Magdalene: At the Grave (Marie Howe), Gerrit Komrij, Paul Verlaine

 

 

Het lege graf door George Richardson, 2006

 

Magdalene: At the Grave

That long-gone year, that late summer afternoon
driving toward the cemetery

and when the rain started falling hard — and then harder
turning back toward home

and then — as if something were pulling me —
pulling into the driveway and back again toward the grave.

Ridiculous as it was to park and kneel where he’d been buried
— to kneel in the rain — I laughed out loud!

After a few minutes, I looked up and saw the other car idling
the driver’s window rolled down.

The tears I wept then were not tears of grief.
How many times must it happen before I believe?

 

Marie Howe (Rochester, 1950)
St. Mary’s Church, Rochester (New York), de geboorteplaats van Marie Howe

 

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Zie ook alle tags voor Gerrit Komrij op dit blog. Gerrit Komrij zou vandaag 80 jaar zijn geworden.

 

Het boze bos

Bij avond wordt het bos zo heel, heel anders;
Het krijgt de kleur van hoge herfsttijlozen.
De bomen gaan lijken op gevouwen handen,
Of, als je maar goed kijkt, op heel erg boze

Wolven, op het punt je te verslinden.
Je was een kind en het bos werd donker:
Je kon het pad haast niet meer vinden,
– O! alles was zo heel erg donker!

Een ander kind zou zijn gaan schreien.
Maar jij niet; jij was frank en vrij
En met een mand vol lekkers bij je
Op weg naar grootmoeders boerderij.

 

Hond

Je wandelt op twee benen van taai-taai
En zingt een kinderliedje van een hond
Waaraan ’t staartje weer wordt aangedraaid,
En die er achteraan loopt in ’t rond.

Je haakt zo niet naar dingen die ze zeggen
Maar gaat een kelder graven in de grond.
Wat zullen we vrolijk zijn. We leggen
Een kaartje en we springen in het rond.

Je wilt toch ook wel eens een veer wegblazen.
Je lacht dat het een aard heeft, maar je mond
Blijft dicht – dan neem je ze te grazen
Door plotseling weer te zingen van die hond.

 

Weg met alles

Je had jezelf nog wel zo voorgenomen
Om nooit meer een ‘gedicht’ te schrijven,
Tot je het weer in je op voelde komen
En niet meer van het papier af kon blijven.

’t Was haast of de zon scheen in de nacht
En of je lachte terwijl iedereen huilde.
Je pennehouder kreeg een zachte vacht
Die zich teder onder je duim verschuilde.

Je lichaam beefde en je begon te gloeien,
Zoals dat bij roodvonk wel het geval is.
En uit het niets stond een vers te bloeien,
Dat je als titel meegaf: Weg met alles.

 

Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)

 

De Franse dichter Paul Marie Verlaine werd geboren in Metz op 30 maart 1844. Zie ook alle tags voor Paul Verlaine op dit blog.

 

Amor geveld

De wind heeft deze nacht de Amor neergeveld
Die in de hoek waar ’t park het raadselachtigst is
Grijnsde en schalks zijn boog spande, wiens beeltenis
Een dag lang onze dromerij heeft vergezeld!

De wind heeft hem vannacht geveld! Er rolt verspreid
Wat marmer in de ochtendbries. Het schrijnt wel diep,
Die lege sokkel, en de naam van wie hem schiep
Die men tussen het lommer amper onderscheidt.

Wat schrijnt het diep, om daar die sokkel te zien staan
Zo heel alleen! en sombere gedachten zeuren
Rond door mijn dromen, en daar kondigt het diep treuren
Een toekomst vol van eenzaamheid en noodlot aan.

Wat schrijnt het! – En ook jij (of niet soms?) bent begaan
Met ’t jammerlijk tafereel, al speelt je fantasie
Lichtzinnig met de purper-gouden vlinder die
Fladdert boven het puin, verstrooid door heel de laan.

 

Vertaald door Arjaan van Nimwegen

 

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
Portret door Gustave Courbet, 1867

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30 maart ook mijn blog van 30 maart 2022 en ook mijn blog van 30 maart 2020 en eveneens mijn blog van 30 maart 2019 en ook mijn blog van 30 maart 2018 en mijn blog van 30 maart 2017 en eveneens mijn blog van 30 maart 2014 deel 2 en ook deel 3.

Maarten Doorman, Marie Howe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook alle tags voor Maarten Doorman op dit blog.

 

Daarom langzaam en met bijna droge lippen

Vanwaar dat remmen steeds in deze regels,
die gespannen hang naar vertraging? Waarom
zo’n langzaam openklappende paraplu
van woorden vol nu, balein
voor balein behoedzaam opschuivend,
plassen ontwijkend met dit bolwerk omhoog?

Omdat de tijd stroomt en verdampt,
om dat er even buiten te houden, omdat
dichten alleen
het beginnen
van kussen is, daarom langzaam en
met bijna droge lippen.

Nog is er het gelag
van de voorbije avond,
woorden als houden van
liggen opengebarsten: de ochtend
strooit zijn zout
in een droom die niet verdwijnt.

In de middag worden de muren
met een echo behangen
die alles wat te hard gezegd is
herhaalt en herhaalt.

De dag zet ons betaald
met klinkende munt, gepast
en niet op een afstand.
Fluister tegen me als je kunt.

 

Zaragoza/Calle del Desengaño

Deze straat, te breed voor zijn lengte
te lang voor een slop, dit voorgeborchte
van de morgen huisvest niemand
dan twee honden.
Nu ik voor mijzelf vermomd
deze steeg binnenstommel
huilt de grote hond om zijn Dulcinea
gromt de kleine een holle blaf
naar het letsel van de te bleke
maan. De doffe huid
van vergrendelde deuren en kozijnen
dichtgemetseld: dat loopt
van de weeromstuit maar dood
en stompt af voor de ochtend – niemand
komt hier bedrogen uit.

 

Parijs/Villa Riberolle (impasse)

De helling ligt geklonken
met stenen te groot voor de voet,
deze straat moet stampij maken
om te stijgen, om aan de muur
van Père Lachaise te raken.
Iedereen doet hier wat hij moet,
de huizen en loodsen aan weerszij
zijn een verstelde mantel van nijverheid.
Onder golfplaten daken sist een spuit,
een snijbrander scheurt in blauwe gloed
door metaalgeklop. Hier gebeurt.
Boven de muur aan het eind
zetten kleine bekruiste gebouwen
de straat een hoed op.

 

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Schiet op

We stoppen bij de stomerij en de kruidenier
en het tankstation en de groentemarkt en
Schiet op schat, zeg ik schiet op
terwijl ze twee of drie treden achter me aan rent
haar blauwe jas opengeritst en haar afgezakte sokken.

Waarheen wil ik dat ze opschiet? Naar haar graf?
Dat van mij? Waar ze op een dag zou kunnen staan, geheel volwassen?
Vandaag, als alle boodschappen eindelijk gedaan zijn, zeg ik tegen haar:
Schat, het spijt me dat ik steeds maar zeg Schiet op—
loop jij maar voor me uit. Dan ben jij de moeder.

En schiet op, zegt ze, over haar schouder naar me
omkijkend, lachend. Schiet nu op lieverd, zegt ze,
schiet op, schiet op, en neemt de huissleutels uit mijn handen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2020 en eveneens mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“In the armies I grew accustomed to the language of the Celtic auxiliaries, and remember above all certain of their songs… . But barbarian jargons are chiefly important as a reserve for human expression, and for all the things which they will doubtless say in time to come. Greek, on the contrary, has its treasures of experience already behind it, experience both of man and of the State. From the Ionian tyrants to the Athenian demagogues, from the austere integrity of an Agesilaus to the excesses of a Dionysius or a Demetrius, from the treason of Demaratus to the fidelity of Philopoemen, everything that any one of us can do to help or to hinder his fellow man has been done, at least once, by a Greek. It is the same with our personal decisions: from cynicism to idealism, from the skepticism of Pyrrho to the mystic dreams of Pythagoras, our refusals or our acceptances have already taken place; our very vices and virtues have Greek models. There is nothing to equal the beauty of a Latin votive or burial inscription: those few words graved on stone sum up with majestic impersonality all that the world need ever know of us. It is in Latin that I have administered the empire; my epitaph will be carved in Latin on the walls of my mausoleum beside the Tiber; but it is in Greek that I shall have thought and lived.
At sixteen I returned to Rome after a stretch of preliminary training in the Seventh Legion, stationed then well into the Pyrenees, in a wild region of Spain very different from the southern part of the peninsula where I had passed my childhood. Acilius Attianus, my guardian, thought it good that some serious study should counterbalance these months of rough living and violent hunting. He allowed himself, wisely, to be persuaded by Scaurus to send me to Athens to the sophist Isaeus, a brilliant man with a special gift for the art of improvisation. Athens won me straightway; the somewhat awkward student, a brooding but ardent youth, had his first taste of that subtle air, those swift conversations, the strolls in the long golden evenings, and that incomparable ease in which both discussions and pleasure are there pursued. Mathematics and the arts, as parallel studies, engaged me in turn; Athens afforded me also the good fortune to follow a course in medicine under Leotychides. The medical profession would have been congenial to me; its principles and methods are essentially the same as those by which I have tried to fulfill my function as emperor. I developed a passion for this science, which is too close to man ever to be absolute, but which, though subject to fad and to error, is constantly corrected by its contact with the immediate and the nude. Leotychides approached things from the most positive and practical point of view; he had developed an admirable system for reduction of fractures. We used to walk together at evening along the shore; this man of universal interests was curious about the structure of shells and the composition of sea mud. But he lacked facilities for experiment and regretted the Museum at Alexandria, where he had studied in his youth, with its laboratories and dissection rooms, its clash of opinions, and its competition between inventive minds.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het schaarse licht (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“TBILISI, 1987
Het avondlicht speelde in haar haar. Het zou haar lukken, zo meteen zou ze ook die hindernis overwinnen, met haar hele gewicht tegen het hek duwen tot het nog maar zwak weerstand bood en licht kreunend meegaf. Ja, ze zou die hindernis niet alleen voor zichzelf, maar ook voor ons drieéndoorbreken en zo voor haar onafscheidelijke vrien-dinnen de weg vrijmaken naar het avontuur. Een fractie van een seconde hield ik mijn adem in. Met wijd open ogen keken we naar onze vriendin, die zich tus-sen twee werelden bevond: Dina’s ene voet stond nog op de stoep van de Engelsstraat, de andere stak ze al in de don-kere binnenplaats van de Botanische Tuin; ze zweefde tus-sen het geoorloofde en het verbodene, tussen de prikkel van het onbekende en de monotonie van het vertrouwde, tussen de weg naar huis en het waagstuk. Zij, de moedig-ste van ons vieren, opende voor ons een geheime wereld, waartoe alleen zij ons toegang kon verschaffen, omdat hekken en schuttingen voor haar niets betekenden. Zij, van wie het leven in het laatste jaar van de loden, zieke en naar adem snakkende eeuw zou eindigen aan een strop, in elkaar geflanst van het touw van een gymnastiekring. Maar die avond, nog vele argeloze jaren van de dood ver-wijderd, was ik in de ban van een allesomvattend gevoel dat ik niet goed kon plaatsen. Nu zou ik het misschien een roes noemen, een geschenk dat het leven je totaal onver-wachts in de schoot werpt, de kleine kier die zich maar zel-den in de lelijke alledaagsheid, in het gezwoeg van het le-ven opent en je doet vermoeden dat er achter alle sleur nog zoveel meer schuilgaat, als je het maar toelaat en je van verplichtingen en vaste patronen losmaakt om de be-slissende stap te zetten. Want zonder het goed te begrij-pen vermoedde ik toen al dat dit moment me voorgoed zou bijblijven en mettertijd zou veranderen in een sym-bool van geluk. Ik voelde dat dit moment magisch was, niet omdat er echt iets bijzonders gebeurde, maar omdat we in onze verbondenheid een onverwoestbare kracht vormden, een gemeenschap die voor geen enkele uitda-ging meer zou terugschrikken.
Ik hield mijn adem in en keek hoe Dina door het hek de tuin binnendrong, met die uitgelaten, triomfantelijke uit-drukking op haar gezicht. En ook ik waande me heel even de heerseres over alle geluk en vreugde, de koningin van de onverschrokkenen, want een moment lang was ik Di-na, mijn doldrieste vriendin. En niet alleen ik, ook de twee anderen veranderden in haai; ze deelden dat gevoel van vrijheid, dat enkel beloften leek in te houden, want achter het roestige hek lag een hele wereld te wachten om door ons verkend en veroverd te worden, een wereld die zich aan onze voeten wilde leggen. We naderden de oude omheining van de Botanische Tuin en keken met grote ogen naar het door Dina verrichte wonder, terwijl zij triomfantelijk naar ons keek, alsof ze applaus en waardering verwachtte, omdat ze ondanks on-ze scepsis gelijk had gekregen, omdat het verroeste hek aan de Engelsstraat inderdaad het ideale sluipgat was om aan het grote, langverwachte avontuur te beginnen.”

 

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Mijn vaders eik

Mijn vaders eik, drie jaar hoger, staat nu hoger dan ik.
Twee kraaien als gezelschap.

Een die de telefoondraad boven zijn hoofd vastgrijpt, schreeuwt het uit.
De ander, over de modder strompelend als een man in een café, antwoordt.

Een paar straten verderop schrikt een wolk spreeuwen op en stijgt op in één groot aarzelend
Gebaar op, van een anonieme boom naar de andere,

bladeren in een bedaarde wind,

en ik, die hier sta, voel even dat de aarde niet beweegt.

De strompelende kraai struikelt en vliegen krijsend naar de draad naast de andere.

De bladeren van de eik trillen, glansloos en stom.

Spreek tegen me, kraaien. Leer me lopen als een zeeman.
Vertel me waar deze boom toezicht op houdt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Maarten Doorman, Marie Howe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook alle tags voor Maarten Doorman op dit blog.

 

Bij een schoolplein

Wierook een mij vreemd ritueel
Het dooit van buiten mengt een meeuw
zijn krijsen met infantiel geschreeuw
op een schoolplein.

Een boeing brengt wat mensen thuis
Bedekt de kist met fijn geruis
Bedaard tikt een verwarmingsbuis
tegen orgelpijn.

Bij de kuil volgt dan wat oud latijn
van een kerkuil vol van brood en wijn
De ringweg luid zingt zijn refrein
om het even.

Ik moet de katten eten geven.
De schellen vallen van het leven.

 

Nacht raakt een stalen snaar

Als de computer start klinkt aluminium gefluister
Iedereen slaapt ergens anders door
Gesnater van eenden hinkt in vallend duister
Te hard staat populierenblad voor het onwillig oor.

Het hees en dronken zingen van schaatsen op het ijs
Hysterisch gestold water waaraan menig golfje loszat
Een krekel die niet ophoudt monomaan van de wijs
Een regen plots van stemmen uit het zomervolle bosbad.

Het gewrichtszieke gereutel van een eerste vroege tram
Dieselgegrom dat niet wil stoppen in het ruim
In huis misbruikt het antwoordapparaat mijn stem
En dan geritsel dat doorgaat na het vallen van puin.

Buiten is het erg met al die mussen en die bloemen:
hoor het gekmakend zoemen van doodgewone bijen.
Er is geen groot verschil tussen kussen en zoenen
Hadden we iets te doen ik kwam onmiddellijk bij je.

 

Bezoek aan mijn vader

1.
Vader wij maakten wel vaker
een hoek
maar sinds het bouwen met lego vader
niet meer zo
precies een van 90o
als nu.
Eindelijk
wim lees ik in een brief
met ongelooflijk vertrouwen bespat
ben jij op
je plaats –
je moet
maar durven
zo binnengaats.

Dat was dat.

Hand op de deurknop
voor de honderdste maal –
rechtop ik
jij horizontaal.

 

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)
Portret door Fredie Beckmans, 2003

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

De poort

Ik had geen idee dat de poort waar ik doorheen zou stappen
om eindelijk deze wereld te betreden

de ruimte zou zijn die het lichaam van mijn broer maakte. Hij was
een beetje groter dan ik: een jonge man

maar zelf volwassen inmiddels ,
klaar met achtentwintig, had hij elk doek opgevouwen,

elk glas gespoeld dat hij ooit zou afspoelen onder het koude
en stromende water.

Dit is waar je op hebt gewacht, zei hij altijd tegen me.
En dan zei ik altijd: wat?

En dan zei hij altijd: Dit — en hield mijn boterham met kaas en mosterd omhoog.
En dan zei ik altijd: wat?

En dan zei hij altijd: Dit, en keek een beetje rond.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2020 en eveneens mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“The methods of grammarians and rhetoricians are perhaps less absurd than I thought them to be during the years when I was subjected to them. Grammar, with its mixture of logical rule and arbitrary usage, proposes to a young mind a foretaste of what will be offered to him later on by law and ethics, those sciences of human conduct, and by all the systems wherein man has codified his instinctive experience. As for the rhetorical exercises in which we were successively Xerxes and Themistocles, Octavius and Mark Antony, they intoxicated me; I felt like Proteus. They taught me to enter into the thought of each man in turn, and to understand that each makes his own decisions, and lives and dies according to his own laws. The reading of the poets had still more overpowering effects; I am not sure that the discovery of love is necessarily more exquisite than the discovery of poetry. Poetry transformed me: initiation into death itself will not carry me farther along into another world than does a dusk of Virgil. In later years I came to prefer the roughness of Ennius, so close to the sacred origins of our race, or Lucretius’ bitter wisdom; or to Homer’s noble ease the homely parsimony of Hesiod. The most complicated and most obscure poets have pleased me above all; they force my thought to strenuous exercise; I have sought, too, the latest and the oldest, those who open wholly new paths, or help me to find lost trails. But in those days I liked chiefly in the art of verse whatever appealed most directly to the senses, whether the polished metal of Horace, or Ovid’s soft texture, like flesh. Scaurus cast me into despair in assuring me that I should never be more than a mediocre poet; that both the gift and the application were wanting. For a long time I thought he was mistaken; somewhere locked away are a volume or two of my love poems, most of them imitated from Catullus. But it is of little concern to me now whether my personal productions are worthless or not.
To my dying day I shall be grateful to Scaurus for having set me early to the study of Greek. I was still a child when for the first time I tried to trace on my tablets those characters of an unknown alphabet: here was a new world and the beginning of my great travels, and also the feeling of a choice as deliberate, but at the same time as involuntary, as that of love. I have loved the language for its flexibility, like that of a supple, perfect body, and for the richness of its vocabulary, in which every word bespeaks direct and varied contact with reality: and because almost everything that men have said best has been said in Greek. There are, I know, other languages, but they are petrified, or have yet to be born. Egyptian priests have shown me their antique symbols; they are signs rather than words, ancient attempts at classification of the world and of things, the sepulchral speech of a dead race. During the Jewish War the rabbi Joshua translated literally for me some texts from Hebrew, that language of sectarians so obsessed by their god that they have neglected the human.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het achtste leven (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“Nadat Aman in slaap was gevallen stond ik op, liep naar de badkamer, ging op de rand van het bad zitten en begon te huilen. Met de tranen van een hele eeuw huilde ik om die geveinsde liefde, om het verlangen naar geloof in de woorden die mijn leven ooit zo sterk hadden gevormd. Ik ging naar de keuken, rookte een sigaret en staarde uit het raam. Het was opgehouden met regenen en om de een of andere reden wist ik dat er iets gebeurde, dat er iets in gang was gezet, iets buiten dit huis met de hoge plafonds en de eenzame boeken. Met de vele lampen die ik naarstig had verzameld als vervanging voor de hemel, als een illusie van het ware licht De verlichting van mijn eigen tunnel. Maar de tunnel was gebleven, de lichten hadden me maar even, maar kortstondig kunnen troosten. Misschien moet ik nog vertellen dat Brilka een heel lang meisje was, bijna twee koppen groter dan ik, wat met mijn lengte niet zo moeilijk is, dat ze stekeltjeshaar had en een John Tennon-brilletje droeg, gekleed ging in een afgeknipte spijkerbroek en een houthakkershemd, volmaakt ronde cacaoboonogen had die altijd naar sterren zochten, en een oneindig hoog voorhoofd – waarachter veel verdriet schuilging. Ze was net weggelopen bij haar dansgroep die in Amsterdam een gastoptreden gaf, ze danste de mannenrollen, want voor de folkloristische, lieflijke vrouwen-dansen uit ons vaderland was ze een treetje te apart, te lang en te somber. Na lang soebatten had ze eindelijk toestemming gekregen om verkleed als man op te treden en met wilde gebaren te dansen; haar lange vlecht was als gevolg van die toestemming het afgelopen jaar gesneuveld. Ze mocht kniesprongen en degengevechten uitvoeren, die haar altijd al beter waren afgegaan dan de golvende, dromerige bewegingen van de vrouwen. Dansen was haar lust en haar leven en nadat ze haar voor het Nederlandse publiek ook een solopartij hadden gegeven omdat ze zo goed was, zoveel beter dan de jongemannen die in het begin om haar hadden geglimlacht, verliet ze het gezelschap, op weg naar haar antwoorden die ook het dansen haar niet kon geven.
De volgende avond werd ik gebeld door mijn moeder, die telkens dreigde dat ze zou sterven als ik niet gauw terugkwam naar mijn vaderland, waaruit ik jaren geleden was weggevlucht Ze deelde me met trillende stem mee dat ‘het kind’ was verdwenen. Het duurde even voor Ik begreep welk kind ze bedoelde en wat dat allemaal met mij te maken had. ‘Nog een keer, waar zat ze precies?’ ‘In Amsterdam, wat heb je toch, verdorie? Luister je eigenlijk wel? Ze is er gisteren vandoor gegaan en heeft een berichtje achtergelaten. Ik ben gebeld door de groepsleidster.”

 

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Veertien

Ze is nog steeds van mij – voor nog ongeveer een jaar,
maar ze kijkt at langs me heen
door de deur van het uitvaartcentrum
naar waar de jongens zich hebben verzameld in hun zwarte pakken.

 

Vertaald door Ellen Deckwitz

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Maarten Doorman, Marie Howe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook alle tags voor Maarten Doorman op dit blog.

 

Sevilla

Virgen con miriñaque,
virgen de la Soledad,
abierta como un inmenso
tulipán.
En tu barco de luces
vas
por la alta marea
de la ciudad

(Federico García Lorca)

Maandag

Ik kwam te laat, een dag
en de verwachte palmen stonden grotesk
in gaten in het trottoir.
De nauwelijks uitgeslapen stad
lag weinig pittoresk afgewend
van het station, maar de okselwarmte
van Guadalquivir en Darsenas
dreef mij van hier
haar drogere lawaai in.

’s Nachts in de trein had ik
gewaakt en zoals zo vaak na zulke uren
klonk verward geschreeuw op straat
als klinkklare muziek.
Bij de kathedraal zag ik een flard
van een processie, een beeld op een stapel
bloemen. Verder was in alle herrie
van de heilige week
nog weinig te bekennen.

Ik hoorde het noeste bonken op de rails
’s middags weer
in een omfloerste trom.
Adieu had ik gezegd, ik kom terug
en ik had mijn liefde stom op het perron
laten staan: de trein reed me weg.

In het gangpad verhaalde een jezuïet
mij in smedige taal
hoe hij van wondvocht leefde.
Hij omgordde zich ook met mijn verdriet
en vanaf toen vreesde ik
dat je alleen verlaten kunt worden,
niet zelf
weg kunt gaan.

Het geluid van de trom
duwde een stoet voor zich uit
van paarse wezens, puntgemutst
en kaarsen in de hand.
Een beeld in vol ornaat
werd in de schokkerge trant
van een verschuivende wolk muggen voorbij-
gedragen. Kleine trompetten
schetterden verkouden tegen de gele huizen
en ik ontdekte dat ook triangels
kunnen klagen, dat sommige trommels
huilen als ze rond worden gedragen.

Dinsdag

Vandaag door Marcus gesticht
rukken de puntmutsen massaal
vanaf de Plaza de Toros, langs de
Casa de Pilatos en van de haven op
naar de kathedraal.
Een vertraagde herhaling van romeinse cohorten
brengt in Trajanus’ stad
jaarlijks weer legioenen samen.

Optochten schurken zich door nauwe straten
en schorten hun pas op
voor elkaar en voor zichzelf.
Ze schilderen couleur locale van een cent
tot een fel kabaal van lila en rood:
aan godsdienstig sentiment
stelt zich hier bloot wie slechts kuise schamelheid
van majorettes is gewend.

Terug had ik gezegd
aan het begin van deze omgedraaide thuisreis.
Terug als de beelden en hun praal
die na hun bezoek aan de kathedraal
naar hun parochie keren, op hun plaats
worden gezet.

 

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Wat de levenden doen

Johnny, de gootsteen is al dagen verstopt, er is waarschijnlijk een stuk gereedschap in gevallen.
En de ontstopper werkt niet, maar ruikt gevaarlijk, en de aangekoekte borden hebben zich opgestapeld

en wachten op de loodgieter die ik nog steeds niet heb gebeld. Dit is het alledaagse waarover we spraken.
Het is weer winter: de lucht is diep, eigenzinnig blauw en het zonlicht komt door

de open woonkamerramen omdat de verwarming hier te hoog staat en ik hem niet uit kan zetten.
Al weken lang nu, als ik reed, of een zak met boodschappen op straat liet vallen, en de zak scheurde,

dacht ik: dit is wat de levenden doen. En gisteren, toen ik me haastte over die
wiebelende stenen in het trottoir van Cambridge, en mijn koffie over mijn pols en mouw morste,

dacht ik het nog een keer, en later nog een keer, toen ik een haarborstel kocht: dit is het.
Toen ik parkeerde. De autodeur dichtsloeg in de kou. Wat jij die hunkering noemde.

Wat je uiteindelijk opgaf. We willen dat de lente komt en de winter voorbijgaat. Wij willen
dat wie dan ook opbelt of niet, een brief, een kus – we willen er meer en meer van en dan nog meer.

Maar er zijn momenten, als ik loop, dat ik een glimp van mezelf opvang in het vensterglas,
zeg maar, van de etalage van de videotheek op de hoek, en ik word gegrepen door een zo’n diep, warm gevoel

voor mijn eigen opwaaiende haar, schrale gezicht en losgeknoopte jas dat ik sprakeloos ben:
Ik leef. Ik herken jou.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2020 en eveneens mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Marguerite Yourcenar, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“Such indifference to contemporary fashion kept them from many an error in taste, and especially from falling into turgid rhetoric. Hellenism and the Orient were unknown, or at best regarded frowningly from afar; there was not, I believe, a single good Greek statue in the whole peninsula. Thrift went hand in hand with wealth, and a certain rusticity was always present in our love of pompous ceremony. My sister Paulina was grave, silent, and sullen; she was married young to an old man. The standard of honesty was rigorous, but we were harsh to slaves. There was no curiosity about anything whatsoever; one was careful to think on all subjects what becomes a citizen of Rome. Of these many virtues, if virtues they be, I shall have been the squanderer.
Officially a Roman emperor is said to be born in Rome, but it was in Italica that I was born; it was upon that dry but fertile country that I later superposed so many regions of the world. The official fiction has some merit: it proves that decisions of the mind and of the will do prevail over circumstance. The true birthplace is that wherein for the first time one looks intelligently upon oneself; my first homelands have been books, and to a lesser degree schools. The schools of Spain had suffered from the effects of provincial leisure. Terentius Scaurus’ school, in Rome, gave mediocre instruction in the philosophers and the poets but afforded rather good preparation for the vicissitudes of human existence: teachers exercised a tyranny over pupils which it would shame me to impose upon men; enclosed within the narrow limits of his own learning, each one despised his colleagues, who, in turn, had equally narrow knowledge of something else. These pedants made themselves hoarse in mere verbal disputes. The quarrels over precedence, the intrigues and calumnies, gave me acquaintance with what I was to encounter thereafter in every society in which I have lived, and to such experiences was added the brutality of all childhood. And nevertheless I have loved certain of my masters, and those strangely intimate though elusive relations existing between student and teacher, and the Sirens singing somewhere within the cracked voice of him who is first to reveal to you a masterpiece, or to unveil for you a new idea. The greatest seducer was not Alcibiades, after all; it was Socrates.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Portret door Cathérine Petré, z.j.

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

De jongen

Mijn oudere broer loopt over het trottoir de zomernacht in de buitenwijk in:
wit T-shirt, blauwe jeans – naar het veld aan het einde van de straat.

Hangers Schuilplaats noemden de jongens het, een onontwikkeld perceel, een kuil, overwoekerd
met onkruid, wat oude meubels die daar neergegooid zijn,

en enkele metalen hangers die in de bomen rinkelen als windgong.
Hij loopt van huis weg omdat onze vader zijn haar wil knippen.

En over nog twee dagen zal onze vader me ervan overtuigen naar hem toe te gaan – jij weet
waar hij is – en met hem te praten: geen represailles. Beloofde hij. Een kleine parade van kinderen

in voetenpyjama’s zullen me vergezellen, hun stemmen als de eerste kuikens
in de lente.
En mijn broer zal voor ons uit naar huis lopen, en mijn vader

zal zijn hoofd kaal scheren, en mijn broer zal met niemand meer praten
de komende maand, geen woord, geen melk doorgeven, niets.

Wat er in ons huis gebeurde, leerde mijn broers hoe ze moesten vertrekken, hoe ze over een trottoir moesten lopen zonder om te kijken.

Ik was het meisje. Wat er gebeurde, leerde me hem te volgen, wie hij ook was,
en om zijn naam te roepen en te roepen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Maarten Doorman, Marie Howe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook alle tags voor Maarten Doorman op dit blog.

 

V. Huszar, Compositie II. Schaatsenrijders
(1917)

Niet de luchten, het okeren licht,
geen kale bomen,
niet een vergezicht van kinderen met sleetjes,
de vogels noch de rode zon komen
op dit gestolde water voor.

Hier wordt gereden
op het scherpst van de snede
tussen iets nog van ijspret
en de laatste stap
van louter kleur en vlak.

Hier slaan schaatsers
steeds trager hun slagen,
vallen net niet
in de onzichtbare vrieskou
uiteen.

Waar het landschap, waar aandacht ontbreekt,
blijft geen figuur op de been.
Geen figuur blijft, als niet alleen
dat evenwicht wordt betracht.

 

Granada (42o)

Hier regent het tot de laatste snik,
de rivieren zijn hier
een herinnering aan later,
liefde is in deze dorpen
zoals Italiaanse populieren
de cypressen van Nederland zijn.
Hitte bonst in het zenit,
plast water bij de wijn,
morst her en der mierzoete dranken.

Het stof, liefste, maakt je woorden dof,
je zegt je hebt dorst
maar in deze dorpen
is liefde een herinnering om later te lessen,
is liefde
een kind dat spuugt naar de zon.

 

Hunebedden

Ze stonden op verkeerde grond,
verzonken niet en bleven niet
als veenlijken bewaard.

Zo lang konden ze niet gelegen hebben
of ze woeien open tot skelet,
uitgespaard de stenen
en bleven niet, een hunebed
is niet meer
dan wat er niet in is:

een tram in de remise, een café
na sluitingstijd, een autoloze zondag,
minder nog dan wat er
niet in is,
een hoopje keien plotseling in een bos.

 

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Gebed

Elke dag wil ik met je praten. En elke dag vraagt iets belangrijkers
mijn aandacht – de drogist, de schoonheidsproducten, de bagage

Ik moet inkopen doen voor de reis.
Zelfs nu kan ik hier nauwelijks zitten

tussen de vallende stapels papier en kleding, de vuilniswagens buiten
die zo knarsen en piepen.

De mystici zeggen dat je zo dicht bij mij bent als mijn adem.
Waarom vlucht ik voor jou?

Mijn dagen en nachten stromen als klachten door me heen
en worden een verhaal dat ik vergat te vertellen.

Help me. Zelfs terwijl ik deze woorden schrijf, ben ik van plan
op te staan zodra ik deze zin af heb.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Marguerite Yourcenar, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“The world for him was all of a piece; a hand served to confirm the stars. His news affected me less than one might think; a child is ready for anything. Later, I imagine, he forgot his own prophecy in that indifference to both present and future which is characteristic of advanced age. They found him one morning in the chestnut woods on the far edge of his domain, dead and already cold, and torn by birds of prey. Before his death he had tried to teach me his art, but with no success; my natural curiosity tended to jump at once to conclusions without burdening itself under the complicated and somewhat repellent details of his science. But the taste for certain dangerous experiments has remained with me, indeed only too much so.
My father, Aelius Hadrianus Afer, was a man weighed down by his very virtues. His life was passed in the thankless duties of civil administration; his voice hardly counted in the Senate. Contrary to usual practice, his governorship of the province of Africa had not made him richer. At home, in our Spanish township of Italica, he exhausted himself in the settlement of local disputes. Without ambitions and without joy, like many a man who from year to year thus effaces himself more and more, he had come to put a fanatic application into minor matters to which he limited himself. I have myself known these honorable temptations to meticulousness and scruple. Experience had produced in my father a skepticism toward all mankind in which he included me, as yet a child. My success, had he lived to see it, would not have impressed him in the least; family pride was so strong that it would not have been admitted that I could add anything to it. I was twelve when this overburdened man left us. My mother settled down, for the rest of her life, to an austere widowhood; I never saw her again from the day that I set out for Rome, summoned hither by my guardian. My memory of her face, elongated like those of most of our Spanish women and touched with melancholy sweetness, is confirmed by her image in wax on the Wall of Ancestors. She had the dainty feet of the women of Gades, in their close-fitting sandals, nor was the gentle swaying of the hips which marks the dancers of that region alien to this virtuous young matron. I have often reflected upon the error that we commit in supposing that a man or a family necessarily share in the ideas or events of the century in which they happen to exist. The effect of intrigues in Rome barely reached my parents in that distant province of Spain, even though at the time of the revolt against Nero my grandfather had for one night offered hospitality to Galba. We lived on the memory of obscure heroes of archives without renown, of a certain Fabius Hadrianus who was burned alive by the Carthaginians in the siege of Utica, and of a second Fabius, an ill-starred soldier who pursued Mithridates on the roads of Asia Minor. Of the writers of the period my father knew practically nothing: Lucan and Seneca were strangers to him, although like us they were of Spanish origin. My great uncle Aelius, a scholar, confined his reading to the best known authors of the time of Augustus.”

 

Marguerite Yourcenar
(8 juni 1903 – 17 december 1987)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Wat de engelen achterlieten

In eerste instantie leken de scharen volkomen ongevaarlijk.
Ze lagen in het blauwe licht op de keukentafel.

Toen begon ik ze overal in huis op te merken,
’s nachts in de bijkeuken of kommen vullend in de kelder

waarin appels hadden moeten liggen. Ze verschenen onder tapijten,
hobbelige plaatsen waarop men zich gewoonlijk voor het vuur zou nestelen,

of plotseling glinsterend in de gootsteen op de bodem van zeepachtig water.
Ooit vond ik er een paar in de tuin, in omgespitte aarde stekend

tussen de nieuwe bollen, en op een avond onder mijn kussen,
Ik voelde iets als een koele lange tand en trok ze eronderuit

en legde ze naast mij in het donker. Kort daarna begon ik
ze te verzamelen, dozen te vullen, oude boodschappentassen,

elke koffer die ik bezat. Ik voelde me een beetje ongemakkelijk
als er bezoek kwam. Wat als iemand ze zou opmerken

bij het zoeken naar vorken of het wegzetten van droge borden? Ik had zin
om ze weg te gooien, maar hoe kon ik iets wegdoen

dat vreemd genoeg aanvoelde als genade? Het kwam eindelijk bij me op
dat het de bedoeling was ze te gebruiken, en ik weerstond een groeiende dwang

om mijn haar te knippen, hoewel ik op momenten van grote verwarring,
dacht dat het mijn ogen waren die ze wilden, of mijn zachte buik

– uitgeput, in de winter, legde ik ze op het gazon.
De sneeuw viel zoals gewoonlijk, zonder enige duidelijke aarzeling

of ongemak. In het voorjaar waren ze zoals verwacht verdwenen.
In hun plaats, een lichte metaalgeur en de lieve modderige aarde.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Dolce far niente, James Whitcomb Riley, Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Jaroslav Rudiš, Marie Howe, Frank Keizer

Dolce far niente

 

Een dag in juni door Isaac Levitan, ca. 1895

 

Knee-Deep In June

Tell you what I like the best —
‘Long about knee-deep in June,
‘Bout the time strawberries melts
On the vine, — some afternoon
Like to jes’ git out and rest,
And not work at nothin’ else!

Orchard’s where I’d ruther be —
Needn’t fence it in fer me! —
Jes’ the whole sky overhead,
And the whole airth underneath —
Sort o’ so’s a man kin breathe
Like he ort, and kind o’ has
Elbow-room to keerlessly
Sprawl out len’thways on the grass
Where the shadders thick and soft
As the kivvers on the bed
Mother fixes in the loft
Allus, when they’s company!

Jes’ a-sort o’ lazin there –
S’lazy, ‘at you peek and peer
Through the wavin’ leaves above,
Like a feller ‘ats in love
And don’t know it, ner don’t keer!
Ever’thing you hear and see
Got some sort o’ interest –
Maybe find a bluebird’s nest
Tucked up there conveenently
Fer the boy ‘at’s ap’ to be
Up some other apple tree!
Watch the swallers skootin’ past
Bout as peert as you could ast;
Er the Bob-white raise and whiz
Where some other’s whistle is.

Ketch a shadder down below,
And look up to find the crow —
Er a hawk, – away up there,
‘Pearantly froze in the air! —
Hear the old hen squawk, and squat
Over ever’ chick she’s got,
Suddent-like! – and she knows where
That-air hawk is, well as you! —
You jes’ bet yer life she do! —
Eyes a-glitterin’ like glass,
Waitin’ till he makes a pass!

Pee-wees wingin’, to express
My opinion, ’s second-class,
Yit you’ll hear ‘em more er less;
Sapsucks gittin’ down to biz,
Weedin’ out the lonesomeness;
Mr. Bluejay, full o’ sass,
In them baseball clothes o’ his,
Sportin’ round the orchad jes’
Like he owned the premises!
Sun out in the fields kin sizz,
But flat on yer back, I guess,
In the shade’s where glory is!
That’s jes’ what I’d like to do
Stiddy fer a year er two!

Plague! Ef they ain’t somepin’ in
Work ‘at kind o’ goes ag’in’
My convictions! – ‘long about
Here in June especially! —
Under some ole apple tree,
Jes’ a-restin through and through,
I could git along without
Nothin’ else at all to do
Only jes’ a-wishin’ you
Wuz a-gittin’ there like me,
And June wuz eternity!

Lay out there and try to see
Jes’ how lazy you kin be! —
Tumble round and souse yer head
In the clover-bloom, er pull
Yer straw hat acrost yer eyes
And peek through it at the skies,
Thinkin’ of old chums ‘ats dead,
Maybe, smilin’ back at you
In betwixt the beautiful
Clouds o’gold and white and blue! —
Month a man kin railly love —
June, you know, I’m talkin’ of!

March ain’t never nothin’ new! —
April’s altogether too
Brash fer me! and May — I jes’
‘Bominate its promises, —
Little hints o’ sunshine and
Green around the timber-land —
A few blossoms, and a few
Chip-birds, and a sprout er two, —
Drap asleep, and it turns in
Fore daylight and snows ag’in! —
But when June comes – Clear my th’oat
With wild honey! — Rench my hair
In the dew! And hold my coat!
Whoop out loud! And th’ow my hat! —
June wants me, and I’m to spare!
Spread them shadders anywhere,
I’ll get down and waller there,
And obleeged to you at that!

James Whitcomb Riley (7 oktober 1849 – 22 juli 1916)
Greenfield, Indiana, de geboorteplaats van James Whitcomb Riley

 

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“His mind, however, was not wholly uncultivated; after his death they found in his house a trunk full of mathematical instruments and books untouched by him for twenty years.
He was learned in his way, with a knowledge half scientific, half peasant, that same mixture of narrow prejudice and ancient wisdom which characterized the elder Cato. But Cato was a man of the Roman Senate all his life, and of the war with- Carthage, a true representative of the stern Rome of the
Republic. The almost impenetrable hardness of Marullinus came from farther back, and from more ancient times.
He was a man of the tribe, the incarnation of a sacred and awe-inspiring world of which I have sometimes found vestiges among our Etruscan soothsayers. He always went bareheaded, as I was criticized for doing later on; his horny feet spurned all use of sandals, and his everyday clothing was hardly distinguishable from that of the aged beggars, or of the grave tenant farmers whom I used to see squatting in the sun. They said that he was a wizard, and the village folk tried to avoid his glance. But over animals he had singular powers. I have watched his grizzled head approaching cautiously, though in friendly wise, a nest of adders, and before a lizard have seen his gnarled fingers execute a kind of dance.
On summer nights he took me with him to study the sky from the top of a barren hill. I used to fall asleep in a furrow, tired out from counting meteors. He would stay sitting, gazing upward and turning imperceptibly with the stars. He must have known the systems of Philolaus and of Hipparchus, and that of Aristarchus of Samos which was my choice in later years, but these speculations had ceased to interest him. For him the stars were fiery points in the heavens, objects akin to the stones and slow-moving insects from which he also drew portents, constituent parts of a magic universe in which were
combined the will of the gods, the influence of daemons, and the lot apportioned to men. He had cast my horoscope. One night (I was eleven years old at the time) he came and shook me from my sleep and announced, with the same grumbling laconism that he would have employed to predict a good
harvest to his tenants, that I should rule the world. Then, seized with mistrust, he went to fetch a brand from a small fire of root ends kept going to warm us through the colder hours, held it over my hand, and read in my solid, childish palm I know not what confirmation of lines written in the sky.”

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Tentoonstelling Marguerite Yourcenar en Hadrianus in Bavay, 2016

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het achtste leven (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“Op de avond dat Aman zei dat hij met mij ‘normaal wilde worden; ging Brilka, de dochter van mijn dode zus en mijn enige nichtje, naar Wenen, naar een plaats die ze zich had voorgesteld als haar tweede thuis, als haar persoon-lijke utopie, en dat allemaal uit een gevoel van verbondenheid met een dode vrouw. Van die dode vrouw, mijn oudtante en dus Brilkis overoudtante, had ze in haar fan-tasie haar heldin gemaakt. Ze wilde in Wenen de rechten op de liederen van haar overoudtante zien te krijgen. En door de sporen van die geest te volgen hoopte ze ver-lossing te vinden en een definitief antwoord op de gapen-de leegte in zichzelf. Maar daar had ik toen nog geen idee van. Nadat ik op de bank was gaan zitten en mijn gezicht in mijn handen had verborgen, nadat ik mijn ogen had uitgewreven en Amans blik zo lang mogelijk had ontweken, wist ik dat ik weer zou moeten huilen, maar niet nu, niet op het moment dat Brilka door het raam van de trein het oude, nieuwe Europa voorbij zag glijden en voor het eerst sinds haar aankomst op het continent van de onverschil-ligheid glimlachte. Ik weet niet waar ze bij het verlaten van de stad met die kleine bruggetjes om moest glim-lachen, maar dat doet er niet meer toe. Het belangrijkste is dat ze glimlachte. Ik zou moeten huilen, dacht ik precies op dat moment. Om het niet te doen draaide ik me om, liep naar de slaap-kamer en ging op bed liggen. Lang hoefde ik niet op Aman te wachten; een verdriet als het zijne is heel snel te gene-zen als je ter genezing je lichaam aanbiedt — vooral als de zieke zevenentwintig is. Ik kuste mezelf wakker uit mijn doornroosjesslaap. En toen Aman zijn hoofd op mijn buik legde, verliet mijn twaalfjarige nichtje Nederland en passeerde ze in haar naar blikbier en eenzaamheid stinkende coupé de Duitse grens, terwijl haar nietsvermoedende tante hon-derden kilometers verderop liefde veinsde voor een zevenentwintigjarige schim. Ze doorkruiste Duitsland in de hoop verder te komen.”

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

De Tsjechische schrijver, journalist en muzikant Jaroslav Rudiš werd geboren in Turnov op 8 juni 1972. Zie ook alle tags voor Jaroslav Rudiš op dit blog.

Uit: Die Stille in Prag (Vertaald door Eva Profousová)

»Wie fühlt sich das an?«
»Deine Brüste zu küssen?«
»An meinem Herzen zu horchen!«
»Lang.«
»Wie: lang?«
»Wie ein unendlich langer, fließender Song.«
»Kein Techno?«
»Genau die Art Song, die du haben willst.«
»Ich will es auch mal hören.«
Er streichelt sie.
Oben. In der Mitte. Unten.
Eine Weile lässt sie es zu.
Sie stöhnt. Noch einmal. Als er nach ihrer Pobacke fasst, bewegt sie das Becken. Dann aber schiebt sie seine Hand auf die Bettdecke zurück.
»Schluss.«
»Woher weißt du, dass ich was wollte?«
»Wir kennen das Spiel. Die Frau wird nur benutzt. Und ausgenutzt.«
»Das musst ausgerechnet du sagen.«
Vanda steht auf und geht zu dem beleuchteten Aquarium, das auf einem niedrigen Tisch steht, auf den in anderen Wohnungen eher der Fernseher gestellt wird. Sie klopft an die Glasscheibe, um den kleinen dicken Fisch zu begrüßen, der auf sie zugeschwommen kommt, und setzt sich auf den Parkettfußboden. Sie ist nackt, und die beleuchteten Pflanzen und Wasserbläschen im Aquarium werfen gelbe zitternde Lichtstreifen auf sie. Vanda sieht aus wie ein kleines Wasserzebra, das sich im tiefen, dunklen Ozean verlaufen hat. Sie ist nicht mehr die traurige, patzige junge Frau mit den schwarz gefärbten Haaren und der frischen Schultertätowierung, die Petr vor ein paar Stunden kennengelernt hat. Aus dem Nebenzimmer kommt Malmö und stupst sie gähnend mit der Schnauze an. Vanda krault sie zwischen den Ohren und Malmö streckt sich neben ihr aus.“

Jaroslav Rudiš (Turnov, 8 juni 1972)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

What the Angels Left

At first, the scissors seemed perfectly harmless.
They lay on the kitchen table in the blue light.

Then I began to notice them all over the house,
at night in the pantry, or filling up bowls in the cellar

where there should have been apples. They appeared under rugs,
lumpy places where one would usually settle before the fire,

or suddenly shining in the sink at the bottom of soupy water.
Once, I found a pair in the garden, stuck in turned dirt

among the new bulbs, and one night, under my pillow,
I felt something like a cool long tooth and pulled them out

to lie next to me in the dark. Soon after that I began
to collect them, filling boxes, old shopping bags,

every suitcase I owned. I grew slightly uncomfortable
when company came. What if someone noticed them

when looking for forks or replacing dried dishes? I longed
to throw them out, but how could I get rid of something

that felt oddly like grace? It occurred to me finally
that I was meant to use them, and I resisted a growing compulsion

to cut my hair, although in moments of great distraction,
I thought it was my eyes they wanted, or my soft belly

—exhausted, in winter, I laid them out on the lawn.
The snow fell quite as usual, without any apparent hesitation

or discomfort. In spring, as expected, they were gone.
In their place, a slight metallic smell, and the dear muddy earth.

 

The Copper Beech

Immense, entirely itself,
it wore that yard like a dress,

with limbs low enough for me to enter it
and climb the crooked ladder to where

I could lean against the trunk and practice being alone.

One day, I heard the sound before I saw it, rain fell
darkening the sidewalk.

Sitting close to the center, not very high in the branches,
I heard it hitting the high leaves, and I was happy,

watching it happen without it happening to me.

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frank Keizer werd geboren in Leeuwarden in 1987. Zie ook alle tags voor Frank Keizer op dit blog.

Uit: lief slecht ding

iedereen wil wel naar huis, zei je. er wordt gekookt voor
activisten, seks is er lekker lui, je bent er vrij van de krachten
van de markt en zo. ik weet wat je denkt, de revolutie heeft
haar kinderen verminkt

en we praten er niet meer over. fluisterend misschien. over
wat er de afgelopen tijd gebeurd is. de anderen, alles wat na
het opsommen komt. niemand zou een enzovoort moeten zijn.
daarom zijn we allemaal gebroken. ook het huis is ingestort,
en dat noemen we nieuwbouw. zo verstild klinkt dit 
individualisme, dat de luidruchtigste band met de productieve
wereld het innigste is. als je luistert, hoor je haar zingen,
het is een parodie en gaat van huisje, boompje, weesje

ik dacht: er is een leer die taai geworden is. ik kauwde erop, 
vroeg me af wie het werkgezin vormden, wat we tegenover
de familie zetten die aan tafel zat, de ethiek van de arbeid, 
het professionele knechtschap, de vaderpolitiek

zaten we niet scheef, jij en ik, in deze geschiedenis. wie gingen
ons voor. en hoe konden we ze leren kennen door de waas
van onze isolatie

Frank Keizer (Leeuwarden, 1987)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.