw) of

waar je het niet vermoedt,
ergens

komt een statig paard naar buiten

of plomp
of in beweging.

Voert figuren uit.
Jij niet, niet ik,

niemand wist ervan.
Wie weet

wat? Iemand weet wat.

Door beschouwing
vindt het plaats.

Kwam op gang
en heeft zin

juist in die zin
zo paardsgewijs, verscheen

op het gras,
in de lucht

rechts. Zoals daarvoor de berk

of het weiland
de blik ving, telegraafpaal…

Onverhoopt komt vaak
misschien minder vaak dan bedoeld is.

 

Vertaald door Willem van Toorn.

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook mijn blog van 20 februari 2021 en ook mijn blog van 20 februari 2019 en eveneens mijn blog van 20 februari 2016 deel 2.

Oude brug Carnaval (Pierre Kemp), Michiel Stroink, Björn Kuhligk

 

Bij Carnaval

 

Gemaskerd bal door Jacob van Rossum (1881-1963), z.j.

 

Oude brug
Carnaval

Ik zoek het Lenteschip. Ik wil
weer in de vaart met allen.
De winter is ook mij te stil
voor mijn letters en getallen.
Er moeten bloemen zijn en blaren.
Er moeten lippen zijn en haren.
Er moeten… ja, wat moet er niet,
voor wie de einder zo nabij zich ziet?!
Een mengsel van parfum en prei
waait zonderling-prikkelend over mij.
Al is het opium voor mijn verstand,
het is de zeelucht van de groei,
het is de graslucht van het land,
het is de driftsfeer van de bloei.
Zo stap ik voort, bekijk de maan.
Er onder komt een hele wereld aan.
Gestalten, onder loos appèl,
joelen van weerzien en vaarwel.
Razende mensenwal, breed als de brug,
schouder aan schouder, borst aan rug,
schrijdt aan. Er blijft geen plaats voor mij,
ik moet hier weg, kan niet voorbij.
Matrozen zijn het, matrozinnen.
De mars der stappen dreunt. Zij zoeken, als ik,
het Lenteschip van het Ogenblik.
Maastricht is weer één Groot Beminnen.
Over straten en bruggen bonst en gonst
weer de verchristelijkte bronst
en Carnaval
voltrekt zich overal.

 

Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)
Carnaval in Maastricht, de geboorteplaats van Pierre Kemp

 

De Nederlandse schrijver Michiel Stroink werd geboren in Oss op 19 februari 1981. Zie ook alle tags voor Michiel Stroink op dit blog.

Uit: Exit

‘Toen belde jij, Stinkie, om me een fijne kerst te wensen. Op 4 juni. Je had geen beter moment kunnen uitkiezen.’
Mijn oma heet Stinkie. Het was ooit de bedoeling dat ik haar Oma Stephanie ging noemen, maar dat ging mis toen ik leerde praten. Misschien was mijn taalgevoel onderontwikkeld, maar het is evengoed mogelijk dat mijn premature gevoel voor humor deze naam aan mijn oma gaf.
Oma Stinkie was ongeveer 1 meter 30 (inmiddels is daar nog maar 80 centimeter van over, gok ik; oma’s krimpen als je ze te lang in de bejaardentrommel laat zitten) en dompelde zich iedere ochtend onder in de gigantische fles Chanel No. 5 die ze stiekem bijvulde met de imitatie van de markt.
De mierzoete walm maakte dat je ogen acuut scheel gingen staan, en om de suikerspinconnotatie af te maken toupeerde ze haar paars-witte haar altijd als een versgedraaide hondendrol de lucht in. Hoewel mijn ouders me vast een aantal keer hebben gecorrigeerd, bleek de nieuwe geuzennaam van
oma Stephanie al snel een toepasselijke aanwinst.
Twee andere typische kenmerken van oma Stinkie waren 10 haar fictieve wenkbrauwen. Sinds een uit de hand gelopen aanstekergrapje van opa Stok tekende ze haar humeur van de  dag met een speciale stift op haar voorhoofd.
Voor vandaag had ze haar stemming als verbaasd met een vleugje hysterisch geschetst, maar vooralsnog was daar weinig van te merken.
‘Ach, jongen. Ik vind het toch zo fijn dat je je oude oma weer eens komt opzoeken. Was je hier wel eens eerder geweest?’
Die zin is het refrein van het laatste nummer op de langspeelplaat die Stinkie heet. Stinkie is langzaam maar zeker zo dement geworden als een goudvis (met zorgelijk verbaasde wenkbrauwen). Nou gaan er in de regel maar weinig mensen op vooruit als vitale elementen wegvallen.
Stinkie is daarop een uitzondering. Haar gemankeerde kortetermijngeheugen maakt haar een veel betere oma dan ze ooit is geweest. Met haar herinneringen verdwenen de verwijten, meningen en dubbelzinnige opmerkingen. Het zure bitter is ervan af, en wat er overblijft is de knuffelbare tamagotchi-oma die haar humeur laat afhangen van de spiercontrole in haar hand wanneer ze ’s ochtends haar gemoedstoestand tekent.
‘Oma, ik kom bijna elke week. Ben je dat vergeten? Vorige week hebben we samen naar een film gekeken.’
Daar had ik net zo goed kitesurfen, bungeejumpen of raften van kunnen maken, want ze heeft geen flauw idee. De waarheid is dat ik zeker één keer per maand langskom. Voor haar, maar vooral voor mezelf. Ik word er rustig van.”

 

Michiel Stroink (Oss, 19 februari 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Björn Kuhligk op dit blog.

 

Die Geschichte meiner Abstammung
ist die Geschichte meiner Abstammung
die Geschichte meiner Hautfarbe
ist die Geschichte meiner Hautfarbe

es ist 2015 Oktober
es ist Bewegung auf den Kontinenten
die Stewardess mit den Apfelbrüsten
rammt ihre Absätze in den Flugzeugteppich
und fragt, ob süß oder salzig
ich bin bei den Satten, den Siegern
das ist mein Standpunkt

ich sehe das Meer, den Grenzübergang
hinter dem es eine Stunde früher ist
den Monte Gourougou, den Mischwald
eine spanische Fahne, groß wie ein Dach

ich gehe über das Rollfeld
ich setze die Sonnenbrille auf
ich habe den Reisepass, ich kann mir
das Essen aussuchen, das Hotel, die Uhrzeit
mare nostrum, nicht eures

 

Heute, an einem Dienstag der Unruhe
gehe ich die Grenze am Zaun entlang
alle zwanzig Meter ein Scheinwerfer
alle zwanzig Meter eine Überwachungskamera
alle fiinf Minuten ein Jeep der Guardia Civil
mittags ruft der Muezzin, durch die Maschen
sehe ich Schulkinder, die Zelte
der marokkanischen Armee, dahinter Drahtrollen
ein Zaun, ausgehobene Erde, derselbe
in seiner Farbe aufgehobene Himmel

an einem Übergang tragen Männer
Stoßstangen hinüber, Rückbänke, Plastik
Bretter, ich sehe desaströse Gebisse
Arme, an denen die Venen hervortreten
als wollten sie die Körper verlassen

 

Heute, an einem Mittwoch der Unruhe
passiere ich die Linie mit dem Pass in der Hand
ich sehe, wie Schlagstöcke den Grenzverkehr regeln
ich sehe, wie eine Faust ein Gesicht trifft
ich verändere die Uhrzeit

auf der anderen Seite treiben die Minzblätter
die Epoche pocht weiter, auf den Flachdächern
trocknet Wäsche, ein Pferd, gelenkt von Kindern
zieht eine Karre voller Weintrauben, der Schrott
aus Melilla liegt in den Läden, ich stehe hier
mit über zweihundert Knochen, drei davon
waren schon ein Mal gebrochen, ich habe
zwei Währungen, ich bin der VISA-König, ich kann
mir die Uhrzeit aussuchen, den Schrott, die Trauben

 

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e februari ook mijn blog van 19 februari 2019 en eveneens mijn blog van 19 februari 2017 deel 1 en ook deel 2.

Carnaval (Nyk de Vries), Elisabeth Borchers

 

Bij Carnaval

 

Amor de Carnaval door Camile Aquino,, z.j.

 

Carnaval

Een donkere wagen kwam aangereden en een klein meisje stapte uit. Ze kreeg een tasje aangereikt en vrolijk verkleed als clowntje liep ze over het schoolplein. In de school bleek echter dat carnaval pas volgende week was. Het meisje was als enige geschminkt en de hele ochtend moest ze ontroostbaar huilen. Tegen drieën haalde haar moeder haar weer op. Die schrok hevig toen ze het verhaal hoorde en uitvoerig en met tranen in haar ogen vertelde ze wat er die ochtend allemaal mis was gegaan. Ze had misschien maar beter kunnen zwijgen. Dingen uitleggen, daar zijn we allemaal erg goed in.

 

Nyk de Vries (Noordbergum, 2 januari 1971)
Pastorie en Hervormde kerk in Noordbergum

 

De Duitse schrijfster en dichteres Elisabeth Borchers werd geboren in Homberg op 27 februari 1926. Zie ook alle tags voor Elisabeth Borchers op dit blog.

 

November

Er komt een tijd
dat de bomen hun bladeren
laten vallen.
De huizen kruipen dichter bij elkaar.
Uit de schoorsteen komt rook.

Er komt een tijd
dat de dagen klein worden
en de nachten groot,
en elke avond heeft
een mooie naam.

Een daarvan heet Hans en Grietje.
Een daarvan heet Sneeuwwitje.
Een daarvan heet Repelsteeltje.
Een daarvan heet Katerliesje.
Een daarvan heet Gelukkige Hans.
Een daarvan heet Sterrendaalders.

Op de vensterbank
in het donker,
zodat niemand hem ziet,
zit een kleine ster
en luistert.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Borchers (27 februari 1926 – 25 september 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart ook mijn blog van 1 maart 2021 en ook mijn blog van 1 maart 2020 en ook mijn romenu blog van 1 maart 2019  en ook mijn blog van 1 maart 2015 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Lieder eines Lumpen (Wilhelm Busch), John Montague

 

Bij Carnaval

 

Carnaval door Jan Peter van Opheusden, z.j.

 

Lieder eines Lumpen

Im Karneval, da hab’ ich mich
Recht wohlfeil amüsiert,
Denn von Natur war ich ja schon
Fürtrefflich kostümiert.

Bei Maskeraden konnt’ ich so
Passieren frank und frei;
Man meinte am Entree, dass ich
Charaktermaske sei.

Recht unverschämt war ich dazu
Noch gegen jedermann
Und hab’ aus manchem fremden Glas
Manch tiefen Zug getan.

Darüber freuten sich die Leut
Und haben recht gelacht,
Dass ich den echten Lumpen so
Natürlich nachgemacht.

Nur einem groben Kupferschmied,
Dem macht’ es kein Pläsier,
Dass ich aus seinem Glase trank –
Er warf mich vor die Tür.

 

Wilhelm Busch (15 april 1832 – 9 januari 1908)
Het geboortehuis van Wilhelm Busch in Wiedensahl

 

De Ierse dichter John Montague werd geboren in New York op 28 februari 1929. Zie ook alle tags voor John Montague op dit blog.

 

Er zijn dagen

Er zijn dagen dat
je in staat zou moeten zijn
het hoofd eraf te tillen
als een gedeukte of versleten
helm, rechtstreeks van
de nek en het sleutelbeen
(die krakende takken!)

en het stevig neer te zetten
in de bedding van een stromende beek.
Heldere, schone, koele stromen,
vlietend en schuimend door
de zure en muffe compartimenten
van de hersenen, troebele trommelvliezen,
ontblote oogkassen, beslagen tong.

En het dan weer terug te zetten
op de basis van de schouders:
goed aangestampt natuurlijk,
de frisse huid en mond,
het marmer van de ogen
gespoeld en klaar
voor de liefde; voor profetie?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Montague (28 februari 1929 – 10 december 2016)
De Caribbean Carnival Parade in New York.

 

Zie voor meer schrijvers van de 28e en de 29e februari ook mijn blog van 28 februari 2021 en ook mijn blog van 28 februari 2020 en ook mijn blog van 28 februari 2019 en eveneens mijn blog van 28 februari 2018 deel 2.

Wat ik wil worden met carnaval (Harrie Sevriens ), John Hennessy

 

Bij Carnaval

 

Venice Carnival door Svetlana Bagdasaryan, 2014

 

Wat ik wil worden met carnaval
beslist geen cowboy of indiaan
geen clown jonglerend
met knotsen ringen en bal

ook geen Tarzan
slingerend aan een liaan
of gorilla die fier op zijn borstkas
staat te bonken

wat ik wil worden met carnaval

in elk geval dronken

 

Harrie Sevriens (17 februari 1957 – 09 maart 2018)
Heerlen, de geboorteplaats van Harrie Sevriens tijdens carnaval 2016

 

Het gemis van carnaval

O Venlo, Venlo, stedje van pleseer. Deze keer
deed haar lichaam hem denken aan het platteland,
een figuur uit zijn kindertijd, zon op een zeis,
wind die schaduwen over de glanzende gerst waait,

de melkemmer gedeukt door gebruik, de geur van bladmulch
en leer in de zadelkamer. Straks zou ze de bus nemen
en de veerboot van Londen naar Belfast, maar eerst
het vuur in haar bedbank. Haar vingers reisden ook,

langs de verheven paarse littekens en zijn wervels,
de flanellen lakens tussen haar dijen, zijn haar
slepend langs haar buik, de schacht
van een veer die door de naden van het dekbed stak,

het dekbed zelf. Die littekens – hij had gelogen
tegen haar, zijn tijd in Nicaragua, schurken sneden
hem van de velden af. Bloediger was het gevecht
met zijn broer, die de tanden van een hooivork sneed,

opgepikt langs de ondergelopen Maas. Alles
gereduceerd tot nieuwtje en anekdote, het bier
en de schmink van carnaval, straatdansen en tuba,
voorbij de modderige Engelse rotondes, de bruine

en witte golven, gele lampen langs Nederlandse snelwegen,
zijn werk op het vakbondskantoor vastgepind onder
een glazen bol als presse-papier – na het schudden
regende het zilveren sneeuw over de brede

strohoed, rode en groene ploeg, het slungelige lichaam,
een campesino uit de dagen voordat Somoza viel.
Hij vroeg zich af of zij iets beters was, toen zij
Franse sociale theorie Ulster in smokkelde, met groepen

samenkwam in de recreatieruimtes van torenflatkelders.
Ze had net het nieuws gekregen: haar laatste minnaar overleed
in een brand langs de kant van de snelweg, het lichaam
op zeven plaatsen gebroken, zilverchroom,

parel en gouden benzinetank verschroeid, zijn fiets verfrommeld
onder het omhulsel van een omgevallen busje.
Er was niet veel om over te praten. Daarna lag ze
met haar rug naar hem toe en hij zong carnavalsliedjes voor haar

in een taal die zij niet sprak, O Venlo, stedje van
pleseer. Hij zag zichzelf als de zon, die haar nek
kuste bij de haargrens, de grijze kasseien van het stadsplein
veranderde in zilver, als ceremoniemeester van optochten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Hennessy (Philadelphia, 1965)
San Mateo Carnavalero in Philadelphia, de geboorteplaats van John Hennessy

 

Zie voor de schrijvers van de 27e februari ook mijn blog van 27 februari 2021 en ook mijn blog van 27 februari 2019 en eveneens mijn blog van 27 februari 2016 deel 2.

Satans Karneval (Josef Weinheber), Elke Erb

 

Bij Carnaval

 

Maskers door Cesare Sofianopulo, 1930

 

Satans Karneval

Sichelmond und Galgenwind! Ich geige,
daß das Blut mir aus den Nägeln springt.
Ich – der Satan selbst! Nur keine Neige!
Trinkt mir! Blut ist gut! Die Fiedel singt!
Her! Herbei, ihr, meine nackten Schönen!
Nur nicht fremd getan und zimperlich –
Karneval des Irrsinns euch zu krönen,
ist der Teufel fast zu tugendlich.

Wein aus Blut und dampfender Punsch aus Tränen!
Spürt mir, wie das süß zu Gaumen geht.
Dirnen, Schieber, östliche Hyänen,
dreht euch! Tanzt! Der Wind ist Pest, der weht.
Keine Scham, hier seid ihr wie zu Hause!
Könnt mal auch ein kleines Spielchen tun.
Hockt euch herl Nur keine Atempause!
Was steht auf dem Spiel? Ein Volk – Je nun!

Volk ist dumm und lausig. Soll’s uns kümmern?
Gilt für uns denn läppisch ein Gebot?
Sauft und tanzt nur! Auf der Menschheit Trümmern
tanzt mit euch mein Spießgesell, der Tod –
Dreht euch, elegante Lumpenhunde!
Auf, herbei zum letzten Bacchanal!
Not und Tod -! dies ist doch unsre Stunde,
aller Höllen Fest – Mein Karneval!

 

Josef Weinheber (9 maart 1892 – 8 april 1945)
De Ottakringer brouwerij in Wenen- Ottakring, de geboorteplaats van Josef Weinheber

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Rondom

Zevengesternte van een vogel boot
Het water van de kade of ochtend
Levenloos niet Niemand /
roeit Het laait op

loedert bootskiel scheepskiel boeg
Zoals de maagd profiel vissenvrouw
vissenstaart het buikje kogelrond
danst Zij rustten niet toen de maan

scheen Zij waren goed
bij hun hoofd rechts links
zoals onlangs Vergrijzen-
het bosje restje struikgewas

op de heuvel
Op de heuvelrug Langs de maïs
kwam de avond, kleurde hem Daar was het
opengespannen zomer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.