Elif Shafak, August Graf von Platen

De Turkse schrijfster Elif Shafak (eigenlijk Elif Şafak) werd geboren in Straatsburg op 25 oktober 1971. Zie ook alle tags voor Elif Shafak op dit blog.

Uit: Zo houd je moed in een tijd van verdeeldheid (Vertaald door Manon Smits)

“Het was mijn eerste dag in Istanbul, een winderige avond in september, alweer lang geleden. Jong en vol ambitie om schrijfster te worden was ik naar de stad verhuisd zonder dat ik er iemand kende, gedreven door een instinct dat ik niet kon duiden maar ook niet kon negeren, en ik had een piepklein appartementje gehuurd in een van de meest chaotische, krioelende, kosmopolitische wijken, dicht bij het Taksimplein. Ik kon er de dobbelstenen horen die tikkend over het houten backgammonbord rolden in het theehuis aan de overkant van de smalle straat, en de kreten van zeemeeuwen die omlaagdoken om een broodje uit de hand van een nietsvermoedende voetganger te grissen. Maar nu was het laat op de avond, het theehuis was dicht en de meeuwen zaten te dommelen op de daken. Er zaten geen gordijnen of rolluiken voor mijn ramen, en in het bleke licht van een straatlantaarn zat ik op een kartonnen doos vol boeken en paperassen te luisteren naar de geluiden van de stad die nooit sliep. Blijkbaar was ik even ingedut, want ik schrok wakker doordat ik geschreeuw hoorde.
Ik keek naar buiten en daar liep ze door de straat, woest hinkend terwijl ze een pump met afgebroken hak in haar hand had. De andere schoen hield ze koppig aan. Gekleed in een korte rok en een zijden blouse. Een lange transgender vrouw. Ik wist dat deze wijk een thuis was voor seksuele minderheden, aangezien het een relatief liberale buurt was, ook al werd hun leven en bestaansonderhoud voortdurend overschaduwd door sociale vooroordelen en systematische discriminatie. Omdat er geen andere banen beschikbaar waren, werkten veel mensen uit de plaatselijke transgendergemeenschap in de straatprostitutie, of in de cafés, clubs en taveernes die Istanbuls nachteconomie vormden. In buurten op een steenworp afstand die de straatprostitutie, of in de cafés, clubs en taveernes die Istanbuls nachteconomie vormden. In buurten op een steenworp afstand die een snelle gentrificatie ondergingen, waren ze met grof geweld verdreven door de politie, maar in mijn straat, genaamd de `Ketelmakersstraat, woonde nog wel een hechte, trotse gemeenschap.
Terwijl ze onder mijn raam door liep, hoorde ik haar in zichzelf praten, en ik ving enkele woorden op uit haar monoloog. Ze was door iemand – misschien een geliefde, misschien de hele stad – slecht en onrechtvaardig behandeld. Ze was verdrietig, maar ze was vooral ook kwaad.
Het begon te regenen, en de druppels vielen steeds sneller, drup drup drup. Er tikte één hak op de kinderkopjes, tik tik tik.
Ik keek haar na tot ze aan het eind van de straat de hoek om ging. Ik had nog nooit een vrouw gezien die zo zichtbaar gebroken was en toch koppig doorging. Ik voelde me schuldig dat ik mijn raam niet had opengedaan om iets tegen haar te zeggen, te vragen of alles in orde was.”

 

Elif Shafak (Straatsburg, 25 oktober 1971)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Venetiaanse sonnetten

XXIV

Er lijkt een lang, een eeuwig ach…

Er lijkt een lang, een eeuwig ach te wonen
In deze luchten, die traag blijven draaien,
Het komt me uit die hallen tegenwaaien
Waar lach en jubel eertijds mochten tronen.

Venetië viel, al tartte het eonen,
’t Rad der fortuin kan niets terug doen zwaaien:
Slechts weinig schepen meren bij de kaaien
Aan van de mooie Riva dei Schiavoni.

Hoe hebt gij ooit, Venetia, gestraald
Zoals de vrouw met gouden prachtgewaden
Die trots bij Paolo Veronese praalt!

Thans staat de dichter bij de balustrade
Van de Gigantentrap verstomd, betaalt
Zijn tol van tranen, maar vindt geen genade.

 

Vertaald door Paul Claes

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Lithografie door J G Bach, 1847

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2022 en ook mijn blog van 25 oktober 2018 en ook  mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

Glasbewasser Laurent laat u weten


Lappen bij regen is gevaarlijk en zinloos.
Eind juni en wat rest er dan nog
van het om maar iets te noemen,
te hebben geroken, bekeken,
aanvaarde, juichende fluitekruid?
Van het stoere boerenworm-,
de distels lispelend in de wind,
van de iele margrieten naast de
schaamteloze klaprozen,
de klare, ware koekoeksbloem,
het zachte, zware, oogverblindend
mosterdzaad dat in de berm ontbrandt?
Zoelte, overdaad, zouthout?
Ligt het daar, platgeslagen, neer-
gemaaid en geen mens dat eraan
te pas kwam, als een betrapte
lingerie personality of the year
die zich vertwijfeld afvraagt
hoe ze dat nou konden weten.

Neergeregend. Vliegende vis
aan het eind van haar school.

Een onweer flitst hiernaast als in een flits
voorbij, niemand sproeit vanavond nog
zijn tuintje, het verschiet wordt
van achter vensters genoten,
ik huil me een bui van had ik jou daar,
zo alleen, zo ouder met uitzicht
over het komdal tot aan de hoge kim.

••
Daar aan de hoge kim: daar
verzamelde zich het noodweer;
duistere hooligans die de boel
’s flink gaan lopen verzieken
voor de zwijgende meerderheid,
daar dus, het weerlicht, daar, hoor,
het dondert, en tot mijn verbazing
hier, boven het paradijselijke dal

twee buizerds op zo’n honderd meter
hoogte, stil cirkelend, loerend, de kop
een vederhelm, de vleugels getand,
waarvan er zich dan één,
met de precisie van zijn honger
en het geweten van de monnikskap
en anders dan wat zich daar op hetzelfde
moment in het woud boort, in een flits
op die ene versteende muis duikt.

En als het nou vervolgens opklaarde,
als er nou iets verhelderd zou zijn,
uitzicht als inzicht bij wijze van regen
als die dag dat de ramen toevalligerwijs
maar hoe kon het ook anders,
weet je nog, van binnen door mij
en door de glazenwasser van buiten
waren gedaan. Maar omgekeerd:
de optimale pixeldichtheid die we
de werkelijkheid noemen staarde me nu
als een klap in het gezicht. Zie hiernaast.

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Venetiaanse sonnetten

XIX

Dit labyrint van bruggen en van stegen,
Dat zich verstrikt in duizend kronkelingen,
Hoe lukt het mij ooit daardoorheen te dringen?
Hoe vind ik ooit het raadsel van die wegen?

Als ik San Marco’s toren heb bestegen,
Kan niets mijn weidse blikken nog bedwingen,
En uit de wonderen die mij omringen,
Ontstaat een beeld; de stad heeft vorm gekregen.

Ik groet daarginds de oceaan, de blauwe,
En hier de Alpen, die in brede schare
De eilandenlagune overschouwen.

En zie! daar kwam een moedig volk gevaren,
Om tempels en paleizen zich te bouwen
Op eiken palen midden in de baren.

 

XX

Hoe heerlijk is het, als de dag verkoelt,
Naar ginds te zien, waar schip en gondel zweven,
Als de lagune, spiegelglad gebleven,
Vervloeit en zacht Venetië omspoelt!

Daarna weer binnenwaarts getrokken voelt
Het oog zich, waar hoog naar de wolken streven
Paleis en kerk, waar een luidruchtig leven
Op elke trap van de Rialto woelt.

Een vrolijk volk van menig ledigganger
Krioelt hier rond, het is door niets te storen
En stoort ook nooit zijn trieste tegenhanger.

En ’s avonds komt het bij elkaar in koren,
Want op San Marco’s plein wil het de zanger,
En de verteller op de Riva horen.

 

Vertaald door Paul Claes

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Lévi Weemoedt, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook alle tags voor Lévi Weemoedt op dit blog.`

 

Morgenrood

De week begint pas. Het is maandag kwart voor negen
en ik roer nu al zo neerslachtig in m’n thee…
Maar ik zal sterk zijn: kijk, daarbuiten schijnt de regen!
En aan het venster piept de vleermuis vrolijk mee!

 

Frontbericht

’k Heb niks gezien vandaag, dat wou ik u nog schrijven:
’k heb heel de dag wat voor het raam gestaan
en niks gezien, ondanks het noestig wrijven
in beide ogen. Toen maar vroeg naar bed gegaan.

Ook moet u weten: ik heb niks gehoord.
Voor uren in een diepe slaap gelegen
en niks gehoord. Zelfs hart en longen zwegen.
Een snik werd in het hoofdkussen gesmoord.

Voor ’t raam en ook in bed heb ’k niks bedacht.
Dat wou ik u al heel lang laten blijken
maar ’k wist niet hóe! Ik miste werkelijk nog de kracht
om naar een potlood of een velletje te reiken.

Hier moet ik ’t voor thans helaas bij laten:
’t gaat nu weer redelijk, ’k ben aardig opgefleurd.

O wél bedankt dat u mij even bij liet praten!
Ik schrijf u weer zodra er niks gebeurt.

 

Zwart bloed

Ach Zuster! Geef mij and’re bloedlichamen:
vrolijke baasjes met een opgewekt gemoed,
meer van die danstypes uit Viva en reclame;
de mijne zijn zo droef en zwart als roet.
Nooit lachen ze, ’t zijn dooie sodemieters,
galbakken, kankeraars, ja niks is goed
voor het gezelschap. Zo heb ‘k liters
vol van dat neerslachtige gebroed.
Op bruiloften, op feestjes en partijen,
waar ied’reen lustig is en opgeruimd van hart,
zit ík maar eenzaam aan mijn tafeltje te schreien,
terwijl er net een vrolijk walsje wordt gestart!
Dan wil ik óók wel met zo’n blozend bruidje vrijen,
maar ik loop snikkend polonaise op mijn smart!

 

Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)
Lévi Weemoedt – Soavends door Trudy Kramer, 1997

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Schoon als de dag en lieflijk als de morgen

Schoon als de dag en lieflijk als de morgen,
Met edel voorhoofd, ogen trouw en vroom,
Jong, lokkend als het nieuwe dat eens koom’,
Zo vond ik u; zo vond ik ook mijn zorgen.

O ware ik toch reeds aan uw borst geborgen
Waar ik mij vind, en te verliezen droom!
O ware reeds bedwongen deze schroom
Die ons verbond verdaagt van nu tot morgen!

Wat vlucht ge mij? Vermoogt ge mij te haten?
Wat kwelt ge zo, door uw hart te verzwijgen,
Mij, vol van liefde, en die mij voel verlaten?

Bij ’t eerste sein dat ge u mij toe zult neigen
Bevangt me een bang geluk, zo bovenmate
Als van een koning vóór zijn troonbestijgen.

 

Vertaald door Victor E. van Vriesland

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Schilderij in het “Platen-Palais” in Ansbach, het ouderlijk huis van de dichter, tegenwoordig een advocatenkantoor.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 22 oktober 2021 en ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

Flashback

Robinson, tien jaar terug, met zijn zwager (ex-
zwager) in het holst van de stad: ramen.
Knappe jongen die hem weg krijgt hier,
altijd wat te zien, een veelkleurig taalspel
uit de glanzende monden van kwispelende meisjes.
Robinson in de peepshow business,
glitter en schittering, glamour en geld wat er blinkt
in het rood van de wallen:
neonromantiek.

Maar ’s morgens vroeg weer Robinson
die met zijn blote jatten in een lapje walgend ingedroogde kwakjes van de vloer bikt,
Terwijl zijn zwager (ex-zwager) potverterend, pierewaaiend, baliekluivend
aan de Costa rond flaneert.

En dan die uren die hij maakt,
alsof zijn werkplek zich ook nog eens
onder zijn ogen manifesteert;
weken van een etmaal op, een etmaal bekaf, nee
langs deze staanders is geen uitzicht te behalen,

geen eerzucht te beleggen.
Consultant erbij en dan met het hele MT naar de hei,
survivallen in Donegal (waar langgerekte paarse en roze en rode wolken
voor een paar rotcenten zich ’s avonds op hun krolst
in het watervlugge ellenbrede strand wentelen:
neonromantiek),
canyonnen in Wales (waar een waterval hem
als een spons uit handen glijdt,
zijn val versnelt,
hij het
nog nooit zo koud had na zijn blackout in het blacklight van de kloof:
neonromantiek),
analyse, mediation, therapie, maar if it’s broken,
don’t fix it.
Carrièreswitch. Robinson

die eruit stapt, via via een wijk hosselt, en dan nog een.

Hoe hij hier neerstreek, in dit gat
aan de voet van een gevel
aan de rand van de stad.
Zonder vrouw (ex-vrouw), met een kind
dat doet denken aan het kind van de man tweehoog voor.
some of us never take risks, or take a chance,
for fear
of what we might lose.
Zijn evenbeeld. Zijn steracteur.

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Om stil een wijkplaats voor mijn leed te vinden

Om stil een wijkplaats voor mijn leed te vinden
Alom ik zoek – doch heb er geen gevonden.
Uw beeld, geliefde, omzweeft mij te aller stonde,
Terwijl al ’t naadre in nevel gaat verzwinden.

Geen vriendenkring vermag mij meer te binden
En eenzaamheid verdrage’ alleen gezonden.
Zoo ‘k peins, doorvlijmt gedachte’s pijl de wonden
En, zwerf ik droomend, klaag ik ’t alle winden.

En zal ik ooit van deze pijn genezen,
Zoo toon me uw liefde en ’t zal mijn hart verzaden,
Want gij slechts faalt mijn ziel, verkoren wezen.

Ik liefde meengen vriend en werd verraden.
Doch zal de wereld lezen in deez bladen
Dat u ik gaf de voorkeur boven dezen.

 

Vertaald door Hélène Swarth

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Grafmonument van August Graf von Platen in het park van de Villa Landolina in Noto, Sicilië

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Lévi Weemoedt, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook alle tags voor Lévi Weemoedt op dit blog.

 

Kraantje Lek

‘k Was dertien als de eerste grijze haren
door ’t korte kuifje braken: moeder in paniek!
Wat was er in haar broekeman gevaren!
‘Wat heb je dan gegeten? Ben je ziek?’

Ach moedertje! met vijf was ik volwassen.
Zat op mijn tiende volop in de overgang.
‘k Had vrouw en kind verloren; wist allang
niet meer waarop ik nog moest vlassen.

En slechts om ú en vaatje niet te schokken
bleef ik het ventje dat zo vrolijk in zijn blokken-
doos en spoortrein op kon gaan.

Maar ik proefde al de pit van het bestaan!
En daarom rolde er achter moeders rokken
uit ’t pijpje van mijn broek een stille traan.

 

Antiloop

Als het startschot viel bij de aanvang van mijn leven,
kwam ik aarzelend en neerslachtig uit de blokken,
want ik wist dat er geen goud viel te vergeven
en ik hoopte dat de meet maar snel zou lokken.

Klonk er hier en daar gejuich van de tribune:
het verstomde waar ik wenend langs kwam sjokken.
En op ?t smeken om wat gunst van Vrouw Fortuna
sloeg een regen neer van kussentjes en sokken.

Ach! Door wie moest ik mij niet laten passeren,
spottend nagewuifd door kunstbenen, kar of kruk,
die mijn eigen loopstijl niet konden waarderen.

Door het hele veld van sintelbaan verstoten,
is het tijd dat ik mijn chronometer druk?
en dàn ?t pistool waarmee ?k voorgoed word weggeschoten!

 

VLAARDINGS ROEM

Geen haringbuis, geen kotter en geen botter,
geen logger en geen stoomfiets, ach! geen fluit
zag ik vanavond op de stroom.

‘k Zat aan de Doodsrivier. Slechts een condoom
dreef goedgemutst het zeegat uit.

 

Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Ode

Warm en licht schemert in Rome de winternacht.
Kom jongen, wij er door; kom, arm in arm,
druk vleiend je gebruinde wang
tegen mijn blonde kop.

Je bent een straatjongen, maar wat je zegt
is mij veel liever dan verwaand gezwets.
Het lispelen van je romeinse lippen,
zangerig toverwoord.

Maar alsjeblieft, fluister geen woord van dank!
Hoe kon ik, zonder verkocht te zijn
je wimpers nat zien worden?
Dan: de pracht van je oog.

Had Bacchus dat gezien, hij had
jou gekozen in plaats van Ampelos,
jou als steun voor ’t wankel evenwicht
van zijn heerlijke lijf.

Voor altijd heilig is de plaats waar ik
je ontmoette, gewijd de berg Janiculus,
gewijd het kalme mooie klooster,
het altijd groene plein.

Van daar wees je me punten in de grote stad,
je noemde kerk, paleizen en ruïnes
en het kleine schip, met volle zeilen
door de stroom meegevoerd.

 

Vertaald door Hans Warren

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Monument voor August Graf von Platen-Hallermünde in Ansbach

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 22 oktober 2021 en ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

Aphrodite

Het is oorlog, liefde
Bijna alles mag

Wees naakt en ontvang de genadeslag

Mobiliseer
een falanx van hoplieten en vaardige peltasten

Balts
hun aanvallen ontkrachtend
met zich vals voordoende legioenen

Lach
om de testudo, het schildpad
pak de loopgraaf haar wapening af
dring drang- en planloos aan
tot de stadswal valt

Zie met oude ogen
de nieuwe wereld tegemoet
onderhandel voor de vorm
met generaals uit eigen staf
geef over sluit vrede laat alle hoop vieren zwaai af:
smeed ten minste een etmaal smeed een leven lang
koudwatervuur tot vlam

Wees naakt en ontvang de genadeslag
de punchline die de aanval start

 

Wachtruimte

onbesmaakt weefsel dat zweeft tussen nimmer geweest
zijn en van start gaan, onvast huizend waar het halfduister
klinkt, een geluidsopname blinkt: in het midden het tastbare licht

je onderweg weten en dat nog even blijven, rondreizend,
reikhalzend zonder het te weten naar de aanloop, naar
je luidruchtige en eenmalige buiteling: daar bolt het licht

en zodra je zelf in staat bent tot het schrijven van een schaduw
vallen de zinnen op hun plaats, laaf je je lichaam aan de lucht,
komt in het licht er leven: komt er leven aan het licht

 

De val

Voorjaarszonnetje, niks aan de hand, sluiers bewolken de zon op half zeven.
Neem je gordel en wandel, Robinson, in het eerst van de dag, neem de wijk.
Pet op je achterhoofd, eelt op je ziel, je handen marshmallow, je wezen van schaduw.

Zet je getekende zinnen beslist op een huis in de delta, een nieuw huis met luiken.
Hou je uitzicht geslepen, je binnenoor achteloos scherp, je kauworgaan bezig.
Je jaren voor je en het tumult in de wolken en je jaren achter je en buiten adem je.

Nog een enkele glaspartij voor het betrekt, een emmer vers sop, een raam aan de hemel.
Een kwikzilveren spons, als een merel omhoog, gesponnen je lichtgevend lichaam.
Aan je top, deze inktzwarte lucht, je zakdoek, je onvast gemoed, de rek uit de ladder.

De uittocht, ze valt je zo zwaar, brokkenpiloot, deze eindstreep, je grote finale, je stop.
Of nou blikschade of hoofdbrekens je nekken, lappen bij regen is gevaarlijk en zinloos.
Het giet, hij ligt in een plas aan de voet van zijn staanders, schrijvende pers erbij, nu.nl.

Zo vang ik je val in het diepst van je Werdegang op, met andere woorden, in hoogsteigen werk.
Zo buig ik me over je, fluister juist jou mijn ontstane bedoelingen in en ga op in je komst.
Tuimelaar, beeldhouwer, vinder en vondst vond je vrede in een hoopje loodkleurig stof.

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

O lieve dood, wien alle menschen vreezen

O lieve dood, wien alle menschen vreezen,
Van mij zult ge enkel lof en hulde ontvangen.
Hoe vaak onstuimig streefde mijn verlangen
Naar slaap, waaruit ‘k nooit meer gewekt zou wezen.

In slaap gewiegd door eeuw’ge vredezangen,
Gedekt door de aard, die elk leed wil genezen,
Hebt gij den levensbeker blij geprezen,
Die mij alleen galbitter bleef doorwrangen?

De wereld, vrees ik, heeft ook u bedrogen.
Verijdeld werden de edelste uwer daden,
Vernield, uw liefste koop, uw heerlijkst pogen.

Dies roem ik zalig wie om sterven baden.
Hun heimwee werd gestild, hun doel voltogen
Want ieder hart doorhakt ten lest een spade.

 

Vertaald door Hélène Swarth

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Lithografie door Otto Schoff, 1921

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Willem Wilmink, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Kunstgenot
(Wijze: Beethoven’s Negende, Slotkoraal)

Vader moeder zuster broeder
kind en kraai en man en vrouw
gaan vanavond weer genieten
in het oud Concertgebouw:
Ma die draagt haar fraaiste knotje,
dochter is als maagd verkleed,
en zo kan men gaan genieten
van het componistenleed.

Vader moest nog even kuchen,
moeder is met hijgend hert
op de violist aan ’t letten,
die begint met zijn concert:
O wat prachtig, wat gevoelig,
o wat hypersensueel,
welk een fraaie strijkstokvoering,
welk een heerlijk snaargestreel!

In de pauze praten dames
op een muzikaal niveau:
‘O dat jonge dirigentje –
was mijn eigen zoon maar zo!’
‘En jouw kind is groot geworden,
’t is een dametje, zowaar!’
‘Ja, mevrouw, dat is geen wonder,
ze is tweeëndertig jaar.’

Aan de pauze komt een einde,
na de pauze komt Ravel,
als dat maar niet té modern is –
maar gelukkig gaat het wel.
Kopje koffie nog bij Keijzer
als besluit van ’t kunstgenot:
ja, muziek dat is iets heerlijks,
ja, muziek is iets van God.

 

Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water

Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
en dronk daarna te veel in de woestijn.
Dat was het einde, het begin kwam later.
Soms kort de tijd de afstand tot die pijn,
maar dan kan ik in treurnis vrolijk zijn,
zoals in ’t najaar ’t voorjaar herbegint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

Ik stel geen prijs op wat wordt aangeprezen,
ik stel mij pas echt open als ik dicht,
hoe meer ik lees, hoe meer ik nog moet lezen,
al wat ik nader raakt steeds meer uit zicht,
hoe dichterbij, hoe verder weg het ligt,
ik zoek altijd wat anders dan ik vind,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

Ik kan niet ernstig zijn dan door te spelen,
ik spreek de waarheid als ik me vergis,
niet bang alleen, maar eenzaam tussen velen,
vol doodsgedachten als er bruiloft is,
vol levensvreugde bij een dodenmis
en een verliezer ziende in wie wint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

Prins, wat ik dicht, is als een oud verhaal,
dat nieuwer wordt, hoe meer ik het herhaal.
Ik ben de man die nooit iets nieuws verzint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Gezegend wie de wereld trots veracht

Gezegend wie de wereld trots veracht,
Want voor haar valsheid moeten woorden falen.
Wreed schenkt zij al ons leed in schalen,
Geeft het als drank aan wie op redding wacht

Uit wie ze steeds als werktuig heeft gedacht,
Perst zij mijn lied met duizend helse kwalen.
Door verre tijden laat zij ’t wellicht stralen.
Ik echter word als offerdier geslacht.

Al wie jaloers is op mijn dichterleven,
En in ’t geluk van mijn beroep geloven,
Hoe lang kun je toch zo in dwaling zweven?

Liet ik mij niet door werelds gif verdoven,
Nooit was ik naar de hemel blijven streven,
Had nooit volbracht wat jullie zozeer loven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

August Graf von Platen
(24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Standbeeld in Ansbach

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2018 en ook  mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

Doe-het-zelf

Na zichzelf, met een witte lijn,
te hebben omkrijt, herrijst hij
van de plaats delict, hijst zich
stap voor stap in nieuwe voeten,
past zijn kuiten, dijen (als gegoten),
omgordt zich met een schaambeen

en
een buik van genereuze omvang.

Stof daalt neer: zijn navel schudt hij uit;
zijn middenrif, zijn twaalfde rib
schragen hart en longen die hij inslikt
uit het niets, zo zonder mond nog,
zonder tong, alsof hij licht schiep
dat kortelings voorafging aan de zon.

Ontboezemt dan zijn borstkas, slaat
losjes zijn armen om zich heen, lijnt
zijn nek uit, stelt atlas en draaier aard-
en nagelvast. Staat als een huis.

Als kroon op het werk welt meesterlijk
het ravissante hoofd. Hoofd vol hersens,

hoofd aan barrels, waaruit hij ontstond.

 

Seamus Heaney in Bellaghy

Een grappenmaker hoogstwaarschijnlijk
heeft het bordje dat de weg wijst naar zijn graf
de andere richting op gedraaid

Als we het dan aantreffen, bijna terug bij af
en in de ban nog van zijn schrijven (graven)
dat in het aan hem gewijde heiligdom

gevierd wordt biedt het
behalve naam – jaartallen – liggend streepje dat het leven
tekent plus een regel goede raad

uitzicht op een heuvel die dat uitzicht dichtschuift
Zijn woordenschat in kiezels waar hij ligt
tegen beter weten in liep over lucht

 

Ruim

De meevliegende meeuwen zijn het niet, dat gillen
dat langgerekte janken dat pas aanvangt
als de ferry trillend afstoot en een schok
door het onverdachte casco golft

Hemelsgrauwe hemel, de geur van vis en stookolie
en wat je dacht te horen dat zolang je vaart je bijblijft
al zwijgt het als inmiddels
veilig vaarwater bereikt is

De meevliegende meeuwen maken bommetjes

De weeklacht van een paar honderd alarmen
die de afvaart niet vertrouwden:
autodekken gangenstelsels monsterstations

liepen ermee vol en legden je het spreken op
‘O oneindeloze zee onder een hemelszwarte hemel
draag ons of het uitmaakt door de kosmos’

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Als ik moet sterven wil ik als de lichte

Als ik moet sterven wil ik als de lichte
Sterren  snel en onbewust verbleken,
Bezwijken wil ik aan de dood zijn streken,
Zoals Pindaros volgens de geschriften.

Ik wil toch niet in leven of in dichten
De grote onbereikbare bereiken,
Ik wil, vriend, in de dood slechts op hem lijken;
Maar lees hier het mooiste der berichten!

In  ’t theater zat hij, door een melodie
Bewogen en had, vermoeid zijn wang gelegd 
Op zijn lievelings welgevormde knie:

Toen het gezang aan ’t einde was gekomen
wou wekken hem, die zo aan hem gehecht,
maar hij was bij de goden opgenomen
.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

August Graf von Platen
(24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Portret door Moritz Rugendas, ca. 1830

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Onno Kosters, Kester Freriks, Aristide von Bienefeldt, August Graf von Platen, Ernest Claes, Zsuzsa Bánk, Denise Levertov, Norman Rush, Robert Greacen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

De boot

De ramen zijn in dit oud woonhuis
hoger dan gebruikelijk in de voorgevel geplaatst,
zodat wanneer je hier naar buiten kijkt,
over de rand van je bloedeigen vergetelheid,
je oog niet anders dan schuin omhoog
naar peppelkruin en straatlamp reikt,

stilleven dat staat boven de dampende,
zwarte aarde onder al dit groen,

je vanachter een patrijspoort naar boven
blikt, op je één-na-laatste ademteug,
zinkende naar boven zwemt,
je kop stotend aan sloten,
grendels, gewassen pantserglas,
klinknagels en vleugelmoeren,
je haren wiegend in de onderwaterwind,
je handen zonder horen piepend langs het glas,
je naar beneden stijgt,

nature morte schuin omhoog
uit de onderbuik van dit jouw schip,

mijn lief, mijn lief, ja had nou maar
je werk ook zélf in MoMA uitgestald,
dan deed het er, eenmaal gesnapt,
geen moer meer toe dat wat je voor je zag
in deze lijst schuin boven dit
oud woonhuis stond.

Trompe-l’oeil met de dampende,
zwarte aarde onder al dit groen.

 

Vijftien regels (zestien regels)

Vul de straten met gaten, regel het scheepvaartverkeer
de verkeerde, de kant op,

schiet een ijskast naar het binnenste van de komeet,
schiet in eigen doel, schiet het voorbij. Regen

een boog, span deze, richt een pijl van water
op een roos van licht: regen
een boog. Span deze, richt een pijl van water
op een roos van licht: regen een boog. Span –

lever een pakbon zonder pak,
scheer je met een scalpel,
poets je handen met schoensmeer,

zet tussen de middag een ontbijt van chili con carne en ijs toe op tafel.

Onderbreek nu eenmaal voorgoed waar je mee bezig bent, maar niet
voor de vorm: voor je het laat
voor wat het werd.

 

 
Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Nederlandse schrijver (Cornelis Christophel Maria) Kester Freriks werd geboren in Djakarta, Indonesië, op 24 oktober 1954. Zie ook alle tags voor Kester Freriks op dit blog.

Uit: Het nieuwe vogels kijken

“Het is najaar. Een vlucht Grauwe Ganzen of Rietganzen in v-vorm vliegt hoog voorbij langs de hemel, zuidwaarts. Ze zijn afkomstig uit noordelijke streken, waar de winter is ingevallen. De zon staat laag, is even later al achter de horizon verdwenen. Sneeuw en ijs maken voedsel onbereikbaar.
Niet alleen ganzen vliegen in dit gestroomlijnde patroon, ook Kraanvogels trekken in sierlijke lijnen weg van de kou naar gebieden met een milder klimaat, overwinteringsgebieden. De middeleeuwse dichter Jacob van Maerlant roemde de vorm van een zwerm reizende Kraanvogels, alsof ze een letter in de lucht schrijven. Deze v-formatie is misschien wel een van de bekendste beelden uit de vogeltrek. Het verschijnsel is nauwgezet bestudeerd. Iedere vogel vliegt schuin achter zijn voorganger, de vleugelpunten raken elkaar ternauwernood. De eerste vogel breekt de luchtweerstand, waarvan de andere vogels profijt hebben. De werveling die door de vleugelslag van de eerste vogel ontstaat, een soort opwaartse luchtstroom, biedt de daarachter vliegende vogel voordeel. Neemt hem als het ware mee. In afwisseling neemt een vogel de leiding. Door deze manier van samenwerken kunnen de vogels anderhalf keer zo ver vliegen als anders het geval zou zijn.
De even sierlijke als scherpgepunte v, die in de trektijd het hemelruim doorklieft, begeleid door het luide gakken van de ganzen of het onderlinge trompetten van de Kraanvogels, spreekt al generaties lang vogelliefhebbers aan. De ‘contactroep’, zoals het onderling converseren in de zwerm heet, toont de saamhorigheid. Kijk, daar zoeken vogels nieuwe horizonten, nieuwe leefgebieden. Het zijn vaak families die samen onderweg zijn. De symboliek van vogeltrek, verbonden met de wisseling der seizoenen, behoeft nauwelijks uitleg. Mensen beschouwen het zoeken naar nieuwe werelden als teken van levenskracht en verwachting. Voeg daarbij de raadsels waarmee de vogeltrek nog altijd is verbonden en we betreden een terrein dat onuitputtelijk belangstelling wekt en velen bekoort en zelfs betovert.
Vogeltrek en richtingsgevoel roepen behalve bewondering ook vragen op, voor iedereen die aandacht heeft voor de natuur. Hoe vindt de Boerenzwaluw zijn weg terug naar de schuur van zijn vorig broedseizoen? Hoe weten vogels in Afrika dat in onze landen de lente aanbreekt? Waar halen ze de kracht en energie vandaan die duizenden kilometers af te leggen? En vooral: hoe vinden vogels de weg? Steeds geavanceerder onderzoek en technologie met behulp van satellietzenders laten zien dat vogels zich oriënteren op de stand van de zon, maan en sterren en sterrenbeelden, en ook gebruik maken van visuele bakens als kustlijnen, rivieren, bergketens. Trekvogels volgen min of meer vaste routes over land en zee. Het navigatievermogen lijkt wel toverij. Maar er zijn altijd vogels die afdwalen, zogenoemde dwaalgasten en zeldzaamheden.”

 

 
Kester Freriks (Djakarta, 24 oktober 1954)
Cover

 

De Nederlandse schrijver Aristide von Bienefeldt (pseudoniem van Rijk de Jong) werd geboren op 24 oktober 1964 in Rozenburg bij Rotterdam. Zie ook alle tags voor Aristide von Bienefeldt op dit blog.

Uit:Confessions of a Son and Heir (Vertaald door Liz Waters)

“The only thing I inherited from my father’s side was the inordinate urge to copulate, so I’ll only deal indirectly with this branch of the family here. As anyone knows, quality is preferable to quantity: on my father’s side there are at least seventy cousins wandering the planet and on my mother’s side there’s only me. Her two older sisters never had children. Apart from a few subjects of my father’s kingdom who have made their fortunes abroad (and who are spoken very highly of by his family – as so in many families, the possession of money is a synonym for intelligence), my cousins all resemble each other so closely that they are interchangeable. My father died twenty years ago. He was at odds with his brothers and sisters all his life. The only one I ever felt any fondness for was his sister Greta, who never married and who was very much involved with the offspring of her brothers and sisters. She twirled the skipping rope and acted as a horse for the little ones, and she was also open minded enough to mice a drag on a joint when the sixties came to the Lowlands – which is where any similarity with the former American president ends, since as far as I know she took no part in the orgies and blow-outs which made those years so surprisingly different. Five years ago my mother and I arranged her funeral. It was a stiflingly hot summer day. I wore a dark blue suit; my mother was dressed in black. Since the great majority of auntie’s relatives live in the eastern part of the country and therefore seldom see the sea, they arrived decked out in very thin, colourful, scanty clothing with a view to visiting the beach later in the day. The gravedigger was a slim young man with a face as white as paper whose coming out had been limited to myself when a month previously I had sucked him off in a little park in Werkmansgat – to his satisfaction as well as to mine. God had supplied him with an extremely well-furnished reproductive organ. It took about ten minutes before my mouth filled with millions of lukewarm spermatozoids. In contrast to my usual habit, I swallowed everything. He accompanied the coffin containing the bodily remains of auntie, followed by the motley, lurching crowd like a carnival procession without lanterns as they walked to the freshly dug trench in the middle of the graveyard. Before entrusting the blond timber to the earth, the gravedigger cleared his throat. I looked at what he had between his legs: it was completely flattened by his trousers, which were both baggy and close-fitting, and I deeply regretted that he had not been wearing his working uniform when he did slid his member into my mouth four weeks before.”

 

 
Aristide von Bienefeldt (24 oktober 1964 – 20 januari 2016)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Ich möchte, wenn ich sterbe, wie die lichten

Ich möchte, wenn ich sterbe, wie die lichten
Gestirne schnell und unbewußt erbleichen,
Erliegen möcht ich einst des Todes Streichen,
Wie Sagen uns vom Pindaros berichten.

Ich will ja nicht im Leben oder Dichten
Den großen Unerreichlichen erreichen,
Ich möcht, o Freund, ihm nur im Tode gleichen;
Doch höre nun die schönste der Geschichten!

Er saß im Schauspiel, vom Gesang beweget,
Und hatte, der ermüdet war, die Wangen
Auf seines Lieblings schönes Knie geleget:

Als nun der Chöre Melodien verklangen,
Will wecken ihn, der ihn so sanft geheget,
Doch zu den Göttern war er heimgegangen.

 

Ich bin wie Leib dem Geist

Ich bin wie Leib dem Geist, wie Geist dem Leibe dir;
Ich bin wie Weib dem Mann, wie Mann dem Weibe dir,
Wen darfst du lieben sonst, da von der Lippe weg
Mit ew′gen Küssen ich den Tod vertreibe dir?
Ich bin dir Rosenduft, dir Nachtigallgesang,
Ich bin der Sonne Pfeil, des Mondes Scheibe dir;
Was willst du noch? Was blickt die Sehnsucht noch umher?
Wirf alles, alles hin: du weißt, ich bleibe dir!

 

Je vaak te zien …

Je vaak te zien, dat is me niet gegeven
en ’t is verboden naar je toe te komen,
Je bijna nooit te spreken en een schromen
je aan te kijken, is hier mijn hele leven.

Maar van je dromen, dichten, plannen smeden,
om jou te naderen, is mij niet ontnomen,
dat zal mij altijd door ten goede komen
en met zo weinig stel ik mij tevreden.

Want ach! Ik heb al erger leed gedragen,
en deze pijn van nu is haast gering,
in plaats van lijden, een zoet onbehagen.

Mijn wens, bij anderen, stuitte op afkeuring.:
Jij hebt hem niet verhoord, maar afgeslagen
heb je hem ook niet, mijn zoete lieveling!

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Standbeeld in Ansbach

 

De Vlaamse auteur Ernest Claes werd geboren op 24 oktober 1885 te Zichem. Zie ook alle tags voor Ernest Claes op dit blog.

Uit: Kobeke

“Kobeke is geboren in een leemen hut van’t Kempenland, dat het schoonste land van Vlaanderen is, en ’t was op een zondagachternoen in de Sint-Jansmaand, en zijn vader en zijn moeder waren arme menschen.
De hut waar Kobeke geboren is ligt daar heelemaal op haar eigen bezijden de zandbaan. De witte leemmuren zijn scheef getrokken omdat het strooien dak er te zwaar op weegt. Daar is een scheeve deur in den gevel. Daar is een groot vensterke en nog een klein vensterke. En dan is er nog het deurke van den geitenstal en het schuurke. Als er een stuk leem uit de muren valt plakt vader Broos daar een versche klakke leem tegen en gaat er eens met den witborstel over. Als er een vlok stroo uit het dak waait steekt vader Broos daar weer ander stroo in.
Tusschen de hut en de zandbaan ligt de putkuip. ’t Is een put met een zwikboom die in ’t midden kwinkwankt op een mik; aan den eenen kant hangt de puthaak, aan het ander end een versleten ketelke vol steenen om den aker gemakkelijker boven te trekken. De zwik is zoo hoog als ’t dak. Ze doet denken aan de galg. Langs den kant van de zandbaan is er al lang een plank van de putkuip, maar het vuurkruid dat er binnen in wast, is er dweers door gegroeid en het gat is toe. Als Lulle-Mie de geit voorbij dat vuurkruid wandelt keert ze met een vieze snuit haar kop terzij. Neven de putkuip wast er ook een vlierstruik, nu volop in de blom. Vlak daarachter ligt de houtmijt. Kapucienkes tegen het endeke haag, klimop over het planken kot van Pardoes den hond, en tegen Paschen wordt ieder jaar door vader Broos alles gewit. Een stukske land achter het huis, een voorschoot wei daarneven, en voor de rest is ’t ommetom al dennebosch en hei.
En stil.”

 

 
Ernest Claes (24 oktober 1885 – 2 september 1968)
Huize Ernest Claes in Zichem

 

De Duitse schrijfster Zsuzsa Bánk werd geboren op 24 oktober 1965 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Zsuzsa Bánk op dit blog.

Uit: Heißester Sommer

“Jetzt steht sie da, vielleicht anderthalb Meter vor Anna, als hätte sie Angst, näher zu kommen. Die anderen sind zur Seite getreten, bilden einen Halbkreis. Sie ahnen, daß sie nicht stören dürfen, wenden sich ab, zögernd, gehen ein, zwei Schritte, schauen in ihre Taschen, ihre Hefte, auf ihre Uhren. Nach Annas Vortrag hat sie in der Menge gestanden und gewartet, bis die anderen ihre Fragen gestellt, mit Anna gesprochen haben, hat ihnen über die Schultern geschaut, auf Annas Tisch, auf das Papier, die Stifte. Anna ist es seltsam vorgekommen, aber sie hat sich nichts dabei gedacht, sich nicht gefragt, wer sie sein könnte, weil es viele gibt, die das tun: stehenbleiben, wenn andere schon da stehen.
Sie fragt Anna: Bist du – ?, und sagt Annas Namen, als ob Anna eine andere sein könnte, wo doch hier jeder weiß, wer sie ist, schon weil es auf den Plakaten auf dem Gang, an der Tür und am Podium steht. Später sagt sie, gleich habe sie gewußt, daß sie es ist, Anna, sie hätte nicht fragen müssen. Im Radio habe sie das Gespräch mit ihr gehört, am Morgen, in einem dieser neuen Magazine, als sie ihren ersten Tee getrunken habe, erklärt sie, fast, als müsse sie sich entschuldigen, dafür, daß sie hier steht und Anna anspricht. Aufgesprungen sei sie, um das Radio lauter zu drehen, die anderen seien sofort still gewesen, um zuzuhören, und dann sei sie durch die Stadt gefahren, habe auf ihre Uni, ihre Kurse verzichtet, ihre Eltern seien einverstanden gewesen, sei durch diese Halle gelaufen, durch diese große Halle, um jetzt, hier, vor Anna zu stehen. Sie fragt, also, bist du?, und sagt Annas Namen, ihren ganzen Namen, mit einer Stimme, die wenig sicher, die fast ängstlich klingt, und Anna denkt, was fällt ihr ein, was erlaubt sie sich, sie weiß doch, daß ich es bin, jeder hier weiß es, und sie sagt, ja, die bin ich, in einem Ton, der zu verstehen gibt, daß sie nicht angesprochen werden will, als sei sie für jedermann jederzeit ansprechbar.
Márti ist es, die jetzt ihren Namen sagt, den Anna schon weiß: Márti. Anna kennt ihre Eltern. Sie kennt sie gut, besonders ihre Mutter, und sie fragt, obwohl es unnötig ist, dann bist du die Tochter von – ? Márti nickt, schnell, eifrig, als habe Anna sie endlich erlöst, endlich befreit, mit dem Namen ihrer Mutter, den Anna jetzt noch einmal sagt, Zsóka, langsam, als wollte sie jeden einzelnen Buchstaben klingen lassen, Zs-ó-k-a, um dann Mártis Namen zu sagen, mit einem überdeutlichen: Du bist also, als müßte sie sich dem Gedanken, daß sie es ist, für die Anna sie von Anfang an gehalten hat, doch erst annähern. Anna liegt dieser Satz auf den Lippen, vom Zeitvergehen, vom Großwerden, aber sie sagt ihn nicht.”

 

 
Zsuzsa Bánk (Frankfurt am Main, 24 oktober 1965)
Cover

 

De Engels – Amerikaanse dichteres Denise Levertov werd geboren op 24 oktober 1923 in Ilford, Essex. Zie ook alle tags voor Denise Levertov op dit blog.

 

Settling

I was welcomed here—clear gold
of late summer, of opening autumn,
the dawn eagle sunning himself on the highest tree,
the mountain revealing herself unclouded, her snow
tinted apricot as she looked west,
Tolerant, in her steadfastness, of the restless sun
forever rising and setting.
Now I am given
a taste of the grey foretold by all and sundry,
a grey both heavy and chill. I’ve boasted I would not care,
I’m London-born. And I won’t. I’ll dig in,
into my days, having come here to live, not to visit.
Grey is the price
of neighboring with eagles, of knowing
a mountain’s vast presence, seen or unseen.

 

At The Justice Department November 15, 1969

Brown gas-fog, white
beneath the street lamps.
Cut off on three sides, all space filled
with our bodies.
Bodies that stumble
in brown airlessness, whitened
in light, a mildew glare,
that stumble
hand in hand, blinded, retching.
Wanting it, wanting
to be here, the body believing it’s
dying in its nausea, my head
clear in its despair, a kind of joy,
knowing this is by no means death,
is trivial, an incident, a
fragile instant. Wanting it, wanting
with all my hunger this anguish,
this knowing in the body
the grim odds we’re
up against, wanting it real.
Up that bank where gas
curled in the ivy, dragging each other
up, strangers, brothers
and sisters. Nothing
will do but
to taste the bitter
taste. No life
other, apart from.

 

 
Denise Levertov (24 oktober 1923 – 20 december 1997)
High Road. Ilford

 

De Amerikaanse schrijver Norman Rush werd geboren op 24 oktober 1933 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Norman Rush op dit blog.

Uit: Subtle Bodies

“Genitals have their own lives, his beloved Nina had said at the close of an argument over whether even the most besotted husband could be trusted one hundred percent faced with the permanent sexual temptations the world provided. It was the kind of conversation that went with the early days of a marriage, of their marriage. He had been rebutting her silly but fiendish thought experiments and had gotten tired of the game. She was a genius at imagining inescapable sex traps. There could be a nun suffering from hysterical blindness that would probably become permanent unless she received a sacrificial screw from some- body’s husband, alas. He looked around. Good thing there were no nuns on the plane, at least none in costume. When you’re traveling you’re nothing, until you land, which is what’s good about it, Ned thought.
Nina, riding in furious pursuit, felt like bucking in her seat to make the plane go faster through the night. She was still enraged. She felt like a baby. She thought, You are a baby: no, he is, he is, my lamb.
Maybe the matronly pleasant-seeming woman sitting next to her was wise. She was old enough to be. Anything was possible. And it might not hurt to talk to an adult other than my incessant mother, she thought. She had to call her mother when they landed, first thing. It’s just that she won’t shut up about my pregnancy, she thought. Her attempted pregnancy, was what she meant. She regretted telling her mother about it.
I love my mother, she wanted to tell the woman next to her. It was just that her mother was overflowing with pregnancy lore that had nothing to do with reality. She’d been unkind when her mother said, You smell differently when you’re pregnant, because she’d said in response, Oh really? How do you smell then? With your uterus? All her mother had been trying to say was that there was a change in the odor a woman’s body gives off during pregnancy. But then her mother regularly declared that there was a mystical “subtle body” inside or surrounding or emanating from every human being and that if you could see it, it told you something. It told you about the essence of a person, their secrets, for example. It was all about attending closely enough to see them. They varied in color and brightness. Her mother claimed she could see them, faintly. She wanted Nina not to be oblivious to the subtle bodies of the people she met. That would protect her from deceivers, whoever they might be. Ma suggested Ned be on the qui vive also.”

 

 
Norman Rush (San Francisco, 24 oktober 1933)
Cover

 

De Ierse dichter en essayist Robert Greacen werd geboren op 24 oktober 1920 in Derry (Londonderry). Zie ook alle tags voor Robert Greacen op dit blog.

 

OPERATION JUBILEE

Francais! Ceci est un coup de main et non pas l’invasion.

Fox showed me a leaflet he had preserved
From a business appointment in Dieppe on 19th August, 1942,
When he’d been on a day trip with some Canadians.
They called it Operation Jubilee.

`I’ll always remember a notice that read:
Chasse gardee. Entrée interdite sous peine de poursuite.
A Canadian bully-boy riddled it with gunfire.
The raid? A shambles, yes, a total shambles
Lightened by the occasional ludicrous incident —
A Colonel surrendering with his men to a German captain.
Salutes from each and congratulations from the Colonel
On the efficiency of the Captain’s troops.
Warriors from a fading tapestry
Heel clicking in a butcher’s shop.’

`And then the beaches insulted with corpses,
The anarchic architecture of death and wreckage,
The screams, the hastily bandaged heads.
I’ll spare the details you can see in Goya.’

`I went back there a while ago.
There’s a stone of remembrance near the cemetery.
On which they’ve cut the words:
Their Name Liveth for Evermore’

`Ah yes, as a Sergeant from Toronto put it –
Buddy, it was one helluva trip.’

 

 
Robert Greacen (24 oktober 1920 – 13 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Dolce far niente, Hélène Swarth, Louis Couperus, Jan Prins, August Graf von Platen, Guillaume van der Graft

 

Dolce far niente

 

 lisse3-licht
Lisse is op een grijze augustusdag minder fleurig dan in de bollentijd.
Dit is het gemeentehuis.

 

Bloemenlanden

De landen bloeien, lichte lustwaranden
Van luchteblauw en wolkenroze, of printen
De prille hemel wilde op aard zijn tinten.
En lilablauw versmelten lucht en landen.

De klare waatren, bleek-azuren linten,
Die – slootje of beek – der velden vlak omranden,
Zij vangen op de kleur der hemelwanden,
Maar lijken blauw van louter hyacinthen.

Kil waait de Aprilwind en de stilgekomen
Treurende schemer doet tot grauw versterven
D’ extasejubel, ademende aromen,

Van bei die blijde lenteveldenverven.
Nu bloeit alleen de hemel van mijn droomen.
O zaalge Landen! zal ik u beërven?

 

 
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Lente in het Vondelpark, Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

Narcis

Aan den boord eener beeke
Zie ik leliën droomend staan,
Wijl de golfjens om haar stengels
Schuimend gaan.

Een rei als van nymphen,
Die zich beuren uit de beek,
Een rei als van sneeuwwitte bruidjens,
Zoo kuisch, zoo bleek.

En in heur midden heft zich
Een enkele narcis,
Die kwijnt op zijn stengelken
Van droevenis.

De leliën smachten van minne
Voor die geluwde narcis;
Zij geuren haar zoetste geuren,
Zoo zwoel… zoo frisch.

En de goudgele bloeme nijgt zich
Steeds verder naar den vliet,
Tot hij in den zilveren spiegel
Zijn beeldtnis ziet.

Zoo koud en zoo kil is het water…
Zijn zoenen prangt
De bloem op het beeld, waar minnend
Hij over hangt.

En de leliën lisplen droeve,
Dat nog steeds met des jongelings lust
De bloem zijne beeldtnis
Op ’t water kust…

 

 
Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)
Narcissen aan de Lange Vijverberg in Den Haag, de geboorteplaats van Louis Couperus

 

Tulpen

Gij die, op uw steel gestegen,
schijnt te zijn uit zon gedegen,
die met uw doorvlamd gewaad
drachtig in de velden staat,

gij die, nog in ’t morgendoomen,
tegen vroege–voorjaarsboomen
ijl de verten bloeit en brandt,-
in de verten van mijn land,

in de verten, waar de scholen
witgedekte wolken dolen,
waar de wereld in het rond
uitligt aan den horizont,-

in de statige avonduren
ligt gij met de wijde vuren
uwer levensheerlijkheid
voor mijne oogen uitgespreid,-

en nog diep in kalme nachten
zien, herdenkend mijn gedachten
en bij menigten geplant
in de schoonheid van mijn land.

 


Jan Prins (5 februari 1876 – 9 februari 1948)
Tulpen op het Grotekerkplein in Rotterdam, de geboorteplaats van Jan Prins

 

An die Tulpe

Andre mögen Andre loben,
Mir behagt dein reich Gewand;
Durch sein eigen Lied erhoben
Pflückt dich eines Dichters Hand.

In des Regenbogens sieben
Farben wardst du eingeweiht,
Und wir sehen was wir lieben
An dir zu derselben Zeit.

Als mit ihrem Zauberstabe
Flora dich entstehen ließ,
Einte sie des Duftes Gabe
Deinem hellen bunten Vließ;

Doch die Blumen all’, die frohen
Standen nun voll Kummer da,
Als die Erde deinen hohen
Doppelzauber werden sah.

Göttin! o zerstör’ uns wieder,
Denn wer blickt uns nur noch an?
Sprach die Rose, sprach der Flieder,
Sprach der niedre Thymian.

Flora kam, um auszusaugen
Deinen Blättern ihren Duft:
Du erfreu’st, sie sagt’s, die Augen,
Sie erfreu’n die trunkne Luft.

 

 
August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Tulpen en narcissen bij de Markgraf Georg Brunnen in Ansbach,
de geboorteplaats van August Graf von Platen

 

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Lente in den vreemde

April – ik denk voortdurend aan mijn land.
Unter den Linden denk ik aan de olmen
zwaarmoedig langs een rinse waterkant,
aan steden waar de eeuwen traag vermolmen.

Ik denk aan buitenplaatsen en patrijzen,
de groene schaduw van het grachtenloof.
Ik kan niet helpen dat er lome wijzen
pianospelen in mijn achterhoofd.

Ik doe geen moeite om ze vast te houden,
de kathedraal zal wel verdronken zijn.
Er vloeit ergens achter de bronzen wouden
uit wonden in den einder donk’re wijn.

Schroefwater dat om wrakke steigers kolkt
en in de brakke avondwind seringen,
schakeringen der stilte, wie vertolkt
in taal of atonaal uw aarzelingen?

 

Le cygne van Saint-Saëns

De zwanen blijven op zichzelf in koor
buiten de perken van het park en drijven
de maanschijf schakende de schelfzee door;
de zwanen zijn hun wanen één zet voor,
vandaar ook dat zij nimmer wenen
maar op een langverbeide cantilene
het hoofd opheffen nu ik zit te schrijven.

 

De kanarie

De vogel in de rieten kooi
bezong het licht als goed en mooi.
Het duister lag hem minder goed,
hij had zo weinig bloed.

Veren had hij, niet van gewicht,
een keel in plaats van een gezicht,
een snavel en een eigeleider
en op zijn rug een vleugelspreider.

De wereld is een wijzerplaat,
zong hij, waarop het licht rondgaat.
Een dag is maar een uur, zong hij.
De spijlen hielpen hem daarbij.

Maar ’s avonds als het donker wordt,
valt er een schaduw in zijn strot.
De stilte wordt voortdurend breder
en zet zich dreigend naast hem neder.

Hij schrompelt in zoals de maan,
straks kan hij zelfs de kooi uitgaan.
Hij doet het niet. Hij steekt zijn lied
diep in het dons van zijn verdriet.

 

 
Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Portret door de beeldhouwer Dennis Coenraad

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.