Suddenly, there’s nothing to do and too much— the lawn, paths, woods were never so green white blossoms of every size and shape—hydrangea, Chinese dogwood, mock orange spill their glistening—
Inside, your photographs and books stand guard in orderly array. Your half of the bed is smooth, the pillows plump, the phone just out of reach beyond it.
No one calls early—they remember your late hours. The shades are down, so sunlight’s held at bay though not the fabulous winged song of summer birds waking me as ever, always in our favorite room, our season. Yesterday’s mail on the desk newspaper, unread. Plans for the day hover bright out all our doors—
Don’t think of evening.
Rose Styron (Baltimore, 4 april 1928)
De binnenhaven in Baltimore
Tegen de achtergrond van een ander krijgt wat we doen en laten scherpte.
Geryon stond versteld van zichzelf. Hij zag Herakles nu bljna iedere dag. Het natuurlijke dat zich tussen hen voordeed zoog elke druppel uit de muren van zijn bestaan zodat alleen de geesten overbleven die ritselden als een oude landkaart. Hij had niemand iets te zeggen. Voelde zich los en glanzend. In aanwezigheid van zijn moeder brandde hij. Ik ken je haast niet meer, zei ze tegen de deurpost van zijn kamer geleund. Het had plotseltng onder het eten geregend, maar nu schrokken de druppels op de ruit van de zonsondergang. Verschaalde vredigheid van voorbije bedtijden vulde de kamer. Ik word van liefde niet zacht of aardig, dacht Geryon terwijl ze elkaar vanaf de tegenovergelegen oevers van het licht bekeken. Hij vulde zijn zakken met geld, sleutels, film. Zij tikte met een sigaret op de rug van haar hand. Ik heb vanmiddag wat schone T-shirts in je bovenste la gelegd, zei ze. Haar stem trok een kring om de jaren dat dit al zijn kamer was. Geryons blik ging even omlaag. Deze is schoon, zei hij, zo hóórt hij. Het T-shirt was hier en daar gescheurd. Rode letters GOD LOVES LOLA. Blij toe dat ze mijn rug niet ziet bedacht hij, en hij schoot met een schouderbeweging zijn jack aan en stopte de camera in zijn zak. Hoe laat ben je thuis? vroeg ze hem. Niet zo laat. Hij was één bonk schaamteloos onversneden verlangen om weg te zijn. Wat vind je zo aardig aan die jongen die Herakles kun je dat zeggen? Nou en of, dacht Geryon. Honderden dingen die hij niet kon zeggen overstroomden zijn geest. Herakles weet veel over kunst. We hebben fijne gesprekken. Ze keek hem niet aan maar langs hem heen en stak de sigaret onaangestoken weg in de borstzak van haar blouse. ‘Hoe ziet afstand eruit?’ is een eenvoudige rechtstreekse vraag. Afstand strekt zich uit van een ruimteloos binnen naar de rand van iets waarvan je kunt houden. De afstand ertussen ligt aan het licht. Een vuurtje? vroeg hij en hij viste een pakje lucifers uit zijn jeans en was al op weg naar haar toe. Nee dank je lieverd. Ze wendde zich af. Ik moet er echt eens mee stoppen.
Uit: De diepst verborgen herinnering van de mens (Vertaald door Jelle Noorman)
“De Afrikaanse auteurs van mijn generatie, die je binnenkort al niet meer de jonge garde kunt noemen, hebben dankzij T.C. Elimane de kans gekregen elkaar in vrome, bloederige literaire steekspelen aan hun spies te rijgen. Zijn boek hield het midden tussen een kathedraal en een strijdperk; we betraden het als de graftombe van een god en eindigden er geknield in het bloed dat we hadden geplengd ter ere van het meesterwerk. Eén enkele pagina volstond om ons ervan te overtuigen dat we een schrijver lazen, een hap., zo’n ster die slechts eenmaal aan het firmament van de literatuur verschijnt. Ik herinner me een van de vele etentjes die we doorbrachten in het gezelschap van zijn boek. In het heetst van de discussie had Béatrice, de sensuele, energieke Béatrice Nanga die me naar ik hoopte ooit tussen haar borsten zou verstikken, met uitgeslagen klauwen verkondigd dat alleen de werken van ware schrijvers het waard waren om met getrokken messen te bediscussiëren, dat alleen die als een exquise drank het bloed verhitten en dat we de literatuur te schande zouden maken als we ons, omwille van een slappe, weekdierwaardige consensus, onttrokken aan de vurige confrontatie waartoe ze opriepen. Een ware schrijver, had ze eraan toegevoegd, zet aan tot dodelijke discussies onder ware lezers, die altijd met elkaar in oorlog zijn; als je het er niet voor overhebt om kapot te gaan in het strijdperk en als een buzkashi-ruiter zijn karkas in de wacht te slepen, dan kun je wat mij betreft oprotten en creperen in die lauwe pis die jullie voor speciaalbier aanzien: dan ben je allesbehalve een lezer, laat staan een schrijver. Ik viel Beatrice Nanga bij in haar vlammende reprimande. T.C. Elimane was geen klassiek auteur maar een cultschrijver. De literaire mythe is een speeltafel. Elimane was aangeschoven en had de drie grootste troeven neergelegd die je maar in handen kon hebben: ten eerste had hij een naam met geheimzinnige initialen gekozen; ten tweede had hij slechts één boek geschreven; en ten slotte was hij spoorloos verdwenen. Ja, het was het waard om je vol overgave in het spel te storten en te proberen zijn karkas te bemachtigen. Je kon betwijfelen of er ooit werkelijk een T.C. Elimane had bestaan en je kon je afvragen of dat niet een pseudoniem was geweest dat een auteur zich had aangemeten om het literaire wereldje een loer te draaien of de rug toe te keren, maar over de krachtige waarheid van zijn boek was geen twijfel mogelijk: zodra je het had dichtgeslagen, stroomde het leven, wam en puur, terug in je ziel.”
Toen kwam hij Herakles tegen en de koninkrijken van zijn leven schoven een stukje omlaag. Ze waren twee verheven palingen op de bodem van de bak en herkenden elkaar als lopend schrift. Rond drie uur op een vrijdagnacht wilde Geryon bellen naar huis en liep het busstation in om geld te wisselen. Herakles stapte uit de bus uit New Mexico en Geryon rende de hoek om van net perron en het was zo’n moment dat net tegendeel van blindheid is. De wereld stroomde een paar maal tussen hun ogen neen en weer. Andere mensen die uit de bus wilden stappen verdrongen zich achter Herakles die stilstond op de onderste tree en met één hand zijn koffer vasthield en met de ander probeerde zijn hemd in zijn broek te stoppen. Kun je een dollar wisselen? hoorde Geryon Geryon vragen. Nee. Herakles staarde Geryon aan. Maar ik wil je wel een kwartje geven.
Waarom zou je?
Ik geloof in hoffelijkheid. Een paar uur later stonden ze bij de spoorbaan dicht bij elkaar naast het wisselsignaal. De gigantische nacht trok boven hen over en sprenkelde druppels uit van zichzelf. Je hebt het koud, zei Herakles ineens, je hebt koude handen. Hier Hij stopte Geryons handen onder zijn hemd.
Uit: Mes. Gedachten na een poging tot moord (Vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer)
“Wat ik niet wist, was dat mijn would-be-moordenaar al aanwezig was op het terrein van het Chautauqua-instituut. Hij was binnengekomen met een valse ID, zijn nepnaam was samengesteld uit echte namen van bekende sjiitische moslimextremisten, en zelfs toen we naar het restaurant liepen en terug naar het hotel waar we verbleven, was hij daar ook ergens, hij was er al een paar dagen, zwierf rond, sliep buiten, verkende de plek van zijn voorgenomen aanslag, en maakte zijn plannen, zonder te worden opgemerkt door bewakingscamera’s of beveiligers. We hadden hem elk moment kunnen tegenkomen.
Ik wil zijn naam niet gebruiken in dit verslag. Mijn Aanvaller, mijn would-be-Assassino, de Achterlijke man die Aannames over mij maakte, die met mij een bijna dodelijke Afspraak had… Ik merkte dat ik hem in gedachten, het zij me misschien vergeven, Asshole noemde. Maar ten behoeve van deze tekst zal ik hem iets welvoeglijker ‘de A.’ noemen. Hoe ik hem in de privacy van mijn huis noem is mijn eigen zaak.
Deze ‘A.’ nam niet de moeite iets te weten te komen over de man die hij had besloten te vermoorden. Hij gaf zelf toe dat hij nauwelijks twee bladzijden van mij had gelezen en een paar YouTube-video’s van mij had bekeken, meer was niet nodig. Hieruit kunnen we opmaken dat de aanslag in elk geval niet over De duivelsverzen ging.
In dit boek zal ik proberen te begrijpen waarover dan wel. Op de ochtend van 12 augustus hadden we een vroeg ontbijt met de sponsors van het evenement op het zonnige terras van het deftige Athenaeum Hotel van het instituut. Ik houd niet van een groot ontbijt en hield het bij koffie en een croissant. Ik maakte kennis met de Haïtiaanse dichter Sony Ton-Aime, die de Michael I. Rudell-leerstoel letterkunde bekleedde, en ons zou introduceren. Er was wat boekengebabbel over de slechte en goede kanten van het bestellen of niet bestellen van boeken bij Amazon. (Ik bekende dat ik het soms deed.) Toen liepen we door de hotellobby en over een klein plein naar de ruimte achter de coulissen van het am$ theater waar Henry me voorstelde aan zijn negentigjarige moeder, wat leuk was.
Vlak voordat we het podium op gingen, kreeg ik een enveloppe met een cheque – mijn sprekershonorarium. Ik stopte hem in de binnenzak van mijn jasje en toen was het showtime. Sony, Henry en ik liepen het podium op.”
Salman Rushdie (Bombay, 19 juni 1947)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
TANGO XIX. EN IK ZAL GEKNIELD AAN DE WATERKANT VAN DE DOORZICHTIGE ZEE VAN MODDER EN ZOUT EEN NIEUW HART VOOR MIJZELF MODELLEREN
Een echtgenote wordt beheerst door het zijn.
Waarom geef je je niet gewonnen? is eenvoudig gezegd.
Maar stel dat uw man en een zekere donkere dame
er genoegen in scheppen vroeg op de middag elkaar in een bar te ontmoeten.
Liefde is niet op voorwaarde dat.
Leven is op vele voorwaarden dat.
De echtgenote stelt zich op aan de overkant van de straat op een omsloten veranda.
Kijkt hoe de donkere dame
haar hand uitsteekt om zijn slaap aan te raken alsof ze er iets op laat doorsijpelen.
Kijkt hoe hij
licht vooroverbuigt naar de vrouw dan terug. Ze zijn allebei ernstig.
Hun ernst maakt haar kapot.
Mensen die samen ernstig kunnen zijn, dat zit diep.
Er staat een fles mineraalwater tussen hen in op de tafel
met twee glazen.
Dronkenmakers niet nodig!
Wanneer heeft hij deze
nieuwe puriteinse smaak ontwikkeld?
Een koud schip
verlaat ergens diep in de echtgenote de haven en glijdt er vandoor naar de vlakke grijze einder,
De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.
Uit: Schemerleven
“Het lukt me niet goed om aan iets anders te denken. Steeds zie ik de witte voeten van Louis voor me. Hoe ze onder de foliedeken uitsteken. Zo onbeschermd. Zijn pantoffels verloren in de verwarring en de paniek. Zijn voeten, zo kwetsbaar terwijl hij de ambulance in wordt geschoven. Dit matras is me veel te zacht, van de plastic hoes eromheen wordt mijn rug klam. Op mijn zij kan ik niet inslapen. Ik denk sowieso niet dat ik hier ooit kan slapen. Ik tuur in het donker. Tobias is vergeten om de stekker van mijn wekkerradio in het stopcontact te steken. De nieuwe televisie heeft hij wel voor me aangesloten en ingesteld. Het rode lampje kan ik zonder bril zien. Aan de deur naar het aangrenzende badkamertje hangt een grijze vlek. Het is de tuniek voor morgen. Die droeg ik ook bij de uitvaart. Ik werk mezelf omhoog. Warme anijsmelk. Ergens moet het snoer met het knippertje van mijn bedlamp hangen, maar ik kan het niet vinden. Ik tast over het nachtkastje, behoedzaam om er niks vanaf te stoten. Ik voel het boekje met sudoku’s, mijn gehoorapparaatjes, tik met mijn trouwring tegen het glaasje water. Daar is mijn bril. Ik vouw de pootjes open en zet hem op. Het knippertje van mijn bedlamp is dichterbij dan ik dacht. Mijn vertrouwde spullen in deze vreemde kamer schrikken van het plotse licht. De spijkertjes in de muur zijn nog leeg. Van Louis mocht ik ’s nachts nooit zelf anijsmelk maken. Omdat ik daarvoor alleen de trap af moest naar de keuken. En hem wilde ik het niet vragen, omdat hij dan speciaal voor mij op moest staan. Nu laat ik mijn benen over de rand van het bed glijden. `Er is hier geen trap waar ik vanaf kan vallen,’ mompel ik tegen mezelf. Het lukt me niet om tegen Louis te blijven praten. Langs de openstaande harmonicadeur schuifel ik naar het woonkamertje met de kitchenette. Ben ik anijsblokjes tegengekomen toen Nadine en ik vanmiddag de kastjes inrichtten? Zij mocht niets zwaars sjouwen van Tobias vanwege haar zwangere buik. Die blokjes liggen waarschijnlijk nog thuis in de keukenla. Ons huis dat nu zo stil is en halfleeg. Ik noemde Nadine trouwens vandaag per ongeluk weer Sabine. Dat was de vorige vriendin van Tobias. Ik denk dat Nadine het niet gehoord heeft. Nadine, Nadine, Nadine. Louis en ik waren ervan uitgegaan dat Tobias geen kinderwens had. Tijdens Sabine was hij daar heel stellig over geweest. Dit jaar is hij achtenveertig geworden, dus we hadden er niet meer op gerekend. En toen verscheen hij met Nadine en die is een stuk jonger. Louis was ontroerd en dolgelukkig toen ze het kwamen vertellen. En ik natuurlijk ook. Ik was ook heel gelukkig voor hen. Louis had hen omhelsd en bij elk een kus op het voorhoofd gedrukt. “Dit is nog eens een cadeau”.
Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
Uit: Autobiografie van rood
6 Ideeën
Uiteindelijk leerde Geryon schrijven.
Van zijn moeders vriendin Maria kreeg hij een prachtig schrift uit Japan met een fluorescerende kaft. Op de kaft schreef hij Autobiografie. In het schrift een lijst van feiten.
Totaal Van Bekende Feiten Over Geryon Geryon was een monster alles aan hem was rood. Geryon woonde op een eiland in de Atlantische Oceaan dat Waar het Rood Is heette. Geryons moeder was een rivier die Rode Vreugde heette en zeewaarts stroomde Geryons vader was goud. Er wordt gezegd dat Geryon zes handen zes voeten en ook wel eens dat hij vleugels had. Geryon was rood net als zijn ongewone rode kudde. Op een dag kwam Herakles en doodde Geryon en stal het vee.
Hij liet Vragen en Antwoorden volgen op Feiten.
VRAGEN Waarom doodde Herakles Geryon?
Gewoon gewelddadig.
Moest wel het was een van zijn Werken (10de).
Het idee dat Geryon de Dood was anders zou hij eeuwig kunnen leven.
TOT SLOT Geryon had een klein rood hondje Herakles doodde dat ook.
Het Idéé hoe komt hij erop, zei de juf. Het was Ouderdag. Zijn moeder en juf zaten naast elkaar in een piepkleine bank.
Geryon keek hoe zijn moeder een sliertje tabak van haar tong afplukte en vroeg: Schrijft hij nooit een goede afloop? Geryon zweeg. Toen hief hij zijn hand op en maakte voorzichtig het opstel los uit de hand van de juf. En ging achter in de klas in zijn eigen bank zitten en pakte een potlood.
Nieuw Slot De prachtige rode winden bleven overal op de wereld hand in hand doorgaan met waaien.
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
Uit: Autobiography of Red: a novel in verse
VII. Change
Somehow Geryon made it to adolescence. _
Then he met Herakles and the kingdoms of his life all shifted down a few notches. They were two superior eels at the bottom of the tank and they recognized each other like italics. Geryon was going into the Bus Depot one Friday night about three a.m. to get change to call home. Herakles stepped off the bus from New Mexico and Geryon came fast around the corner of the platform and there it was one of those moments that is the opposite of blindness. The world poured back and forth between their eyes once or twice. Other people wishing to disembark the bus from New Mexico were jamming up behind Herakles who had stopped on the bottom step with his suitcase in one hand trying to tuck in his shirt with the other. Do you have change for a dollar? Geryon heard Geryon say. No. Herakles stared straight at Geryon. But I’ll give you a quarter for free. Why would you do that? I believe in being gracious. Some hours later they were down at the railroad tracks standing close together by the switch lights. The huge night moved overhead scattering drops of itself. You’re cold, said Herakles suddenly, your hands are cold. Here. He put Geryon’s hands inside his shirt.
TANGO XIX. AND KNEELING AT THE EDGE OF THE TRANSPARENT SEA I SHALL SHAPE FOR MYSELF A NEW HEART FROM SALT AND MUD
A wife is in the grip of being. Easy to say Why not give up on this? But let’s suppose your husband and a certain dark woman like to meet at a bar in early afternoon. Love is not conditional. Living is very conditional. The wife positions herself in an enclosed verandah across the street. Watches the dark woman reach out to touch his temple as if filtering something onto it. Watches him bend slightly towards the woman then back. They are both serious. Their seriousness wracks her. People who can be serious together, it goes deep. They have a bottle of mineral water on the table between them and two glasses. No inebriants necessary! When did he develop this puritan new taste? A cold ship
moves out of harbor somewhere way inside the wife and slides off towards the flat grey horizon,
not a bird not a breath in sight.
Uit: Autobiografie van rood
4 Dinsdag
Dinsdagen waren het fijnst.
’s Winters gingen zijn broer en zijn vader om de dinsdag naar de ijshockeytraining. Geryon at dan alleen met zijn moeder. Terwijl de avond aan wal ging lachten ze breed naar elkaar. Deden zelfs in de kamers waar ze niet waren het licht aan. Geryons moeder maakte hun lievelingseten klaar: perziken uit blik en toast in lange repen om mee te dopen. Bendes boter op de toast zodat op het perziksap een olievlekje kwam bovendrijven. Ze namen hun dienblad mee naar de kamer. Geryons moeder zat op het tapijt met haar sigaretten, tijdschriften en de telefoon.
Geryon was naast haar onder de lamp aan het werk. Hij plakte een sigaret aan een tomaat. Niet aan je lip pulken Geryon anders groeit het nooit dicht. Ze draaide een nummer en blies intussen de rook uit haar neus. Maria? Met mij kun je vrij praten? Wat zei hij? …. Zomaar? …. De rotzak …. Wát vrijheid nalatigheid is het …. Een soort verslaafde …. Ik gooide die nietsnut eruit …. Doe niet zo melodramatisch – ze drukte de peuk krachtig uit – neem lekker een bad …. Ik weet dat het geen zin meer heeft lieverd …. Geryon? prima hij werkt hier vlakbij aan zijn autobiografie …. Nee het is een beeldhouwwerk hij kan nog niet schrijven …. O van alles wat hij buiten op straat vindt Geryon vindt van alles en nog wat hè Geryon? Ze knipoogde naar hem over de hoorn. Hij knipoogde met twee ogen terug en ging weer aan het werk. Hij had in haar tas knisperpapiertjes gevonden en die verscheurd om haar van te maken en plakte het haar nu op de tomaat. Buiten kwam een zwarte januariwind plettend omlaag van de top van de lucht en bonkte tegen de ramen. De lamp vlamde op. Het is prachtig Geryon, zei ze en legde de hoorn op de haak. Het is een prachtig beeldhouwwerk. Ze legde haar hand op zijn kleine lichtende schedel en keek peinzend naar de tomaat. En bukte zich en kuste hem één keer op beide ogen pakte toen haar perziken op van het blad en gaf hem de kom met de zijne. Misschien dat je de volgende keer een ééndollarbiljet voor het haar kunt gebruiken in plaats van een tientje, zei ze en ze begonnen te eten.
Uit: De geschikte jongen (Vertaald door Christien Jonkheer en Babet Mossel)
“Ook jij gaat trouwen met een jongen die ik heb uitgezocht”, zei Rupa Mehra vastberaden tegen haar jongste dochter. Lata hield zich doof voor het moederlijk machtsvertoon door om zich heen te kijken in de grote, met lampen verlichte tuin van Prem Nivas. De bruiloftsgasten stonden bijeen op het gazon. “Hmm”, zei ze. Dat ontstemde Rupa Mehra nog meer. “Ik weet wat dat turun van jou betekent, jongedame, en je moet goed begrijpen dat ik in deze kwestie geen hmm tolereer. Ik weet heus wat het beste is. Ik doe het allemaal voor jullie bestwil. Denk je soms dat ik het zo makkelijk vind om alles voor mijn vier kinderen te moeten regelen zonder Zijn hulp?” Haar neus liep rood aan bij de gedachte aan haar echtgenoot, die op dat moment, daar was ze van overtuigd, ergens daarboven welwillend in hun vreugde deelde. Mevrouw Mehra geloofde natuurlijk in reïncarnatie, maar op bijzonder geëmotioneerde momenten stelde ze zich voor dat wijlen Raghubir Mehra nog voortleefde in de gedaante waarin ze hem bij zijn leven had gekend: de robuuste, vrolijke gedaante van de jonge veertiger, voordat hij door te hard werken midden in de Tweede Wereldoorlog die hartaanval had gekregen. Acht jaar geleden, acht jaar, bedacht Rupa Mehra diepbedroefd. Lata sloeg haar arm goedmoedig maar niet bepaald bezorgd om haar moeders schouder en zei: “Kom nou, Ma, op de trouwdag van Savita mag u niet huilen: Als Hij er nog was, had ik mijn eigen bruidssari kunnen aantrekken, die van patola-zijde met goudweefsel”, verzuchtte Rupa Mehra. “Maar die is te overdadig voor een weduwe”. “Ma!” zei Lata, geërgerd omdat haar moeder steevast munt sloeg uit elke situatie die zich voor haar sentimenten leende. “Iedereen kijkt naar u. Ze willen u feliciteren, en als ze u zo zien huilen, snappen ze er niks meer van”. Verscheidene gasten maakten inderdaad een namasté voor mevrouw Mehra en lachten haar vriendelijk toe; de fine fleur van Brahmpur, zag ze tot haar voldoening. “Dan zien ze het maar!” zei mevrouw Mehra obstinaat, en haastig bette ze haar ogen met een naar eau de cologne geurend zakdoekje. “Ze denken toch dat het van blijdschap is omdat Savita trouwt. Alles wat ik doe, doe ik voor jullie, en niemand is me dankbaar. Nu heb ik zo’n prima jongen voor Savita uitgezocht, en toch loopt iedereen alleen maar te klagen”. Lata bedacht dat de zachtaardige, lichtgetinte, mooie Savita zelf als enige van de vier broers en zusters niet over de keus had geklaagd. “Hij is aan de magere kant, Ma”, zei Lata wat tactloos. Dat was nog zacht uitgedrukt. Pran Kapoor, die straks haar zwager zou zijn, was vel over been — een donkergetinte sliert, en astmatisch bovendien. “Mager? Wat zegt dat nou? Iedereen wil tegenwoordig mager zijn. Zelfs ik heb de hele dag moeten vasten, terwijl dat niet goed is voor mijn suiker. En als Savita niet klaagt, hoort iedereen blij met hem te zijn. Arun en Varun zeuren altijd; waarom hebben ze dan niet zelf een jongen voor hun zusje uitgezocht? Pran is een goeie, fatsoenlijke, beschaafde khatri-jongen”.
“Heb je dat filmpje gezien dat sinds een paar dagen rondgaat?” Helemaal in de roes van mijn orgasme wilde ik gaan slapen. Dat kon ik vergeten. In deze wereld klinkt er altijd wel een stem die je met de beste bedoelingen iets verschrikkelijks wil aandoen: je ontnuchteren. Ze gaf niet op: ‘Het staat op bijna alle telefoons in het land. Naar het schijnt was het zelfs even te zien op een tv-zender voordat het werd weggedraaid…’ Geen keus: ik moest wel terugkeren naar de ruimte van mijn slaapkamer, waar het rook naar zweetoksels en sigaretten, maar die vooral gevuld was met een geur die alle andere verstikte, de nadrukkelijke geur van seks, van haar seks. Dat unieke reukmerk zou ik uit duizenden hebben herkend, die geur van haar seks na de liefde, de geur van volle zee, die leek te ontsnappen aan een wierookvat uit het paradijs… De schemering greep om zich heen. Het was te laat om nog een idee te hebben van de tijd. Nacht. Toch wilden luide stemmen buiten van geen wijken weten: het wanordelijke koor van volk dat, vermoeid of niet, de lust tot slapen allang was vergaan. Ze praatten, als dat het woord is voor die zinnen zonder kop of staart, die onvoltooide monologen, die onverstaanbare fluisteringen, die schelle kreten, die onwaarschijnlijke opmerkingen, die geniale onomatopeeën, die zeikerige nachtpreken, die treurige liefdesverklaringen, die obscene krachttermen. Praten? Nee, zo kon je het echt niet noemen: ze lieten hun zinnen als moddervette sauzen uit hun mond druipen, in één lange stroom, ook al sloegen ze nergens op, zolang ze er maar uit vloeiden, zolang ze maar dat ene afwendden waar ze als de dood voor waren: de stilte, de verschrikkelijke stilte die elk van hen zou hebben gedwongen zichzelf te zien zoals hij werkelijk was. Ze dronken thee en legden een kaartje, ze dompelden zich onder in verveling en apathie, maar zogenaamd met stijl, met die hypocriete elegantie die onmacht het aanzien verleende van een keuze waarvoor enkelen plechtstatig het woord waardigheid gebruikten. M’n reet. In elke zin, elk gebaar legden ze het volle gewicht van hun bestaan, dat niets woog. De weegschaal van hun lot gaf geen krimp. De wijzer bleef op nul, het grote niets. Het allerergste was nog dat deze doodsstrijd zich niet afspeelde op een prachtig podium dat recht deed aan wat er op het spel stond; nee, dit alles geschiedde in de ultieme anonimiteit van stoffige, smerige, in duisternis verzonken straten. Maar goed ook, want als ze elkaar hadden kunnen zien, zouden ze zich collectief van het leven hebben beroofd. Het was zo al treurig genoeg. Ze wachtten. God alleen wist waarop. Op Godot. Op de barbaren. Op de Tataren. Op de Syrten. Op het moment dat de wilde dieren gingen stemmen. God alleen wist op wie. Elke keer dat een van hen lachte, had ik het gevoel dat hij iets de lucht in schoot, een noodsignaal dat daar boven als een lichtkogel uiteenspatte.
Mohamed Mbougar Sarr (Dakar, 20 juni 1990)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
TANGO XIV. ALS JE ER MET JE HAND OVER STRIJKT OM DE GROOTTE TE SCHATTEN DENK JE EERST DAT HET STEEN IS DAN INKT OF ZWART WATER WAAR DE HAND WEGZAKT DAN EEN SCHAAL ELDERS WAARUIT JE GEEN HAND TERUGTREKT
Ik heb niet gewonnen vandaag. Maar wie weet win ik morgen. Zei hij dan bij zichzelf terwijl hij de trappen afliep. Toen won hij.
Maar goed ook want in de rook van de kamer bleek hij zijn grootvaders boerderij in te zetten (die niet zijn eigendom was) en veertigduizend dollar aan contanten (die wel).
Om het haar meteen te vertellen liep hij kletsvoetend over de stoep naar de dichtstbijzijnde telefoon terwijl ‘s ochtends-vijf-uurregen op zijn nek kletterde. Hallo.
Haar stem klonk ingebroken. Waar was je vannacht. Schrik snijdt in zijn adem. O nee
hij hoort haar nu nog een pijl uit de kleine pijlkoker kiezen en in haar stem stijgt de woede rechtstandig als bomen omhoog en houdt zijn hart overeind.
Alleen als ik bij jou wakker word voel ik me zuiver zegt hij ineens. De gewoonteverleiding komt van beneden. De hellekoning
schrijft met één vinger haar initialen als verschroeide voorwerpen op de ruit. Zo glanst en zingt bij beproeving het motto van een echtgenoot.
“At a quarter to eleven on August 12, 2022, on a sunny Friday morning in upstate New York, I was attacked and almost killed by a young man with a knife just after I came out on stage at the amphitheater in Chautauqua to talk about the importance of keeping writers safe from harm. I was with Henry Reese, co-creator, along with his wife, Diane Samuels, of the City of Asylum Pittsburgh project, which offers refuge to a number of writers whose safety is at risk in their own countries. This was the story Henry and I were at Chautauqua to tell: the creation in America of safe spaces for writers from elsewhere, and my involvement in that project’s beginnings. It was scheduled as part of a week of events at the Chautauqua Institution titled “More Than Shelter: Redefining the American Home.” We never had that conversation. As I was about to discover, on that day the amphitheater was not a safe space for me. I can still see the moment in slow motion. My eyes follow the running man as he leaps out of the audience and approaches me, I see each step of his headlong run. I watch myself coming to my feet and turning toward him. (I continue to face him. I never turn my back on him. There are no injuries on my back.) I raise my left hand in self-defense. He plunges the knife into it. After that there are many blows, to my neck, to my chest, to my eye, everywhere. I feel my legs give way, and I fall. Thursday, August 11, had been my last innocent evening. Henry, Diane, and I had strolled without a care through the grounds of the Institution and had a pleasant dinner at 2 Ames, a restaurant on the corner of the green park area called Bestor Plaza. We reminisced about the talk I’d given eighteen years earlier in Pittsburgh about my part in creating the International Cities of Refuge Network. Henry and Diane were at the talk and were inspired to make Pittsburgh an asylum city, too. They began by funding one small house and sponsoring a Chinese poet, Huang Xiang, who strikingly covered the exterior walls of his new home with a poem in large white-painted Chinese letters. Gradually, Henry and Diane expanded the project until they had a whole street of asylum houses, Sampsonia Way, on the city’s North Side. I was happy to be in Chautauqua to celebrate their achievement.”
Salman Rushdie (Bombay, 19 juni 1947)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
TANGO XII. HIER WORDT FATSOENLIJK ZAKEN GEDAAN DAN LOPEN WE NU DOOR DE GANG NAAR DE ZWARTE KAMER WAAR IK HET ECHTE GELD VERDIEN
U wilt weten hoe het er vanuit het oogpunt van de echtgenoot voorstond – we lopen achterom, daar staat de vrouw ze grijpt zich vast aan haar ellebogen en staat tegenover de man. Niet die tranen zegt hij, niet weer tranen. Maar ze komen nochtans. Ze kijkt naar hem. Het spijt me zegt hij. Geloof je me. Ze kijkt. Ik heb je nooit willen kwetsen. Ze kijkt. De banaliteit. Het is net Oscar Wilde. Zeg iets! Ik geloof
dat daar je taxi is zei ze. Hij keek naar beneden, naar de straat. Ze had gelijk. Het stak hem: de pathos van haar gespitst luisteren. Daar stond ze dan iemand met persoonlijke trekjes, een hart, leven dat op weg in haar klopt. Hij geeft een teken aan de chauffeur: vijf minuten. Haar tranen zijn opgehouden. Wat zal ze doen als ik weg ben? vraagt hij zich af. Haar avond. Het snoerde zijn adem af. Haar onbekende avond. Tja zei hij. Weet je begon ze. Wat.
Als ik je kon doden zou ik erna net zo iemand als jij moeten scheppen. Waarom. Om het aan te vertellen. Perfectie bleef even als windstilte op een meer op hen rusten. Pijn in rust. Schoonheid neemt geen rust. De man raakte de slaap van zijn vrouw aan en draaide zich om en rende de trap af.
De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.
Uit: Zomervacht
“Ik dacht dat we zomaar een stukje gingen rijden. Vliesjes hooi waaien ons tegemoet en komen door de open ramen onze pick-up binnen. Het is oogstseizoen, maar niet voor ons. In de laadbak rammelen roestige verwarmingsbuizen en de kast van een wasmachine die we gisteren uit de berm hebben opgepikt. Pa slaat af en stopt bij het tankstation. ‘Moet jij nog iets?’ vraagt pa terwijl hij de tank laat vollopen. Dit kan alleen op maandagen, omdat Benoit dan werkt. Zijn baas verkoopt ons niks meer. Klanten als wij kosten hem geld, beweert hij. Een vrachtwagen met balen hooi dendert langs, en doet het verbleekte zeil klapperen dat reclame maakt voor de koffie die hier altijd in de aanbieding is. Dat spul ruikt alsof er dakbedekking doorheen is gemalen. ‘Hoi’, zeg ik tegen Benoit. Er rinkelt een schel belletje. ‘Jullie mogen niet meer naar binnen’, antwoordt Benoit vanuit zijn glazen cabine. Hij houdt zijn mond te dicht bij het microfoontje. ‘Dat heb ik vorige keer ook al gezegd: Ik wijs naar de kassa, gebaar naar mijn oren dat ik hem niet versta. ‘Ik zei dus dat ik jullie .2 ik schud mijn hoofd, wijs weer naar mijn oren. Door de muur van gestapelde houtskoolzakken rond zijn kassa lijkt het alsof hij zich voor ons verschanst heeft. in de emmers ernaast staan bossen bloemen dood te gaan. Ik draal bij het koelvak met de blikjes energiedrank. Via de bolle spiegel tegen het plafond probeert Benoit me te volgen. Het belletje van de deur rinkelt opnieuw. ‘Benoit!’ roept pa gul. ‘Ik zei net al tegen Brian dat ik jullie niks …’ ‘Doe deze er ook maar bij.’ Pa tilt een enorm chocolade-ei tevoorschijn uit de aanbiedingenbak. ‘Cadeautje voor zijn broer.’ ‘Gaan we naar Lucien?’ Pa drukt het prijsje tegen het veiligheidsglas. ‘En hier dan weer de helft van’, zegt hij terwijl hij aan de grote rode sticker pulkt. ‘Trouwens, deze kan erop blijven. Dat ziet zijn broer toch niet.’ ‘jaja’, stamelt Benoit en tikt het bedrag met korting in. ‘Knoop er maar een flink stuk van dat blauwe lint om, dat vindt zijn broer mooi.’ ‘Aanbiedingen mag ik helaas niet inpakken.’ ‘Rood is ook best.’ ‘Dat mag ik dus niet doen.’ ‘Moet jij nog wat hebben?’ roept pa naar mij. Ik schud mijn hoofd. ‘Hoeveel krijg je van me?’ Benoit slikt, tuurt naar zijn kassa. ‘Ik kom op achtendertigvijfenhvin: ‘Hierzo: Pa haalt een handvol munten uit de binnenzak van zijn leren jas en kwakt die in het bakje onder het raam. ‘En dan krijg je deze erbij.’ Uit zijn broekzak trekt hij een briefje van tien, dat hij keurig openvouwt en gladstrijkt. ‘Versier jij dat ding dan even mooi?’ ‘Eerst moet ik tellen of het klopt.’ ‘We hebben nogal haast.’ Zenuwachtig begint Benoit de muntjes te sorteren. Nog voor we bij de auto zijn, vlekt de chocola al tegen het plastic. Pa beent voor me uit. Blauw lint wappert achter hem aan. ‘Even doorstappen, Brai.’ ‘Gaan we echt naar Lucien?’ Benoit is naar buiten gekomen. ‘Ik kom nog zeven vijfentwintig tekort ‘
Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
Uit: Autobiografie van rood
2 Elk
Het stinkt hier niet, zei Geryons broer. Misschien zijn het je sokken, of de kikker heb je de kikker mee naar binnen genomen? vroeg Geryon. Jij stinkt hier zo Geryon. Geryon zweeg. Hij eerbiedigde feiten misschien was dit er één. Hij hoorde nu van beneden een ander geluid. TJONK-TJONK PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING. Zijn broer trok aan zijn lul zoals ’s avonds meestal voor hij ging slapen. Waarom trek je aan je lul? vroeg Geryon. Gaat je niet aan laat de jouwe eens zien, zei zijn broer. Nee. Wedden dat je er geen hebt? Geryon keek. Welles. Je bent zo lelijk hij is er vast en zeker afgevallen. Geryon zweeg. Hij kende het verschil tussen feiten en broederhaat. Laat zien dan krijg je iets moois van me, zei Geryons broer. Nee. Dan krijg je een van mijn kattenogen. Doe je toch niet. Welles. Je liegt. Beloofd. Geryon wilde heel graag een kattenoog hebben. Als hij op koude knieën op de keldervloer knikkerde met zijn broer en diens vrienden won hij er nooit een. Alleen een bonk telde voor meer dan een kattenoog. Zo kwamen ze tot een handelsverkeer om seks tegen kattenogen. Geryon dacht: lultrekken maakt hem vrolijk. Niets tegen mamma zeggen, zei Geryons broer. De reis in de rotte robijn van de nacht werd een strijd om vrijheid en valse argumenten. Kom op, Geryon. Nee. Je bent me iets schuldig. Nee.
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
Short Talk on Vicuñas
A mythical animal, the vicuña fares well in the volcanic regions of northern Peru. Light thunders down on it, like Milton at his daughters. Hear that?—they are counting under their breath. Think about style of life for a moment. When you take up your axe, listen. Hoofbeats. Wind. It is they who make us at home here, not the other way around.
As The Coffee
As the coffee slid down my throat and the caffeine penetrated my haze, I wondered why he had returned so soon. I pulled my scraggly housecoat tightly around me. His gray eyes looked far too awake for this time of the day. He must be one of those morning people. After sitting contentedly for five minutes his left knee began to fidget. I enjoyed his discomfort. Call me mean, but anyone who dares enter my domain before my first cup of coffee deserves no less. I kept drinking, closing my eyes to express my bliss and taking a wee bit of pleasure in his discomfort.
He Was Fourteen
HE WAS FOURTEEN it was years ago and Sad’s name wasn’t Sad yet. First comet. G had just stumbled off a bus they looked at one another and that lasted until G was almost twenty but he. Well. Being a loyal soul himself. Sad’s need to make friends everywhere. Sex friends club friends gym friends dope friends shopping friends breakdown friends a common enough problem. Sad didn’t see a problem. One day he looked around and G was gone.
Uit: Autobiografie van rood
2 Elk
De slaap der rechtvaardigen is gelijk honing.
Geryon vond het als kind fijn om te slapen maar wakker worden vond hij nog fijner. Dan rende hij in pyjama naar buiten. De ochtendwind bestormde de lucht met levensflitsen zo blauw dat elk een eigen wereld beginnen kon. Het woord elk waaide zijn kant op en viel op de wind uiteen. Geryon had daar altijd moeite mee – een woord als elk viel, als hij ernaar staarde, in aparte letters uiteen en was dan weg. De ruimte voor betekenis bleef maar was leeg. Je kon de losse letters zien hangen aan takken of meubels in de buurt. Wat betekent elk? had Geryon aan zijn moeder gevraagd. Ze loog nooit tegen hem. Als zij de betekenis zei ging die niet weg. Ze antwoordde: Het betekent dat jij en je broer elk een eigen kamer hebben bijvoorbeeld. Hij hulde zich in dit sterke woord elk. Hij schreef het op school met rood zijdezacht krijt (foutloos) op het bord. Hij dacht zachtjes aan andere woorden die hij nu bij zich kon houden zoals kelk en welk. Toen moest Geryon verhuizen naar de kamer van zijn broer. Een ongelukkige samenloop. Geryons oma kwam op bezoek en viel van de treeplank van de bus. De dokters maakten haar weer met een grote zilveren pen aan elkaar. Erna moesten zij en haar pen vele maanden stil in Geryons kamer liggen. Zo begon zijn nachtbestaan. Voordien had Geryon ’s nachts niet geleefd alleen overdag en in de rode tijden ertussen. Wat stinkt er hier in je kamer zo? vroeg Geryon. Geryon en zijn broer lagen in het donker in hun stapelbed Geryon boven. Als Geryon zijn armen of benen bewoog klonk uit de veren een prettig ge-PING TJONK-TJONK PING dat hem van beneden omsloot als een dik schoon verband.
Light now restricts itself To the top half of trees; The angled sun Slants honey-coloured rays That lessen to the ground As we bike through The corridor of Palm Drive We two
Have reached a safety the years Can claim to have created: Unconsumated, therefore Unjaded, unsated. Picnic, movie, ice-cream; Talk; to clear my head Hot buttered rum – coffee for you; And so not to bed
And so we have set the question Aside, gently. Were we to become lovers Where would our best friends be? You do not wish, nor I To risk again This savoured light for noon’s High joy or pain.
Progress Report
My need has frayed with time; you said it would. It has; I can walk again across the flood Of gold sil popples on the straw-gold hills Under a deep Californian sky that expels All truant clouds; watch squads of cattle graze By the radio-telescope; blue-battered jays Flash raucous squaking by my swivelling head While squirrels sine-wave past over the dead Oak-leaves, and not miss you_although I may Admit that near the telescope yesterday By a small bushcovered gully I blundered on Five golden fox-cubs playing in the sun And wished you had been there to see them play; But that I only mention by the way.
The wind
With no companion to my mood, Against the wind as it should be, I walk, but in my solitude Bow to the wind that buffets me.
« Elle quitta le creux de mon épaule et chercha pendant quelques secondes son téléphone qui s’était perdu entre les oreillers, les draps, la couverture, les habits jetés épars sur le lit, plus tôt, dans la hâte de l’étreinte. Elle revint sur mon torse. La vive lumière de l’écran me brûla les yeux quelques secondes alors qu’elle manipulait le téléphone à quelques centimètres de nos visages. Et plus rien, bientôt, ne fut visible, sauf l’écran. —Nous filons la métaphore de notre époque. Époque d’aveuglement généralisé, où la lumière technologique nous éclaire moins qu’elle ne nous crève les pupilles, plongeant le monde dans une nuit continue et… —T’es un intellectuel, coupa-t-elle, impitoyable. Tout ce que tu viens de dire est peut-être même intéressant. Mais j’y comprends rien. Que dalle. Elle mentait : elle comprenait tout ce que je disais. Mieux : elle parvenait presque toujours à deviner, non, plus encore, à déduire, oui, c’est cela même, déduire tout ce que j’allais dire de la première phrase que je prononçais. Rama_ C’était son nom. Intelligence vive et sauvage, dont l’éclat l’embarrassait tant que, par une sorte de honte ou de modestie, elle passait sa vie à la réprimer en société. Mais cela faisait déjà longtemps que je ne marchais plus. Je lui arrachai son masque avec rage. —Tu mens. Tu mens comme tu respires. Je le sais. — On se fiche de ce que tu racontes sur l’aveuglement du monde. Si t’es capable de voir que tout le monde est aveuglé, c’est que tu penses ne pas l’être. Tu vois, t’es sûr ? Regarde plutôt ça_ Elle lança la vidéo, qui commençait dans ce tourbillon confus de voix et d’images caractéristique des prises d’amateur : il n’y avait aucun élément de contexte, rien que des voix, des silhouettes, des souffles ; l’auteur de la vidéo n’était donc pas seul, il semblait être au coeur d’une forêt d’hommes ; sa main tremblait, l’image n’était pas nette, mais se stabilisait après quelques secondes ; l’individu qui filmait commença à parler — c’était un homme — et il demandait, autant pour lui-même que pour nous qui regardions la vidéo, ce qui se passait, mais personne ne lui répondait. Il leva un peu le bras, en sorte que l’on détaillât mieux ce qui se passait autour de lui, et on vit une foule qui allait, nombreuse, dense. Des voix éloignées s’élevèrent : « Au cimetière ! Allons au cimetière ! — Au cimetière ? pourquoi ? » interrogea l’homme. La vidéo se troublait encore ; on sentait un changement de rythme, un mouvement plus rapide, comme si, pour suivre la foule, l’homme qui tenait le téléphone s’était mis à courir ; « Pourquoi le cimetière ? répétait-il comme un tourment, pourquoi le cimetière ? » Une fois de plus il ne reçut aucune réponse mais continua à avancer rapidement, et bientôt de rudes voix masculines crièrent : « C’est ici ! C’est celle-là ! »
Mohamed Mbougar Sarr (Dakar, 20 juni 1990)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.
TANGO VII. HERE’S OUR CLEAN BUSINESS NOW LET’S GO DOWN THE HALL TO THE BLACK ROOM WHERE I MAKE MY REAL MONEY
Mythologie is een opgesierd patroon, een janusbewering, waarmee je het ene kunt zeggen en iets anders bedoelen, een dubbel leven kunt leiden. Vandaar het idee in het vroeg-Griekse denken dat alle dichters leugenaars zijn. En uit ware leugens der poëzie sijpelde een vraag.
Wat verbindt eigenlijk woorden en dingen?
Niet veel, besloot mijn man en bleef taal zo gebruiken als Homerus het van de goden beschrijft. De goden kennen alle mensenwoorden maar hebben er behalve de onze een tegengestelde betekenis voor. Goden draaien naar believen de schakelaar om.
Mijn man loog over alles.
Verdiensten, vergaderingen, vriendinnen, de geboorteplaats van zijn ouders, de winkel waar hij zijn overhemden kocht, het spellen van zijn eigen naam. Hij loog als het nergens voor nodig was. Hij loog als het hem niet eens gelegen kwam. Hij loog als hij wist dat men wist dat hij loog.
Hij loog als hij daarmee hun hart brak.
Mijn hart. Haar hart. Ik vraag me vaak af hoe het haar is vergaan.