April (William Stanley Braithwaite), Sandro Veronesi, Jay Parini

 

Bij het begin van de maand april

 

April Skies door William Wendt, 1910

 

April

At morn when light mine eyes unsealed
I gazed upon the open field;
The rain had fallen in the night —
The landscape in the new day’s light
A countenance of grace revealed
Upon the meadow, wood and height.

The sun’s light was a smile of gold,
Ere shut by sudden fold on fold
Of surging, showering clouds from view;
No sooner hid than it broke through
A tearful smile upon the wold
Where earth reflected heaven’s blue.

Each separate divided part
Of day, was as the threefold art
Of God, who dreamed three dreams and made
The morning, noon, and night parade
In ever changing guise athwart
The day’s hours, in His dreams arrayed.

The sky was as a canvas spun
To paint the new spring’s nocturns on;
A blended melody of tints —
The sea’s hue, and the myriad hints
Of garden-closes, when the sun
Hath stamped the work of nature’s mints.

 

William Stanley Braithwaite (6 december 1878 – 8 juni 1962)
De Old South Church in Boston, de geboorteplaats van William Stanley Braithwaite

 

De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence op 1 april 1959. Zie ook alle tags voor Sandro Veronesi op dit blog.

Uit: De kolibrie (Vertaald door Welmoet Hillen)

“De wijk Trieste in Rome is, kun je gerust zeggen, een middelpunt in dit verhaal met vele andere middelpunten. Deze wijk heeft altijd geschommeld tussen elegantie en decadentie, luxe en middelmatigheid, privilege en alledaagsheid, en dat moet voorlopig volstaan: het heeft geen zin haar nog verder te beschrijven, aangezien zo’n beschrijving aan het begin van het verhaal saai kan worden en zelfs averechts kan werken. Overigens kun je plekken het best omschrijven door te vertellen wat er gebeurt, en hier staat iets belangrijks te gebeuren.
Laat ik het zo zeggen: een van de dingen die gebeuren in dit verhaal met vele andere verhalen gebeurt in de wijk Trieste, in Rome, op een ochtend halverwege oktober 1999, om precies te zijn op de hoek van de via Chiana en de via Reno, op de eerste verdieping van een van die gebouwen die we hier dus juist niet gaan beschrijven, waar al duizenden andere dingen zijn gebeurd. Maar wat hier staat te gebeuren is, kun je gerust zeggen, doorslaggevend en mogelijk catastrofaal voor het leven van de hoofdpersoon van dit verhaal. drs. marco carrera, oogheelkundig specialist en oftalmoloog staat op het naambordje op de deur van zijn spreekkamer – de deur die hem nog even scheidt van het meest kritieke moment van zijn leven met vele andere kritieke momenten. In die spreekkamer, dus op de eerste verdieping van een van die gebouwen enzovoorts, schrijft hij een oude dame met blefaritis een recept voor – antibiotische oogdruppels, na een nieuwe of liever, kun je gerust zeggen, revolutionaire behandeling met N-acetylcysteïne die in het oog wordt gedruppeld, wat bij andere van zijn patiënten het ergste probleem van deze aandoening al oploste, namelijk de neiging chronisch te worden. Buiten staat het lot echter te wachten om hem in het verderf te storten in de gedaante van een klein mannetje genaamd Daniele Carradori, kaal en met baard, maar wel begiftigd met een – kun je gerust zeggen – magnetische blik, die zich spoedig zal richten op de ogen van de oogarts en daar eerst ongeloof, vervolgens verwarring en uiteindelijk pijn in zal druppelen die niet kan worden genezen door zijn (oogheelkundige) kennis. Het mannetje heeft deze beslissing nu eenmaal genomen en dat heeft hem tot in de wachtkamer gebracht, waar hij nu naar zijn schoenen zit te staren zonder gebruik te maken van het ruime aanbod gloednieuwe tijdschriften – niet maanden oud en beduimeld – die her en der op de tafeltjes liggen. Hopen dat hij van gedachte gaat veranderen is zinloos.”

 

Sandro Veronesi (Florence, 1 april 1959)

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.

 

Gedicht met toespelingen

De gedachten die op kleine kattenpootjes komen
zijn natuurlijk niet van mij.
Ik ben ten prooi aan alles wat ze hebben gezegd,
en geloof half in de hemel en zijn hymnen.
Ik heb mijn weg gevonden door Chapman’s Homerus
en keek hoe mijn handen, als rafelige klauwen,
’s nachts over je heen kropen.
Je leek het niet erg te vinden.
Je hebt veel gelezen en veel gehoord.
Dat hebben we allemaal, schat.
We weten niet wie wat tegen wie heeft gezegd
of waarom of wanneer. De gezichten in de metro
zien er hetzelfde uit, allemaal gingen ze
door geboorte en copulatie, zelfs door de dood zelf.
Ik had niet gedacht dat de dood zovelen ongedaan zou maken.
Op landelijke kerkhoven op de bemoste stenen,
maken hun grafschriften misschien geen indruk op de critici,
maar het kan ze niet veel schelen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jay Parini (Pittston, 2 april 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2020 en eveneens mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.

Sandro Veronesi, Milan Kundera, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot, Antoine Prévost

De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence op 1 april 1959. Zie ook alle tags voor Sandro Veronesi op dit blog.

Uit: Fluchtwege (Vertaald door Michael von Killisch-Horn)

 „Ja, genau, Krebse, Riesengarnelen sogar  – unzählige; keine Kästen aus Styropor oder irgendwelche anderen Behälter, dieser Lieferwagen war, weiß der Teufel warum, randvoll mit losen Krebsen und zerstoßenem Eis und ergoss praktisch seine gesamte Ladung auf die Straße hier vor mir und fuhr einfach weiter, ohne langsamer zu werden. Es stimmt also, dass gestern im Morgengrauen hier an Kilometer dreizehn die Aurelia von einem absurden Mantel aus Riesengarnelen bedeckt wurde, die von den Autos, die unmittelbar nach dem Lieferwagen vorbeifuhren, rasch zu Brei zerquetscht wurden; und ebenso stimmt es, dass, obwohl die Herkunft jetzt nicht mehr mit Sicherheit festzustellen ist, dieser Matsch verantwortlich war für einen Unfall zweier Autos, die etwas zu schnell angefahren kamen – ein uralter grauer Clio und ein weißer Punto –, und dass sie sich, als sie bremsten, um die eigene Achse drehten und mit einer gewissen Grazie ineinander verkeilten und gemeinsam in einem, wie die kinematische Physik sagt, »perfekt anelastischen Aufprall« gegen die Leitplanke knallten – ich weiß das, weil meine Tochter soeben in Physik durchgefallen ist und sie gerade in diesen Tagen zur Nachhilfe geht. Es ist wahr, weil ich gesehen habe, wie es geschah. Aber der Rest ist nicht wahr. Es hat keinerlei Invasion gegeben. Kurz und gut, ich war gestern früh in Gedanken versunken und hatte es auch ein bisschen eilig, aber ich habe, ich schwöre es, gewartet, bevor ich nach Hause ging, um zu sehen, ob meine Hilfe und/oder Zeugenaussage für notwendig oder wichtig erachtet würden. Da ich jedoch sah, dass die Fahrer der beiden Wagen unverletzt ausgestiegen waren, um nachzuschauen, was passiert war, und die anderen Autos halten oder bremsen konnten, ohne ins Schleudern zu geraten und das Ausmaß des Unfalls noch zu verschlimmern, und da ich das Kennzeichen des Lieferwagens nicht notiert hatte und mir nicht vorstellen konnte, dass ich der Einzige sei, der wüsste, was passiert war, und wirklich, glaubt mir, wirklich hundemüde war und eine Dusche brauchte und ein Minimum an Ruhe und vor allem zu Hause meine Tochter sehen und beim Frühstück ein paar Worte mit ihr wechseln wollte, bevor ich wieder in dieses Büro zurückkehrte, kam ich zu dem Schluss, dass ich gehen konnte, ohne mich einzumischen.“

 

 
Sandro Veronesi (Florence, 1 april 1959)

 

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.

Uit: Die Unwissenheit (Vertaald door Uli Aumüller)

„Rückkehr heißt im Griechischen nostos. Algos bedeutet Leiden. Nostalgie ist also das von dem unerfüllten Wunsch zurückzukehren verursachte Leiden. Diesen Grundbegriff können die meisten Europäer mit einem aus dem Griechischen stammenden Wort (nostalgie, nostalgia) und außerdem mit anderen Wörtern ausdrücken, die ihre Wurzel in der Nationalsprache haben: añoranza sagen die Spanier; saudade sagen die Portugiesen. Diese Wörter haben in jeder Sprache eine unterschiedliche semantische Nuance. Häufig bezeichnen sie nur die Unmöglichkeit der Rückkehr in die Heimat. Was im Englischen homesickness genannt wird. Oder im Deutschen: Heimweh. Im Holländischen: heimwee. Doch das ist eine Einschränkung dieses weiten Begriffs auf das Räumliche. Eine der ältesten Sprachen Europas, das Isländische, unterscheidet zwei Ausdrücke: söknudur: Nostalgie in ihrer allgemeinen Bedeutung; und heimfra: Heimweh. Die Tschechen haben neben dem dem Griechischen entlehnten Wort nostalgie ihr eigenes Substantiv, stesk, und ihr eigenes Verb; der ergreifendste tschechische Satz in der Liebe: styska se mi po tobe: ich habe Nostalgie nach dir; ich kann den Schmerz über deine Abwesenheit nicht ertragen. Das spanische añoranza kommt von dem Verb añorar (Nostalgie haben), welches wiederum vom katalanischen enyorar kommt, das von dem lateinischen Wort ignorare (nicht wissen) abgeleitet ist. In diesem etymologischen Licht erscheint die Nostalgie als das Leiden an der Unwissenheit. Du bist fern, und ich weiß nicht, was geschieht.
Meine Heimat ist fern, und ich weiß nicht, was dort vorgeht. Manche Sprachen haben einige Schwierigkeiten mit der Nostalgie; die Franzosen können sie nur durch das Substantiv griechischen Ursprungs ausdrücken und haben kein Verb; sie können zwar sagen: je m’ennuie de toi, aber das Wort s’ennuyer ist schwach, kalt, in jedem Fall zu leicht für ein so gewichtiges Gefühl. Die Deutschen benutzen das Wort Nostalgie selten und ziehen Sehnsucht vor: Wunsch nach etwas Abwesendem; aber die Sehnsucht kann sich sowohl auf etwas Gewesenes wie auf etwas nie Gewesenes richten (ein neues Abenteuer) und enthält nicht unbedingt die Idee eines nostos; damit die Sehnsucht das Verlangen nach Rückkehr ausdrückt, müsste ein Objekt hinzugefügt werden: Sehnsucht nach der Vergangenheit, nach der verlorenen Kindheit, nach der ersten Liebe. Die Odyssee, das Gründungsepos der Nostalgie, entstand zu Beginn der antiken griechischen Kultur. Es sei betont, dass Odysseus, der größte Abenteurer aller Zeiten, auch der größte Nostalgiker ist. Er zog (ohne große Lust) in den Trojanischen Krieg, der zehn Jahre dauerte. Danach beeilte er sich, auf seine Heimatinsel Ithaka zurückzukehren, aber die Ränke der Götter verlängerten seine Fahrt zuerst um drei von den fantastischsten Ereignissen erfüllte Jahre, dann um sieben weitere, welche er als Geisel und Geliebter bei der Göttin Calypso verbrachte, die ihn, weil sie ihn liebte, nicht von ihrer Insel fortließ.“

 

 
Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)
Cover

 

De Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol werd geboren in Poltawa, Oekraïne, op 1 april 1809. Zie ook alle tags voor Nikolaj Gogol op dit blog.

Uit: De revisor (Vertaald door Charles B. Timmer)

„B u r g e m e e s t e r . Dat hebt u mooi verzonnen!
Zoo’n pientere vent! Landverraad in een provinciestadje! Wonen we soms aan de grens, he?
Al galoppeert u van hieruit drie jaar achter elkaar .. ., u komt aan geen rijk.
R e c h t er. Nu, . . maar ik verzeker u. .. u begrijpt niet. ., u . . , Het Rijk heeft subtiele plannen;
ver of niet. . . de superieuren knoopen het zich wel in het oor.
B u r g e m e e s t e r . Of hij ’t zich in het oor heeft geknoopt of niet, u bent gewaarschuwd heeren!
Neemt u in acht, Voor mij zelf heb ik al eenige maatregelen genomen. Ik raad u aan datzelfde te doen. Vooral u, Artemij Filippowitsj! Natuurlijk komt de hooge ambtenaar in de eerste plaats de onder uw beheer staande gasthuizen in oogenschouw nemen, zorg dus, dat alles in de puntjes is … de slaapmutsen schoon en de zieken niet zwart als een schoorsteenveger, zooals gewoonlijk.
D i r e c t e u r van de g a s t h u i z e n,
Schoone slaapmutsen — nu, dat is gauw klaar te spelen.
B u r g e m e e s t e r . Ja, en boven elk bed van een zieke moet in ’t latijn of in onverschillig welke andere taal… dat is uw werk, Christian Iwanowitsj, — de ziekte vermeld staan, de naam van den zieke, wanneer hij ziek is geworden, dag en datum… kortom alles … En ’t is niet goed ook, dat bij u de zieken zulke sterke tabak rooken, dat je er aan een stuk van niezen moet, zoodra je den neus binnen de deur steekt. Nog beter, als er maar weinig zieken waren … men zou, als er veel zieken zijn, kunnen denken aan onvoldoend toezicht of onkunde van den geneesheer.
D i r e c t e u r van de g a s t h u i z e n.
O, wat de behandeling betreft, daar zijn Christian Iwanowitsj en ik ’t altijd met elkaar over eens: hoe meer naar de natuur, hoe beter — met dure geneesmiddelen geven we ons niet af. De mensch is een eenvoudig wezen: gaat ie dood, dan gaat ie dood; wordt ie gezond, dan wordt ie gezond. En daarbij kan Christian Iwanowitsch niet met de zieken praten — want hij kent geen woord Russisch!
C h r i s t i a n I w a n o w i t s j (dokter) geeft een geluid dat deels op een „i”, deels op een ,,em gelijkt.
B u r g e m e e s t e r (tot den rechter). En u Ammos Fjodorowitsj zou ik raden, meer aandacht aan uw gerechtsplaats te schenken. Uw suppoost heeft het lokaal, waar gewoonlijk de
rekwestranten verschijnen, tot ganzenfokkerij ingericht; de ganzen, met de kleine ganzen incluis,
trippelen er vrijmoedig rond. ’t Is natuurlijk lofwaarcfig, als men zijn huishouden goed in orde heeft, waarom zou een suppoost dan ook niet van orde houden?… maar ziet u . . . op zulk een plaats is ’t toch minder betamelijk… Ik heb u dat al eens eerder willen zeggen, maar ’t is me weer door’t hoofd gegaan.”

 

 
Nikolaj Gogol (1 april 1809 – 4 maart 1852)
Scene uit een opvoering in Den Haag, 2016

 

De Nederlandse schrijver Arnold Aletrino werd geboren in Amsterdam op 1 april 1858. Zie ook alle tags voor Arnold Aletrino op dit blog

Uit: Uit den Dood

“De lamp die aan den zolder hing, brandde met een rechte, onbewegelijke vlam en verlichte met helderen glans een breeden kring van den vloer en de fleschjes en glazen op tafel. Een groot, blauw papieren scherm over de matglazen kap, liet het plafond en het bovengedeelte van den kamer in het donker. Slechts een ros kringetje licht, dat zich geleidelijk oploste in de donkere wolk duisternis er om heen, trilde in het midden.
De meubels tegen den wand en in de hoeken, verdwenen in de stille schemering waarin kleine glimlichtjes op eene uitstekende ronding van een kast- of stoelpoot rustig glansden. In het ledekant tegenover het venster, maakten de lakens en kussens grijze, onregelmatige plekken, die onmerkbaar wegvloeiden in het omringende donker.
Voor het openstaande venster woei het gordijn telkens breedgolvend op door den nachtwind, viel met zacht geritsel neêr en hing dan een tijdlang onbewegelijk. Op den schoorsteen tikte een klokje, met schel geluid, rustig voort.
In den helderen kring van de lamp, zat Joan te lezen. Telkens sloeg hij een blad om, dat even ritselde.
Nu en dan richtte hij zich op, leunde achterover in zijn stoel en keek gedachteloos naar de meubelen, die wegdommelden in het duister en naar het bed waarin zijn moeder lag in een onrustigen slaap. Dan boog hij weêr voorover boven zijn boek en las door, terwijl het suisend geblaas van de vlam en het helder tikken van de klok de stilte grooter maakten.
Soms keerde de zieke zich kreunend om, onder een moeilijk gesteun van het bed. Voor een oogenblik bewogen zich de grijze vlekken van de lakens in eene onduidelijke golving. Langen tijd bleef het stil, een grijze looden stilte, waarin het ritselen van het boek een wit, zilver geluid maakte.
Plotseling schrok de zieke overeind, zacht kreunend en met de handen tegen het hoofd gedrukt. Zij had de dekens van zich afgegooid en zat met wezenloozen blik te kijken.
Joan stond op en ging naar het bed. Hij vroeg haar of ze wilde drinken. Maar de zieke antwoordde niet, zij kreunde zachtjes door en mompelde overstaanbare woorden.
Hij schikte de dekens recht en liet haar voorzichtig terugglijden in de kussens, die hij met korte tikjes opschudde. De zieke steunde zachter en zachter en sliep langzaam in.”

 

 
Arnold Aletrino (1 april 1858 – 17 januari 1916)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en journalist Max Nord werd geboren in Gorinchem op 1 april 1916. Zie ook alle tags voor Max Nord op dit blog.

Uit: De duizendvoudige tong (Over de poëzie van Simon Vestdijk)

“Het achtste vers uit Fabels met kleurkrijt had hem voor deze vergissing kunnen behoeden, waar de eik zegt:

Wie ’t woord bewaart dat uit mij ruischt,
Misvormd door ’t brein van het orakel,
Verzuimt steeds een of and’ren schakel,
Een hoeksteen uit het bladerhuis.

De parasiet is niet anders dan een verschijningsvorm van de integratie van de methode die Vestdijk in zijn poëzie toepast om zijn Ik tot leven te wekken, een ‘hoeksteen uit het bladerhuis’. De laatste drie strofen van dit gedicht mogen evenmin ongeciteerd blijven omdat het betrekking heeft op de poëzie zelve, en tot de weinige sleutelverzen van zijn oeuvre behoort:

Zijn ook de goden mij genegen,
Omdat mijn duizendvoud’ge tong
Zich in hun spreuken af laat wegen,
’t Was nimmer helder wat ik zong!

‘k Ben één geheel, doch zeer oneindig,
De wind vaart aan, doet mij niet spreken,
Maar spraakloos preev’len dat wat heinde
En ver een rietstengel gaat breken.

Wie éen klank wil, éen stamgeluid,
Hij wende zich tot ’t riet beneden,
Dat door den wind zich laat betreden
Als een eentoon’ge herdersfluit

Om een ingang te vinden tot deze poëzie moet men zich altijd blijven bedenken dat de verzen van Vestdijk een afstand willen overbruggen, vandaar de ‘duizendvoud’ge tong’ die de helderheid van het zingen in de weg staat, beter: niet begeert. De verzen van Bloem, Slauerhoff, Roland Holst zijn kristallisaties van een overheersend levensgevoel: onmacht, bitterheid, afweer, weemoed, verlangen; die van Vestdijk schijnen op weg naar deze gevoelens, men tast in het onzekere of ze die ooit zullen bereiken, zij zijn er bevreesd voor, vandaar de ironie, die niet bevrijdend werkt, doch de expressie is van de afstand èn deze tegelijk in stand houdt. Hier zijn wij op de tragiek van dit dichterschap gestuit, dat de vicieuze cirkel nog steeds niet heeft kunnen doorbreken, dat in elke huid kruipt om het leven te beproeven en de afstand af te leggen die hem er van scheidt, doch zich steeds in concentrische cirkels op straalafstand van het doel schijnt te bewegen.”

 

 
Max Nord (1 april 1916 – 28 februari 2008)
Standbeeld van Simon Vestdijk in Doorn

 

De Zwitserse schrijver en dichter Urs Allemann werd geboren op 1 april 1948 in Schlieren. Zie ook alle tags voor Urs Allemann op dit blog.

Uit: Babyficker. Erzählung

„Ich ficke Babys. Um mein Bett stehn Zainen. Es wimmelt von Babys darin.
Alle da. Seit jeher. Für immer. Wie ich. Auch ich bin da. Bei andern wärs anders vermutlich.
Andere würden mal gehn. Wärn mal gekommen.
Irgendwohin. Irgendwoher. Wir nicht. Wir sind da. Die Babys in ihren Zainen. Ich auf meinem Bett. Mit geschlossenen Augen. Greif ich ins Gewimmel. Fisch mir eins. Ficks. Werfs zu den andern zurück. Alle nackt. Alle da. Keine Namen. Nachts wird geschlafen. Ich. Die Babys. Linda. Alles schläft. Am Tag werden Babys gefickt. Seit jeher. Von mir. Vorm einschlafen.
Nach dem Erwachen. Die Babys da. Ich da. Linda nicht da. Den ganzen lichtlosen Tag lang.
(…)

Ich habe immer gedacht, daß das Blut nicht ganz reichen würde für Sack und Schwanz und Kopf, aber es reicht fast. . . . Wenn alles Blut durch den Kopf fließen würde, würde ich vielleicht anfangen nachzudenken oder dir etwas zu erzählen, wenn alles Blut durch den Schwanz fließen würde,
würde er sich vielleicht aufrichten, wenn du den Rock hebst, wenn alles Blut durch den Sack fließen würde, hätte ich vielleicht eine Antwort parat, wenn wieder einer fragt, Wer kommt als nächster?”

 

 
Urs Allemann (Schlieren, 1 april 1948)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Rolf Hochhuth werd geboren op 1 april 1931 in Eschwege. Zie ook alle tags voor Rolf Hochhuth op dit blog.

Uit: Essayistische Prosa und Gedichte (Der Fliehende Holländer)

„Fünfzehnjähriger: Wissen wir nicht.
Er wird brutal von dem Holländer in den Hintern getreten, so daß er hinfällt:
Polizist: Rotzjunge! «Weiß ich nicht» – ich schlag dir die Fresse kaputt, in diesem Drecknest kennt jeder jeden! Wo wohnen die Staecker?
Siebzehnjähriger: Dort da – in dem roten Backsteinhaus.
Fünfzehnjähriger schreit : Aber die Agnes wohnt da nicht, da wohnen nur Michel und Peter!
Der Deutsche und der Holländer gehen ab, dem roten Haus zu.
Der Fünfzehnjährige: Jetzt hast du die verraten, die Agnes, Idiot! Sagte dir doch, die Deutschen haben ihre Eltern fortgeholt – nach Polen, sagt meine Schwester.
Siebzehnjähriger: Was hast du gegen Polen? Wenn die da Waffen bauen für die Deutschen, die Juden, dann muß man die sowieso totschlagen! Komm, spielen wir weiter.
Fünfzehnjähriger: Keine Lust – die wird schon gewußt haben, die Mama Staecker, warum sie die Agnes zu sich gebracht hat, als Michel und Peter zum Essen heim mußten!
Er setzt sich auf den Rand der Sandkiste, buddelt vor sich, wirft zwecklos und wütend Sand herum – instinktiv ahnt der Jüngere: Es ist nicht gut, daß die Bullen Agnes suchen…
Siebzehnjähriger,
verdrossen,da allein mit dem Ball,den er noch ein bißchen bewegt:
Was soll aus einem werden, wenn man gern zur Marine ginge, muß ja kein Kriegsschiff sein, aber wenn nun alle unsre Schiffe die verdammten Deutschen haben und deshalb von Engländern versenkt würden, kaum daß sie eine Stunde auf See wären? Ich hab einfach keine Lust zu studieren – hab aber nächstes Jahr das Abi. Will Seemann werden oder Flieger.
Fünfzehnjähriger,
endgültig, traurig: Das ist nun für uns Holländer nicht mehr drin! Weder Matrose noch Flieger.“

 

 
Rolf Hochhuth (Eschwege, 1 april 1931) 
In 2005

 

De Engelse dichter en schrijver John Wilmot 2e graaf van Rochester werd geboren in Ditchley, Oxfordshire, op 1 april 1647. Zie ook alle tags voor John Wilmot op dit blog.

 

A Satyre Against Mankind (Fragment)

Were I – who to my cost already am
One of those strange, prodigious creatures, man –
A spirit free to choose for my own share
What sort of flesh and blood I pleased to wear,
I’d be a dog, a monkey, or a bear,
Or anything but that vain animal,
Who is so proud of being rational.

His senses are too gross; and he’ll contrive
A sixth, to contradict the other five;
And before certain instinct will prefer
Reason, which fifty times for one does err.
Reason, an ignis fatuus of the mind,
Which leaving light of nature, sense, behind,
Pathless and dangerous wand’ring ways it takes,
Through Error’s fenny bogs and thorny brakes;
Whilst the misguided follower climbs with pain
Mountains of whimseys, heaped in his own brain;
Stumbling from thought to thought, falls headlong down,
Into Doubt’s boundless sea where, like to drown,
Books bear him up awhile, and make him try
To swim with bladders of Philosophy;
In hopes still to o’ertake the escaping light;
The vapour dances, in his dancing sight,
Till spent, it leaves him to eternal night.
Then old age and experience, hand in hand,
Lead him to death, make him to understand,
After a search so painful, and so long,
That all his life he has been in the wrong:

 

 
John Wilmot (1 april 1647 – 26 juli 1680)
Portret door Peter Lely, ca. 1677

 

De Franse schrijver Antoine François Prévost werd geboren op 1 april 1697 in Hesdin, Artois. Zie ook alle tags voor Antoine Prévost op dit blog.

Uit: Manon Lescaut (Vertaald door D. C. Moylan)

“Although he seemed to recite this story tranquilly enough, I observed the tears start to his eyes as he concluded. This adventure struck me as being not less singular than it was affecting. “I do not press you,” said I to him, “to make me the confidant of your secrets; but if I can be of use to you in any way, I gladly tender you my services.” “Alas!” replied he, “I see not the slightest ray of hope. I must reconcile myself to my destiny in all its rigour. I shall go to America: there, at least, I may be free to live with her I love. I have written to a friend, who will send me money to Havre-de-Grace. My only difficulty is to get so far, and to supply that poor creature,” added he, as he cast a look of sorrow at his mistress, “with some few comforts upon the way.” “Well!” said I to him, “I shall relieve you from that difficulty. Here is some money, of which I entreat your acceptance: I am only sorry that I can be of no greater service to you.”
I gave him four louis-d’ors without being perceived by the guards; for I thought that if they knew he had this money, they might have raised the price of their concessions. It occurred to me, even, to come to an understanding with them, in order to secure for the young man the privilege of conversing with his mistress, during the rest of the journey to Havre, without hindrance. I beckoned the chief to approach, and made the proposition to him. It seemed to abash the ruffian, in spite of his habitual effrontery. “It is not, sir,” said he, in an embarrassed tone, “that we refuse to let him speak to the girl, but he wishes to be always near her, which puts us to inconvenience; and it is just that we should be paid for the trouble he occasions.” “Let us see!” said I to him, “what would suffice to prevent you from feeling the inconvenience?” He had the audacity to demand two louis. I gave them to him on the spot. “But have a care,” said I to him, “that we have no foul play: for I shall give the young man my address, in order that he may write to me on his arrival; and be assured that I am not without the power to punish you.” It cost me altogether six louis-d’ors.”

 

 
Antoine Prévost (1 april 1697 – 23 december 1763)
Cover Duitse uitgave

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e april ook mijn drie blogs van 1 april 2018.

Milan Kundera, Sandro Veronesi, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot, Deborah Feldman

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.

Uit: Die Unwissenheit (Vertaald door Uli Aumüller)

»Wieso bist du noch hier?« Ihre Stimme klang nicht böse, aber auch nicht freundlich; Sylvie war verärgert.
»Wo sollte ich denn sein?«, fragte Irena.
»Zu Hause!«
»Willst du damit sagen, dass ich hier nicht mehr zu Hause bin?«
Natürlich wollte Sylvie sie weder aus Frankreich vertreiben noch ihr zu verstehen geben, sie sei eine unerwünschte Ausländerin: »Du weißt schon, was ich meine!«
»Ja, weiß ich, aber hast du vergessen, dass meine Arbeit, meine Wohnung, meine Kinder hier sind?«
»Hör mal, ich kenne Gustaf. Er wird alles tun, damit du in deine Heimat zurückkehren kannst. Und deine Töchter, erzähl mir doch nichts! Sie haben schon ihr eigenes Leben! Mein Gott, Irena, was bei euch vorgeht, ist dermaßen faszinierend! In so einer Situation lassen sich die Dinge immer regeln.«
»Aber Sylvie! Es geht nicht nur um die praktischen Dinge, wie Arbeit, Wohnung. Ich lebe seit zwanzig Jahren hier. Mein Leben ist hier!«
»Bei euch ist Revolution!« Sie sagte es in einem Ton, der keinen Widerspruch duldete. Dann schwieg sie. Mit diesem Schweigen wollte sie Irena sagen, dass man nicht desertieren darf, wenn große Dinge geschehen.
»Aber wenn ich in meine Heimat zurückgehe, sehen wir uns nicht mehr«, sagte Irena, um ihre Freundin in die Zwickmühle zu bringen.
Diese sentimentale Demagogie schlug fehl. Sylvies Stimme wurde warmherzig: »Meine Liebe, ich komme dich besuchen! Das verspreche ich, das verspreche ich!«
Sie saßen nebeneinander über zwei lange schon leeren Kaffeetassen. Irena sah Tränen der Rührung in Sylvies Augen steigen; Sylvie beugte sich vor und drückte ihre Hand: »Das wird deine große Rückkehr.« Und noch einmal: »Deine große Rückkehr.«
Durch die Wiederholung bekamen die Wörter eine solche Kraft, dass Irena sie in ihrem Innersten groß geschrieben vor sich sah: Große Rückkehr. Sie begehrte nicht mehr auf: sie wurde von Bildern in Bann geschlagen, die plötzlich aus früher Gelesenem, aus Filmen, aus ihrer eigenen Erinnerung und vielleicht auch aus der ihrer Ahnen aufstiegen: der verlorene Sohn, der zu seiner alten Mutter zurückfindet; der Mann, der zu seiner Geliebten zurückkehrt, von der das grausame Schicksal ihn einst fortgerissen hat; das Geburtshaus, das jeder in sich trägt; der wiederentdeckte Pfad, in den die verlorenen Schritte der Kindheit eingeprägt geblieben sind; Odysseus, der nach jahrelangen Irrfahrten seine Insel wiedersieht; die Rückkehr, die Rückkehr, der große Zauber der Rückkehr“.

 


Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)

Lees verder “Milan Kundera, Sandro Veronesi, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot, Deborah Feldman”

Milan Kundera, Sandro Veronesi, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot, Deborah Feldman

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.

Uit: Das Buch der lächerlichen Liebe (Vertaald door Susanna Roth)

»Schenk mir noch einen Sliwowitz ein«, sagte Klara, und ich hatte nichts dagegen. Der Vorwand zum Öffnen der Flasche war zwar nicht außergewöhnlich, aber er war vorhanden: ich hatte an diesem Tag ein recht anständiges Honorar erhalten für eine Studie, die eine Fachzeitschrift für bildende Kunst veröffentlicht hatte.
Es war gar nicht so einfach gewesen, die Studie überhaupt zu veröffentlichen. Was ich geschrieben hatte, war widerborstig und polemisch. Deswegen war die Arbeit zunächst einmal von der Zeitschrift ›Die bildende Kunst‹ abgelehnt worden, deren Redaktion eher vergreist und vorsichtig war, und erst später dann wurde die Studie von einem kleineren Konkurrenzorgan mit jüngeren und wagemutigeren Redakteuren veröffentlicht.
Der Postbote hatte mir das Honorar in die Fakultät gebracht, zusammen mit irgendeinem Brief; mit einem belanglosen Brief, den ich in meiner göttergleichen Glückseligkeit am Morgen überhaupt nicht beachtet hatte. Als nun aber zu Hause die Zeit auf Mitternacht und die Flasche zur Neige ging, nahm ich ihn, um uns zu belustigen, vom Tisch.
»Verehrter Genosse und – so Sie mir die Anrede erlauben – lieber Kollege!«, las ich Klara vor. »Entschuldigen Sie bitte, dass ich, ein Mensch, mit dem Sie noch nie im Leben gesprochen haben, Ihnen schreibe. Ich wende mich mit der Bitte an Sie, beiliegende Abhandlung liebenswürdigerweise lesen zu wollen. Ich kenne Sie zwar nicht persönlich, doch schätze ich Sie als Mann, dessen Urteile, Ansichten und Schlussfolgerungen mich dermaßen verblüfft haben durch die Übereinstimmung mit den Resultaten meiner eigenen Forschukngsarbeit, dass ich darüber völlig konsterniert bin …« Es folgten ein Loblied auf meine Vortrefflichkeit und sodann die Bitte, ob ich nicht die Freundlichkeit hätte, für die Zeitschrift ›Die bildende Kunst‹ eine Rezension über seine Abhandlung zu schreiben; man würde seine Arbeit dort völlig verkennen und schon über ein halbes Jahr lang ablehnen. Man habe ihm mit-geteilt, dass eine Beurteilung von mir ausschlaggebend sei, so dass ich seine einzige Hoffnung, sein einziger Lichtblic in dieser nicht enden wollenden Finsternis geworden sei.“

 
Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)

Lees verder “Milan Kundera, Sandro Veronesi, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot, Deborah Feldman”

Milan Kundera, Sandro Veronesi, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.

Uit: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (Vertaald door Jana Beranová)

“Hoe kwam het dat ongesteldheid bij een hond haar vervulde met vrolijke tederheid, terwijl haar eigen ongesteldheid haar misselijk maakte? Het antwoord lijkt me gemakkelijk: de hond is nooit uit het paradijs verstoten. Karenin weet niets van een dualiteit tussen lichaa­m en ziel en weet niet wat walging betekent. Daarom voelt Tereza zich zo prettig en rustig met hem. (En daarom is het zo gevaarlijk een dier te veranderen in een machina animata en een koe in een automaat om melk te produceren: de mens verbreekt daardoor de draad die hem aan het paradijs bond, en in zijn vlucht door de leegte van de tijd kan niets hem meer stoppen of troosten.)
Uit deze warboel van denkbeelden ontkiemt de heiligschennende gedachte die ze niet van zich af kan zetten: de liefde die haar aan Karenin bindt is beter dan die tussen haar en Tomas. Beter, niet groter. Tereza wil Tomas noch zichzelf de schuld geven, ze wil niet beweren dat ze meer van elkaar zouden kunnen houden. Ze vindt eerder dat een mensenpaar zo geschapen is dat hun liefde a priori van een slechtere soort is dan (althans in het beste geval) de liefde die kan bestaan tussen een mens en een hond, het bizarre in de geschiedenis der mensheid dat door de Schepper waarschijnlijk niet was gepland.
Die liefde is onbaatzuchtig: Tereza wil niets van Karenin. Ze vraagt niet eens liefde. Nooit heeft ze zich de vragen gesteld die mensenparen kwellen: houdt hij van me? Heeft hij ooit van iemand anders meer gehouden dan van mij? Houdt hij meer van mij dan ik van hem? Misschien dat al deze vragen naar liefde, die liefde meten, doorgronden, onderzoeken, verhoren, haar tegelijkertijd in de kiem smoren. Misschien zijn we juist daarom niet in staat liefde te geven, omdat we ernaar verlangen liefde te krijgen, dat wil zeggen dat we steeds iets (liefde) van de ander willen in plaats van hem te benaderen zonder eisen en niets anders te willen dan zijn aanwezigheid. En dan nog iets: Tereza accepteerde Karenin zoals hij was, ze wilde hem niet naar haar eigen beeld veranderen, ze was het bij voorbaat eens met zijn hondenwereld, ze wilde hem die niet afnemen, ze was niet jaloers op zijn geheime avonturen. Ze voedde hem niet op om hem te herscheppen (zoals een man zijn vrouw en een vrouw haar man herscheppen wil), maar alleen om hem de elementaire taal te leren die het mogelijk maakte elkaar te begrijpen en met elkaar te leven.”

 
Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)

Lees verder “Milan Kundera, Sandro Veronesi, Nikolaj Gogol, Arnold Aletrino, Max Nord, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, John Wilmot”

Sandro Veronesi

De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence op 1 april 1959. Zie ook alle tags voor Sandro Veronesi op dit blog.

Uit: XY (Vertaald door Michael von Killisch-Horn)

„Borgo San Giuda war nicht einmal mehr ein Dorf, es war ein Weiler. Vierundsiebzig Häuser, davon mehr als die Hälfte verlassen, eine Bar, ein Lebensmittelgeschäft und die Kirche mit ihrem Pfarrhaus – unverhältnismäßig groß im Vergleich zum Rest. Ende. Kein Zeitungskiosk, kein Friseur, keine Ambulanz, keine Grundschule; dafür und für alle anderen Errungenschaften der Zivilisation musste man nach Serpentina durch den Wald fahren oder nach Doloroso, nach Massanera, nach Gobba Barzagli, nach Fondo, nach Dogana Nuova oder geradewegs hinunter nach Cles. Doch es gab einen Schmied, Wilfred, der Riesenkräfte hatte und wie Mangiafuoco, der Puppenspieler aus Pinocchio, aussah, und einen Friedhof mit mehr als dreihundert Gräbern. Dort zu leben ergab keinen Sinn, doch wir lebten dort, wir waren dreiundvierzig, eigentlich zweiundvierzig, seit der alte Rezè gestorben war. Es war ein Ort, der so gut wie nicht existierte, und niemand wird jemals begreifen, warum das, was geschehen ist, gerade dort geschehen ist, wo nie etwas geschah.
Das Einzige, was im Winter in San Giuda geschah, war die Ankunft des Schlittens von Beppe Formento. Die Formentos waren eine der vier Familien von San Giuda – die mächtigste, könnte man sagen, wenn es nicht so lächerlich klänge. Sein Bruder und seine Schwester besaßen die Bar und das Lebensmittelgeschäft, und ihre Kinder waren die einzigen jungen Leute, die dort lebten. Die eine, Perla, Tochter von Rina, hatte der Biathlon-Nationalmannschaft angehört und auch eine Medaille im Staffellauf gewonnen; der andere, Zeno, Sohn von Sauro, war ein vielversprechendes Talent im Skispringen gewesen, doch dann hatte er damit aufgehört. Beppe Formento liebte Pferde und besaß ein Reitzentrum in der Nähe von Serpentina; im Sommer kamen Urlauber, um Pferde für Ausritte zu mieten, und im Winter gelang es Beppe im Rahmen der weißen Wochen, ein Dutzend Touristen pro Tag für eine Fahrt mit dem Pferdeschlitten zu begeistern: Alte, Mütter und kleine Kinder, die den Prospekt in den Hotels der Region fanden und beschlossen, sich einen Ausflug wie im 19. Jahrhundert zu gönnen.”

 
Sandro Veronesi (Florence, 1 april 1959)

Vikram Seth, Paul Muldoon, Kurt Schwitters, Jean-Claude Izzo, Silke Andrea Schuemmer, Marceline Desbordes-Valmore, Robert Rozhdestvensky, Laure Wyss, Lillian Hellman, Charles W. Chesnutt, Carel van Nievelt, Joseph Autran, Nicholas Rowe, Sandro Veronesi

De Indische schrijver Vikram Seth werd geboren op 20 juni 1952 in Kolkata. Hij studeerde in Oxford en aan de Stanford University in de VS filosofie, politicologie en economie. Daarna studeerde hij in Nanjing in China Chinese literatuur.  Hij schreef poëzie (Mappings, The Humble Administrator’s Garden, All You Who Sleep Tonight), boeken in verzen (The Golden Gate, Beastly Tales From Here and There), vertaalde (Three Chinese Poets), pleegde een reisverhaal (From Heaven Lake. Travels through Sinkiang and Tibet) en een opera-libretto (Arion & the Delphin). In 1993 verscheen zijn monumentale, 2000 pagina’s tellende romanepos A suitable boy. In 1999 verscheen zijn tweede roman An Equal Music (vertaald onder de titel Verwante Stemmen). In 2005 volgt een derde roman, Two Lives, het verhaal van zijn oom Shanti Behari Seth en zijn Duitse vrouw Henny Gerda Caro dat zich afspeelt van India tot Groot-Brittannië via Nazi-Duitsland, de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, Israël en Palestina.

 

Uit: A Suitable Boy

 

„’You too will marry a boy I choose,’ said Mrs Rupa Mehra firmly to her younger daughter.

Lata avoided the maternal imperative by looking around the great lamp-lit garden of Prem Nivas. The wedding-guests were gathered on the lawn. ‘Hmm,’ she said. This annoyed her mother further.

‘I know what your hmms mean, young lady, and I can tell you I will not stand for hmms in this matter. I do know what is best. I am doing it all for you. Do you think it is easy for me, trying to arrange things for all four of my children without His help?’ Her nose began to redden at the thought of her husband, who would, she felt certain, be partaking of their present joy from somewhere benevolently above. Mrs Rupa Mehra believed, of course, in reincarnation, but at moments of exceptional sentiment, she imagined that the late Raghubir Mehra still inhabited the form in which she had known him when he was alive: the robust, cheerful form of his early forties before overwork had brought about his heart attack at the height of the Second World War. Eight years ago, eight years, thought Mrs Rupa Mehra miserably.

‘Now, now, Ma, you can’t cry on Savita’s wedding day,’ said Lata, putting her arm gently but not very concernedly around her mother’s shoulder.

‘If He had been here, I could have worn the tissue-patola sari I wore for my own wedding,’ sighed Mrs Rupa Mehra. ‘But it is too rich for a widow to wear.

‘ ‘Ma!’ said Lata, a little exasperated at the emotional capital her mother insisted on making out of every possible circumstance. ‘People are looking at you. They want to congratulate you, and they’ll think it very odd if they see you cryingin this way.’

Several guests were indeed doing namasté to Mrs Rupa Mehra and smiling at her; the cream of Brahmpur society, she was pleased to note.

‘Let them see me!’ said Mrs Rupa Mehra defiantly, dabbing at her eyes hastily with a handkerchief perfumed with 4711 eau-de-Cologne. ‘They will only think it is because of my happiness at Savita’s wedding. Everything I do is for you, and no one appreciates me. I have chosen such a good boy for Savita, and all everyone does is complain.’

 

 

vikram_seth

Vikram Seth (Kolkata, 20 juni 1952)

 

De Ierse dichter en schrijver Paul Muldoon werd geboren in Portadown, County Armagh, in Noord-Ierland op 20 juni 1951, en werd opgevoed kortbij de Moy, een dorp in een streek genoemd Collegelands. Op 17-jarige leeftijd begon hij al poëzie te schrijven eerst in het Iers. Toen hij naar de Queen’s universiteit in Belfast ging in 1969 gaf hij echter het schrijven in het Iers op. In 1973 verscheen zijn eerste bundel New Weather.  In datzelfde jaar studeerde hij af aan de Queen’s met een baccalaureaatsdiploma in de Engelse literatuur en begon hij te werken bij de BBC in Belfast. Na de dood van zijn vader in 1985 stopte hij bij de BBC en hij verhuisde een jaar later naar de VS. Hij is professor in creatief schrijven aan de Princeton Universiteit en sinds 1990 zelfs directeur van de faculteit Creatief Schrijven. In 2003 ontving hij de Pulitzer prijs voor poëzie.

 

 

The Frog 

 

Comes to mind as another small

upheaval

amongst the rubble.

His eye matches exactly the bubble

in my spirit-level.

I set aside hammer and chisel

and take him on the trowel.

 

The entire population of Ireland

springs from a pair left to stand

overnight in a pond

in the gardens of Trinity College,

two bottle of wine left there to chill

after the Act of Union.

 

There is, surely, in this story

a moral. A moral for our times.

What if I put him to my head

and squeezed it out of him,

like the juice of freshly squeezed limes,

or a lemon sorbet?

 

 

muldoonspan

Paul Muldoon (Portadown, 20 juni 1951)

 

 

De Duitse schrijver, dichter en kunstenaar Kurt Schwitters werd geboren op 20 juni 1887 in Hannover. Zie ook mijn blog van 20 juni 2006. en mijn blog van 20 juni 2007 en ook mijn blog van 20 juni 2008.

 

 

Die zute Tute

 

En as hja in de poede seach,

Dan wieren d’r reade kjessen yn.

Und als sie in die Tüte sah,

Da waren rote Kirschen drin.

Dann make hja de poede ticht,

Dan wier de poede ticht.

Da war die TUTE zu.

 

 

 

Das Urgebet der Scholle

 

Schale

Schiller

Schale

Schule Schule Schule uhle

Scholle Scholle Scholle rolle

Schale Schale Schale scheele

mahle mahle mahle Mehl

male male male Malerei

alle alle alle allerlei

 

schwitse

Kurt Schwitters (20 juni 1887 – 8 januari 1948)
Collage

 

 

 

De Franse schrijver Jean-Claude Izzo werd geboren op 20 juni 1945 in Marseille. Zie ook mijn blog van 20 juni 2007 en ook mijn blog van 20 juni 2008.

 

Uit: Total Khéops

 

„Je m’étais mis à la cuisine tôt le matin, en écoutant de vieux blues de Lightnin’Hopkins. Après avoir nettoyé le loup, je l’avais rempli de fenouil, puis l’avais arroséd’huile d’olive. J’avais préparé ensuite la sauce des lasagnes. Le reste du fenouil avaitcuit à feu doux dans de l’eau salée, avec une pointe de beurre. Dans une poêle bienhuilée, j’avais fait revenir de l’oignon émincé, de l’ail et du piment finement haché.Une cuillerée à soupe de vinaigre, puis j’avais ajouté des tomates que j’avaisplongées dans de l’eau bouillante et coupées en petits cubes. Lorsque l’eau s’étaitévaporée, j’avais ajouté le fenouil.Je m’apaisais enfin. La cuisine avait cet effet sur moi. L’esprit ne se perdait plus dansles méandres complexes des pensées. Il se mettait au service des odeurs, du goût.Du plaisir.Sur la terrasse, j’avais préparé une bonne braise. Honorine apporta les langues demorue. Elles marinaient dans une terrine avec de l’huile, du persil haché et dupoivre. Selon ses indications, j’avais préparé une pâte à beignets à laquelle j’avaisincorporé deux blancs d’œufs montés en neige. […]Les langues de morue, nous expliqua-t-elle à table, c’était un plat délicat. On pouvaitles faire au gratin, avec une sauce aux clovisses ou à la provençale, en papillotes oumême cuites au vin blanc avec quelques lamelles de truffes et de champignons.Mais en beignets, selon elle, c’était ça le mieux. Babette et moi étions prêts à goûterles autres recettes, tant c’était délicieux.“

 

 

Izzo

Jean-Claude Izzo (20 juni 1945 – 26 januari 2000)

 

 

De Duitse dichteres, schrijfster en kunsthistorica Silke Andrea Schuemmer werd geboren op 20 juni 1973 in Aken. Zie ook mijn blog van 20 juni 2007 en ook mijn blog van 20 juni 2008.

 

 

Milchmädchen

für Marcus

 

Dich will ich mir um die Schultern legen. Du schmeichelst meinem Profil. Ich klaub mir Dich direkt aus dem Bett auf. Wie Du wärmst. Und so weich bist Du. Dann trag ich Dich spaziern. Ich geh durch die Straßen und zeig Dich herum. Und die Leute sagen Seht ein Neuer. Und so ein Schöner. Ich lächle. Was wissen denn die. Du liegst ganz still um meinen Hals. Die Augen glasig verzückt. Wenn sie wüßten, wie die Glieder geschmeidig sind, wenn Du schläfst. Ich trag Dich zum Bäcker, dann in die Fleischerei. Der ist aber schön, sagt die Frau. Ja sage ich, milchweiß die Nase, ich hab ihn noch nicht lang. Die Frau hackt eine Wurst in kleine Stücke. Ich sehe, daß sie neidisch ist. Nur zum Ärgern, sage ich noch: Die ißt er am liebsten.

 

 

Silke_Andrea_Schuemmer

Silke Andrea Schuemmer (Aken, 20 juni 1973)

 

De Franse dichteres Marceline Desbordes-Valmore werd geboren op 20 juni 1786 in Douai. Zie ook mijn blog van 20 juni 2007 en ook mijn blog van 20 juni 2008.

 

 

Aveu d’une femme

 

Savez-vous pourquoi, madame,
Je refusais de vous voir ?
J’aime ! Et je sens qu’une femme
Des femmes craint le pouvoir.
Le vôtre est tout dans vos charmes,
Qu’il faut, par force, adorer.
L’inquiétude a des larmes :
Je ne voulais pas pleurer.

Quelque part que je me trouve,
Mon seul ami va venir ;
Je vis de ce qu’il éprouve,
J’en fais tout mon avenir.
Se souvient-on d’humbles flammes
Quand on voit vos yeux brûler ?
Ils font trembler bien des âmes :
Je ne voulais pas trembler.

Dans cette foule asservie,
Dont vous respirez l’encens,
Où j’aurais senti ma vie
S’en aller à vos accents,
Celui qui me rend peureuse,
Moins tendre, sans
repentir,
M’eût dit : ” N’es-tu plus heureuse ? ”
Je ne voulais pas mentir.

Dans l’éclat de vos conquêtes
Si votre coeur s’est donné,
Triste et fier au sein des fêtes,
N’a-t-il jamais frissonné ?
La plus tendre, ou la plus belle,
Aiment-elles sans souffrir ?
On meurt pour un infidèle :
Je ne voulais pas mourir.

 

 

Marceline_Desbordes-Valmore

Marceline Desbordes-Valmore (20 juni 1786 – 23 juli 1859)
Plafondschildering in het Théâtre de Douai

 

 

 

De Russische dichter en schrijver Robert Ivanovich Rozhdestvensky werd geboren op 20 juni 1932 in Kosikha in het district Altai Krai. Zie ook mijn blog van 20 juni 2007.

 

 

Marc Chagall

 

He’s old and resembles his loneliness.

He doesn’t’t care to discourse on the weather.

Right away with a question:

“Are you not from Vitebsk?”

An old fashioned blazer with worn out lapels . . .

“No, I’m not from Vitebsk . . .”

A long pause.

And then — dull and monotonous

words:

“I work and I’m sick,

there’s an exhibition in Venice . . . .

So, you’re not from Vitebsk?”

“No, I’m not from Vitebsk.”

 

He looks to the side.

Doesn’t hear.

With a foreign distance he sighs,

attempting to cautiously reach for his childhood . . .

And there’s no Cannes,

no Azure shore,

no
present glory . . .

Brightly and perplexedly

he’s yearning for Vitebsk, as if a plant  . . .

His Vitebsk

is industrial and hot,

pinned to the Earth with a watch-tower.

There’s weddings and deaths, prayers and fairs.

There, especially, blossom large heavy apples,

and a sleepy cabdriver rolls down the square . . .

 

“. . . Are you not from Vitebsk? . . . “

He becomes silent.

And suddenly pronounces

the names of streets:

Smolenskaya,

Zamskovaya. 

As if the Volga, he brags about the river Vidba,

and waves with a kid-like open hand  . . .

“So, you’re not from Vitebsk . . . “

Time to bid farewell.

Soon its time to return home.

Down the road the trees

stand at attention.

And it’s a pity

that I’m not from Vitebsk.

 

 

rozhdestvensky

Robert Rozhdestvensky (20 juni 1932 – 19 augustus 1994)

 

 

De Zwitserse schrijfster Laure Wyss werd geboren op 20 juni 1913 in Biel/Bienne. Zij studeerde talen in Parijs, Zürich en Berlijn en behaalde een bevoegheid tot lerares. Tijdens WO II verbleef zij in Zweden waar zij teksten vertaalde uit het Scandinavische verzet. Vanaf 1945 werkte zij als journaliste en redactrice voor kranten en voor de televisie. Na haar pensionering bleef zij werkzaam als zelfstandig schrijfster.

 

Uit: Wahrnehmungen

 

Das Läuten der Abendglocken tönte über die Stadt. Es war an einem Samstag vor Ostern, das Geläute lauter als sonst, es drang in die Stube, wo wir zusammen sassen, es lag über unserem Gespräch.

Er möchte mit mir über seine Mutter reden, hatte Josy gesagt. Und seine Lebensgefährtin schien zufrieden, dass diese Frage an mich endlich passierte, sie mischte sich nicht ein, aber sie beteiligte sich lebhaft mit Kopfnicken oder Kopfschütteln. Sie wusste ja, dass Josy vor vielen Jahrzehnten, zwischen seinem dreizehnten und vierzehnten Lebensjahr, bei mir im Bergdorf gewohnt hatte und dass ich seine Mutter gern gehabt hatte. Selbst erinnerte sich Josy nicht mehr daran, wie es gewesen war, wusste nichts mehr von seiner Kindheit, nichts von einer Beziehung zur Mama. War es für ihn überhaupt eine gewesen? Das plagte den Josy seit langem.

«Was, du weisst nicht mehr, wie stolz deine Mutter auf dich gewesen ist und wie sie die Worte ‹mein Josy, mein Sohn› ausgesprochen hat? Der innige Tonfall deiner Mutter hat mir immer gefallen.»

Das habe er so empfunden, räumte Josy ein, sie habe ihn immer bewundert und für sehr gescheit erklärt … viel zu sehr eigentlich, obschon man das als Kind schätze … aber er habe immer gespürt, dass sie ihm gegenüber ein schlechtes Gewissen habe und habe deshalb dem hohen Lob nie ganz getraut. Und noch einmal: «Was hast du an meiner Mutter geschätzt?»

 

 

Wyss

Laure Wyss (20 juni 1913 – 21 augustus 2002)

 

De Amerikaanse schrijfster en vertaalster Lillian Hellman werd geboren op 20 juni 1905 in New Orleans. Zie ook mijn blog van 20 juni 2007.

 

Uit: Scoundrel Time

 

“One of the forms I had filled out a few days before, ready for mailing, was the usual questionnaire from Who’s Who in America. I suppose I found some amusement in reading it again: I ha’ by that day written

The Children’s Hour, Days t’ Come, The Little Foxes, Watch on the Rhine, The Searching Wind, Another Part of the Forest, The Autumn Garden. I had collected and introduced volume of Chekhov letters, written movies and tinkered with others, belonged to organizations, unions-all the stuff I always have to look up from the previous Who’s Who because I can’t remember the dates.

Then I took a nap and woke up in a sweat of bewilderment about myself. I telephoned Hammett and he said he would take the next train from Katonah, so to sit still and do nothing until he got there. But the calm was gone now and I couldn’t do that.

I went immediately to Stanley Isaacs, who had been borough president of Manhattan and who had suffered under an attack, led by Robert Moses, because one of his minor assistants was a member of the Communist Party. Stanley had stood up well under the attack, although, of course, the episode hurt his very Republican career. (I had gone to him as an admiring stranger as soon as he returned to his own law practice and had brought along with me, in the following years, quite a few people who liked and admired him.) Isaacs was an admirable man, but I think by the time of my subpoena he was more worried than he wanted to admit, and knew that his way back to politics-he was, in fact, never to have a way back-could be mended only with care. Isaacs and I were fond of each other and his face looked pained as he told me that he didn’t believe he should handle the case, he didn’t know enough about the field, but together we would find the right man.”

 

 

lillian_hellman

Lillian Hellman (20 juni 1905 – 30 juni 1984)

 

 

De Afrikaans-Amerikaanse schrijver en essayist Charles Waddell Chesnutt werd geboren op 20 juni 1858 in Cleveland, Ohio. In 1887 werd zijn eerste korte verhaal gepubliceerd in The Atlantic Monthly. Zijn eerste verhalenbundel The Conjure Woman verscheen in 1899. In zijn verhalen en romans onderzocht hij de complexiteit van raciale en sociale identiteit. Chesnutts ouders waren “free persons of color” en zelf noemde hij zich voor 7/8e blank.

 

Uit: The Colonel’s Dream

 

Two gentlemen were seated, one March morning in 189—, in the private office of French and Company, Limited, on lower Broadway. Mr. Kirby, the junior partner—a man of thirty-five, with brown hair and mustache, clean-cut, handsome features, and an alert manner, was smoking cigarettes almost as fast as he could roll them, and at the same time watching the electric clock upon the wall and getting up now and then to stride restlessly back and forth across the room.

Mr. French, the senior partner, who sat opposite Kirby, was an older man—a safe guess would have placed him somewhere in the debatable ground between forty and fifty; of a good height, as could be seen even from the seated figure, the upper part of which was held erect with the unconscious ease which one associates with military training. His closely cropped brown hair had the slightest touch of gray. The spacious forehead, deep-set gray eyes, and firm chin, scarcely concealed by a light beard, marked the thoughtful man of affairs. His face indeed might have seemed austere, but for a sensitive mouth, which suggested a reserve of humour and a capacity for deep feeling. A man of well-balanced character, one would have said, not apt to undertake anything lightly, but sure to go far in whatever he took in hand; quickly responsive to a generous impulse, and capable of a righteous indignation; a good friend, a dangerous enemy; more likely to be misled by the heart than by the head; of the salt of the earth, which gives it savour.“

 

chesnutt_300dpi

Charles W. Chesnutt (20 juni 1858 – 15 november 1932)

 

De Nederlandse schrijver Carel van Nievelt werd op 20 juni 1843 geboren in Delfshaven, als zoon van een boekhandelaar. Zie ook mijn blog van 20 juni 2007.

 

Uit: Mijn Angelo. Herinneringen van het Garda-meer

 

De fleschgroene plas ligt in zijn bed van barre bergen als eene glasplaat; geen rimpeltje trilt er over zijne vlakte; bezwijmd, als een gebroken oog, weerkaatst hij levenloos het stalen zwerk dat hem verteert.

Gij meent te bezwijken: het is eene ware foltering. Van tijd tot tijd ontbloot gij uw barstend hoofd achter eene telegraafpaal, die dan toch schaduw geeft – eene handbreed slechts – maar schaduw dan toch. Zoo voortzwoegend, hebt gij het tergende meir achter u gelaten, en bereikt gij, langs zachtkens stijgende kronkelingen, de pashoogte, op wier rug een Maria-beeld prijkt, beschut door een koepeldakje op vier marmeren pilaren. O volk dat zonneschermen optrekt boven steenen poppen, en voor de menschen geen struik laat groeien aan den weg…… Maar stil! – gij zijt reeds opgeklommen tot het tempelken; gij werpt u neder op het verschrompelde gras, dicht aan de voeten der Madonna, om met de Hemelkoninginne de karige schaduw van haar dak te deelen.

Dan doet, terwijl ge nog naar uw adem hapt, eene heesche stem u opschrikken: ‘Carità, ah ah, cantà!” – Gij wendt het hoofd om…… daar achter u staat een gedrocht in lompen. Man of vrouw? – gij kunt het niet onderscheiden. Gij ziet slechts een misvormd lichaam, een afschuwelijk kropgezwel, een idiotischen grijnslach op een wanstaltig gelaat, en een uitgestoken arm, den knokenarm van een geraamte. ‘Carita! Carita!’ – – En ge springt op, als ware er een vampyr naast u uit den grond gerezen. En met ijlende schreden, of het afgrijzen u de hitte en de vermoeienis niet meer voelen deed, daalt gij van de hoogte af naar de huizengroep die op geringen afstand beneden u ligt: het dorp Nago.

 

Nievelt

Carel van Nievelt (20 juni 1843 – 2 augustus 1913)

 

De Franse dichter en schrijver Joseph Antoine Autran werd geboren op 20 juni 1813 in Marseille. Na zijn opleiding vestigde hij zich meteen als zelfstandig schrijver. Marseille en de zee komen steeds weer in zijn gedichten terug. Toen hij 39 jaar was erfde hij een fortuin. In 1835 verscheen zijn bundel La mer. Dezelfde gedichten werden in een sterk uitgebreide bundel Les poëmes de la mer nogmaals uitgegeven. In 1868 werd Autran lid van de Académie française.

 

 

Uit: Les Poèmes de la mer

 

Prélude (Fragment)

 

Nous sommes les vagues profondes

Où les yeux plongent vainement ;

Nous sommes les flots et les ondes

Qui déroulent autour des mondes

Leur manteau d’azur écumant !

 

Une âme immense en nous respire,

Elle soulève notre sein ;

Soue l’aquilon, sous le zéphyre,

Nous sommes la plus vaste lyre

Qui chante un hymne au trois fois Saint.

 

Amoncelés par les orages,

Rendus au calme, tour à tour,

Nous exhalons des cris sauvages

Qui vont bientôt sur les rivages

S’achever en soupirs d’amour.

 

joseph_autran

Joseph Autran (20 juni 1813 – 6 maart 1877)

 

De Engelse dichter en toneelschrijver Nicholas Rowe werd eboren in Little Barford, Bedfordshire, op 20 juni 1674. Rowe bezocht Westminster School in Londen en schreef zich in 1691 in voor een rechtenstudie aan de Middle Temple. Toen hij 19 was overleed zijn vader. Hij erfde diens fortuin en besloot vervolgens zich toe te leggen op de literatuur, mogelijk daartoe geïnspireerd door zijn vrienden Alexander Pope en Joseph Addison. In 1700 werd zijn eerste stuk geproduceerd, The Ambitious Stepmother, waarin Willem III als veroveraar wordt opgevoerd.  Hierna probeerde hij een komedie te schrijven, maar dat werd geen succes. Hij keerde daarop terug naar de tragedie en produceerde achtereenvolgens Ulysses (1705), The Royal Convert (1707) en het succesvolle The Tragedy of Jane Shore, over een van de vele maîtresses van Eduard IV van Engeland. Zijn laatste stuk, dat dateert uit 1715, had niet veel succes. Verder is Rowe bekend gebleven als redacteur van het werk van William Shakespeare, de eerste moderne bewerking na de First Folio. Ook schreef hij een korte biografie van Shakespeare onder de titel Some Account of the Life &c. of Mr
. William Shakespear. Rowe werd in 1715 benoemd tot Poet Laureate als opvolger van Nahum Tate.

 

Uit: Some Account of the Life of Mr. William Shakespear

 

„It seems to be a kind of Respect due to the Memory of Excellent Men, especially of those whom their Wit and Learning have made Famous, to deliver some Account of themselves, as well as their Works, to Posterity. For this Reason, how fond do we see some People of discovering any little Personal Story of the great Men of Antiquity, their Families, the common Accidents of their Lives, and even their Shape, Make and Features have been the Subject of critical Enquiries. How trifling soever this Curiosity may seem to be, it is certainly very Natural; and we are hardly satisfy’d with an Account of any remarkable Person, ’till we have heard him describ’d even to the very Cloaths he wears. As for what relates to Men of Letters, the knowledge of an Author may sometimes conduce to the better understanding his Book: And tho’ the Works of Mr. Shakespear may seem to many not to want a Comment, yet I fancy some little Account of the Man himself may not be thought improper to go along with them.

He was the Son of Mr. John Shakespear, and was Born at Stratford upon Avon, in Warwickshire, in April 1564. His Family, as appears by the Register and Publick Writings relating to that Town, were of good Figure and Fashion there, and are mention’d as Gentlemen. His Father, who was a considerable Dealer in Wool, had so large a Family, ten Children in all, that tho’ he was his eldest Son, he could give him no better Education than his own Employment.“

 

nicholas_rowe

Nicholas Rowe (20 juni 1674 – 6 december 1718)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence in 1959. Hij studeerde architectuur, maar begon op negenentwintig- jarige leeftijd met het schrijven van romans. Hij debuteerde in 1988 met ‘Per dove parte questo treno allegro’ (Waar gaat die vrolijke trein naartoe?). Hij won met zijn roman La forza del passato  (‘In de ban van mijn vader’) de prestigieuze Premio Campiello 2000. Deze roman verscheen in 2001 in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Prometheus. Voor Caos calmo („Kalme Chaos“) won hij in 2006 de Premio Strega en de derde prix Cévennes, de literaire prijs voor de beste Europese roman van 2008. Veronesi woont en werkt nu in Rome.

 

Uit: Stilles Chaos (Vertaald door Ulrich Hartmann)

 

„Da!», sage ich.

Wir haben gerade gesurft, Carlo und ich. Surfen: wie vor zwanzig Jahren. Wir haben uns die Bretter von zwei Jungs geliehen und uns in die hohen, langen Wellen gestürzt, die am TyrrhenischenMeer, wo wir unser ganzes Leben verbracht haben, so selten sind. Carlo aggressiver und waghalsiger, schreiend, tätowiert, wie früher, mit seinen langen Haaren im Wind und seinem Ohrring, der in der Sonne glitzerte; ich vorsichtiger, mehr auf Stil bedacht, präziser und kontrollierter, angepasster, wie immer. Er der berüchtigte Rockertyp, ich mit meinem alten Understatement, zwei Bretter, die durch die Sonne flitzten, unsere beiden Welten, die sich wieder ein Duell lieferten, wie zu Zeiten großartiger jugendlicher Kämpfe – Rebellion kontra Subversion –, als die Stühle durch die Luft flogen, ganz

im Ernst. Nicht dass wir eine Show abgezogen hätten, es war schon viel, nicht von den Brettern zu fallen; oder besser: Wir haben die Show der Typen abgezogen, die auch mal jung waren, eine kurze Zeit lang glaubten, dass gewisse Kräfte tatsächlich siegen könnten, und die in dieser Zeit eine Menge Sachen gelernt haben, die sich später als vollkommen nutzlos herausstellen sollten – so was wie Kongas trommeln oder eine Münze zwischen den Fingern rollen wie David Hemmings in Blow Up

oder den Herzschlag verlangsamen, um eine Herzrhythmusstörung zu simulieren und ausgemustert zu werden, oder Ska tanzen oder Joints mit einer Hand drehen oder Bogenschießen oder transzendentale Meditation oder eben Surfen. Die beiden jungen Surfer konnten das nicht verstehen, Lara und Claudia waren schon nach Hause gegangen, Nina …. war früh am Morgen abgereist (Carlo wechselt jedes Jahr die Freundin, und deshalb haben Lara und ich begonnen, sie mit Jahreszahlen zu

versehen): Es war niemand da, der es würdigen konnte, es war eine kleine Show für uns beide, eines
dieser Spiele, die nur unter Brüdern Sinn haben, denn ein Bruder ist der Zeuge einer Unverletzlichkeit, die dir von einem bestimmten Augenblick an kein anderer mehr zuerkennen will.“

 

 

veronesi

Sandro Veronesi (Florence, 1959)