Paul Meeuws, Joy Ladin

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: Badhuis in de sneeuw

“Om bij het badhuis te komen moest je het spoor over, de stad uit richting M., waar ook de ijsbaan lag. Het was over half vijf, tegen het spitsuur. Auto’s gleden geluidloos over de sneeuw. Hun koplampen scheerden langs de twee broers, die het egale wegdek verkozen boven de wallen van vuile sneeuw aan weerskanten van de weg, waar je tot je knieën inzakte. Servaas, de oudste, liep met vlugge, kordate pasjes naast zijn slenterende metgezel, de handen wat ouwelijk op de rug. Zo nu en dan ging er een hand, werktuiglijk als die van een saluerende soldaat, naar de rand van zijn afzakkende bril. Aloïs hield, zich al te zeer bewust van zijn buitengewone lengte, zijn hoofd bijna steels tussen de smalle, opgetrokken schouders. Er trad bij het lopen een knagende pijn op tussen zijn schouderbladen, alsof iemand hem daar hardhandig overeind hield.
Op het viaduct liepen ze de terugkerende schaatsers tegemoet. Hoewel ze dik ingepakt waren slingerden ze hun armen om zich heen om zich te warmen. Rossig was de glimp van hun gezicht tussen de fladderende sjaals en witbestoven mutsen. De ogen van de meisjes waren donkere wakken waar je in wegzakte als je niet oppaste. Servaas en Aloïs klemden hun opgerolde handdoeken wat steviger onder de arm en voelden als een schamel houvast de harde zeepdoos tegen hun ribben drukken.
Er spatte een sneeuwbal uiteen tegen Servaas’ rug. Een volgende vloog over de balustrade en belandde op een trein vol briketten die onder hun doorgleed in een kaarsrechte lijn over de wirwar van het rangeerterrein. Daar gloorde nog een laatste streep daglicht, dat glom op de rails. Boven hun hoofd zag de hemel zwart. Het zou wel weer gaan sneeuwen.
Behalve op de ouderlijke slaapkamer was er thuis maar een kraan, in de keuken, die ze deelden met hun zussen. ’s Winters was het een kwelling om je onder die ijskoude, verwrongen straal te wassen. De meisjes zetten op alle pitten van het fornuis een pan water. Als de hele keuken droop van de stoom ging de deur op slot. Je hoorde het uitgelaten gekletter van het water en het geluid waarmee iemand zich in een te krappe teil wringt, een soort binnensmonds schreeuwen. Servaas en Aloïs kregen ieder twee kwartjes en begaven zich naar het badhuis, ditmaal door de knerpende sneeuw. Dat het ver weg was beviel hun juist. Ver weg van de walmende, klotsende blootheid achter de keukendeur lokte het badhuis geheimzinnig en sereen als een lichtje in een donker bos.”

 

Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Psalmen

I

Er is hier niets
niet door jouw schuld, niet slavernij
van bijen aan nectarlabyrinten,

niet de groene bladerbrij
die zich uitschudt als warrig haar, niet
de vege tremor in mijn bloed

of de fantoomtred van de afwijking
spokend door mijn ruggengraat om daar
naar stukjes zelf te grijpen

zoals jij grijpt naar stukjes zelf
die je bent kwijtgeraakt
in mij, niet het gruwen

dat mijn diepzee stuwt
zoals de zeemonsters die je schiep
toen je zat in scheppingszaken,

niet de bommen
die je kinderen omgorden
voor ontploffingen in straten vol

met kinderen die je, in een flits,
lijkt te zijn vergeten. Nee, ik kan niks
jou niet aanwrijven

van ook maar een seconde licht
dat ongewenst
mijn lichaam binnendringt,

dagelijks dauw, impregnerend
met hoop, lust, behoeftigheid
een lijf dat het niet interesseert

hoe ver weg je lijkt
zelfs als je veel te dichtbij staat,
mijn neusgaten vult

met bloeiende adem,
druipnat haar druppelend
over mijn borsten,

druppels vol rook, vol aroma,
vol met je naarst
bijtende zuur,

mogelijkheid.

 

Vertaald door Joost Baars

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2021 en ook mijn blog van 25 maart 2020 en eveneens mijn blog van 25 maart 2019 en ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 2.

Palmsonntagmorgen (Emanuel Geibel), Joy Ladin

 

 

De intocht in Jeruzalem door Willem van Herp, 2e helft 17e eeuw

 

Palmsonntagmorgen

Es fiel ein Tau vom Himmel himmlisch mild,
Der alle Pflanzen bis zur Wurzel stillt;
Laß dein Sehnen,
Laß die Thränen!
Es fiel ein Tau, der alles Dürsten stillt.

Ein sanftes Sausen kommt aus hoher Luft.
Still grünt das Thal und steht in Veilchenduft;
Göttlich Leben
Fühl’ ich weben,
Ein sanftes Sausen lommt aus hoher Luft.

Wie Engelsflügel blitzt es über Land;
Nun schmück’ dich, Herz, thu an ein rein Gewand.
Sieh, die Sonne
Steigt in Wonne,
Wie Engelsflügel blitzt es über Land.

Macht weit das Thor! Der König ziehet ein,
Die Welt soll jung und lauter Friede sein;
Streuet Palmen!
Singet Psalmen!
Hosianna singt, der König ziehet ein!

 

Emanuel Geibel (17 oktober 1815 – 6 april 1884)
De St. Marienkirche in Lübeck, de geboorteplaats van Emanuel Geibel

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Psalm

Je wilt het alletwee, de zon zijn
en de wolken die hem smoren, het hart
en hart dat het doet breken, zinloos lijden

en de waarheid
die het verlicht. Leuk werk
als je geluk hebt

maar wat geluk betreft
gun ik jou niks. Jij die je voorstelt
als een appel die zijn rood aanzet

binnen mijn bereik, bengelend
aan de laagste tak, een bouquet
van welige hermeneutiek

dat elk moment, triviaal en tragisch, drenkt
in eau d’significance. Want
wat wat heb ik te wensen? Jouw engelen

blakerden de bomen
van het leven en de kennis,
hoewel ik prima rond kon komen

schransend
van hun as. Ook jij
hebt smaak voor as. Naar as. Naar iets

dat brandde lang geleden
en nog altijd brandt
ergens dicht bij mijn mond, de rook van jou

die mijn neus verstopt,
een hulpkreet
die ik in mijn verveling

niet meer horen kan. Jij verleidt me met het fruit
van je intimiteit, infiniteit klef
als sterrenvonkhoning, fijnbepinde borstels

van vergiffenis, het amper herinnerde
koeren van een moeder
die me in slaap zingt tegen haar borst,

mijn eerste fiets, het wellende zongewarmde
moerbeiensap
van immer. Jij wast het doodgaan

van mijn handen weg
en staat daar met
je ondoorgrondelijke trekken

terwijl ik weer sterf. Geen wonder
dat je zo mijn afkeer wekt. Geen wonder
dat ik smacht naar dat je bij me bent, appel vlammend

in de vlammende takvork
die brandt in de schaamstreek der geschiedenis.

 

Vertaald door Joost Baars

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn blog van 24 maart 2021 en ook mijn blog van 24 maart 2020 en eveneens mijn blog van 24 maart 2019 en ook mijn blog van 24 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Zie ook alle tags voor Palmzondag op dit blog.

Verkündigung (Rainer Maria Rilke), Paul Meeuws, Joy Ladin

 

Bij Maria Boodschap – Aankondiging van de Heer

 

De Aankondiging door Guido Reni, 1620

 

Verkündigung

Die Worte des Engels

Du bist nicht näher an Gott als wir;
wir sind ihm alle weit.
Aber wunderbar sind dir
die Hände benedeit.
So reifen sie bei keiner Frau,
so schimmernd aus dem Saum:
ich bin der Tag, ich bin der Tau,
du aber bist der Baum.

Ich bin jetzt matt, mein Weg war weit,
vergieb mir, ich vergaß,
was Er, der groß in Goldgeschmeid
wie in der Sonne saß,
dir künden ließ, du Sinnende,
(verwirrt hat mich der Raum).
Sieh: ich bin das Beginnende,
du aber bist der Baum.

Ich spannte meine Schwingen aus
und wurde seltsam weit;
jetzt überfließt dein kleines Haus
von meinem großen Kleid.
Und dennoch bist du so allein
wie nie und schaust mich kaum;
das macht: ich bin ein Hauch im Hain,
du aber bist der Baum.

Die Engel alle bangen so,
lassen einander los:
noch nie war das Verlangen so, so
ungewiss und groß.
Vielleicht, dass Etwas bald geschieht,
das du im Traum begreifst.
Gegrüßt sei, meine Seele sieht:
du bist bereit und reifst.
Du bist ein großes, hohes Tor,
und aufgehn wirst du bald.
Du, meines Liedes liebstes Ohr,
jetzt fühle ich: mein Wort verlor
sich in dir wie im Wald.

So kam ich und vollendete
dir tausendeinen Traum.
Gott sah mich an; er blendete…

Du aber bist der Baum.

 

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Paastijd in Praag, de geboortestad van Rainer Maria Rilke

 

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: Heino’s handschrift

“Er was in zijn jonge jaren een Duitse zanger die Heino heette. Een geheimzinnige, tengere gestalte met blonde pruik en zwarte zonnebril maar met een bariton, waarmee hij een veilinghal vol huisvrouwen aan zijn voeten kreeg. Hij zong Schlagers.
Hij was toen op een leeftijd waarop, net als bij de jongeren van nu, je muzikale smaak beslissend was voor het soort gezelschap waar je mee omging. Liefhebbers van Schlagers behoorden tot een ander slag. In zíjn kringen circuleerden geruchten als zou Heino een door platenbonzen in elkaar geflanste, arisch aandoende pop zijn, een wandelend afspeelapparaat, dat de stem liet horen van een glansrijk aan de Kölner Musikhochschule afgestudeerde Namibiër.
De kleine Heino zat linksachter in de klas. Zijn naam leek hem het restant van overjarige dweepzucht, wat hem zijn eigen jeugdjaren weer in herinnering bracht, het hooghartige dwepen met moeilijke muziek en moeilijke boeken.
In niets leek de jongen op zijn wat onwezenlijke naamgenoot, althans niet op het eerste gezicht. Deze Heino was zo levend als het maar zijn kon en erg ongezeglijk. Vaak viel, met onderdrukte weerzin en steeds smekender, zijn naam. Er bestaat, zo leerde hij op deze school, een soort ongehoorzaamheid die niet, zoals de pedagoog het wil, de ongehoorzame maar de gehoorzamen te kijk zet.
Bij Heino brak nood telkens wet. Hij sprak niet, maar riep, ja, zóng bijna. Zijn nog heldere sopraan klonk hoog boven het schorre gekwaak van zijn fysiek wat meer gevorderde klasgenoten uit. De sussende gebaren van zijn leraar kregen iets verontschuldigends, alsof de omvang van zijn volume aan de oren lag en niet aan de stem.
Heino was de Benjamin van de klas. Niemand kon boos op hem worden, niet omdat er geen reden voor was, het was onbegonnen werk. Opgeruimd nam de moeilijk op zijn plaats blijvende jongen elk roer dat hij tegenkwam over, zelfs dat van zijn leraar, toen op een keer de zoveelste poging tot een gepland themagesprek uit de hand liep.
‘De juffrouw gaf altijd een werkstuk,’ zei Heino op bemoedigende toon. ‘Dan was het lekker rustig.’
Een werkstuk, leerde hij van de slimme Heino, was een soort opstel met plaatjes. De jongen rende naar de kast en wees hem onder de plank met ongebruikte exemplaren van de methode ‘DE LEVENDE LAMP’ een doos met in stukken geknipte kranten en weekbladen. Daar greep zijn voorgangster dus naar als het lesgeven niet wilde lukken.”

 

Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947)
Portret door door Peter Thijs, 2022

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

De tijd verstrijkt

Ook de tijd is bang om te verstrijken, is doorzeefd met gaten,
waar de tijd zich doorheen voelt lekken.
De tijd zweet midden in de nacht,
wanneer alle andere dimensies slapen.
De tijd heeft elk beeld van zichzelf als kind verloren.
Nu is de tijd oud, leerachtig en traag.
Kan niemand meer besluipen,
Kan zich niet verstoppen in het gras, kan niet rennen, kan niet vangen.
Kan niet bedenken hoe niet te vertrappen
wat hij wil zegenen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2021 en ook mijn blog van 25 maart 2020 en eveneens mijn blog van 25 maart 2019 en ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 2.

Joy Ladin

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Comfort Animal

Comfort, comfort my people …
—Isaiah 40:1

A voice says, “Your punishment has ended.”
You never listen to that voice. You really suck
at being comforted.

Another voice says, “Cry.”
That voice always gets your attention,
keeps you thinking

about withered flowers and withering grass
and all the ways you’re like them.
Hard to argue with that.

Death tramples you, an un-housebroken pet
trailing prints and broken stems,
pooping anxiety, PTSD, depression.

It’s better to be animal than vegetable
but best of all is to be spirit
flying first or maybe business class

with your emotional support animal, your body,
curled in your lap, soaring with you
above the sense of loss you’ve mistaken

for the closest to God you can get.
You want to cry? Cry about that.
Who do you think created

the animals to whom you turn for comfort,
dogs, miniature horses, monkeys, ferrets,
hungers you know how to feed,

fears you know how to quiet?
I form them, fur them,
it’s my warmth radiating from their bodies,

my love that answers
the love you lavish upon them.
Your deserts and desolations

are highways I travel,
smoothing your broken places,
arranging stars and constellations

to light your wilderness.
Sometimes I play the shepherd;
sometimes I play the lamb;

sometimes I appear as death,
which makes it hard to remember
that I am the one who assembled your atoms,

who crowned your dust with consciousness.
I take you everywhere,
which is why, wherever you go, I’m there,

keeping you hydrated, stroking your hair,
laughing when you chase your tail,
gathering you to my invisible breasts

more tenderly than any mother.
You’re right—you never asked for this. I’m the reason
your valleys are being lifted up,

the source of your life laid bare.
Mine is the voice that decrees—
that begs—your anguish to end.

When you suffer, I suffer.
Comfort me
by being comforted.

 

Een beetje oceaan

Kinderen hurken op een vlot in het midden van het water.
Het halfvolwassen hert verdwijnt

in een groepje jeneverbes en lisdodde. We weten dat schelpen
ooit in leven waren, maar het is moeilijk voor te stellen

welke stenen er ooit leefden. Moeilijk om een schepsel van de aarde te zijn
in een wereld bedekt met water. Ik maak me niet druk

om gelukkig zijn. Ik wilde voelen:
Missie volbracht.

Ik wilde de schaduw herkennen die ik wierp,
meer licht dan schaduw werpen. Mijn dochter en ik

bereiken de boeien die de lijn drijvend houden. Onder ons,
duisternis, die naar boven dringt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn blog van 24 maart 2021 en ook mijn blog van 24 maart 2020 en eveneens mijn blog van 24 maart 2019 en ook mijn blog van 24 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Paul Meeuws, Joy Ladin

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

 

U
voor mijn vader 1909-2009

U zeg je tegen meerderen en vreemden
u is de uitdrukking van afstand en vrees

maar wie u zegt vormt zijn mond tot een kus
biedt afstand een wang, vrees baardstoppels
ontwaakt in een wieg

wordt door onderstoppende handen gekneed
in een vorm volmaakt als een droom

is jaren daarna van die droom nog de mal
zoals mijn mond zich vormt om het woord u
zoals mijn oor de mal is van de naam die ik kreeg.

 

Blues

Men wandelt op een veer
in tweekwartmaat en fluit.
Er hapert meestal niets.

Een enkeling, te opgewonden, maakt
een hinkelsprong te vroeg.
Gedrang, syncopisch oponthoud
om wat, om wie?

Om wie lichtzinnig in haar enkels voelt
de hapering waar het om draait,
maar weggewimpeld met haar haar.

 

Voor strijkers

Een cycladische god bouwde de vrouw.
Niemand speelde met haar.
Alleen de wind beproefde haar schuchter
maar hield meer van riet.

Eeuwen verstreken.
De grieken floten op hun botten en vochten
tot de wereld er ongeveer uitzag als nu.

Van de cycladen weten we niets.
Onbespeelbare dames staren ons aan,
reikhalzend nog steeds naar een snaar.

 

Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

9e en 2e

Ik leef, zeg je
tegen niemand in het bijzonder.

Je bent niemand in het bijzonder.
Dat is een goede zaak. De straat is gevuld met zielen

genesteld in mooie lichamen
die niet in jouw

richting kijken. Iemand zingt,
iemand houdt de hand vast

van iemand die zich schaamt voor genegenheid,
mannen en vrouwen gemaakt van licht

drinken in het licht
gemaakt van mannen en vrouwen.

Ze leven, zeg je,
tegen niemand in het bijzonder.

Een van hen zingt, een verkoopt bloemen,
een is zo dun

dat je bijna door haar heen kunt kijken. Een kijkt
in jouw richting.

Ik leef, zeg je, een beetje beschaamd
om niemand in het bijzonder te zijn, een ziel

genesteld in een lichaam
van mannen en vrouwen.

Iemand zingt, iemand drinkt
thee die zoet en bitter is.

Het is een goede zaak, zeg je,
drinkend in het licht

van mannen en vrouwen,
mannen en vrouwen gemaakt van licht, genesteld

in zoet en bitter. Een ziel
zingt in jouw richting, zo levendig

dat je haar bijna kunt zien.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2021 en ook mijn blog van 25 maart 2020 en eveneens mijn blog van 25 maart 2019 en ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 2.

Joy Ladin

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

EARLY MORNING FLIGHT

Half-empty plane, hot black coffee – it takes  so many people
to keep my body soaring.
I must be important, or at least not dead,

and my not being dead must matter, or it wouldn’t be so sunny,
and if it’s sunny because I’m not dead
I must be the fulcrum, the measure of existence,

the line God draws
between meaning and meaninglessness
in sand composed of outgrown shells and diatoms,

animal and vegetable
ground into mineral glitter
by the pestle of existence.

I’m not ground yet, so I must be happy,
smiling for the camera
eternity, focused on me, must be.

I must be happy, falling asleep,
sinking into the clouds below my seat, soothed by engines’
rumbling stutter, the click-click heartbeat

of eternity’s shutter.

 

SMART WAYS TO DIE

That was a short list, wasn’t it?
An old man fingers a double fugue

alone on a famous stage.
There’s no smart way to die

during a Bach partita’s
helices of being and becoming

twinning, twining and untwining
chromatic, arpeggiated longing.

No genders, no time,
no way to die, smart or otherwise,

even though we practice death’s scales
day and night,

confounding individuation with despair, avoiding recognition
that the only part of us that lives forever

is the otherness we anticipate and echo,
a fugue that began before we began

and sings without a moment’s interruption
when our seats are emptied, our despairs compressed

into obituary and epitaph, our bones broken down
into nutrients absorbed by grass

nibbled by rabbits struck by hawks
and assimilated, briefly, into their soaring organs.

The smart way to die is to recognize
the stage is bare, the piano wheeled away,

the old man probably has a tough time peeing,
lets flattery go to his head,

foolish as the rest of us
when the universe serenading itself through him

lets his fingers become fingers again,
the universe too smart to die without rising,

twinning, twining and untwining
old men, vibrating strings, creaking seats and silence.

 

How Much

I could talk about being sick, but I always talk about being sick,
because I’m always sick, but today I’m sick
and happy, stuffed with fried artichoke, reggiano, gnocchi, and the glow
of knowing my name will be forgotten
when those who knew me are gone,
though of course I’ll be remembered by God,
but will God remember the fennel salad and fried rice balls,
the candle on the table reflected in the wine
and the little flame when our fingers brush,
and how much I love the woman who loves me,
how much I love,
how much?

 

De luipaard

Je brengt verslag uit over het luipaard. Je bent pas zeven
en je weet al dat de luipaard
zowel in grijs voorkomt

als in geel. Gooit prooi
over takken. De jongen van de luipaard
tuimelen in de schaduw van een rots.
Gazellen vluchten in de verte. Het verslag over de luipaard
verandert leven en dood
in eenvoudige declaratieve zinnen.
De gazelle negeert het luipaard
totdat de luipaard zijn nek breekt.
In jouw keuken schaduwen

liefde en haat elkaar
zoals jij wordt geschaduwd
door de verjaardag die op zijn tenen dichterbij komt.
Je bent pas zeven en je weet al
dat jij de prooi bent
van de liefde waaraan je niet kunt ontsnappen. Liefde
gooit haar prooi over takken
in de jungle die je keuken is.
Je bent pas zeven en je weet al:
haar vlekken maken het lastig de liefde te zien
totdat zij je nek breekt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn blog van 24 maart 2021 en ook mijn blog van 24 maart 2020 en eveneens mijn blog van 24 maart 2019 en ook mijn blog van 24 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Heinrich Mann, Joy Ladin

De Duitse schrijver Heinrich Mann werd geboren op 27 maart 1871 in Lübeck. Zie ook alle tags voor Heinrich Mann op dit blog.

Uit: Der Untertan

„Sie betete mit dem Kind »aus dem Herzen«, nicht nach Formeln, und bekam dabei gerötete Wangenknochen. Sie schlug es auch, aber Hals über Kopf und verzerrt von Rachsucht. Oft war sie dabei im Unrecht. Dann drohte Diederich, sie beim Vater zu verklagen; tat so, als ginge er ins Kontor, und freute sich irgendwo hinter einer Mauer, dass sie nun Angst hatte. Ihre zärtlichen Stunden nützte er aus; aber er fühlte gar keine Achtung vor seiner Mutter. Ihre Ähnlichkeit mit ihm selbst verbot es ihm. Denn er achtete sich selbst nicht, dafür ging er mit einem zu schlechten Gewissen durch sein Leben, das vor den Aufgaben des Herrn nicht hätte bestehen können.
Dennoch hatten die beiden von Gemüt überfließende Dämmerstunden. Aus den Festen pressten sie gemeinsam, vermittelst Gesang, Klavierspiel und Märchenerzählen, den letzten Tropfen Stimmung heraus. Als Diederich am Christkind zu zweifeln anfing, ließ er sich von seiner Mutter bewegen, noch ein Weilchen zu glauben und er fühlte sich dadurch erleichtert, treu und gut. Auch an ein Gespenst, droben auf der Burg, glaubte er hartnäckig und der Vater, der davon nichts hören wollte, schien ihm zu stolz, beinahe strafwürdig. Die Mutter nährte ihn mit Märchen. Sie teilte ihm ihre Angst mit vor den neuen, belebten Straßen und der Pferdebahn, die hindurchfuhr, und führte ihn über den Wall nach der Burg. Dort genossen sie das wohlige Grausen.
Ecke der Meisestraße hinwieder musste man an einem Polizisten vorüber, der, wen er wollte, ins Gefängnis abführen konnte! Diederichs Herz klopfte beweglich; wie gern hätte er einen weiten Bogen gemacht! Aber dann würde der Polizist sein schlechtes Gewissen erkannt und ihn aufgegriffen haben. Es war vielmehr geboten, zu beweisen, dass man sich rein und ohne Schuld fühlte – und mit zitternder Stimme fragte Diederich den Schutzmann nach der Uhr. Nach so vielen furchtbaren Gewalten, denen man unterworfen war, den Märchenkröten, dem Vater, dem lieben Gott, dem Burggespenst und der Polizei, nach dem Schornsteinfeger, der einen durch den ganzen Schlot schleifen konnte, bis man auch ein schwarzer Mann war, und dem Doktor, der einem im Hals pinseln durfte und schütteln, wenn man schrie – nach allen diesen Gewalten geriet Diederich unter eine noch furchtbarere, den Menschen auf einmal ganz verschlingende: die Schule. Diederich betrat sie heulend und auch die Antworten, die er wusste, konnte er nicht geben, weil er heulen musste. Allmählich lernte er den Drang zum Weinen gerade dann ausnützen, wenn er nicht gelernt hatte – denn alle Angst machte ihn nicht fleißiger oder weniger träumerisch -, und vermied so, bis die Lehrer sein System durchschaut hatten, manche üblen Folgen. Dem ersten, der es durchschaute, schenkte er seine ganze Achtung; er war plötzlich still und sah ihn, über den gekrümmten und vors Gesicht gehaltenen Arm hinweg, voll scheuer Hingabe an. Immer blieb er den scharfen Lehrern ergeben und willfährig. Den gutmütigen spielte er kleine, schwer nachweisbare Streiche, deren er sich nicht rühmte. Mit viel größerer Genugtuung sprach er von einer Verheerung in den Zeugnissen, von einem riesigen Strafgericht. Bei Tisch berichtete er: »Heute hat Herr Behneke wieder drei durchgehauen.« Und wenn gefragt ward, wen: »Einer war ich.«

 

Heinrich Mann (27 maart 1871 – 12 maart 1950)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Late zomer na een paniekaanval

Ik kan de druk van bladeren niet uittrekken,
de gelobde randen die tegen het raam leunen
als een ongewenste mannelijke blik op het achterwerk,
(ze willen zegenen en zegenen en zwijgen).
Wat als ik in plaats daarvan naar de duivel loop? Buig
voor de waanzin die mij maakt. Gedreun
van het maaien van de buren, een rode brievenbusvlag
staat rechtop, een hond blaft uit drie huizen verderop,
en dit is wat een dag is. Kever op de lambrisering,
dode tak die breekt, maar niet breekt, stenen
uit de zee naast stenen uit de rivier,
onbeantwoorde berichten als geesten in de keel,
een sirene die hoog huilt in de richting van de stad
dat er geen noodsituatie is, die herhaalt
dat deze luide stilte slechts is waar je woont.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn blog van 27 maart 2020 en eveneens mijn blog van 27 maart 2019 en ook mijn blog van 27 maart 2017 en ook mijn blog van 27 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Paul Meeuws, Joy Ladin

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: Een partij droog hout

“Even buiten de stad ging de weg naar Bartels, bergafwaarts, over in een karrespoor. Vandaar keek je over een rivierlandschap met weilanden, knotwilgen, een ondoordringbaar braambos en een beek die ergens tussen de lisdodden ontsprong.
Bij Bartels wachtte ons een mooie partij beuken. Al wekenlang was het volop zomer, het hout was droger dan ooit. Mijn vader veerde monter door zijn knieën bij het afdalen. Voor de zoveelste maal verklaarde hij zijn liefde aan het hout, zijn milde warmte, zijn verholen klank.
Ik kwinkeleerde op mijn fluitje dat plat en rond als een stuiver op mijn tong lag. Het membraampje kietelde mijn gehemelte en ik genoot van de virtuoze capriolen van mijn tong die mij, stotteraar, bij het spreken danig in de weg zat, terwijl mijn lippen nu gelukkig niets hoefden te doen. Hoe vaak had ik er niet van gedroomd met een onbelemmerd, hemels gegorgel te kunnen volstaan, een taal zonder die onuitsprekelijke labialen. Blaffen kon ik als een hond, brommen als een beer, snateren als een eend, en sinds kort, ook fluiten als een vogel.
Ik lette scherp op het gedrag van de vogeltjes die in de haag voor kleine ontploffinkjes zorgden. Blijkbaar hadden die het te druk met hun geruzie om op mijn gefluit te letten. In de hoge bomen rond de Stadsweide woonden tussen flarden van gestrande vliegers de grotere vogels, kraaien, eksters, duiven en hoog boven ons cirkelde een buizerd. Die stootte zo nu en dan kreten uit, overslaand van een onbegrijpelijke paniek.
‘Franciscus sprak met de vogels,’ zei mijn vader.
‘Maar Franciscus stotterde niet,’ sliste ik, zonder te stotteren. Ik begreep hoe belachelijk kunstmatig de vogels mijn gefluit moesten vinden.
‘Zie je wel dat het fluitje helpt,’ lachte mijn vader.
Hij spreidde zijn armen en zei dat daar het hele landschap in paste, tot en met de rivier achter het domein van Bartels en hij legde uit dat dat het perspectief was zoals schilders dat op hun schilderijen brengen. Ik mat de schoorstenen van de Electriciteitscentrale ginds tussen duim en wijsvinger, de rij bomen die de loop van de rivier markeerden en de spoorbrug waarover een haardunne trein kroop. In de manke vergelijking van een trein met een haar lag het geheim van de onmetelijke ruimte.”

 

Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

In de naam van de vader

voor mijn zoon op zijn 18e verjaardag

De zoon vult de naam van zijn vader in
als een man die een hut binnengaat
die jarenlang verlaten was.

Scharnieren piepen, een spin weeft
een plakkerige glans
over het enkele raam.

De man zit, slaapt,
stampt op de vloer en laat de muren schudden, schrikt vogels op,
laat het bed onopgemaakt achter. Doet de deur achter zich op slot.

De vader verandert. De naam blijft
in de diepe bossen van het worden.
Af en toe komt de zoon terug

om zich uit te strekken op het bed
en naar de spin te kijken, boven hem druk doende ,
woede tot liefde te weven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2020 en eveneens mijn blog van 25 maart 2019 en ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 2.

Peter Bichsel, Joy Ladin

De Zwitserse schrijver Peter Bichsel werd geboren op 24 maart 1935 in Luzern. Zie ook alle tags voor Peter Bichsel op dit blog.

Uit: Auch der Esel hat eine Seele

“Einer war in der Stadt, und es liegt mir fern, ihn hier ausführlich zu beschreiben, der kannte die Geburtsdaten der Leute. Er hatte ein riesengroßes Gedächtnis, in ihm stapelte er Geburtsdaten auf. Er fragte die Leute nicht nach ihrem Namen, er fragte sie nach dem Geburtsdatum. Er rempelte sie später, vielleicht Jahre später auf der Straße an und preßte mit seiner schweren Zunge hervor: »Du hast gestern Geburtstag gehabt« oder er sah jemanden in der Wirtschaft und sagte: »12. April.« Er täuschte sich nie. Er konnte Zwillinge auseinanderhalten, wußte, welcher der Erstgeborene war und verstand die kompliziertesten Familienverhältnisse in seinem Kopfe zu ordnen. Dabei, das muß hier gesagt sein, gab er sich nicht mit Astrologie ab, nur mit Geburtsdaten und er suchte nichts in ihren Zufälligkeiten und Unzufälligkeiten.
Es hat einen Grund, daß ich das aufschreibe.
Er war ein Trottel. Man weiß, daß Idioten oft ein überraschendes Gedächtnis haben. Ich kannte einen anderen und verehrte ihn damals, der lernte den Fahrplan und zwar den großen, internationalen – auswendig.
Dieser nun also merkte sich Geburtsdaten, doch er gratulierte niemandem zum Geburtstag. Seine Fähigkeit machte ihm Freude. Seine Fähigkeit ließ sich auch kontrollieren und die Leute sagten etwa ›großartig‹, wenn seine Behauptung zutraf und das tat sie immer. Er wußte auch auf den Tag genau, wie das Wetter in den vergangenen Jahren war, das konnte man nicht kontrollieren und man glaubte es auch nicht, trotzdem es einen gefreut hätte, wenn es zugetroffen hätte. Er war ein glücklicher Mensch, ich hörte oft sagen: »Er ist doch ein glücklicher Mensch.« Er war weder böse noch gefährlich, alle mochten ihn gut. Wenige kannten seinen Namen und vielleicht niemand sein Geburtsdatum. Vielleicht hatte er selbst keines. Ja, bestimmt, hatte er keines. Ich glaube, er hatte keinen Spitznamen, jetzt fällt mir das plötzlich auf. Es gab bestimmt Leute, die ihm hie und da etwas schenkten. Er
verrichtete auch kleine Arbeiten und war zuverlässig. Er sah immer gleich alt aus.
Es hat einen Grund, daß ich das aufschreibe.
Sicher hatte er Gewohnheiten und er fürchtete sich nicht vor ihnen und er hatte einen Sprachfehler und er hatte einen Tick. Er hatte tiefe braune Augen, die direkt ins Gedächtnis führten. In sein großes Gedächtnis, in dem die Leute in 365, oder sogar in 366 Gruppen geordnet waren. Soviel ich weiß, kannte er die Jahrgänge der Leute nicht, um eine Ordnung aufzustellen genügt das Geburtsdatum. Mehr wußte er nicht, mehr sagte er selten, mehr schien ihm nicht Freude zu machen.
Ihm war eine Ordnung gelungen und niemand hatte etwas dagegen.
Ich versuchte oft, mit ihm ins Gespräch zu kommen. Mein
Geburtsdatum kannte er nicht. Er fragte mich nie danach und ich hätte nicht gewagt, es ihm aufzudrängen.
Mein Geburtsdatum ist verzeichnet in den Kartotheken des Staates, in Verzeichnissen von Vereinen, in den Bestandeslisten der Armee und wohl noch vielerorts. Oft bedrückt mich das. Aber in seinem Gedächtnis wäre ich gern gewesen.
Ich wäre gern in seinem Gedächtnis gewesen.”

 

Peter Bichsel (Luzern, 24 maart 1935)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Tijd verstrijkt

Ook de tijd is bang om te verstrijken, is doorzeefd met gaten
waardoor de tijd zichzelf voelt lekken.
De tijd zweet midden in de nacht
als alle andere dimensies slapen.
De tijd heeft elk beeld van zichzelf als kind verloren.
Nu is de tijd oud, leerachtig en traag.
Kan niemand meer besluipen,
Kan zich niet in het gras verstoppen, kan niet rennen, kan niet vangen.
Komt er niet achter hoe hij niet moet vertrappen
wat hij wil zegenen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn blog van 24 maart 2020 en eveneens mijn blog van 24 maart 2019 en ook mijn blog van 24 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Paul Meeuws, Joy Ladin

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: De martelaren

“Tijdens zijn bruuske aanloop hoorde hij de uitroepen van verbazing niet, ook niet het hoongelach op het kritieke moment, waarop het lichaam terugveert en het erop aankomt met ijzeren wil de vingers in de voegen te klauwen en gewichtloos te worden.
Achter de muur staat de tijd stil, zeggen ze. Hoe ziet dat eruit? Vanuit zijn kamertje kon hij de boomtoppen boven de muur zien wuiven, als magere handen uit een donker habijt. Aan elke boom staat een kloosterling te schudden. Ze wisselen elkaar daarbij af en wachten geduldig in lange rijen op hun beurt, de handen in de mouwen, de kap diep over het hoofd. Ergens hoog in de sombere gevel van het slot staat de abt achter een getralied venster. Hij houdt het boek van de tijd in de hand en wuift met zijn andere hand de maat. Als hij de tijd wil laten stilstaan, slaat hij het boek dicht met een klap, die over het plein galmt en bij toverslag de monnikenschaar verandert in een rij levenloze poppen. De abt lijkt op de gedroomde Nelson. Zo hoog en half verscholen achter het raampje en toch kan niemand zijn gebiedende uitstraling ontgaan. Er was een roemrucht slagschip van die naam, waarvan Nelson gedroomd had dat het bij verrassing de kleine rivierhaven van de stad bezocht. Het water sloeg op de kade en gutste door de smalle straten. Het reusachtige schip raakte vast in de zwarte blubber en alle mensen sloegen op de vlucht voor de loerende kanonnen.
Boven op de muur streek een zachte bries een haarlok van zijn bezweet voorhoofd. Laag, flitsend zonlicht benam hem het uitzicht. Vlammende contouren van daken. Een zee van ruimte daarvoor, niets van een plein. Onder zich zag hij een dichte zoom van doornstruiken, die afdalen onmogelijk maakte. Omzichtig ontweek hij de ingemetselde glasscherven, die voorgangers hadden geprobeerd weg te slaan. Wat verderop was dat wat beter gelukt, recht boven een mesthoop die een zachte landing beloofde.”

 

Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947) 
Portret door Peter Thijs, 2006

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Noord en Zuid

Onderschat je behoefte niet
om de grens over te gaan. Bevroren
aan de verkeerde kant van je verlangen

om de wereld opnieuw te maken
omgekeerd in de spiegel
van je anders-zijn,

hoe kun je trouw zijn
aan de waarheid menselijk te zijn,
iets dat buigt

in een universum dat dat niet doet, een rommelige mix
van lef en geest, verantwoordelijkheid en schaamte?
Je bent maar een centimeter

van de constant bewegende
bron van leven, hoe gepassioneerd je ook
jezelf verplettert

in de vakjes – mannelijk of vrouwelijk, noord of zuid, arm of rijk, wit
of een andere sociale tint – je controleert het
omdat je bang bent

om de grenzen te overschrijden die je beschermen
voor meer gecompliceerde combinaties
van liefde en eenzaamheid,

je ziel in slaap wiegend
terwijl je je lichaam propt
in te strakke vakjes, wetende dat het niemand kan schelen

dat je het lef niet hebt om te leven
zolang je daar blijft,
aan jouw kant van de grens.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2019 en ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 2.