Frei von Tod und Banden (Annette von Droste-Hülshoff), Pim te Bokkel, Jay Parini

 

 

Stilleven met paaseieren door Gabriele Münter, 1921

 

Frei von Tod und Banden

Vom Grabe ist der Herr erstanden
und grüßet, die da sein.
Und wir sind frei von Tod und Banden
und von der Sünde Moder rein.

Ich soll mich freun an diesem Tage.
Ich freue mich, mein Jesu Christ.
Und wenn im Aug’ ich Tränen trage,
du weißt doch, daß es Freude ist.

 

Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Burg Hülshoff bij Münster, de geboorteplaats van Annette von Droste-Hülshoff

 

Bij het begin van april

April morning, Hewood door Lucien Pissarro, 1941

 

Allengs

April, april
en tergend langzaam groeit het gras.
Nog breekt de zon niet door.

Kauwtjes houden voor elkaar de wacht.
Ze diepen uit de grond
het on-ontkiemde zaaigoed op.

De was hangt aan de lijn
nog natter
na te druipen in het gras.

Het weer is een gemoedsaandoening
van je wereld.
Je wil graag dat het overgaat.

Licht breekt de zon dan door – het daagt.

Je bent er ongedurig nog,
nog hier, nog steeds.

Je ondergaat het razen van de dagen
langzaamaan.

Je wil, je wil.

April.

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)
De Jacobskerk in Winterswijk

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.

 

De kunst van het aftrekken

In de middag, ‘s zomers,
zittend bij de vijver rekende ik het uit.
Aftrekken was
het beste wat ik kon doen als het om inzicht ging.
Haal het huis, de boom en de vogel weg. Weg met muren, echt of ingebeeld.
Zoek naar minder in alles om je heen.
Ik werd een slak met niets anders dan mijn huisje
om verder te dragen. Het was niet
zo erg als je misschien denkt.
Ik heb ook in het woordenboek gesnoeid,
bewaarde alleen zelfstandige naamwoorden zoals stenen langs een pad,
opgeslagen werkwoorden die in één richting bewogen.
Bijkomende woordsoorten
leken zinloos en konden naar de hel lopen.
Ik ben vanmiddag terug, in de herfst,
zit waar ik vroeger zat,
Ik probeer nogmaals mijn hoofd leeg te maken,
trek de laatste dingen af die ik niet nodig heb,
kom slechts uit bij
wat niet losgelaten of gezegd kan worden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jay Parini (Pittston, 2 april 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2020 en eveneens mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.

Paasmorgen (Guillaume van der Graft), Nichita Stănescu

 

 

De Verrijzenis door Francesco Buoneri, (Cecco del Caravaggio), 1650

 

Paasmorgen

Met een van uw beide benen
staat gij nog in het graf.
Gij neemt uw nimbus af,
alweer bijna verdwenen.

Hoe lang laat gij u zien?
Een ogenblik, niet langer.
Moeder aarde ging zwanger
van u, maar heeft sindsdien

niets dan een leegte over:
de heugenis aan uw
verschijning, een schaduw
over het licht geschoven.

Schaduw vertaalt het licht
en stilte zwijgt steen en been,
maar het zaad breekt de steen,
graan kiemt. De dood komt biechten.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
De Heilige Kruisvindingkerk in Rotterdam, de geboorteplaats van Guillaume van der Graft

 

De Roemeense dichter en essayist Nichita Stănescu werd geboren op 31 maart 1933 in Ploieşti. Zie ook alle tags voor Nichita Stănescu op dit blog.

 

Publieke klok met beelden

De stenen openen een oog van steen,
de botten openen een oog van bot.
Elke hond heeft een snuit in plaats van ogen en blaft
met drie snuiten, genereus.
Het is een constante transformatie van ogen in de lucht.
Het oog van de kat verandert in bladeren.
De bladeren murmelen een zoete klaagzang
in de oogkassen van de moederkatten.
Mijn ogen blijven open en mistig.
Mijn oog knippert in de gemeenteraadstoren,
en plotseling bemerk ik in mijn oogkassen,
met kind in de armen, de beelden van Maria.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nichita Stănescu (31 maart 1933 – 13 december 1983)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Pasen ook alle Pasen tags op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e maart ook mijn blog van 31 maart 2020 en eveneens mijn drie blogs van 31 maart 2019. 

Magdalene: At the Grave (Marie Howe), Gerrit Komrij, Paul Verlaine

 

 

Het lege graf door George Richardson, 2006

 

Magdalene: At the Grave

That long-gone year, that late summer afternoon
driving toward the cemetery

and when the rain started falling hard — and then harder
turning back toward home

and then — as if something were pulling me —
pulling into the driveway and back again toward the grave.

Ridiculous as it was to park and kneel where he’d been buried
— to kneel in the rain — I laughed out loud!

After a few minutes, I looked up and saw the other car idling
the driver’s window rolled down.

The tears I wept then were not tears of grief.
How many times must it happen before I believe?

 

Marie Howe (Rochester, 1950)
St. Mary’s Church, Rochester (New York), de geboorteplaats van Marie Howe

 

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Zie ook alle tags voor Gerrit Komrij op dit blog. Gerrit Komrij zou vandaag 80 jaar zijn geworden.

 

Het boze bos

Bij avond wordt het bos zo heel, heel anders;
Het krijgt de kleur van hoge herfsttijlozen.
De bomen gaan lijken op gevouwen handen,
Of, als je maar goed kijkt, op heel erg boze

Wolven, op het punt je te verslinden.
Je was een kind en het bos werd donker:
Je kon het pad haast niet meer vinden,
– O! alles was zo heel erg donker!

Een ander kind zou zijn gaan schreien.
Maar jij niet; jij was frank en vrij
En met een mand vol lekkers bij je
Op weg naar grootmoeders boerderij.

 

Hond

Je wandelt op twee benen van taai-taai
En zingt een kinderliedje van een hond
Waaraan ’t staartje weer wordt aangedraaid,
En die er achteraan loopt in ’t rond.

Je haakt zo niet naar dingen die ze zeggen
Maar gaat een kelder graven in de grond.
Wat zullen we vrolijk zijn. We leggen
Een kaartje en we springen in het rond.

Je wilt toch ook wel eens een veer wegblazen.
Je lacht dat het een aard heeft, maar je mond
Blijft dicht – dan neem je ze te grazen
Door plotseling weer te zingen van die hond.

 

Weg met alles

Je had jezelf nog wel zo voorgenomen
Om nooit meer een ‘gedicht’ te schrijven,
Tot je het weer in je op voelde komen
En niet meer van het papier af kon blijven.

’t Was haast of de zon scheen in de nacht
En of je lachte terwijl iedereen huilde.
Je pennehouder kreeg een zachte vacht
Die zich teder onder je duim verschuilde.

Je lichaam beefde en je begon te gloeien,
Zoals dat bij roodvonk wel het geval is.
En uit het niets stond een vers te bloeien,
Dat je als titel meegaf: Weg met alles.

 

Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)

 

De Franse dichter Paul Marie Verlaine werd geboren in Metz op 30 maart 1844. Zie ook alle tags voor Paul Verlaine op dit blog.

 

Amor geveld

De wind heeft deze nacht de Amor neergeveld
Die in de hoek waar ’t park het raadselachtigst is
Grijnsde en schalks zijn boog spande, wiens beeltenis
Een dag lang onze dromerij heeft vergezeld!

De wind heeft hem vannacht geveld! Er rolt verspreid
Wat marmer in de ochtendbries. Het schrijnt wel diep,
Die lege sokkel, en de naam van wie hem schiep
Die men tussen het lommer amper onderscheidt.

Wat schrijnt het diep, om daar die sokkel te zien staan
Zo heel alleen! en sombere gedachten zeuren
Rond door mijn dromen, en daar kondigt het diep treuren
Een toekomst vol van eenzaamheid en noodlot aan.

Wat schrijnt het! – En ook jij (of niet soms?) bent begaan
Met ’t jammerlijk tafereel, al speelt je fantasie
Lichtzinnig met de purper-gouden vlinder die
Fladdert boven het puin, verstrooid door heel de laan.

 

Vertaald door Arjaan van Nimwegen

 

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
Portret door Gustave Courbet, 1867

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30 maart ook mijn blog van 30 maart 2022 en ook mijn blog van 30 maart 2020 en eveneens mijn blog van 30 maart 2019 en ook mijn blog van 30 maart 2018 en mijn blog van 30 maart 2017 en eveneens mijn blog van 30 maart 2014 deel 2 en ook deel 3.

Karfreitag (Hermann Hesse), Ada Limón

 

Bij Goede Vrijdag

 

Christus op weg naar Golgotha door Giambattista Tiepolo, 1738

 

Karfreitag

Verhangener Tag, im Wald noch Schnee,
Im kahlen Holz die Amsel singt:
Des Frühlings Atem ängstlich schwingt,
Von Lust geschwellt, beschwert von Weh.

So schweigsam steht und klein im Gras
Das Krokusvolk, das Veilchennest,
Es duftet scheu und weiß nicht was,
Es duftet Tod und duftet Fest.

Baumknospen stehn von Tränen blind,
Der Himmel hängt so bang und nah,
Und alle Gärten, Hügel sind
Gethsemane und Golgatha.

 

Hermann Hesse (2 juli 1877 – 9 augustus 1962)
De Stadtkirche in Calw, de geboorteplaats van Hermann Hesse

 

De Amerikaanse dichteres Ada Limón werd geboren op 28 maart 1976 in Sonoma, Californië. Zie ook alle tags voor Ada Limón op dit blog.

 

EEN GOED VERHAAL

Sommige dagen — de gootsteen vol vaat, de salontafel bedolven onder boeken —
zijn zwaarder dan andere. Vandaag heb ik een hoofd vol kakkerlakken,

het duizelt en alles doet me zeer. Vergif in de kaken, achter de ogen,
tussen de schouderbladen. Toch snurkt de hond rechts van me, de kat, links.

Buiten is de massa judasbomen bijna op zijn mooist. Ik zeg tegen een vriendin, Het lichaam
is zo lichamelijk. En ze knikt. Vroeger hield ik van de meest duistere verhalen, de barre

flarden die iemand eruit kon flappen over hoe erg het weleens wordt.
Mijn stiefvader vertelde me eens een verhaal over zijn tijd op straat als jongen,

dat hij ’s nachts soms onder de grillplaat in een fastfoodrestaurant sliep tot
hij en zijn maat werden ontslagen. Ik hield van dat verhaal, waarom weet ik niet,

iets in mij geloofde in het overwinnen van obstakels. Maar op dit moment snak ik alleen
naar een verhaal over het goede in mensen, zoals de keer dat, toen ik maar niet ophield

met huilen omdat ik vijftien was en mijn hart gebroken, hij binnenkwam en me
een kleine pizza voerde die hij in ministukjes had gesneden, tot mijn tranen droogden.

Misschien had ik gewoon honger, zei ik. En hij knikte, het laatste stukje in zijn uitgestoken hand.

 

Vertaald door Jeske van der Velden

 

Ada Limón (Sonoma, 28 maart 1976)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Goede Vrijdag ook alle Goede Vrijdag tags op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 20 maart 2023 en ook mijn blog van 29 maart 2020 en eveneens mijn blog van 29 maart 2019 en ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

Gethsemane (Willem de Mérode), Ada Limón

 

 

Christus in Gethsemane door Giacinto Brandi, ca. 1650

 

Gethsemane

Zij gingen zóó zich in hun leed verdiepen,
Dat zij, schoon op hun elleboog geleund
Om Hem te zien, wel zeiden: hoe Hij kreunt,
Maar dan stil schreiden, snikten en weer sliepen.

Hij bad tot God, Wiens grimmigheid Hem trof.
Die zag in Hem den vuigen mensch der zonde.
En toen Hij nergens troost erlangen konde,
Kroop Hij, een worm, wanhopig in het stof.

Toen sterkte God Hem, dat Hij op kon staan.
Hij riep de jongren: Laat ons henengaan!
Reeds rinkelde het harnas der soldaten.

De fakkels vlamden over schild en kling.
Toen Hij zich overgaf en medeging,
Had zelfs Johannes Hem verschrikt verlaten.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
De Andreaskerk in Spijk, de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

De Amerikaanse dichteres Ada Limón werd geboren op 28 maart 1976 in Sonoma, Californië. Zie ook alle tags voor Ada Limón op dit blog.

 

HET EINDE VAN DE POËZIE

Genoeg van beenderen en matkopmees en zonnebloem
en sneeuwschoenen, esdoorn en zaden, scheuten en samaras,
genoeg chiaroscuro, genoeg van dit en profetie
en de onverzettelijke boer en geloof en onze vader en ’k heb
u lief, genoeg van boezem en bloemknop, huid en god
vergeet niet en sterrenlichamen en bevroren vogels,
genoeg van de wil om door te gaan en niet door te gaan of dat
een bepaald licht een bepaald effect heeft, genoeg
van het knielen en het opstaan en de blik
naar binnen en de blik omhoog, genoeg van het geweer,
het drama, en de zelfmoord van de bekende, de lang verloren
brief op het dressoir, genoeg van het verlangen en
het ego en het uitwissen van ego, genoeg
van de moeder en het kind en de vader en het kind
en genoeg van het wijzen naar de wereld, zwaarmoedig
en wanhopig, genoeg van het gruwelijke en de grens,
genoeg van kun je me zien, kun je me horen, genoeg
ik ben een mens, genoeg ik ben alleen en ik ben radeloos,
genoeg van het dier dat me redt, genoeg van het hoge
water, genoeg verdriet, genoeg van de lucht die rustig maakt,
ik vraag of je me aanraakt.

 

Vertaald door Jeske van der Velden

 

Ada Limón (Sonoma, 28 maart 1976)

 

Zie ook alle tags voor Witte Donderdag op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e maart ook mijn blog van 28 maart 2020 en eveneens mijn blog van 28 maart 2019 en ook mijn blog van 28 maart 2017 en ook mijn blog van 28 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Palmsonntagmorgen (Emanuel Geibel), Joy Ladin

 

 

De intocht in Jeruzalem door Willem van Herp, 2e helft 17e eeuw

 

Palmsonntagmorgen

Es fiel ein Tau vom Himmel himmlisch mild,
Der alle Pflanzen bis zur Wurzel stillt;
Laß dein Sehnen,
Laß die Thränen!
Es fiel ein Tau, der alles Dürsten stillt.

Ein sanftes Sausen kommt aus hoher Luft.
Still grünt das Thal und steht in Veilchenduft;
Göttlich Leben
Fühl’ ich weben,
Ein sanftes Sausen lommt aus hoher Luft.

Wie Engelsflügel blitzt es über Land;
Nun schmück’ dich, Herz, thu an ein rein Gewand.
Sieh, die Sonne
Steigt in Wonne,
Wie Engelsflügel blitzt es über Land.

Macht weit das Thor! Der König ziehet ein,
Die Welt soll jung und lauter Friede sein;
Streuet Palmen!
Singet Psalmen!
Hosianna singt, der König ziehet ein!

 

Emanuel Geibel (17 oktober 1815 – 6 april 1884)
De St. Marienkirche in Lübeck, de geboorteplaats van Emanuel Geibel

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Psalm

Je wilt het alletwee, de zon zijn
en de wolken die hem smoren, het hart
en hart dat het doet breken, zinloos lijden

en de waarheid
die het verlicht. Leuk werk
als je geluk hebt

maar wat geluk betreft
gun ik jou niks. Jij die je voorstelt
als een appel die zijn rood aanzet

binnen mijn bereik, bengelend
aan de laagste tak, een bouquet
van welige hermeneutiek

dat elk moment, triviaal en tragisch, drenkt
in eau d’significance. Want
wat wat heb ik te wensen? Jouw engelen

blakerden de bomen
van het leven en de kennis,
hoewel ik prima rond kon komen

schransend
van hun as. Ook jij
hebt smaak voor as. Naar as. Naar iets

dat brandde lang geleden
en nog altijd brandt
ergens dicht bij mijn mond, de rook van jou

die mijn neus verstopt,
een hulpkreet
die ik in mijn verveling

niet meer horen kan. Jij verleidt me met het fruit
van je intimiteit, infiniteit klef
als sterrenvonkhoning, fijnbepinde borstels

van vergiffenis, het amper herinnerde
koeren van een moeder
die me in slaap zingt tegen haar borst,

mijn eerste fiets, het wellende zongewarmde
moerbeiensap
van immer. Jij wast het doodgaan

van mijn handen weg
en staat daar met
je ondoorgrondelijke trekken

terwijl ik weer sterf. Geen wonder
dat je zo mijn afkeer wekt. Geen wonder
dat ik smacht naar dat je bij me bent, appel vlammend

in de vlammende takvork
die brandt in de schaamstreek der geschiedenis.

 

Vertaald door Joost Baars

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn blog van 24 maart 2021 en ook mijn blog van 24 maart 2020 en eveneens mijn blog van 24 maart 2019 en ook mijn blog van 24 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Zie ook alle tags voor Palmzondag op dit blog.

Tuin van Epicurus (Ida Gerhardt), Aschermittwoch (Otto Baisch)

 

 

Koppel op het balkon door Raphael “Rafi” Perez, 2004

 

Tuin van Epicurus

(voor de vrienden)

Gij die in eenvoud wilt tezamenhoren,
de tiende jaarkring sloot om onze dis,-
waar vriendschap open als het zonlicht is
werd ons een ongepeild geluk beschoren.

In arbeid werd der uren goud ontgonnen;
de volle rijkdom van het eigen ik
vindt ieder terug, gespiegeld in de blik
van wie aan hèm zijn klaarte heeft gewonnen.

Zie naar het licht-hoe kleurt het mild en stil
ons samenzijn. Wat grenzen zijn gesteld
aan wie het nodige slechts nemen wil?

Nog ongeweten wegen zult gij gaan.
Vriendschap-gij hebt haar reinigend geweld
alreeds beseft. Zo weet: zij ving pas aan.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Gorinchem. De geboorteplaat van Ida Gerhardt

 

 

Aswoensdag door Glenn Brady, 2007

 

Aschermittwoch

Der Morgen graut, der erste Tag der Fasten
Erhellt zu früh der Kammer stillen Raum.
Wie gerne möchte wohl der Schläfer rasten,
Ein flüchtig Glück verlängern noch im Traum!
Umsonst, der Schlummer liebt nicht, da zu weilen,
Wo man so spät um seine Gunst gefreit;
Er wartet kaum, bis sich die Giebel teilen,
Entflieht mit stillem Hohne vor der Zeit.

Wozu nun auf dem Bett herum sich werfen,
Wenn man um Ruhe sich vergebens quält?
Nein, lieber auf, damit die schlaffen Nerven
Der frische Hauch des Morgens wieder stählt.
Da liegen sie verstreut, die bunten Fetzen,
In die du gestern tändelnd dich gehüllt;
Was zögerst du, den Fuß darauf zu setzen?
Sie haben ihre Absicht doch erfüllt!

Dort grinst die hohle Larve dir entgegen,
Die deine wolkenvolle Stirn umschloss.
Du seufzest! — Ist so viel daran gelegen,
Dass für ein Jahr die Narrenzeit verfloss?
Wehmütig schüttelst du das Haupt; nicht solches,
Von gestern nicht ist dein geheimes Leid?
Dir hat die Spitze eines gift’gen Dolches
Die Brust getroffen schon vor langer Zeit?

Vor langer Zeit! Es schweifen die Gedanken
Zurück zu Tagen, reich an seltener Pracht,
Da glückverheißend, licht und ohne Schranken
Die weite Welt entgegen dir gelacht;
Da deines eignen Herzens reines Streben
Dir Bürge schien für jedes Herzens Wert;
Da du im unscheinbarsten Menschenleben
Den Wiederglanz der Göttlichkeit verehrt.

Was war dein Los? Du wurdest nicht verstanden,
Weil sie, die deine Ideale sahn,
Von ihrem eignen Wesen nichts drin fanden,
So deuchte sie dein Streben eitler Wahn.
Man stieß dich ab, man schalt dich einen Schwärmer,
Mit Füßen tretend, was dein Höchstes war,
Und jeden Tag um eine Hoffnung ärmer,
Warst du in kurzem aller Hoffnung bar.

Nur einmal — o! du kannst es nicht vergessen;
Aus deinen Augen stammt ein lichter Strahl,
Gedenkst du, wie ein Herz, das du besessen,
Dir das Entbehrte all ersetzt zumal.
Sie war ein Kind, berührt von keinem Wehe,
Von keinem bösen Hauch der Welt entweiht,
Voll Lust und Leben gleich dem jungen Rehe,
Das wild erwuchs in Waldeseinsamkeit.

Du kamst herzu, sie lauschte deinen Reden,
Ihr dunkles Auge sah zu dir empor-,
Du grubst ins Herz dir ihrer Züge jeden,
Dass nimmermehr ihr Bild sich draus verlor.
Du sangst ein Lied ihr vor von stillem Sehnen,
Und leise sang sie Ton um Ton dir nach,
Bis plötzlich sie ein Strom von heißen Tränen
Inmitten des Gesanges unterbrach.

Da war der Bann gelöst: die Herzen schlugen
Einander zu, von süßem Glück berauscht;
Wenn Aug’ in Auge wechselnd sich befrugen,
Wie ward beredte Zwiesprach‘ ausgetauscht!
Doch wolltest du dein Glühn in Worte fassen,
Bestürmtest sie um einen Liebesschwur,
Dann bangte sie, beschwor dich, abzulassen:
„Ich darf ja nicht!” Dies eine sprach sie nur.

Drauf eines Abends weiltet ihr beisammen,
Und rührend sang sie jenes alte Lied
Von zweien Herzen, deren Liebesflammen
Der Einspruch eines harten Vaters schied.
Dir ward es eng ums Herz, du bliebst beklommen,
Als längst verklungen waren Sang und Spiel;
Matt lächelnd sprach sie, als sie’s wahrgenommen:
„Wer fragt nach einem Liede denn so viel?”

Du aber brauchtest bald nicht mehr zu fragen.
Dem kalten Fremdling gab man ihre Hand,
Zwang sie, mit ihm, dem nie ihr Herz geschlagen,
Dahinzuwandern in ein fernes Land.
Still brannte deine Wunde wohl noch lange,
Bis endlich auch der Schmerz dir Abschied gab
Und über deine Stirn, auf deine Wange
Sich Ruhe senkte, eisig wie das Grab.

Nun scheinen all die goldenen Jugendträume
Dir hohl und nichtig wie das Maskenspiel,
Das prunkvoll zog durch feenhafte Räume
Und mit dem Hahnenschrei in nichts zerfiel;
Doch jeder Zug im bleichen Angesichte
Und jedes Zucken deiner Lippen fragt,
Warum mit seinem trostlos kalten Lichte
So früh des Lebens Aschermittwoch tagt.

 

Otto Baisch (4 mei 1840 – 18 oktober 1892)
Dresden, de geboorteplaats van Otto Baisch

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn blog van 14 februari 2023 en ook mijn blog van 14 februari 2019 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Maskerade (Toon Hermans), Richard Blanco

 

 

Pour le retour du Carnaval….door Philippe Walle, 2023

 

Maskerade

Dit is de tijd van het grote vermommen,
voor armen en rijken, voor wijzen en dommen,
we sieren het lijfje, de voetjes, de kop,
en zetten er prachtige mijtertjes op.

Omhangen de knoken met T-shirts en ‘swetters’
en schrijven de borst en de ruggen vol letters,
we klunzen en strikken, met helmen en hakken,
met bloezen en biezen, met kralen en jakken.

De een kiest de smoking, de ander de vodden,
drapeert zeer zorgvuldig de ‘modische’ todden,
de een in de jurk van het strikt progressieve,
de ander is listig vermomd in het lieve.

Er zijn er die lopen in ziekelijke slepen,
neurotische moppen en ruiten of strepen,
er zijn er die vaak tot in lengte van dagen
het kinderlijk kleed van de onschuld nog dragen.

Maar dat is de mens, zie hem gaan, sla hem gade.
Wie schuilt er achter deze unieke façade?
Zo was hij gisteren en zo is hij morgen,
het eigenste ik blijft angstvallig verborgen.

De mens is een kei in de kunst van ’t vermommen,
het hoort bij het spel van ‘wie hoog is of laag’,
een dier is een dier, en de blommen zijn blommen,
maar Jansen. ..Wie Jansen is …da’s nog een vraag.

 

Toon Hermans (17 december 1916 – 22 april 2000)
Carnaval in Sittard, de geboorteplaats van Toon Hermans

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

Sindsdien onvoltooid

Ik schrijf dit al sinds
de zomer waarin mijn grootvader
mij leerde hoe ik een grassprietje
tussen mijn duimen moest houden
en het moest laten fluiten, sinds
ik voor het eerst leerde groen
te maken van blauw en geel,
papier in sneeuwvlokken veranderde, geloofde
dat een zeeschelp de zee echode,
en dat er geen einde aan de zee kwam.

Ik schrijf dit al sinds
er een mus mijn klas binnen vloog
en tegen het raam te pletter sloeg,
op een bedje van tissues werd gelegd
in een schoenendoos bij de schommels, sinds
de ochtend dat ik voor het eerst
op de wastafel in de badkamer stond om te kijken
hoe mijn vader zich schoor, sinds onze ogen
elkaar ontmoetten in die mistige spiegel, sinds
mijn moeder de splinter
uit mijn duim trok, mijn bloed kuste.

Ik schrijf dit al sinds
de vrouw met wie ik sliep in die nacht
van mijn vaders wake, sinds
mijn grootmoeder mij voor het eerst
flikker noemde en ik zweeg, sinds
ik haar vergaf haar en mijn lichaam
hard tegen Michael drukte
op de dansvloer bij Twist, sinds
de jaren die ik doorbracht met een martini
en mannen waarvan ik wist dat ik er niet van kon houden.

Ik schrijf dit al sinds
de nacht dat ik stopte langs de weg
bij Big Sur en mijn ogen vielen op
de waanzin van de sterren, sinds
die maanden bij het keukenraam
kijkend naar de sneeuw die naar beneden kwam
als neerslag van een wanhoop waar ik
geen woord voor had, sinds ik gestopt ben
met zoeken naar een naam en ik
mezelf tiktak in een hangmat terugvond
niets vragend van de hemel.

Ik schrijf dit al sinds
de lente, dat ik de kleine blaadjes bestudeerde
op de eiken, trillend als motten,
in contrast met de eeuwenoude veldstenen
ontdaan van sneeuw, maar voor altijd
werk in uitvoering, sinds vanavond
met de bevochten maan achter
de takken die de wereld bespioneren –
hetzelfde als hij altijd al was – perfect
onvoltooid, mijn bril en pen
weer rustend op het nachtkastje.

Ik schrijf dit al sinds
mijn ogen minder begonnen te zien,
mijn knieën meer pijn deden, sinds
ik begon takjes, veren op te rapen,
en zonder reden mooie steentjes
te verzamelen op de veranda, waar
ik zit te lezen en naar de zonsondergang kijk,
zoals mijn grootvader elke dag deed,
me hem herinner en hoe ik
een grassprietje kan laten fluiten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2023 en ook mijn blog van 13 februari 2022 en ook mijn blog van 13 februari 2019 en eveneens mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Prinz Karneval (Rudolf Karl von Gottschall), John Hennessy

 

 

Allez, un petit carnaval door Philippe Walle, 2020

 

Prinz Karneval

Die Fahne hoch in freiem Flug,
Und hinterdrein ein langer Zug
Von lustigen Gesellen!
Prinz Karneval ist eingekehrt,
Die Pritsche ist sein Heldenschwert,
Es klingeln seine Schellen.

Fort alles, was das Herz bedrängt,
Was uns in enge Fesseln zwängt,
Die Heuchelei und Lüge!
Das kühne Wort schlägt zündend ein
Und fegt die dumpfen Lüfte rein
Für freie Atemzüge.

Und des Champagners Glut erhellt
Mit rosigem Schimmer Herz und Welt,
Und Gram und Sorge schwinden,
Und schöne Tage, längst verträumt,
Erstehn zum Leben lichtumsäumt,
Uns neuen Kranz zu winden.

Die Maske vor in Spiel und Scherz,
Die Maske fort von Geist und Herz,
Die wir im Leben tragen!
Heut hat die Narrheit Feiertag
Und ohne jeden Schleier mag
Sie selig sich behagen.

Du Prinz und Herr im Narrenreich,
Du bist beschwingten Faltern gleich,
Die farbenprächtig funkeln –
Doch naht mit seinem Mottenflug
Der Aschermittwoch früh genug,
Dein Leuchten zu verdunkeln.

Bald löscht er aus der Lichter Glanz,
Hat wie gespenstigen Totentanz
Den Maskenscherz vertrieben;
Doch blieb ein Leuchten noch zurück,
Und Funken sind’s von Lust und Glück,
Die aus der Asche stieben.

 

Rudolf Karl von Gottschall (30 september 1823 – 21 maart 1909)
De katholieke St. Maria Magdalenakerk in Wrocław (vroeger Breslau), de geboorteplaats van Rudolf Karl von Gottschall

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter John Hennessy werd geboren in 1965 in New Jersey. Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog. Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog.

 

Half juni

Het is zo donker als je op East Hill Road loopt
Dat we elkaar niet meer zien,

wat maakt het uit? Het silhouet
van bomen die de hemel vullen, mist die daalt,

onze lichamen gehaast, lastig, opnieuw uitgevonden.
Ooit zou ik getrouwd zijn,

Zeg je. Om ons heen dringt geen licht
binnen. Het dennenbos heeft zich

vast zich in zichzelf opgesloten, een water
lichaam wordt dieper. Hij klom net

van het dak af
toen hij viel,

zeg je. Drie verhalen.
Je hand maakt een rechte lijn

in de lucht, hij stopte gewoon met voelen.
Ik herinner me de verborgen weide,

dicht met zwenkgras en torenbloem.
Ik vraag me af of hij je herkende

daarna, als je daar stond en zei
wie ben ik

om je eraan te herinneren? Voel iets.
Waar de weg eindigt, keren we

terug, en voor een keer begrijp ik
het blinde hart dat rondtast, de manier waarop

taal ons gebruikt: vlierbes, vingerhoeds-
kruid, de roze trompetten van de ochtend

weerklinken op het vliegveld.
Er is geen pijn die je niet kunt ontdenken.

Om ons heen steekt een trage wind op.
Hij zal tenminste nooit verdriet voelen,

zeg je, en ik denk dat ik je zie,
je armen zwaaien

langs je lichaam, niet in staat om te kiezen
waar je zonder kunt leven.

 

John Hennessy (Philadelphia, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e februari ook mijn blog van 12 februari 2023 en ook mijn twee blogs van 12 februari 2022 en ook mijn blog van 12 februari 2019 en ook mijn blog van 12 februari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Vanavond hebben alle mannen (C. J. Kelk), Carnavalsavond (Linda Pastan)

 

 

The Carnaval door Philippe Walle, 2023

 

Vanavond hebben alle mannen

Vanavond hebben alle mannen
sterren op hun hoofd gespannen,
kruizen op hun rug gedaan
en zijn naar het bal-masqué gegaan.

Vanavond hebben alle vrouwen
jurken met versierde mouwen.
Zij dragen bloemen overal
en trippelen naar het carnaval.

Vanavond hebben alle kinders
vleugels als verheugde vlinders –
en ze fladderen komiek
op de maat van de muziek…

 

C. J. Kelk (28 augustus 1901 – 25 december 1981)
Carnaval in Amsterdam, de geboorteplaats van C. J. Kelk

 

Carnival Evening door Henri Rousseau, 1886

 

Carnavalsavond

Ondanks de enorme avondlucht,
uitgespreid over het grootste deel van het canvas,
de maan niet meer
dan een doffe munt, saai en plat,

in een gedevalueerde koers;
ondanks dat de bomen zelf zo donker zijn,
zich naar boven uitstrekkend als smekelingen,
volkomen bladloos; ondanks wat een gezicht
zou kunnen zijn, ontdaan van gevoel, gekeerd
in hun richting,

stralen de twee kleine figuren
onderaan dit schilderij
dapper in hun carnavalskleding,
alsof de hele donker wordende wereld
de lichten dimt voor een party

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)
Mardi Gras (Fat Tuesday) im New York, de geboorteplaats van Linda Pasta

 

Zie voor de schrijvers van de 11e februari ook mijn blog van 11 februari 2023 en ook mijn blog van 11 februari 2021 en ook mijn blog van 11 februari 2019 en eveneens mijn blog van 11 februari 2018 deel 2.

Zie ook alle tags voor carnaval op dit blog.