April (William Stanley Braithwaite), Sandro Veronesi, Jay Parini

 

Bij het begin van de maand april

 

April Skies door William Wendt, 1910

 

April

At morn when light mine eyes unsealed
I gazed upon the open field;
The rain had fallen in the night —
The landscape in the new day’s light
A countenance of grace revealed
Upon the meadow, wood and height.

The sun’s light was a smile of gold,
Ere shut by sudden fold on fold
Of surging, showering clouds from view;
No sooner hid than it broke through
A tearful smile upon the wold
Where earth reflected heaven’s blue.

Each separate divided part
Of day, was as the threefold art
Of God, who dreamed three dreams and made
The morning, noon, and night parade
In ever changing guise athwart
The day’s hours, in His dreams arrayed.

The sky was as a canvas spun
To paint the new spring’s nocturns on;
A blended melody of tints —
The sea’s hue, and the myriad hints
Of garden-closes, when the sun
Hath stamped the work of nature’s mints.

 

William Stanley Braithwaite (6 december 1878 – 8 juni 1962)
De Old South Church in Boston, de geboorteplaats van William Stanley Braithwaite

 

De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence op 1 april 1959. Zie ook alle tags voor Sandro Veronesi op dit blog.

Uit: De kolibrie (Vertaald door Welmoet Hillen)

“De wijk Trieste in Rome is, kun je gerust zeggen, een middelpunt in dit verhaal met vele andere middelpunten. Deze wijk heeft altijd geschommeld tussen elegantie en decadentie, luxe en middelmatigheid, privilege en alledaagsheid, en dat moet voorlopig volstaan: het heeft geen zin haar nog verder te beschrijven, aangezien zo’n beschrijving aan het begin van het verhaal saai kan worden en zelfs averechts kan werken. Overigens kun je plekken het best omschrijven door te vertellen wat er gebeurt, en hier staat iets belangrijks te gebeuren.
Laat ik het zo zeggen: een van de dingen die gebeuren in dit verhaal met vele andere verhalen gebeurt in de wijk Trieste, in Rome, op een ochtend halverwege oktober 1999, om precies te zijn op de hoek van de via Chiana en de via Reno, op de eerste verdieping van een van die gebouwen die we hier dus juist niet gaan beschrijven, waar al duizenden andere dingen zijn gebeurd. Maar wat hier staat te gebeuren is, kun je gerust zeggen, doorslaggevend en mogelijk catastrofaal voor het leven van de hoofdpersoon van dit verhaal. drs. marco carrera, oogheelkundig specialist en oftalmoloog staat op het naambordje op de deur van zijn spreekkamer – de deur die hem nog even scheidt van het meest kritieke moment van zijn leven met vele andere kritieke momenten. In die spreekkamer, dus op de eerste verdieping van een van die gebouwen enzovoorts, schrijft hij een oude dame met blefaritis een recept voor – antibiotische oogdruppels, na een nieuwe of liever, kun je gerust zeggen, revolutionaire behandeling met N-acetylcysteïne die in het oog wordt gedruppeld, wat bij andere van zijn patiënten het ergste probleem van deze aandoening al oploste, namelijk de neiging chronisch te worden. Buiten staat het lot echter te wachten om hem in het verderf te storten in de gedaante van een klein mannetje genaamd Daniele Carradori, kaal en met baard, maar wel begiftigd met een – kun je gerust zeggen – magnetische blik, die zich spoedig zal richten op de ogen van de oogarts en daar eerst ongeloof, vervolgens verwarring en uiteindelijk pijn in zal druppelen die niet kan worden genezen door zijn (oogheelkundige) kennis. Het mannetje heeft deze beslissing nu eenmaal genomen en dat heeft hem tot in de wachtkamer gebracht, waar hij nu naar zijn schoenen zit te staren zonder gebruik te maken van het ruime aanbod gloednieuwe tijdschriften – niet maanden oud en beduimeld – die her en der op de tafeltjes liggen. Hopen dat hij van gedachte gaat veranderen is zinloos.”

 

Sandro Veronesi (Florence, 1 april 1959)

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.

 

Gedicht met toespelingen

De gedachten die op kleine kattenpootjes komen
zijn natuurlijk niet van mij.
Ik ben ten prooi aan alles wat ze hebben gezegd,
en geloof half in de hemel en zijn hymnen.
Ik heb mijn weg gevonden door Chapman’s Homerus
en keek hoe mijn handen, als rafelige klauwen,
’s nachts over je heen kropen.
Je leek het niet erg te vinden.
Je hebt veel gelezen en veel gehoord.
Dat hebben we allemaal, schat.
We weten niet wie wat tegen wie heeft gezegd
of waarom of wanneer. De gezichten in de metro
zien er hetzelfde uit, allemaal gingen ze
door geboorte en copulatie, zelfs door de dood zelf.
Ik had niet gedacht dat de dood zovelen ongedaan zou maken.
Op landelijke kerkhoven op de bemoste stenen,
maken hun grafschriften misschien geen indruk op de critici,
maar het kan ze niet veel schelen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jay Parini (Pittston, 2 april 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2020 en eveneens mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.

Der erste April (Hoffmann von Fallersleben), Jay Parini

 

Bij het begin van de maand april

 

The Cornish April door Adrian Paul Allinson, 1938

 

Der erste April

Wie wir als Knaben uns doch neckten!
Wie wir voll Schelmenstücke steckten!
Ich mach´s noch heute nicht bekannt,
Wonach ich einstmals ward gesandt,
Ich schweige still,
Sonst hört’  ich heute noch: April, April!
Man schickt den dummen Narren wie man will.

Nach ungebrannter Asche gingen,
Nach Mückenfett und selteneren Dingen
wir ernsthaft in des Krämers Haus,
Der warf uns dann zur Tür hinaus.
Schwieg still, schweig still!
Sonst ruft man heute noch: April, April!
Man schickt den dummen Narren wie man will.

Wie wir´s gemacht als kleine Kinder,
So macht´s ein König auch nicht minder:
Er schickt sein Volk nach Freiheit aus,
Es kehret wiederum nach Haus
Ganz still, ganz still.
Die Nachbarn rufen laut: April, April!
Man schickt den dummen Narren wie man will.

 

Hoffmann von Fallersleben (2 april 1798 – 19 januari 1874)
Het geboortehuis van de dichter in Wolfsburg Fallersleben

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.

 

ANTRACIET LAND

De kalme vuilnisbelt brandt de hele nacht,
onnatuurlijk blauw en ver onder de hemel.

Hij smeult als bijna vergeten momenten,
de tijd dat je te duidelijk zei
wat je bedoelde en je kans op liefde verpestte.

Weigerend te slinken, gevoed van binnenuit
zoals mannen afgewezen voor niets specifieks,
blijft hij liggen aan de rand van de stad, bekeken
door niemand die in de buurt woont. De geur
gaat nu door voor natuur. Hij zou gemist worden.

Wond van de aarde, afval van een tijdperk
toen mannen met een terig gezicht merg groeven
uit de ruggengraat van een sprakeloos land,
weerstaat hij alle genezing.
Zijn lichtgevende bult huilt aangename pijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jay Parini (Pittston, 2 april 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2020 en eveneens mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.

April (William Carlos Williams)

 

Bij het begin van de maand april

 

April Morning In Carl Schurz Park door Peter Salwen, 2017

 

April

If you had come away with me
into another state
we had been quiet together.
But there the sun coming up
out of the nothing beyond the lake was
too low in the sky,
there was too great a pushing
against him,
too much of sumac buds, pink
in the head
with the clear gum upon them,
too many opening hearts of lilac leaves,
too many, too many swollen
limp poplar tassels on the
bare branches!
It was too strong in the air.
I had no rest against that
springtime!
The pounding of the hoofs on the
raw sods
stayed with me half through the night.
I awoke smiling but tired.

 

April

Als je met me mee was gekomen
naar een andere staat
waren we samen stil geweest.
Maar de daar opkomende zon
uit het niets achter het meer stond
te laag in de lucht,
er werd te veel
tegen geduwd,
te veel van sumakknoppen, roze
in het hoofd
met de heldere gom erop,
te veel opengaande harten van lila bladeren,
te veel, te veel gezwollen
slappe populierkwastjes op de kale takken!
Het was te sterk in de lucht.
Daar had ik geen rust voor de lente!
Het beuken van de hoeven op de
rauwe graszoden
bleef de hele nacht bij me.
Glimlachend maar moe werd ik wakker.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963) Portret door Hugo Gellert, ca. 1930

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.