Tsead Bruinja, Judith Beveridge

De Nederlandse dichter Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest op 17 juli 1974. Zie ook alle tags voor Tsead Bruinja op dit blog.

 

Wij spelen wasbord op de onderkaak

wij spelen wasbord op de onderkaak
van een dode koe

op de binnenplaats
klampt de zomerregen
zich vast aan de cactussen
schreeuwen de papegaaien
de veranda blank

waar de buurman met zijn barbecue

en ik maar controleren
of niet alles tegelijk vlam vat

omdat ik denk dat woorden
de vorm van een wolk
kunnen veranderen

omdat de zon
een meisjesgezicht

terwijl ik eigenlijk wil weten
of het wat uitmaakt

samen of apart verbranden

 

 

Je koude handen om de voorraad

de wieg en het vuur
de wieg in brand
de brand in de wieg
de wiegende brand
de brand aan je kont
de bliksem in je bol
de lach aan je kont

het velours trainingspak is een aardappelschil die je in een keer uit moet kunnen krijgen
in een keer de helix dat truttige liedje van haar natte lijf

de vrachtwagen
tegen de garagedeur
van het magazijn
van de supermarkt
de vrachtwagen
in de winter

jij wilt dat baantje hè

jij wilt dat baantje
met uitzicht op de dampende pan rijst
buitengezet door de vriendelijkste chinezen
om af te koelen in die open deur
van dat restaurant

onmogelijk

de mussen vlieren af en aan
je koude handen om het ijzer
de containers met voorraad
zijn handen in de winter

de containers met lege flessen

misschien wordt het wel knokken

 


Tsead Bruinja (Rinsumageest, 17 juli 1974)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Australische dichteres en schrijfster Judith Beveridge werd geboren in 1956 in Londen, Engeland. Zie ook alle tags voor Judith Beveridge op dit blog.

 

Mulla Mulla Beach

Voordat de zee een mijl verderop stopt,
hoor ik de schoepen van vissers die de rotsen raken

en hun haspels beginnen te knarsen als fietstandwielen.
Het zand is glad, op het wier na,

kwalachtig helder als chirurgische handschoenen.
Ik kijk naar de mannen die de hele dag vissen, ogen strak

op het water gericht, die geboren zijn met de zee altijd in hun oren.
Een plek sijpelt door in de stem

van elke inwoner. Ik loop waar sponzen groeien
als vochtige gist, een nieuwe wereld voor mij,

maar vertrouwd. Ik pers de zee eruit.
Een deel van die heldere stem sterft weg.

Het is het gesprek van mensen die hier het hele jaar door wonen,
die gewoon met rust gelaten willen worden.

Nu, bijna in het donker, kleeft er een dode confetti
van visschubben aan de rotsen.

Er is geen woord, behalve het geluid van de door zee en getijden gekeerde schelpen
die rustig heen en weer bewegen als oeverlopers:

hoewel er soms een lijn is, een gemurmel
dat zich in en uit de schelpen wikkelt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Judith Beveridge (Londen, 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 17 juli 2023 en ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Andrea Wolfmayr, William Irwin Thompson

De Oostenrijkse schrijfster en politica Andrea Wolfmayr werd geboren op 16 juli 1953 in Gleisdorf. Zie ook alle tags voor Andrea Wolfmayr op dit blog.

Uit: Vom Leben und Sterben des Herrn Vattern, Bauer, Handwerker und Graf

Goldmünzen und Silberreiher
Auf der Hütte, 26. Dezember 2005
Hatte gestern keine Zeit für Notizen, zu viel zu tun, zu viel Familie. Aber nun, da wir weggefahren sind, mein Mann und ich, ein paar Tage zum Abschalten, werde ich wohl hoffentlich langsam zu mir kommen, zum Denken. Einem Denken, das sich erst wieder verliert. Im Buch, das ich grad lese. Über Alzheimer. Alles dreht sich bei uns nun darum.
Literatur über Demenz. Dabei sind das alles nur Versuche, es abzugrenzen. Uns Lebende von ihnen, die am Abgrund stehen. Es gibt verschiedene Arten, erfahre ich, unzählige Bezeichnungen für das Vergessen. Alles nur Krücken, Versuche, das Schreckliche, das Unbeschreibbare, dieses Fragile, Unausweichliche und Unfassbare, bei jedem Menschen Andere, das »Tod« heißt oder »Krankheit zum Tod«, in Unterkategorien zu fassen, in Schubladen, mit Bezeichnungen zu versehen.
Wir tun uns anscheinend leichter, wenn das Ding einen Namen hat. So bringen wir die Welt in eine Ordnung, mit der wir leben können. Doch bei alten Menschen verliert sich jede Ordnung. Immer mehr Ersatznamen, Umschreibungen für die Lücken und Löcher. Sprüche wie grobe Pfosten, die in die Tage gerammt werden, damit man sich gerade noch halbwegs weitertasten kann in einem Nebel, der zunimmt.
Manches geht überhaupt nicht mehr. Wenn das Misstrauen zu groß wird, die Halsstarrigkeit, die Angst. Warum deshalb sie auch noch zu Ärzten zwingen, die oft genug wenig oder keine Ahnung haben von Geriatrie oder Palliativmedizin, die überlastet sind, selbst nah am Burnout und krank, und dann halt irgendwas machen, damit die Angehörigen sich beruhigen? Es ist ja nicht viel mehr. Die Ärzte sind weg mit dem Blick und dann mit den Worten. Weg ins Unverständliche.
Ein strenger Blick, ein schneller Strich, »Geben Sie das und das …«, und schon sind sie aus dem Zimmer. Sicher, sie können einen auch retten, bestimmt wäre ich schon tot ohne sie und ihre Medikamente und Maschinen, also darf ich auch nicht undankbar sein…
Demenz und Vergessen, geistige Krankheiten sind komplex: Und es bleibt die Frage nach dem Sinn des Ganzen. Will er überhaupt länger leben? Zu gefallen scheint es ihm jedenfalls, dieses »Ausleben« und in Ruhe gelassen werden. Ohne Zweifel schläft er viel länger als früher. Er geht früher schlafen, schläft auch tagsüber immer wieder, wie eine Katze, aber bei uns darf er das wenigstens, versichern wir uns gegenseitig. Sein natürlicher Rhythmus.“

 


Andrea Wolfmayr (Gleisdorf, 16 juli 1953)

 

De Amerikaanse dichter, sociaal filosoof en cultuurcriticus William Irwin Thompson werd geboren op 16 juli 1938 in Chicago, Illinois. Zie ook alle tags voor William Irwin Thompson op dit blog.

 

Een luie zomermiddag

luisterend naar Chet Baker
die “You Don’t Know What Love Is” zingt,
en natuurlijk denkend aan jou
altijd bij het grote gezin
waarop jouw genereuze leven is gebouwd.
Ik ben voorbij je horizon,
in een zijwereld met andere sterren
in verontrustende sterrenbeelden
die niet thuis spellen
maar me er wel van overtuigen dat ik
niet ben wie ik denk dat ik ben en dat jij
een deel bent van wat ik me niet kan herinneren.
We hebben in ons leven
bladmuziek van populaire liedjes geschreven,
maar de droevige trompet speelt vals
en de pianist hoort
noten van andere liedjes en zou kunnen
afwisselen met andere melodieën
hield de menselijke stem hem niet
binnen zijn liefdesverhaal van verlies.
Dit is waar jij en ik in beeld komen
Van God weet waar in onze getimede levens
die niet langer de lijn volgen
die ze ooit volgden voordat we luisterden
naar de sterrenstemmen in onze ogen.
Er is niets wat we nu kunnen doen.
We zijn onmogelijkheden
voor elkaar, openingen
naar onbewoonbare levens.
Bakers gedempte trompet keert terug
naar het goed gevulde lied,
de piano geeft het treurig op,
en ik blijf weer alleen achter,
memorerend wat we nooit waren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


William Irwin Thompson (16 juli 1938 – 8 november 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juli ook mijn blog van 16 juli 2023 en ook mijn blog van 16 juli 2021 en ook mijn blog van 16 juli 2020 en eveneens mijn blog van 16 juli 2019 en ook mijn blog van 16 juli 2017 deel 2.

Richard Russo, Steffen Popp

De Amerikaanse schrijver Richard Russo werd geboren op 15 juli 1949 in Johnstown, New York. Zie ook alle tags voor Richard Russo op dit blog.

Uit: Brug der zuchten (Vertaald door Hans Vierdag)

“Laat ik beginnen met de feiten. Mijn naam is Louis Charles Lynch en ik ben zestig jaar. Al meer dan veertig jaar ben ik de toegewijde hoewel niet bepaald opwindende echtgenoot van dezelfde, lieve vrouw. Ik ben de trotse vader van Owen, onze zoon, die nu zelf een volwassen, getrouwde man is. Owen en zijn vrouw hebben geen kinderen. jammer genoeg ziet het ernaar uit dat dit zo zal blijven. Toen we pas getrouwd waren, dachten we dat we gezegend zouden worden met de geboorte van een dochter. Helaas kreeg mijn vrouw een miskraam toen ze in de vierde maand van haar zwangerschap betrokken was bij een auto-ongeluk. Het is al lang geleden gebeurd, maar Sarah en ik denken nog vaak aan dit kind. Ik woon al mijn hele leven in hetzelfde stadje in het noorden van de staat New York. Volgens mij zijn tegenwoordig nog maar weinig mensen z6 honkvast. Voor mijn vrouw geldt dat overigens wel. Haar ouders verhuisden naar Thomaston toen ze nog klein was. Ze heeft dus maar weinig herinneringen aan de tijd daarvoor. Sommige mensen kijken ons vol medelijden aan wanneer ze horen hoe we onze jaren hebben doorgebracht. Ze vinden het zielig dat ons leven zo weinig avontuurlijk is. Eveneens zijn ze ervan overtuigd dat een bestaan dat geografisch zo begrensd is, ongetwijfeld onaangenaam en onbevredigend moet zijn. Wanneer ik ze dan verzeker dat ons leven wel degelijk aangenaam en bevredigend is, kijken ze ons meewarig aan. Aan hun spottende glimlach te oordelen, geloven ze vast dat we onszelf voor de gek houden. Op die manier hoeven we immers niet na te denken over alles wat we hebben gemist. Fijntjes wijs ik er dan op dat vroeger de meeste mensen beperkt werden door geografische grenzen. Bovendien kan levensgeluk ook door heel veel andere dingen worden beïnvloed: ziekte, armoede, domheid, eenzaamheid en gebrek aan vertrouwen -om er maar eens een paar te noemen.
Mijn vrouw heeft mijn argumenten – filosofische en andere – om nergens heen te gaan altijd rustig aangehoord. Voor haar komen ze allemaal op hetzelfde neer: mijn aangeboren neiging tot weloverwogen passiviteit. Vermoedelijk heeft ze nog gelijk ook. Toch denk ik niet dat Sarah in ons huwelijk ongelukkig is geweest. Ze houdt van mij, onze zoon en, naar ik aanneem, van ons leven samen. Dat heeft ze me trouwens een tijdje geleden zelf verteld, toen we vreesden dat aan haar leven een einde zou komen. Ziek van bezorgdheid heb ik haar toen gevraagd of ze spijt had van het eenvoudige, maar comfortabele leven dat we samen hebben opgebouwd. De laatste tijd doen we het een stuk rustiger aan. En je kunt nou niet bepaald zeggen dat we het altijd gillend druk hebben gehad. We hebben simpelweg nooit de drang gehad om meer van de wereld te ontdekken, omdat ons leven in Thomaston zo vol en veeleisend was.”

 


Richard Russo (Johnstown, 15 juli 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Voetnoten uit het oudhedenboekje

Je peinst over de vlakte, as
een grijze tint in zijn lagen betekent
“Rome”, een roestige insluiting “Bonn”

het amulet van een hetaere
onder de warmte die als een verlangen
uit je hand in het metaal stijgt

de tand van de oorlogsolifant raakt je
met breuken, scheuren

rijd uit, zegt hij, zoek het hart
waaraan ik gehecht was, dat voor jou klopt
sinds lange tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

Yukiko Motoya, Steffen Popp

De Japanse schrijfster Yukiko Motoya werd geboren op 14 juli 1979 in Hakusan, Ishikawa. Zie ook alle tags voor Yukiko Motoya op dit blog.

Uit: The Dogs (Vertaald door Asa Yoneda)

“I once lived with a whole lot of dogs.
I don’t recall their breed, which is strange, because we were close, and spent all that time together. I loved those dogs, and they loved me. There were dozens of them, each one bright white like freshly fallen snow. I spent my days warm and comfortable in a room with a fireplace, not seeing anyone. The dogs did ask to be let out, but I never once saw them doing their business – which was also strange, but at the time, I assumed that they were modest, and had set up some kind of toilet area away from the cabin. I didn’t like beds, so I slept standing up, leaning against the windowsill. The dogs would gather around me at night like an overcoat, leaving only my mouth and eyes exposed. I enjoyed drowsily gazing at the fire, drifting to sleep, with the heady feeling of being engulfed by the mass of dogs.
At the time, I had some work that I could do holed up in the cabin. It involved sitting at the desk in the attic from morning to night, peering into a magnifying glass, tweezering tiny pieces of paper of innumerable colours: work too mind-numbing for most people even to contemplate. For many years, come winter, I’d take several weeks’ worth of food and water and hide myself away in that cabin, which belonged to someone I knew.
The cabin consisted of a high-ceilinged living room, a small bedroom and an attic, but that was ample. When I first reached the isolated cabin, having driven inexpertly over the narrow, winding mountain roads, I was still on my own. I remember dropping the keys, and struggling to pick them up again while still holding all my luggage, because of the bulky scarf which covered half my face, preventing me from seeing my hands. Autumn had just ended. Towards the beginning of my stay I’d definitely gone to sleep alone, looking out the window each night and feeling as if I were at the bottom of a deep sea. Strangely enough, I don’t recall when the dogs started living there.
I loved all the dogs equally. At first, I made an effort to name each one of them, but that was short-lived because I never actually liked naming things. I was happy just looking into the glossy black of their eyes, which shone as though they’d been fired in a magic kiln. And after all, it wasn’t as if the dogs called me by name. But this got to be a little inconvenient, so I came up with some names to try out on them. I lined the dogs up in front of the fireplace, and told them to bark if they heard a name they liked. Then I held up the collars I’d fashioned and, looking into their eyes, called out the names one by one.”

 


Yukiko Motoya (Hakusan, 14 juli 1979)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

BUCOLISCHE ANSICHTKAARTEN II

De transformatie van plaatsen in ons
oud als de Sfinx, en wij zijn ze, zijn
ons ver weg zijn in hun.

Alles moet groot worden, gaan schuimen
maar de nacht concentreert zich
op een piepklein object.

Technologie wil denken, maar stenen
dragen zichzelf tot aan de grens, als slaap.

Een zekering voor het hart
schakelt het licht uit
achter je rug de piramidelamp
erboven de kleine sterren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juli ook mijn blog van 14 juli 2020 en eveneens mijn blog van 14 juli 2019 deel 1 en ook deel 2.

Rien Vroegindeweij, Wole Soyinka

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog.

 

Vader

De magere jaren werden vette.
Je had hard gewerkt en gespaard.
En als bewijs van zekere welvaart,
kocht je je eerste Mobylette.

’s Nachts stond hij in ’t schuurtje,
onder een deken voor het stof.
Zondags reed je menig uurtje,
als een vorst rond op de plof.

Je zette mij op de bagagedrager
en spande trots de kabels.
Je trok sporen als je gas gaf,

het grint sprong krachtig op.
Huizenhoog soms als je op gaf
van de bougies en de kogellagers.

 

Straat

De straat waar ik geboren ben
heeft gelukkige tijden gekend.
Want slaan we er Prisma 381 op na,
dan lezen we dat Meindert Hobbema:

‘in zijn zonnige Gelderse land-
schappen met watermolens een blijmoediger kijk op
de natuur geeft dan zijn leermeester
Jacob van Ruisdael, en die in een
gelukkig moment een der statigste
Hollandse landschappen schiep:
het Laantje van Middelharnis.’

Het Laantje heet nu Steeneweg en
ligt in een grauwe nieuwbouwwijk.
Geluk en statigheid zijn daar verdreven,
geen schilder geeft er nog blijmoedig kijk.

Het schilderij dat hangt in Londen,
in een museum van de staat.
Ik heb hem daar gezien, mijn straat,
achter glas, door de eeuwen ongeschonden.

 

Uitzicht

De buren waar we toen op keken,
gescheiden door meer dan de straat,
hadden als hun welvaartsteken
een Fiat 500 voor de deur staan.

Jaloers keek ik op ’t voertuig neer.
Hun zoon was in de klas veel dommer
dan ik, en toch hadden zij een brommer
met een dak en twee wielen meer.

Als ze zondags gingen rijden zwaaide
hij naar mij. En ik terug, maar ‘k laaide
van woede en zon op wraak voor ’t zwaaien.

Op een avond haalde ik met een spijker
een lange haal over het lakwerk. ’t Haalde
niets uit. Ze werden alsmaar rijker.

 


Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Nigeriaanse dichter, schrijver en voorvechter van democratie Akinwande Oluwole “Wole” Soyinka werd geboren op 13 juli 1934 in Abeokuta. Zie ook alle tags voor Wole Soyinka op dit blog.

 

LEVEND BEGRAVEN

Zestien passen
Op drieëntwintig. Ze
Belegeren de menselijkheid
En de Waarheid
Tijd gebruikend om door te boren tot zijn oordeel

Schismatische
Minnaar van Antigone!
Zal je? Zal je lijken
Van vorig jaar
Opgraven? De mest blootleggen van de huidige geboorte?

Verzegel hem levend
In diezelfde dodenstad.
Moge zijn geestgeliefde
De klassieke weg
Wijzen naar Stygische Mysteries voor Buitenstaanders.

Bulletin:
Hij slaapt goed, eet
Goed. Zijn dokters maken geen melding
Van beschadiging
Onze plastisch chirurgen verzorgen zijn imago.

Bekentenis
Fictie? Is waarheid niet de essentie
Van Kunst, en fictie Kunst?
Om haar niet te laten verroesten
Hebben we beleefd zijn dichterslicentie geleend.

Galileo
Zo hoopten we, zou hij worden – leeftijd
Of genie kunnen berouw tonen – onze slachters
Het wachten moe
Bevalen; neem de zondebok, laat de wijze vallen.

Wachters De hagedis:
Elke minuut schraapt
De keel van een betonmolen.
Het colaslijm
Vliegt om de muren te bekladden in groezig patroon

De lijkeneter:
Bezweet van het hangen, snuift,
Om zijn hoofd van zonden te
Zuiveren waar – zoals de wet
verklaarde – de galgenlading die ochtend dood van was.

De voyeur:
Stelt zijn sluwe patrouille af
Voor het uur op de troon
Ik denk dat hij huivert
Bij het horen van het verstopte gekreun van de muze.

 

Vertaald door Marijke Emeis

 


Wole Soyinka (Abeokuta, 13 juli 1934)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Sasha Filipenko, Pablo Neruda

De Belarussische schrijver, journalist en tv-presentator Sasha Filipenko werd geboren op 12 juli 1984 in Minsk. Zie ook alle tags voor Sasha Filipenko op dit blog.

Uit: Uitgewist (Vertaald door Arie van der Ent)

“Eventjes op adem komen en dan de volgende poging tot leven. Het eerst verhaal is afgelopen, het tweede staat op het punt te beginnen. Een afgrond en een hangbrug, in de gedaante van een mens Om de andere oever te bereiken, moet hij zichzelf over de kloof heen slaan. Geluk heeft altijd een verleden, zegt mijn moeder graag, elk verdriet vindt onherroepelijk een toekomst.
Als een aangespoelde schipbreukeling besluit ik het onbekende eiland te verkennen. Minsk. Waarom ben ik eigenlijk hierheen gekomen? Het mag dan een broedervolk zijn, het is toch een vreemd land. Een rode, katholieke kerk en een brede avenue, een of andere kalende dichter en de doodkist van het Republikeins Paleis: tientallen flatgebouwen en niet één herinnering. Onbekende ramen, vreemde gezichten. Wet is dit eigenlijk voor een land? Wat weet ik van deze stad? Mijn moeder heeft er haar tweede gezin.
Voor de portiek ligt een hoopje afgedankte boeken. Ik bekijk er een. Jakoeb Kolas. Novaja zjamlja. • (• Nieuw land)
Terug op de derde verdieping zie ik op mijn buitendeur een rood kruis staan. Even klein als opvallend. Zeker een grapje van de makelaar denk ik. Ik laat mijn plastic tassen bij de lift staan en begin het kruis weg te vegen, maar op dat moment zegt een onbekende stem echter mijn rug: ‘Wat doet u nu?!’
‘Ik maak mijn deur schoon; zeg ik, zonder me om te draaien.
‘Waarom?’
‘Een of andere hufter heeft er een kruis op gekalkt.’
‘Aangenaam kennis te maken! Die hufter van u, dat ben ik. Onlangs is bij mij de ziekte van Alzheimer vastgesteld. Vooralsnog heeft alleen mijn kortetermijngeheugen eronder te lijden; soms weet ik niet meer wat mij een paar minuten eerder is overkomen, maar de dokter belooft dat heel binnenkort ook mijn spraak wordt aangetast. lk zal woorden gaan vergeten, en daarna verlies ik mijn vermogen om me voort te bewegen. Aardig vooruitzicht, niet? Die kruisen heb ik hier aangebracht zodat ik de weg neer huis kan vinden. Trouwens, alles wijst erop dat ik heel gauw vergeten zal zijn waar ze voor staan: ‘Wat erg voor zeg ik, in een poging beleefd te zijn.
‘Hou op, zeg! In mijn geval moest het zo wel aflopen.’
‘Waarom dan?
‘Omdat God bang voor me is. Er wachten hem te veel ongemakkelijke vragen.’
Buurvrouw leunt op haar stok en slaakt een diepe zucht. Ik zwijg. God is wel de laatste over wie ik het nu wil hebben. Ik wens de oude vrouw een goede nachtrust, pak mijn plastic tassen met etenswaren op en maak aanstalten ons mijn flat binnen te stappen. ‘Wat nu, stelt u zich niet eens even voor?’ ‘
Aleksandr, ik ben Aleksandr.’
‘Praat u altijd met uw rug tegen vrouwen?
‘Sorry. Ik ben Sasja, en dit is mijn gezicht. Tot ziens!’ zeg ik, met een gespeelde glimlach.”

 


Sasha Filipenko (Minsk, 12 juli 1984)

 

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

 

Ik hou ervan

Ik hou ervan als je zwijgt want dan is het
of je afwezig bent
en van verre naar mij luistert en mijn stem
je niet beroert.
Dan is het of je ogen zijn weggevlogen
en een kus je mond voor altijd zal vergrendelen.

Waar alle dingen vol van mijn ziel zijn
kom je tevoorschijn uit de dingen vol van mijn ziel.
Jij vlinder van dromen je lijkt op mijn ziel,
je lijkt op dat woord melancholie.

Ik hou ervan als je zwijgt en ver weg lijkt
en het is of jij wiegende vlinder jezelf beklaagt
en van verre naar mij luistert en mijn stem
je niet bereikt:
laat mij daarom alleen hier, mijn lief, opdat ik zwijge
in jouw stilte,
laat mij hier achter, mijn lief, opdat ik ook met jou
kan praten
in jouw stilte als een lamp, eenvoudig
en goed als een ring.
Als de nacht ben je, zwijgend en vol sterren,
jouw stilte is van een ster, zo ver en natuurlijk.

Ik hou ervan als je zwijgt want dan is het
of je afwezig bent,
ver weg en vol droefenis, alsof je gestorven ware.
Dan is éen woord, éen glimlach voldoende
en ben ik blij, blij met waaraan ik soms twijfel.

 

Vertaald door Riekus Waskowsky

 


Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn blog van 12 juli 2020 en eveneens mijn blog van 12 juli 2019 en ook mijn blog van 12 juli 2016 en ook mijn blog van 12 juli 2015 deel 2.

 

Amitav Ghosh, Jhumpa Lahiri

De Indiase schrijver Amitav Ghosh werd geboren in Calcutta op 11 juli 1956. Zie ook alle tags voor Amitav Ghosh op dit blog.

Uit: Vloed van vuur (Vertaald door Ankie Blommesteijn)

“Havildar Kesri Singh was zo’n soldaat die graag vooropging, vooral op dagen zoals deze, nu zijn bataljon door gebied trok dat al onderworpen was en de voorhoede alleen tot taak had om de vlag van het paltan te dragen en haar beste paradegezicht te laten zien vanwege de menigte die zich langs de kant van de weg had verzameld. De dorpelingen die langs de weg stonden opgesteld waren eenvoudige mensen, en Kesri hoefde hen niet echt aan te kijken om te weten dat ze met grote ogen van verbazing naar hem staarden. Sepoys van de Britse Oost-Indische Compagnie zag je niet vaak in di afgelegen deel van Assam: een volledig paltan van het 25ste regiment van de Bengaalse Inheemse Infanterie — het beroemde ‘Pacheesi’ — dat door de rijstvelden marcheerde, was de mooiste tamasha die de meesten van hen in een jaar of misschien wel tien jaar tijd zouden meemaken. Kesri hoefde alleen maar zijn blik vooruit te richten om tientallen mensen naar de weg te zien komen: boeren, oude vrouwen, herders en kinderen. Ze kwamen aanrennen, alsof ze bang waren de voorstelling te missen: ze hadden er geen idee van dat het schouwspel nog uren zou duren.
Achter Kesri’s paard volgde de zogenaamde Russud Garde — de “foerageringsgroep’— te voet. Daar weer achter liepen de kampvolgers — ten onrechte zo genoemd, aangezien ze in feite voor de troepen uit marcheerden en veel groter in aantal waren, wel tweeduizend op slechts zeshonderd sepoys. Hun stoet was net een bewegende stad, een lange rij door ossen getrokken bylees met daarop allerlei mensen — pandits en melkvrouwen, winkeliers en graanverkopers van de Banjara-stam, zelfs een groep bazaarmeisjes. Er waren ook een heleboel dieren — lawaaiige kuddes schapen, geiten en ossen, en een paar olifanten die de bagage van de officieren en de meubelen voor hun mess droegen, met de tafels en stoelen vastgebonden aan de poten hoog in de lucht, wiebelend en schuddend als omgekeerde torren. Er was zelfs een reizende tempel die boven op een kar mee rolde. Pas nadat dit alles langs was gekomen zou er een ritmisch tromgeroffel te horen zijn en een stofwolk verschijnen. De grond zou trillen op de maat van de trom wanneer de eerste rijen sepoys in zicht kwamen, tien naast elkaar, aan het begin van een lange, kronkelende rivier van donkere topi’s en flitsende bajonetten. Bij de aanblik daarvan zouden de dorpelingen haastig dekking zoeken; ze zouden veilig vanachter bomen en struiken toekijken terwijl de sepoys langs marcheerden, begeleid door tamboers en pijpers. 

 


Amitav Ghosh (Calcutta, 11 juli 1956)

 

De Amerikaanse schrijfster Jhumpa Lahiri Vourvoulias werd geboren op 11 juli 1967 in Londen. Zie ook alle tags voor Jhumpa Lahiri op dit blog.

Uit: De naamgenoot (Vertaald door Ko Kooman)

“Op een klamme augustusavond, twee weken voor ze is uitgerekend, staat Ashima Ganguli in de keuken van een appartement aan Central Square en mengt in een kom gepofte rijst met zoute pinda’s en een gesnipperde rode ui. Ze doet er zout, citroensap en dungesneden groene chilipeper bij, en wou dat ze mosterdolie had om erbij te doen. Ashima eet dit mengelmoesje al zolang ze zwanger is, een bescheiden imitatie van de lekkernij die voor een paar centen op straat te koop is in Calcutta en op de perrons van stations in heel India, in puntzakken van krantenpapier waaruit veel wordt gemorst. Zelfs nu ze er nauwelijks nog ruimte voor heeft, is dit het enige waarnaar ze verlangt. Ze proeft uit de holte van haar hand en fronst haar voorhoofd: zoals gewoonlijk mankeert er iets aan. Ze staart zonder iets te zien naar de plank met haken achter het aanrecht waaraan haar kookgerei hangt, alles bedekt met een dun laagje vet. Ze wist het zweet van haar gezicht met het losse eind van haar sari. Haar gezwollen voeten doen pijn op het grijze gespikkelde linoleum. Haar bekken doet pijn door het gewicht van de baby. Ze opent een kast waarvan de planken bedekt zijn met goor, geelwit geblokt papier dat ze van plan is te vervangen, en pakt nog een ui; ze plukt aan de knisperende paarsrode schil en fronst opnieuw haar voorhoofd. Een vreemde warmte doorstroomt haar onderlijf, gevolgd door een wee, zo hevig dat ze naar adem snakkend ineenkrimpt en de ui op de vloer laat ploffen. De pijn ebt weg, maar wordt gevolgd door een langere aanval. Op de wc ontdekt ze in haar onderbroek een dikke streep bruinachtig bloed. Ze roept haar man, Ashoke, een doctoraalstudent elektrotechniek aan het Massachusetts Institute of Technology, die in de slaapkamer zit te studeren. Hij zit over een kaarttafeltje gebogen; de rand van hun bed, twee tweepersoonsmatrassen op elkaar onder een roodpaarse gebatikte sprei, dient hem tot stoel. Als ze Ashoke roept, noemt ze hem niet bij zijn naam. Als Ashima aan haar man denkt, denkt ze nooit aan zijn naam, al kent ze die best. Ze heeft zijn achternaam aangenomen, maar weigert zijn voornaam uit te spreken omdat ze dat onbetamelijk vindt. Een Bengaalse echtgenote doet zoiets niet. Zoals een kus of liefkozing in een Indiase film, is de naam van je man iets intiems dat niet wordt uitgesproken, maar listig omzeild. Dus in plaats van Ashokes naam te zeggen, gebruikt ze het vragende zinnetje dat de plaats ervan heeft ingenomen en dat zich ongeveer laat vertalen als <Hoor eens?’
Bij het krieken van de dag wordt er een taxi gebeld die hen door de lege straten van Cambridge via Massachusetts Avenue en langs Harvard Yard naar het Mount Auburn Hospital brengt. Ashima wordt ingeschreven, beantwoordt vragen over de frequentie en duur van de weeën, terwijl Ashoke de formulieren invult.”

 


Jhumpa Lahiri (Londen, 11 juli 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juli ook mijn blog van 11 juli 2020 en eveneens mijn blog van 11 juli 2019 en ook mijn blog van 11 juli 2016 en ook mijn blog van 11 juli 2015 deel 1 en ook deel 2.

Erik Jan Harmens, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter Erik Jan Harmens werd op 10 juli 1970 geboren in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Erik Jan Harmens op dit blog.

 

De extreem rustige huurder

1

de extreem rustige huurder
zegt dat het zo goed is
hij weet niet of het zo goed is
in niksgesprekjes valt hij vaak stil
voor verhuurders is dat sinecure
als hij stil valt is het stil
je hoeft niet met ‘m naar de balearen
hij is een huurder en hij is chill
zó chill dat je ‘m af en toe een banaan brengt
die eet hij rood en zwijgend op
dan knikt het a-sexy en galant
de bastaard gaat zijn eigen weg
als voor een zwaan gaan de eendjes aan de kant
nu wordt de huurder nat

2

staat een rustige huurder synoniem voor een ideale huurder
wel voor wie genoeg heeft gehoord
wel voor wie wat spreeuwen schreeuwen muziek is
wel voor wie meer dan de bassdrum wil
wel voor wie de baby wil verdoven
wel voor wie alleen kan plassen in een koker
wel voor bij wie de nullen en enen in het hoofd de horlepiep dansen
wel voor wie de vulling in het het gebit van zijn kinderen mist
wel voor wie gedenkt en ook echt
wel voor wie lawaai maakt maar nooit hier
wel voor wie port drinkt als jenever
wel voor wie de radio zo zacht dat hij alleen de contouren hoort van het nieuws
wel voor wie save our souls prevelt op een denkbeeldig zinkend schip
wel voor wie stukspatte als een lompe bolle plofvrucht

3

spookt hij rond door je platgerecenseerde cultbrein
mag zijn pallet gestald in jouw cargohal
de pot die hij pakt die in het midden ligt
hij belt niet maar jij belt hem ook niet
je loopt niet echt leeg dat voelt alleen maar zo
vaak verlangt-ie naar je medaillon dat hij verloor bij het pokeren
hey baby en het tikken van de tijd
de glasbak en de pillenstrip
alles wat hij heeft is dit
een loos gemum en zijn lange ladder lid
als hij stil valt is het stil hij is chill
maar de rustigste huurder is een onzichtbare huurder
de rustigste huurder is een niet-bestaande huurder

 


Erik Jan Harmens (Harderwijk, 10 juli 1970)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

Voor ‘s middags

De asters of de kunstvereniging, je wilt het wel
preciezer weten. ’s Middags misschien, wanneer
de schaduwen langer worden en het gefluit ophoudt
dat uit een van de bovenste ramen komt. Je kunt ook
van onderwerp veranderen, motieven zoeken voorbij
het tuinhek, waarachter de horizon begint.

Een paar oude biografieën hangen in de kast, en
als je je erin verdiept, eindigt elk verhaal
met het begin van de twijfel. Want wie zat er
aan de tafel, die op de foto geen tafel, maar
het merengebied tussen de populieren is? Datum
klopt, maar het laatste adres ontbreekt, en
de naam zegt je niets. Het gefluit
houdt op, mannen verschijnen; een hoed vliegt
over het veld, vanaf het begin gloeien de rozenbottels.

Alleen hoor je niets van de kunstvereniging, als het al
de kunstvereniging was. Vaak zijn stemmen te horen die
bedrieglijke dingen zeggen, maar geloof me, de vleermuizen
gisteren waren echt. De asters brachten we mee
uit Bornim, toen de kaart en de route
van de snelweg weer klopten. Zoveel is zeker, en
met stilte en schaduw kan de middag aanbreken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Jürgen Becker (10 juli 1932 – 27 november 2024)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juli ook mijn blog van 10 juli 2020 en eveneens mijn blog van 10 juli 2019 en ook mijn blog van 10 juli 2011 deel 2 en eveneens deel 3.

June Jordan, Hans Arnfrid Astel

De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en politiek activiste June Jordan werd geboren op 9 juli 1936 in New York. Zie ook alle tags voor June Jordan op dit blog.

 

Apologies to All the People in Lebanon

Dedicated to the 600,000 Palestinian men, women, and children who lived in Lebanon from 1948-1983.

I didn’t know and nobody told me and what
could I do or say, anyway?

They said you shot the London Ambassador
and when that wasn’t true
they said so
what
They said you shelled their northern villages
and when U.N. forces reported that was not true
because your side of the cease-fire was holding
since more than a year before
they said so
what
They said they wanted simply to carve
a 25 mile buffer zone and then
they ravaged your
water supplies your electricity your
hospitals your schools your highways and byways all
the way north to Beirut because they said this
was their quest for peace
They blew up your homes and demolished the grocery
stores and blocked the Red Cross and took away doctors
to jail and they cluster-bombed girls and boys
whose bodies
swelled purple and black into twice the original size
and tore the buttocks from a four month old baby
and then
they said this was brilliant
military accomplishment and this was done
they said in the name of self-defense they said
that is the noblest concept
of mankind isn’t that obvious?
They said something about never again and then
they made close to one million human beings homeless
in less than three weeks and they killed or maimed
40,000 of your men and your women and your children

But I didn’t know and nobody told me and what
could I do or say, anyway?

They said they were victims. They said you were
Arabs.
They called your apartments and gardens guerrilla
strongholds.
They called the screaming devastation
that they created the rubble.
Then they told you to leave, didn’t they?

Didn’t you read the leaflets that they dropped
from their hotshot fighter jets?
They told you to go.
One hundred and thirty-five thousand
Palestinians in Beirut and why
didn’t you take the hint?
Go!
There was the Mediterranean: You
could walk into the water and stay
there.
What was the problem?

I didn’t know and nobody told me and what
could I do or say, anyway?

Yes, I did know it was the money I earned as a poet that
paid
for the bombs and the planes and the tanks
that they used to massacre your family

But I am not an evil person
The people of my country aren’t so bad

You can expect but so much
from those of us who have to pay taxes and watch
American TV

You see my point;

I’m sorry.
I really am sorry.

 


June Jordan (9 juli 1936 – 14 juni 2002)
Portret door Sophie Herxheimer, 2017

 

De Duitse dichter Hans Arnfrid Astel werd geboren in München op 9 juli 1933. Zie ook alle tags voor Hans Arnfrid Astel op dit blog.

 

HYGROMETER

Wat zegt de vis? Hij voorspelt het weer.
Hij hangt aan een koord, een draad,
en draait mee met het weer, zoals een vlag
mee met de wind. Hij draait mee met het water
van de vochtige lucht waarin hij droog zwemt.
In een kerk, in de catacomben,
als een lamp, vond ik deze vis.
Hij maakte geen geluid. Hij was van klei.
Dat verkondigde welsprekend de stomme vis.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Hans Arnfrid Astel (9 juli 1933 – 12 maart 2018)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2023 en ook mijn blog van 9 juli 2021 en ook mijn blog van 9 juli 2020 en eveneens mijn blog van 9 juli 2019 en ook mijn blog van 9 juli 2018 en ook mijn blog van 9 juli 2017 deel 2.

Micha Hamel, Hans Arnfrid Astel

De Nederlandse dichter, componist en dirigent Micha Hamel werd geboren in Amsterdam op 8 juli 1970. Zie ook alle tags voor Micha Hamel op dit blog.

Uit: Het zwarte raam

“Een huis.
Het enkele huis.
Het huis nee huisje.
Het huis is een huisje.
Een vrouw.
Een enkele vrouw in het huisje.
Vrouw. Haard. Vlammen.
Buiten de wind, de toornige wind over de witte vlakte de witte vlakte wit als wit papier, de excessief veel belovende rechthoek. De vrouw zit aan tafel en schrijft, schrijft vel na vel vol. Haar balpen knerpt, ingespannen werkt ze, voor ons, voor lezers, lezende mensen – mensen, uiteindelijk.
De deur gaat open. Een man komt binnen.
`Waar was je?’ vraagt ze. Tilt de pen van het papier en kijkt op.
De woorden – niet plomp, bits ook niet, verwijtend ook niet – houden hem staande.
Een zweem van een frons op haar voorhoofd, benieuwd, vorsend, en doortrokken van het enigma van de liefde.
‘Ik moest overwerken.
`Alweer?’ Niet schamper of wantrouwig. Verbaasd.
`Het is een drukke tijd. Waar ben jij mee bezig?’
Ze kijkt naar de pen in haar zwevende hand. De haard knappert.
Ze kijkt hem aan: ‘Ik zei: alweer?’
`Het is een drukke tijd: Dezelfde woorden. Om ervan af te zijn?
`Alweer?’ Oprecht nieuwsgierig is ze.
`Het is een drukke tijd: Het is waarschijnlijk waar, maar daarmee verdwijnt het probleem niet. Haar geduld wordt getest. ‘Je antwoordt me niet. Je longen pompen lucht langs je stembanden, je tong klappert en je mond beweegt, maar..:
`Wat zit jij dan te doen? Wat doe jij de hele dag?’ De man zet zijn aktetas neer en doet een bedachtzame maar vastberaden stap in de richting van de vrouw. Ze ontspant enigszins, maar wie weet is het strategisch, wil ze harmonie uitstralen.
`Dat weet je. Waarom werk je zo vaak over?’
Hij doet een tweede stap in haar richting. Er zit iets smekends in hem, en hij talmt een ogenblik, maar weerstaat haar vraag. Een hard moment.”

 


Micha Hamel (Amsterdam, 8 juli 1970)

 

De Duitse dichter Hans Arnfrid Astel werd geboren in München op 9 juli 1933. Zie ook alle tags voor Hans Arnfrid Astel op dit blog.

 

ACHTER glas
de Madonna. Ik
sta ervoor.

Mijn beeltenis
draagt zij
op haar kleding.

Ik zie,
mijn spiegelbeeld
lijkt op haar.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Hans Arnfrid Astel (9 juli 1933 – 12 maart 2018)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juli ook mijn blog van 8 juli 2024 en ook mijn blog van 8 juli 2020 en eveneens mijn blog van 8 juli 2019 en ook mijn blog van 8 juli 2017 deel 2.