The Visitation (Alfred Joyce Kilmer), Walt Whitman

Bij Maria Visitatie

 

De Visitatie door Jacopo Tintoretto, ca. 1588

 

The Visitation

There is a wall of flesh before the eyes
Of John, who yet perceives and hails his King.
It is Our Lady’s painful bliss to bring
Before mankind the Glory of the skies.
Her cousin feels her womb’s sweet burden rise
And leap with joy, and she comes forth to sing,
With trembling mouth, her words of welcoming.
She knows her hidden God, and prophesies.

Saint John, pray for us, weary souls that tarry
Where life is withered by sin’s deadly breath.
Pray for us, whom the dogs of Satan harry,
Saint John, Saint Anne, and Saint Elizabeth.
And, Mother Mary, give us Christ to carry
Within our hearts, that we may conquer death.

 

Alfred Joyce Kilmer (6 december 1886 – 30 juli 1918)
De Saint Peter the Apostle Church in New Brunswick,
New Jersey, de geboorteplaats van Alfred Joyce Kilmer

 

De Amerikaanse dichter Walt Whitman werd geboren op 31 mei 1819 in Westhills, Long Island, New York. Zie ook alle tags voor Whalt Whitman op dit blog.

 

Te denken aan tijd

[9]

Ik zweer dat ik nu zie dat alles een eeuwige ziel heeft!
De bomen, geworteld in de grond… de wieren van de zee… de dieren.

Ik zweer dat ik denk dat er niets anders is dan onsterfelijkheid!
Dat het grote plan ervoor is, en het troebele vlot ervoor is, en de samenhang ervoor is,
En alle voorbereiding ervoor is… en wezen ervoor is… en leven ervoor is en dood.

achterpeinst de docht aan dagen aan vandaag aan tijd op handen
knaagera’s der aardkeveren grimmelend ontjouwen
zo niets iets is dan zeker is niets

bepeinst de docht aan zon in het oosten man en vrouw buigzaam
en echt met leven voor handen sluimerera’s van jouwloos wachten
en de docht aan hunloos jou in deze dagen

gaan er dagen niet voorbij zonder ontjouwing en onthunning
en gaan de trage nachten voorbij de trage dagen voorbij
en knikt de hand van de dokter met knoken geloken het laken
over de leden komen broeders en zusters aldus ontboden
huilen kinderen uit hun functie ontheven met recht
staan de pillen nutteloos op de plank walmt kamfer door de vertrekken
met de hand van in handen klam in de hand onthand
bibberen lippen met zoveel met zoveel nog klein op het voorhoofd
stokt hart in keel en is er kijken slechts naar lamme leden
en ze zijn tastbaar zoals de levenden tastbaar zijn
is er kijken met een blik en een hogere vorm van talmen

verpeinst de docht aan rivieren en de sneeuw het rijpen van vruchten
en zij zullen onsloos rijpen de docht aan huizen gebouwd ik zie
een man hij bouwt een huis dat hem enkele jaren zal dienen ik zie
een man hij bouwt een huis dat hem zeventig jaren zal dienen ik zie
een man hij bouwt een huis dat hem langer zal dienen ik zie

traag kruipende zwarte lijnen over de aarde gaan zij stoppen
te nimmer zijn het de graflijnen hij die president was is begraven
hij die president is zal worden begraven

kille golfslag aan kaai van het veer sneeuw en ijs in de rivier
half bevroren modder in de straten een grijze moedeloze hemel
de laatste stuiptrekkingen van een vale dag in december
lijkwagen en koetsen in konvooi langs eerbiedig stilstaan ik zie
de begrafenis van een oude koetsier de stoet voornamelijk koetsiers

rap stap naar het kerkhof klok slaat zijn plicht door de poort
stilstaan naast gedolven graf levenden stappen uit lijkwagen open
kist uitgeladen en neergezet de zweep wordt op de kist gelegd
als een zwarte bladerloze bloem van december en vlug vlug
scheppen aarde een minuut niemand spreekt of beweegt klaar
hij is naar behoren weggedaan

hij was een peer van een okéë vent het mondje rap geroerd opvliegend
niet onknap sloeg hij het leven als een oude gabber op de schouders
hield wel van een humorgeintje zou zijn leven geven voor een vriend
dol op de vrouwtjes gematigd gokker at en dronk met smakken
kwister van duiten verloor hij de moed tegen het einde hij werd ziek
hij werd geholpen door een bijdrage hij stierf
op eenenveertigjarige leeftijd en dat was zijn begrafenis

thumbs up of up yours boezelaar cape handschoenen riem
zweep met zorg uitgekozen baas starter uitkijk knecht
de kantjes eraf of iemand die de kantjes eraf
rechtdoor tweede links eerste man of achterste man
een goede of een slechte dag goed spul of slechte spullen
de eerste buiten of de laatste binnen en dan onder de wol

verpeinst de docht hoeveel dit alles voor hem was
onthemd in aarde

openingskoersen kabinetsberaad dertiende maand de docht
ontpeinst hoe wij het al bepeinzen in dagen en nachten hoe anderen
het al zullen bepeinzen en wij ontonst niet meer zullen bepeinzen
cool kut goed fout bepeinst de docht hoe danig en terdege
en hoe wij ontonst voorbij het verschil zullen varen

en dan de dingen van jippie! kijken naar wolken gedichten
shoppen op zaterdag in de stad kerstborrel nominatie verkiezing
vrouw en hond met kinderen thuis je moeder en je zussen
leuk gesnuffelde spulletjes voor het huis ah kijk eens hoe schattig
en de docht aan dat loos vloeien in ontjijenikte dagen
en dan te denken aan boeren met hun ploeterend geboer
om have winst oogst klauwzeer en zwijnenpest en dan te denken
de docht van ontnutte aarde in dagen op handen

wat zal zijn zal goed zijn want wat is is goed bepeinzing
is goed want goed is ontpeinzen de hemel hijgt hoog
hijgen man en vrouw buigzaam en echt met leven voor handen
hijgt de dichter in wolken bekeken hijgt de lichtgans in het kozijn
de neuspulkende files dit al is geen drogspook maar weegt
de aarde onder je stappen is geen echo de docht is doordacht
dat jij jezelf bezelft rondzelvig om jezelf verjijt

dat jij vervloeid en ontplopt uit een moeder en vader
is niet bedacht om jou te ontbinden het is bedacht om jou
aan jou te binden het is niet bedacht om jou te wankelen
op weifelende voet het is bedacht om jou op voeten te gaan
een iets heeft zich verjout als schering en inslag en alles
is nodig geweest het orkest heeft gestemd de baton viel op de één
en de gast is gekomen hij had gegoede redenen om zo lang te wachten
hij heeft content zijn intrek genomen hij is een van hen
die mooi en gelukkig zijn hij is een van hen
waarnaar je maar hoeft te kijken om mooi en gelukkig te zijn

de wet van achter de rug kan niet ontdoken de wet
van voor handen en op hand kan niet ontdoken
de wet van leefsels kan niet ontdoken de wet van voorwaarts
en anders kan niet ontdoken de wet van helden en weldoeners
kan niet ontdoken de wet van zatlap matennaaier achterbak
kan niet ontdoken

traag kruipende zwarte lijnen over de aarde gaan zij stoppen
te nimmer de noorderling wordt gedragen en de zuiderling wordt gedragen
en zij aan de atlantische kust en zij aan de pacific en zij daartussenin
en door het hele land van de mississippi en over de hele aarde
de grote maestro’s en de kosmos gaan goed als ze gaan de helden
en weldoeners gaan goed de wereldleiders en uitvinders
en de grootgrondbezitters en de vromen en voornamen mogen goed gaan
maar er gaat een grotere gang in hun gaan en dat is waarom het gaat

de onuitroeibare horden van de onwetenden en slechten zijn niet niets
de barbaren van afrika en azië zijn niet niets het gemene volk
van europa is niet niets de amerikaanse inboorlingen zijn niet niets
een zambo of een voorhoofdloze crowfoot of een camanche is niet niets
de geïnfecteerden in het immigrantenziekenhuis zijn niet niets
de moordenaar of vuilschurk is niet niets de eeuwige opeenvolging
van oppervlakkige mensen is niet niets als zij gaan de hoer is niet niets
de bespotter van godsdienst is niet niets als hij gaat
ik zal gaan met de rest

ons kent voldoening
ik heb gedroomd dat wij niet ontonst zullen lossen en dat de wetten
niet ontdoken dat de wet van de weldoener en zatlap niet ontdoken
want ik heb gedroomd dat de wet genoeg is ons kent voldoening
en er is geen ons geen aarde geen lijf en docht zonder voldoening

ik zal gaan met de rest onontslapen want ontslapen
kent geen voldoening tonen van hier en daar een dit of dat
en dan onteigenen dat kent geen voldoening en er is geen wet
dan de wet die zegt dat wij van het onuitroeibare ras der besten
en niet wat ons dochten bedenkt de rotting verraad van maden en ratten
zo ik maden zou raden zo zou ik gaan naar de maden
denk je dat ik vriendelijk en goedgekleed zou kunnen lopen
naar vernietiging?

zo loop ik vriendelijk en goedgekleed en waarheen ik loop
kan ik niet syllogismiseren maar ik weet dat ik goed loop
want wolken kosmos en wereld zeggen dat ik goed loop
wat was en wat is zegt dat ik goed loop

hoe dier zijn de dieren hoe denkbaar mijn docht hoe aards
is aarde het kleinste ding op aarde hoe goed is wat goed is
en wat slecht is is even goed hoe plant zijn de planten en stenen
hoe diep de wateren traagzaam voorhanden gekropen
traagzaam voortend voorhanden

de docht van mijn docht kent voldoening de dieren en planten
kent voldoening de wetten van aarde en wolken kent voldoening
kan ik mijn voldoening niet definiëren toch is het zo
kan ik mijn leven niet definiëren
toch is het zo

en zo wil mij zweren dat ik weet heb en mijn weet is dat onontslapen
dat het grote plan en het troebele vlot ervoor zijn en samenhang
ervoor is en voorbereiding ervoor is en wezen ervoor is
en dood

 

Vertaald door Ilja Leonard Pfeijffer

 

Walt Whitman (31 mei 1819 – 26 maart 1893)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e mei ook mijn blog van 31 mei 2020 en eveneens mijn blog van 31 mei 2019 en ook mijn blog van 31 mei 2017 en ook mijn blog van 31 mei 2015 deel 2.

PENTECOST (Laura Read), Elizabeth Alexander

 

Prettige Pinksterdagen!

 

De nederdaling van de Heilige Geest over Maria en de apostelen door Ambrosius Francken, vóór 1618

 

PENTECOST

The week after your father died,
I see you walking home after school
in your Wimpy Kid T-shirt,
and I don’t even know you, but I want
to call you over like a kidnapper
and tell you it’s only beginning.
Your head will always be a lit match
like the apostles in the stained glass window
when Jesus came back. But he will never
come back. I say this because you know
but still you will dream of it.
You will love books and TV shows
about time travel. Like the blue
police box you can get inside and go
back to the week before last.
Or maybe he will find you
like he does in these first mornings
before you remember.
He’ll always be wearing the same shirt
when he comes in to wake you,
like my dad in his olive stripes,
as if he never wore anything else.

 

Laura Read (New York, 1970)
De Emmanuel Pentecostal Church in Brooklyn, New York

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. Zie ook alle tags voor Elizabeth Alexander op dit blog.

 

Boston jaar

In mijn eerste week in Cambridge probeerde een auto vol blanke jongens
me van de weg af te rijden en door het raam te spugen,
geopend om naar de weg te vragen. Ik vroeg altijd naar de weg
en was altijd aan het rijden: naar een Armeense markt
in Watertown om vijgen en kaas, abrikozen,
donkere specerijen en olijven uit vaten, tubes pasta
met onleesbare Arabische labels. ik at
gevulde druivenbladeren en zag mijn lippen opzwellen in de spiegel.
De vloeren van mijn appartement zouden nooit schoon worden.
Telkens als ik andere gekleurde mensen zag,
in boekhandels, of musea, of cafetaria’s, snoof ik,
glimlachte verlegen, maar ze zouden verdwijnen voordat ik iets zei.
Wat zou ik tegen ze hebben gezegd? Kom met mij mee? Breng
me naar huis? Ben jij mijn moeder? Nee. Ik zat alleen
in talloze Chinese restaurants en at amandel
koekjes, dronk thee met lepels en lepels suiker.
Popcorn en koffie was het avondeten. Toen ik flauwviel
van migraine in de supermarkt, zei een Portugese
man boven me: “Geen ontbijt.” Hij gaf me
sinaasappelsap en chocoladerepen. De kleur rood
stelde gerust bij het zingen van Wagners Walküre.
Hele stammen draaiden en trommelden in mijn hoofd.
Ik leerde de samba van een Braziliaanse man,
zo klein, zo versierd met glitters, dat ik zeker wist
dat hij sliep in een filigraan Fabergé-ei.
Niemand aan de deur: geen verkopers, Mormonen, meter
lezers, verdelgers, geen Harriet Tubman,
niemand. Rode tonen klinken in een grijze trolleystad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elizabeth Alexander (New York, 30 mei 1962)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres en docente Laura Read werd geboren in New York in 1970. Read verhuisde in 1973 op 3-jarige leeftijd vanuit New York naar Spokane, nadat haar vader, Richard Cefalu, een baan kreeg aan de Gonzaga University. Haar moeder, Jane, kreeg een jaar later een aanstelling aan de dezelfde universiteit en Read bracht haar jeugd door binnen vier blokken van de campus in de Logan wijk. Na haar afstuderen aan de Gonzaga Preparatory School in 1988 behaalde ze haar bachelor Engels en Frans aan de Gonzaga University.  Ze begon haar studie aan de American University in Washington, D.C., maar ze voltooide haar master in schone kunsten aan de Eastern Washington University, omdat ze weer naar Spokane verhuisde om te trouwen. Read doceert compositie, literatuur en cursussen creatief schrijven aan het Spokane Falls Community College. Ze heeft gedichten gepubliceerd in verschillende tijdschriften, meest recentelijk in Rattle, Mississippi Review, Third Wednesday en Bellingham Review. Haar chapbook, “The Chewbacca on Hollywood Boulevard Reminds Me of You”, won in 2010 de Floating Bridge Chapbook Award. Haar eerste poëziebundel, “Instructions for My Mother’s Funeral” uit 2012, werd gepubliceerd door de University of Pittsburgh Press en won in 2011 de Donald Hall Prize in Poetry. Haar tweede bundel “Dresses from the Old Country” verscheen in 2018. Laura Read was van 2015-2017 poet laureate van Spokane.

 

SELF-PORTRAIT WITH SEAWEED AND MICA

I am sitting on the porch on our house on 19th
staring at the tree I am too frightened to climb.
I am amazed by my legs. They are short and round
with little blonde hairs that shine in the sun.
I like them. I have a scar on my right hand,
close to my thumb, where a mother Dalmatian
bit me when I tried to pet her puppy.
The scar looks like a crescent moon in the daytime.

I am sitting in my desk at school, looking down
at my stomach, thinking it wouldn’t be that hard
to just slice it off. But how will I hide what I’ve done?

I am swimming in Mica Bay with my boyfriend.
He can’t float so I put my hand under his back.
You have to let yourself fall into the water, I tell him.
He can’t. Mica is shining slivers in a rock.
The stars pull their needles through the water.

In the water, my body is secretly beautiful.
I am a seal who has to wear the body of a woman.
No one has touched it and said don’t tell anyone.
No boy has kept his picture of Tina on his dresser,
putting it facedown when I come over.
I have never met Tina but I picture her driving
down a California freeway in a red convertible
that matches her red nails and lips.
She is tan and thin, but in the water,

our bodies are the same, our limbs light and swaying
like a willow tree’s branches.
I loved willow trees when I was a child.
You could go inside them and no one
knew you were there.

I have a C-section scar.
Sometimes it still hurts when I roll over in bed.
When I open my eyes underwater,
for a moment I can’t tell the difference
between the seaweed and my hair.

 

Laura Read (New York, 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e mei ook mijn blog van 29 mei 2022 en ook mijn blog van 29 mei 2021 en ook mijn blog van 29 mei 2019 en ook mijn blog van 29 mei 2018 en eveneens mijn blog van 29 mei 2016 deel 2.

Vuur en wind (Inge Lievaart), Guntram Vesper, Linda Pastan

 

Prettige Pinksterdagen!

 

Pinksteren door Zacarías González Velázquez, 1795

 

Vuur en wind

Luister of het begint
ergens zal het gaan zingen
tegen het klagen in
helder en vol geheim

sterker dan harde woorden
warmer dan heet getwist
vuur van andere oorsprong

storm van een nieuw bewegen
dwars op de geest van de tijd
onrust en nochtans vrede

wacht maar en wees bereid

 

Inge Lievaart (14 april 1917 – 15 oktober 2012)
Interieur van de katholieke St. Martinuskerk in Oosterend, de geboorteplaats van Inge Lievaart

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Bei den Kindern fing ich vor acht Jahren an. Dazu Anlaß gaben mir Fleiß beim Federreißen, gutes Benehmen und mein Geburtstag im Mai, zu dem ich die fünfundzwanzig Schulkinder einlud. Um zwölf Uhr war Abfahrt nach dem Wald. Um neun kehrten wir zu den vor der Tür wartenden Eltern heim. Kosten: fünfundzwanzig Liter Malzkaffee zu einer Mark und jedem Kind ein Brötchen für fünf Pfennig. Kleine Sachen und Geschenke fallen fort, wenn Eintrittsgeld gezahlt werden muß. Wir sind hundertzwanzig Menschen auf einem Gut von tausendzweihundert Morgen. Auf je zehn Morgen entfällt ein Mensch. Niemals werden zwölf Mark überschritten. Eine Extraausgabe war die Beschaffung von Material für die selbstgemachten Landesfahnen und die Vereinswimpel, die aber Jahrzehnte überdauern können, wenn sie im Gutshaus aufbewahrt werden. Allerdings nur dann. Das Ziel der Fahrten wechselt. Immer verläuft der Ausflug schön und ohne Mißklang auch für meine Besucher, die mich begleiten. Zur besseren Beaufsichtigung werden Scharwerkerinnen mitgenommen. Bei Gelegenheit konnte ich feststellen, daß die Mädchen wenige unserer schönen Volkslieder kannten, und um mit ihnen in Zusammenhang zu bleiben, bestellte ich sie mir zu Winteranfang für eine Gesangsstunde am Sonnabend abend. Verlegen und erstaunt kamen alle. Mit den Hausmädchen waren es fünfzehn. Kosten entstanden nicht, da ich alte Schulbücher benutzte. Drei Jahre lang haben wir regelmäßig geübt, um bei Familienfestlichkeiten im Dorf tätig werden zu können. Als dann der Sonnabend wegen der länger gewordenen Arbeitstage nicht mehr geeignet war, verlegten wir den Unterricht auf Sonntag abend und in den Garten. Störend war nur, daß während unserer Stunden die männliche Jugend hinter dem Zaun versteckt mitgrölte. Wir brachten sie um etwas, scheint mir. So beschloß ich, auch sie heranzunehmen, was nach einigen Schwierigkeiten gelang. Als im vorigen Herbst die geregelten Stunden wieder begannen, erschienen auf meine Bestellung alle neunzehn jungen Leute ohne Ausnahme, betrugen sich angemessen, sahen mir bei Gesprächen in die Augen und fehlten ohne ausreichende Entschuldigung nicht eine Stunde. Lediglich einmal kam es nach der Zusammenkunft zu einem Brand in einem Strohschober. Wenigstens gehörte das Stroh dem Pächter, über dessen Frau und ihr Benehmen, besonders ihre Gemeinsamkeit mit ortsfremden Personen, wir uns oft beklagt haben. Im Dezember wurde bedauerlicherweise die Dorfkirche erbrochen. Pfarrer Brummhard hatte in jener Nacht keinen Mut, Ordnung zu schaffen, sprach später aber von einem ekelhaft ausschweifenden Gelage, das stattgefunden habe.“

 

Guntram Vesper (28 mei 1941 – 22 oktober 2020)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Insomnia

Ik herinner me dat mijn lichaam
een vriend was,

toen de slaap als een brave hond
kwam als hij werd geroepen.

De deur naar de toekomst
stond niet op het punt te sluiten,

en op mijn rug liggen
tussen koude lakens

voelde niet aan
als een repetitie.

Wat er nu nog aan licht rest
komt op – een smet in het oosten,

en de slaap, onwillig
als een druk bezette dokter,

schenkt me een beetje
van zijn tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (27 mei 1932 – 30 januari 2023)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2022 en ook mijn blog van 28 mei 2019 en ookmijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Ascension (Malcolm Guite), Markus Breidenich

 

Bij Hemelvaartsdag

 

De Hemelvaart door James Thornhill, jaren 1720

 

Ascension

We saw his light break through the cloud of glory
Whilst we were rooted still in time and place
As earth became a part of Heaven’s story
And heaven opened to his human face.
We saw him go and yet we were not parted
He took us with him to the heart of things
The heart that broke for all the broken-hearted
Is whole and Heaven-centred now, and sings,
Sings in the strength that rises out of weakness,
Sings through the clouds that veil him from our sight,
Whilst we our selves become his clouds of witness
And sing the waning darkness into light,
His light in us, and ours in him concealed,
Which all creation waits to see revealed .

 

Malcolm Guite (Ibadan, 12 november 1957)
De Dominicaanse Kapel in Ibadan, Nigeria

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Sound Check

Soms glijdt

uit het niets een pick-upnaald
over de oneffenheden van de hemel.

Men ontdekt in de leisteen de
originele persing van The Velvet Underground.

Uit de groeven van de platen mixolydisch:
Tektoniek. Door de ether dringt

vogelgetjilp. Uit de soundtrack ontstonden
de jaarringen.

Iemand verzamelt de schellak van
scherven schors . Aan wolkenkrabbers

voltrekt het leven zich in grote sprongen.
Evergreen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Pâques (Paul Verlaine)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

Paasmetten door  Mykola Pymonenko, 1891

 

Pâques

De Rome, hier matin, les cloches revenues
Exhalent un concert glorieux dans les nues.

L’écho puissant qui flue et tombe de la tour
Vient magnifier l’air et la terre à leur tour,

L’oiseau, sanctifié par l’or des salves saintes.
Lui-même entonne un hymne aimable et, las de plaintes,

Clame l’alleluia sur un air de chanson.
Dans l’arbre, au ras des prés, et parmi le buisson.

L’alouette, un motet au bec, s’est envolée ;
Le rossignol a salué l’aube emperlée

D’accents énamourés d’un amour plus brûlant,
Et comme lumineux d’un bonheur calme et lent.

Le printemps, né d’hier, allègrement frissonne ;
La nature frémit d’aise, et voici que sonne

Partout dans la campagne, au cœur des vieux beffrois
De l’allier campanile et du palais des rois.

Et de tous les fracas religieux des villes
Des Paris aux Moscous, des Londres au Sévilles.

Le frais appel pour l’aime célébration
De l’almissime jour de résurrection …

La colombe vole au sillon et l’agneau broute.
Dis-nous, Marie, qui tu rencontras en route ?

Le fleuve est d’or sous le soleil renouvelé… «
C’est le seigneur : en Galilée il est allé ! »

— Ah ! que le cœur n’est-il lavé dans l’or du fleuve !
Sanctifié dans l’or des cloches, l’âme veuve !

Et que l’esprit n’est-il humble comme l’agneau.
Blanc comme la colombe en ce clair renouveau,

Et que l’homme, jadis conscience introublée.
N’est-il en route encore pour la Galilée !

 

Ostern

Die Glocken, die von Rom uns gestern kehrten, dröhnen
Zum Himmel Lobgesang in feierlichen Tönen.

Das Echo, das vom Turme mächtig flutend ruft,
Verherrlicht rings die weiten Lande und die Luft.

Der Vogel, der geweiht vom Goldklang heil’ger Grüsse,
Vergbisst sein Klagen und stimmt an der Hymnen Süsse.

Und froh sein Halleluja zwitschernd durch die Welt
Singt er auf Busch und Baum, in Wiese, Wald und Feld.

Die Lerche hat mit Festgesang sich aufgeschwungen,
Dem tau’gen Morgen hat die Nachtigall gesungen.

Mit zärtlich süssen Tönen heisser Liebesglut,
Der sonnenhell das Glück in stillem Herzen ruht,

Lebt freudenvoll der Lenz, der gestern neu erstanden,
So selig seufzt Natur, und in den weiten Landen

Von dunklen Türmen manchen altersgrauen Baus
Vom Campanile nieder und vom Königshaus.

Aus allen Städten, da von Festgeläut und Singen
Paris und Moskau, London und Sevilla klingen,

Tönt hell der Jubelruf der Glocken, der uns weiht
Zum gnadenreichen Fest der heil’gen Osterzeit.

Die Taube streift die Flur, das Lamm blökt im Gehege,
Wem bist, Maria, du, begegnet auf dem Wege?

Gold ist der Fluss, der neu der Sonne Glanz empfing.
Es ist der Herr, der einst in Galiläa ging.

– Was wäscht das öde Herz sich nicht im gold’nen Strome,
Was heiligt nicht den Geist der goldne Klang vom Dome?

Was fleht nicht wie ein Lamm der Seele bang Gebet,
Der weissen Taube gleich, da alles neu entsteht?

Was zieht der Mensch, der einst in götllichem Vertrauen,
Nicht heute noch den Pfad nach Galiläas Auen?

 

Vertaald door Wolf von Kalckreuth

 

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
De kathedraal van Metz, de geboorteplaats van Paul Verlaine

 

Zie voor de schrijvers van de 10e april ook mijn blog van 10 april 2021 en ook mijn blog van 10 april 2020 en eveneens mijn blog van 10 april 2019 en ook mijn blog van 10 april 2016 deel 2.

Osterpredigt in Reimen (Otto Julius Bierbaum), Eva Gerlach, Johannes Bobrowski

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

St. Johannes en St. Petrus bij het graf van Christus door Giovanni Francesco Romanelli, ca. 1640

 

Osterpredigt in Reimen

Verehrter Mitmensch, höre und vernimm
Freundwillig mit Hulden und ohne Grimm:
Dieweil es nun Ostern geworden ist,
Sollst du, von welcher Art du auch bist,
Ob Heide, Jude, Moslem, Christ,
Durchaus vergnügt im Herzen sein,
Osterwürdig und osterrein.

Mit einem Birkenreise kehre
Aus deiner Seele den Geist der Schwere!
Der Wenns und Abers und Achs und Os,
Die hart und starr dein Herz umwindet,
Dass der Geist der Leichte kaum Eingang findet,
Mache dich hurtig und heiter los!

Du brauchst nichts weiter dazuzutun,
Als dich im Grünen auszuruhn.
Da atmet sichs sehr wonnig ein,
Was dir das Herz macht frei und rein:
Der jungen Blumen frischer Hauch;
Und die Augen haben der Wonne auch,
Denn nichts ist lieblicher anzusehn,
Als wie sie da hold beisammenstehn,
Blau, weiß und rosa, klar und licht,
Der Erde süßestes Ostergedicht.

An ihnen dir ein Beispiel zu nehmen,
Sollst du, ach Mensch, dich keineswegs schämen!

Vergiss dein Gehirn eine Weile und sei
Gedankenlos dem lieben Leben
Blumeninnig hingegeben;
Vergiss dein Begehren, vergiss dein Streben
Und sei in seliger Einfalt frei
Des Zwangs, der dich durchs Hirn regiert!

Er hat dich freilich hoch geführt
Und vieles dir zu wissen gegeben,
Aber das allertiefste Leben
Wird nicht gewusst, wird nur gespürt.
Der Blumen zarte Wurzeln fühlen
Im keimlebendigen, frühlingskühlen
Erdboden mehr von ihm als du.
Und bist doch auch ein Kind der Erde.
Dass sie nicht sinnenfremd dir werde,
Wende ihr heut die Sinne zu!

Das ist der festlich tiefe Sinn
Der Ostertage: Mit Entzücken
Sollst du zum Mutterschoß dich bücken.
Gib heut, o Mensch, dich innerst zu beglücken,
Der Mutter Erde frühlingsfromm dich hin!

 

Otto Julius Bierbaum (28 juni 1865 – 1 februari 1910)
De oude markt met de katholieke kerk in Grünberg, de geboorteplaats van Otto Julius Bierbaum

 

De Nederlandse dichteres en vertaalster Eva Gerlach (pseudoniem van Margaret Dijkstra) werd geboren in Amsterdam op 9 april 1948. Zie ook alle tags voor Eva Gerlach op dit blog.

 

Veergeld 1

Liggen we ’s nachts met de doden die op ons gaan zitten
ons strelen met handen van talk bergamot en citroen

bij elke beweging levender: Han met de tanden
Mentja met puilende ogen, iets in ons haalt ze over

door te gaan, toe dan, aderen zwellen op
vellen als gedroogd bloemblad, een schrift van verwarring

verwijzing: nu wil ik mijn oma
Tsjoetsjoe, trillend, het ei van de struma beweegt

in haar hals en de hel breekt los, rent ze
met loshangend haar, de doden klemmen zich vast

wie zich verstopt kan nooit meer weg, blijft daar
dubbelgevouwen steken zwart in zwart – : liefje

slaap je? ik moet je smoren, jij mij tegelijk!
waar is je kussen, hoe laten ze anders los –

De ochtend wekt ons met geluid van vracht
wagens door de straat, de muren trillen

en we kijken naar buiten, het raam hangt scheef, in de verte
zien we de bergen, maar op de manier van de vlieg.

 

Figuur over de rivier gebogen 2

Zullen we nou nog gaan vissen of niet. Kijk de hengels,
allemaal gisteren voor je gekocht alle twintig,
je kwam niet en ik kon je nergens vinden.

Dus dit is het aas het zoetste zingen en fluiten
en daar staat de picknickmand vol met zelfrijzend verschiet
en hier heb je eersteklas stof waarmee ik je aankleed,

wil je het. Of toch liever
niet nee ik ga al blijf rustig hier bij de graten
schubben en staarten. Verteer maar ik breng je nog wat
.

 

Terug

Vannacht reed ik met je naar wat je zei,
je zat voorop en riep wat je bedoelde.
Wij stopten bij de horizon, daar bloeiden
achter de lage dijk de sterrenvelden.

Toen kwamen kleine dieren uit de greppel
de steil opsprongen tussen jou en mij,
die aten van ons goed en met hun hoeven
verschrikkelijk tegen onze levens sloegen.

Wij veegden elkaar schoon en liepen verder:
kronen zouden wij vlechten; maar er kwam
wind over ijs en water aan geblazen
die ons naar huis en naar gebrek meenam.

 

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948)
Bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs voor poëzie door Kees Fens in 2000

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

PASEN

Daar nog steeds heuvels,
de duisternis, maar
goed te beklimmen, van veraf
naderen de vlaktes , met de wind
mee hun gehuil.

Over het bos. De rivier
komt, de berkenbosjes
gaan tot aan de muur, torens,
sterren rond de koepels, het gouden dak
heft aan kettingen een kruis omhoog.

Daar
in de donkere stilte
licht, zingen, zoals onder
de aarde eerst, klokken, slagen,
van de stemmen het hanengekraai

en omarming van briesjes,
klinkende briesjes, op witte
muurtorens, de hoge
torens van licht, ik heb
jouw ogen, ik heb jouw wang,
ik heb jouw mond,
opgestaan is de Heer, zo roept,
ogen, roep, wang, roep, mond,
roep hosanna.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)
Borstbeeld van de dichter in de Johannes-Bobrowski-Bibliotheek in Berlijn- Friedrichshagen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e april ook mijn blog van 9 april 2020 en eveneens mijn blog van 9 april 2019 en ook mijn blog van 9 april 2018 en ook mijn blog van 9 april 2017 deel 2.

Great and Holy Saturday (Madeleine L’Engle), Hanz Mirck, Johannes Bobrowski

 

Bij Stille Zaterdag

 

Stille Zaterdag door Eugene Burnand, 1907-1908

 

Great and Holy Saturday

Death and damnation began with my body still my own,
began when I was ousted from my place,
and many creatures still were left unnamed.
Gone are some, now, extinct, and nameless,
as though they had never been.
In hell I feel their anxious breath, see their accusing eyes.
My guilt is heavier than was the weight of flesh.

I bear the waste of time spent in recriminations
(“You should not have…” “But you told me…” “Nay, it was you who…”).
And yet I knew my wife, and this was good.
But all good turned to guilt. Our first-born
killed his brother. Only Seth gave us no grief.
I grew old, and was afraid; afraid to die, even knowing
that death had come, and been endured, when we
were forced to leave our home, the one and only home a human man
has ever known. The rest is exile.
Death, when it came, was no more than a dim
continuation of the exile. I was hardly less a shadow
than I had been on earth, and centuries
passed no more slowly than a single day.

I was not prepared to be enfleshed again,
reconciled, if not contented, with my shadow self.
I had seen the birth of children with all its blood and pain
and had no wish ever to be born again.

The sound, when it came, was louder than thunder,
louder than the falling of a mountain,
louder than the tidal wave crashing down the city walls,
stone splitting, falling, smashing.
The light was brutal against my shaded eyes,
blinding me with brilliance. I was thousands
of years unaccustomed to the glory.
Then came the wrench of bone where bone had long been dust.
The shocking rise of dry bones, the burning fleshing,
the surge of blood through artery and vein
was pain as I had never known that pain could be.
My anguished scream was silenced as my hand was held
in a grip of such authority I could not even try to pull away.
The crossed gates were trampled by his powerful feet
and I was wrenched through the chasm
as through the eye of the hurricane.
And then—O God—he crushed me
in his fierce embrace. Flesh entered flesh;
bone, bone. Thus did I die, at last.
Thus was I born.
Two Adams became one.
And in the glory Adam was.
Nay, Adam is.

 

Madeleine L’Engle (29 november 1918 – 6 september 2007)
De Church of the Resurrection in Manhattan, New York, de geboorteplaats van Madeleine L’Engle

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Verschijningsvormen. Een kruisweg met dertig staties…

  • 1             Op wie alle eerste woorden hoorden, ook later.
  • 2             Die uit de knop kwam. Die bloeide. Die vrucht droeg. Die het kwadraat was van zichzelf. Van hen samen. Van hem. Appel van zijn stam, stam van zijn appel.
  • 3             Die donker was en bitter smaakte. En toch zoet.
  • 4             Met wie hij in een kwartet zat. Drie ervan stonden op de foto, met twee schreven ze een gedicht, haar alleen zag hij nooit meer terug. De tweede schreef niet meer, de derde zag hij nog eens met een eendenbek op TV.
  • 5             Die niet de vijfde maar wel zijn zevende wilde wezen.
  • 6             Die hem vroeg ‘Doe mij pijn’. Of hij zo lief zou willen zijn.
  • 7             Die hem tot aan de kerkdeur, die hem onder de ogen van de paus, die dronken werd van de miswijn, over wie hij niet biechtte.
  • 8             …over wie hij wel dacht, maar niets opschreef.
  • 9             Maar dan ook echt niets.
  • 10           Die werkte als bibliothecaresse waarvan hij dacht dat ze Tonke Dragt was (van wie hij geloofde dat zij een jonkvrouw was).
  • 11           Die in dezelfde trein de weg kwijtraakte.
  • 12           Die steeds zo eenzaam was; ze bleef het. Maar nu in Brussel.
  • 13           Die hij haatte omdat ze niet bekende; die hij niet bekende omdat hij haar haatte.
  • 14           Die praatte en praatte maar niets zei, halt hield maar niet wachtte, niet waarschuwde maar uitdaagde, heel zachtjes schreeuwde.
  • 15           Die meer zei dan er te zeggen bestond.
  • 16           Waarmee hij nooit sprak maar wier boodschappers men in koptelefoons kon horen galopperen en die beeldschermen deden trillen.
  • 17           Van wie het valse hondje zuiver werd toen het hem zag.
  • 18           Was hij nog niet en zij geen zestien. Geen auto en geen brommer dus, alleen een mandje dat met een touw op en neer kon de balustrade langs van haar balkon.
  • 19           Die op nummer 19 woonde. Of op 91, daar wil ik af zijn. Maar hij loopt er zo naartoe.
  • 20           Die twintig was geworden alsof ze dertig was. En nu dertig werd alsof ze twintig was. Eerst   was ze teveel, nu bleef er weinig meer van haar heel. Teveel van hem genomen, teveel aan hem verloren. Waar zou ze dat nu moeten gaan halen?
  • 21           Zij die geen woord zei. Ook toen niet.
  • 22           Hij gaf een vals adres op; zij een niet-bestaand telefoonnummer.
  • 23           Die te gemakkelijk was. Veel te gemakkelijk. Nee, echt, hou op.
  • 24           Die dacht dat het gedicht over haar ging. (Of over hem.)
  • 25           Naar wie hij keek als ze sliep.
  • 26           Die een engel was. Die angstaanjagend was en hij: zag niets daarvan.
  • 27           Die Vergilius te wonen wist. En een vrijgeleide voor de hel klaarlegde. Konden ze gezellig samen…
  • 28           Die hij uit achtentwintig dames zou herkennen, blindelings of dovelings, geboeid of geslagen.
  • 29           Die wilde dat het kon. Maar het kon niet dat hij het wilde.
  • 30           Zij. Die het verleiden eenvoudig oversloeg.
  • 31           Die haar handschoenen uitleende om terug te brengen.
  • 32           Op wier parfum hij verliefd werd. (Als ze de naam ervan prijsgeeft, zal hij ze een schadeclaim   sturen…)
  • 33           Die dat allemaal was. en meer. En niets van dat al.

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

DE KERK
«Verlicht mijn verdriet»

Boven de muren,
steen, boven de bogen
de koepels van wind, samengevoegd
onder de hemel, oud,
die met veerboten en vlotten komt,
die voor de avonden uit
zingt, bijenrook vaart met hem mee, adem
van de frambozenstruik, laat –
wanneer de vrouwe der velden,
met ronde ogen, wit haar,
verstijft met haar smalle armen,
licht, een essenboom,,
handen uit bladeren als wolken,
van de heide de bittere lucht
opvangt en de drank
naar de mond brengt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen (Jacqueline van der Waals), William Wordsworth

 

Bij Goede Vrijdag

 

De kruisdraging door Jacob Jordaens, 1657

 

Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen

Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt,
Het kwaad, gekruisigd God, dat Gij gedaan hebt,
Waaraan Uw volk U schuldig heeft bevonden,
Noem mij Uw zonden.

Gij wordt gegeseld en gekroond met doornen,
Geminacht als de minste der verloornen,
En als een booswicht, die zijn straf moet dragen,
Aan ’t kruis geslagen.

Zeg mij, waarom men U aldus gehoond heeft,
U dus, mijn vorst, gescepterd en gekroond heeft,
– Om voor mijn schuld verzoening te verwerven,
Moest Gij dus sterven?

Hoe vreemd, dat voor de schapen zijner weide
De herder zelf ter slachtbank zich liet leiden,
De heer zich voor de schulden zijner knechten
Aan ’t kruis liet hechten!

O wonderbare Liefde, die ons denken
Te boven gaat, wat kan mijn liefde U schenken,
Wat ooit bereiken met de arbeid mijner dagen,
Dat U behage?

O Liefde, voor dit offer van Uw leven,
Wat kan ik dan mijzelf ten offer geven,
Opdat ik nooit, hetzij ik leve of sterve,
Uw liefde derve.

 

Jacqueline van der Waals (26 juni 1868 – 29 april 1922)
De Paleiskerk in Den Haag, de geboortestad van Jacqueline van der Waal

 

De Engelse dichter William Wordsworth werd geboren op 7 april 1770 in Cockermouth, Cumberland. Zie ook alle tags voor William Wordsworth op dit blog.

 

De wereld is ons te nabij

De wereld is ons te nabij: wij gaan
Ten onder aan verspillen en verkrijgen.
Van de natuur is ons maar weinig eigen,
Ons hart, pover geschenk, is afgestaan.
Die zee, haar borst ontblotend voor de maan;
De winden, die ons ieder uur bedreigen,
Nu slaperig, als bloemen die zich neigen –
Wij zijn er niet op afgestemd, verdaan
Is alles wat ons raakt. O God! Indien
Ik heidens was, in oud geloof geboren,
En staand in deze blijde beemd misschien
Een glimp opving, was ik niet zo verloren;
Dan kon ik Proteus in de golven zien
En de omkranste hoorn van Triton horen.

 

Vertaald door Wiebe Hogendoorn

 

William Wordsworth (7 april 1770 – 23 april 1850)
Portret door Henry Edridge, 1804

 

Zie voor nog meer gedichten bij Goede Vrijdag ook alle Goede Vrijdag tags op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e april ook mijn blog van 7 april 2021 en ook mijn blog van 7 april 2020 en eveneens mijn blogs van 7 april 2019

Das Abendmahl (Rainer Maria Rilke), Kazim Ali

 

Bij Witte Donderdag

 

Het Laatste Avondmaal, Fresco door Leonardo da Vinci in
het dominicaner klooster Santa Maria delle Grazie in Milaan, 1495 – 1498

 

Das Abendmahl

Sie sind versammelt, staunende Verstörte,
um ihn, der wie ein Weiser sich beschließt
und der sich fortnimmt denen er gehörte
und der an ihnen fremd vorüberfließt.
Die alte Einsamkeit kommt über ihn,
die ihn erzog zu seinem tiefen Handeln;
nun wird er wieder durch den Wald wandeln,
und die ihn lieben werden vor ihm fliehn.
Er hat sie zu dem letzten Tisch entboten
und (wie ein Schuß die Vögel aus den Schoten
scheucht) scheucht er ihre Hände aus den Broten
mit seinem Wort: sie fliegen zu ihm her;
sie flattern bange durch die Tafelrunde
und suchen einen Ausgang. Aber er
ist überall wie eine Dämmerstunde

 

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
De St. Nicolaaskerk in Praag, de geboortestad van Rainer Maria Rilke

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Kazim Ali werd geboren op 6 april 1971 in Croydon, Engeland. Zie ook alle tags voor Kazim Ali op dit blog.

 

Exit-strategie

Ik hoor het geluid van de sproeier buiten, niet het zachte soort waar we vroeger doorheen renden
maar de harde soort die in één richting zwiept, dan terugdraait en opnieuw begint.

Gisteravond waren we van plan om het witte argument van de Melkweg te vinden
maar we zijn twintig jaar te laat. Gisteravond heb ik de laatste sterrenkijker
lelie afgesneden om in mijn haar te dragen.

Vanmorgen, de moeilijkste aardrijkskundequiz die ik ooit heb gedaan: hoe draag je
jezelf van berg naar meer naar woestijn zonder iets achter te laten?

Misschien had ik harder moeten werken.
Misschien had ik er beter op kunnen letten.
Een berg die ik niet heb beklommen. Muziek waar ik naar verlangde maar niet kon bereiken.

Ik reis zonder kaarten, freestyle mijn geschriften, doe alsof de lucht adequaat
mijn spirituele overtuigingen vertegenwoordigt.

De sproeier stopt ermee. Het gras zal nat zijn.
Ik ben nog niet eens op pagina 2 van mijn leven gekomen en ik ben waarschijnlijk meer dan halverwege,
wie weet wat voor wezen ik zal worden.

 

Kazim Ali (Croydon, 6 april 1971)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Witte Donderdag ook alle Witte Donderdag tags op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e april ook mijn twee blogs van 6 april 2019.

Palmsonntag I (Franz Alfred Muth), Thomas Glavinic, Peter Huchel

 

Bij Palmzondag

 

Palmpasen door Cornelis ‘Kees’ Andréa (1914-2006), z.j.

 

Palmsonntag I

Jubelnd, Palmen in den Händen,
Palmen streuend auf den Pfad,
Neuen Frühlings süße Spenden,
Um den Herrn die Menge nah`t.

Kinderunsschuld, Männer, Frauen,
Immer größer wird die Schar,
Alle auf de Einen schauen,
Auf den König wunderbar.

„Hosianna, Jesse`s Rose,
Fürst der Friedenspalmen schwingt,
Der aus dunklem Todesschlooße
Leben neu der Erde bringt!”

Doch der Herr schaut düster ragen
Schon des Kreuzes dürren Stamm,
Sieht sich selbst daran geschlagen
Als der Sünder Opferlamm

Was gesündigt war vom Stolze,
Wird durch Demut nun gebüßt;
Aus dem dürren Todesholze
Licht des Lebens Palme sprießt.

Und die Welt mag Palmen brechen:
Unschuld, Liebe, Opfersinn!
Mag in Himmelsfrieden sprechen:
„Dank, daß ich erlöset bin!”

 

Franz Alfred Muth (13 juni 1839 – 3 november 1890)
De Liebfrauenkirche in Hadamer, de geboorteplaats van Franz Alfred Muth

 

De Oostenrijkse schrijver Thomas Glavinic werd geboren op 2 april 1972 in Graz. Zie ook alle tags voor Thomas Glavinic op dit blog.

Uit: Unterwegs im Namen des Herrn

„Der alte Kappenmann steigt ein und versucht mit dem Reiseleiter ein persönliches Gespräch zu beginnen, wird von diesem jedoch schroff nach hinten gescheucht.
Wir rollen auf den slowenischen Grenzposten zu. Ein vollbärtiger Beamter winkt uns durch. Rudi steuert den Bus wieder auf die Autobahn, und der Reiseleiter gibt über Mikrophon bekannt, dass in Slowenien immer der Rosenkranz gebettet werden muss, weswegen wir jetzt sofort den
Vorbetter brauchen.
Schweigen. Auch die vier Frauen neben mir schauen aus dem Fenster.
»Einen brauchen wir. Herr Thomalla! Ach so, Entschuldigung, Domweber. Nicht? Frau Josefa? Bitte, Frau Josefa!«
Schweigen. Der Reiseleiter steht im Gang und wirft durchdringende Blicke auf die Pilger.
»Herr Ludwig? Ach so, Leo, Entschuldigung. Herr Leo, doch! Kommen Sie! Nein? Herr Jim? No?«
Stille. Der Reiseleiter starrt nach hinten.
»Gar niemand? Einer muss doch. Frau Andrea, Sie können das. Aber sicher! Ach so, Anna! Am Anfang hab ich immer die Namen noch nicht so intus.«
Stille. Der Reiseleiter starrt nach hinten.
»Herr Stefan? Resi? Die Resi vielleicht diesmal? Ach so, Rosi, meiner Seel.«
Zwei, drei, vier Minuten unerträgliche Stille. Die Szene
wird immer bizarrer. Seit fünf, seit sechs, seit sieben Minuten steht der Reiseleiter vor uns, der Bus wackelt, der Reiseleiter wackelt, der alte Reiseleiterkopf wackelt bekräftigend
auf und ab, die dürren Hände krümmen sich zu einem flehenden Bittebitte um das Mikrophon. Wieder und wieder machen diese greisen Hände bitte-bitte. Bitte-bitte, bitte-bitte, bitte-bitte. Und der Kopf nickt: Ja! Ja! Ja! Oja! Und mir fällt plötzlich auf, dass er sich nur zwei Namen problemlos
gemerkt hat: Thomas und Ingo.
Nachdem eine weitere lange Minute vergangen ist, verändert sich etwas an seiner Miene. Er fixiert jemanden, das merke ich. Er sagt nichts, schaut aber eine Person im hinteren Teil des Busses unverwandt an. Dabei geht der Kopf begütigend auf und ab, ja, oja, bitte-bitte. Es sieht so grotesk aus, dass ich nicht einmal einen Schluck Wasser nehmen kann, weil ich am Wackelgesicht des Reiseleiters hänge, dessen Blick irgendjemanden hinter mir gnadenlos durchbohrt.“

 

Thomas Glavinic (Graz, 2 april 1972)

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.

 

Winterse psalm

Daar ging ik in de lome kou van de lucht
En liep de weg af naar de rivier,
Zag ik het kuiltje in de sneeuw,
Waar ’s nachts de wind
Met een platte schouder had gelegen.
Zijn breekbare stem
In de bevroren takken hierboven,
Stootte zich aan de illusie van witte lucht:
“Alles wat begraven ligt, kijkt me aan.
Moet ik het uit het stof tillen
En aan de rechter laten zien? Ik zwijg.
Ik wil geen getuige zijn.”
Zijn gefluister stierf weg,
Door geen vlam gevoed.

Waar je valt, o ziel,
Niet weet het de nacht. Want er is niets
Dan van vele wezens de stomme angst.
De getuige stapt naar voren. Het is het licht.

Ik stond op de brug
Alleen voor de lome kou van de lucht.
Ademt nog steeds zwak,
Door de keel van het riet,
De bevroren rivier?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e april ook mijn blog van 2 april 2022 en ook mijn blog van 2 april 2020 en eveneens mijn blog van 2 april 2019 en ook  mijn blog van 2 april 2018 deel 2 en eveneens deel 3.