Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“In the armies I grew accustomed to the language of the Celtic auxiliaries, and remember above all certain of their songs… . But barbarian jargons are chiefly important as a reserve for human expression, and for all the things which they will doubtless say in time to come. Greek, on the contrary, has its treasures of experience already behind it, experience both of man and of the State. From the Ionian tyrants to the Athenian demagogues, from the austere integrity of an Agesilaus to the excesses of a Dionysius or a Demetrius, from the treason of Demaratus to the fidelity of Philopoemen, everything that any one of us can do to help or to hinder his fellow man has been done, at least once, by a Greek. It is the same with our personal decisions: from cynicism to idealism, from the skepticism of Pyrrho to the mystic dreams of Pythagoras, our refusals or our acceptances have already taken place; our very vices and virtues have Greek models. There is nothing to equal the beauty of a Latin votive or burial inscription: those few words graved on stone sum up with majestic impersonality all that the world need ever know of us. It is in Latin that I have administered the empire; my epitaph will be carved in Latin on the walls of my mausoleum beside the Tiber; but it is in Greek that I shall have thought and lived.
At sixteen I returned to Rome after a stretch of preliminary training in the Seventh Legion, stationed then well into the Pyrenees, in a wild region of Spain very different from the southern part of the peninsula where I had passed my childhood. Acilius Attianus, my guardian, thought it good that some serious study should counterbalance these months of rough living and violent hunting. He allowed himself, wisely, to be persuaded by Scaurus to send me to Athens to the sophist Isaeus, a brilliant man with a special gift for the art of improvisation. Athens won me straightway; the somewhat awkward student, a brooding but ardent youth, had his first taste of that subtle air, those swift conversations, the strolls in the long golden evenings, and that incomparable ease in which both discussions and pleasure are there pursued. Mathematics and the arts, as parallel studies, engaged me in turn; Athens afforded me also the good fortune to follow a course in medicine under Leotychides. The medical profession would have been congenial to me; its principles and methods are essentially the same as those by which I have tried to fulfill my function as emperor. I developed a passion for this science, which is too close to man ever to be absolute, but which, though subject to fad and to error, is constantly corrected by its contact with the immediate and the nude. Leotychides approached things from the most positive and practical point of view; he had developed an admirable system for reduction of fractures. We used to walk together at evening along the shore; this man of universal interests was curious about the structure of shells and the composition of sea mud. But he lacked facilities for experiment and regretted the Museum at Alexandria, where he had studied in his youth, with its laboratories and dissection rooms, its clash of opinions, and its competition between inventive minds.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het schaarse licht (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“TBILISI, 1987
Het avondlicht speelde in haar haar. Het zou haar lukken, zo meteen zou ze ook die hindernis overwinnen, met haar hele gewicht tegen het hek duwen tot het nog maar zwak weerstand bood en licht kreunend meegaf. Ja, ze zou die hindernis niet alleen voor zichzelf, maar ook voor ons drieéndoorbreken en zo voor haar onafscheidelijke vrien-dinnen de weg vrijmaken naar het avontuur. Een fractie van een seconde hield ik mijn adem in. Met wijd open ogen keken we naar onze vriendin, die zich tus-sen twee werelden bevond: Dina’s ene voet stond nog op de stoep van de Engelsstraat, de andere stak ze al in de don-kere binnenplaats van de Botanische Tuin; ze zweefde tus-sen het geoorloofde en het verbodene, tussen de prikkel van het onbekende en de monotonie van het vertrouwde, tussen de weg naar huis en het waagstuk. Zij, de moedig-ste van ons vieren, opende voor ons een geheime wereld, waartoe alleen zij ons toegang kon verschaffen, omdat hekken en schuttingen voor haar niets betekenden. Zij, van wie het leven in het laatste jaar van de loden, zieke en naar adem snakkende eeuw zou eindigen aan een strop, in elkaar geflanst van het touw van een gymnastiekring. Maar die avond, nog vele argeloze jaren van de dood ver-wijderd, was ik in de ban van een allesomvattend gevoel dat ik niet goed kon plaatsen. Nu zou ik het misschien een roes noemen, een geschenk dat het leven je totaal onver-wachts in de schoot werpt, de kleine kier die zich maar zel-den in de lelijke alledaagsheid, in het gezwoeg van het le-ven opent en je doet vermoeden dat er achter alle sleur nog zoveel meer schuilgaat, als je het maar toelaat en je van verplichtingen en vaste patronen losmaakt om de be-slissende stap te zetten. Want zonder het goed te begrij-pen vermoedde ik toen al dat dit moment me voorgoed zou bijblijven en mettertijd zou veranderen in een sym-bool van geluk. Ik voelde dat dit moment magisch was, niet omdat er echt iets bijzonders gebeurde, maar omdat we in onze verbondenheid een onverwoestbare kracht vormden, een gemeenschap die voor geen enkele uitda-ging meer zou terugschrikken.
Ik hield mijn adem in en keek hoe Dina door het hek de tuin binnendrong, met die uitgelaten, triomfantelijke uit-drukking op haar gezicht. En ook ik waande me heel even de heerseres over alle geluk en vreugde, de koningin van de onverschrokkenen, want een moment lang was ik Di-na, mijn doldrieste vriendin. En niet alleen ik, ook de twee anderen veranderden in haai; ze deelden dat gevoel van vrijheid, dat enkel beloften leek in te houden, want achter het roestige hek lag een hele wereld te wachten om door ons verkend en veroverd te worden, een wereld die zich aan onze voeten wilde leggen. We naderden de oude omheining van de Botanische Tuin en keken met grote ogen naar het door Dina verrichte wonder, terwijl zij triomfantelijk naar ons keek, alsof ze applaus en waardering verwachtte, omdat ze ondanks on-ze scepsis gelijk had gekregen, omdat het verroeste hek aan de Engelsstraat inderdaad het ideale sluipgat was om aan het grote, langverwachte avontuur te beginnen.”

 

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Mijn vaders eik

Mijn vaders eik, drie jaar hoger, staat nu hoger dan ik.
Twee kraaien als gezelschap.

Een die de telefoondraad boven zijn hoofd vastgrijpt, schreeuwt het uit.
De ander, over de modder strompelend als een man in een café, antwoordt.

Een paar straten verderop schrikt een wolk spreeuwen op en stijgt op in één groot aarzelend
Gebaar op, van een anonieme boom naar de andere,

bladeren in een bedaarde wind,

en ik, die hier sta, voel even dat de aarde niet beweegt.

De strompelende kraai struikelt en vliegen krijsend naar de draad naast de andere.

De bladeren van de eik trillen, glansloos en stom.

Spreek tegen me, kraaien. Leer me lopen als een zeeman.
Vertel me waar deze boom toezicht op houdt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“The methods of grammarians and rhetoricians are perhaps less absurd than I thought them to be during the years when I was subjected to them. Grammar, with its mixture of logical rule and arbitrary usage, proposes to a young mind a foretaste of what will be offered to him later on by law and ethics, those sciences of human conduct, and by all the systems wherein man has codified his instinctive experience. As for the rhetorical exercises in which we were successively Xerxes and Themistocles, Octavius and Mark Antony, they intoxicated me; I felt like Proteus. They taught me to enter into the thought of each man in turn, and to understand that each makes his own decisions, and lives and dies according to his own laws. The reading of the poets had still more overpowering effects; I am not sure that the discovery of love is necessarily more exquisite than the discovery of poetry. Poetry transformed me: initiation into death itself will not carry me farther along into another world than does a dusk of Virgil. In later years I came to prefer the roughness of Ennius, so close to the sacred origins of our race, or Lucretius’ bitter wisdom; or to Homer’s noble ease the homely parsimony of Hesiod. The most complicated and most obscure poets have pleased me above all; they force my thought to strenuous exercise; I have sought, too, the latest and the oldest, those who open wholly new paths, or help me to find lost trails. But in those days I liked chiefly in the art of verse whatever appealed most directly to the senses, whether the polished metal of Horace, or Ovid’s soft texture, like flesh. Scaurus cast me into despair in assuring me that I should never be more than a mediocre poet; that both the gift and the application were wanting. For a long time I thought he was mistaken; somewhere locked away are a volume or two of my love poems, most of them imitated from Catullus. But it is of little concern to me now whether my personal productions are worthless or not.
To my dying day I shall be grateful to Scaurus for having set me early to the study of Greek. I was still a child when for the first time I tried to trace on my tablets those characters of an unknown alphabet: here was a new world and the beginning of my great travels, and also the feeling of a choice as deliberate, but at the same time as involuntary, as that of love. I have loved the language for its flexibility, like that of a supple, perfect body, and for the richness of its vocabulary, in which every word bespeaks direct and varied contact with reality: and because almost everything that men have said best has been said in Greek. There are, I know, other languages, but they are petrified, or have yet to be born. Egyptian priests have shown me their antique symbols; they are signs rather than words, ancient attempts at classification of the world and of things, the sepulchral speech of a dead race. During the Jewish War the rabbi Joshua translated literally for me some texts from Hebrew, that language of sectarians so obsessed by their god that they have neglected the human.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het achtste leven (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“Nadat Aman in slaap was gevallen stond ik op, liep naar de badkamer, ging op de rand van het bad zitten en begon te huilen. Met de tranen van een hele eeuw huilde ik om die geveinsde liefde, om het verlangen naar geloof in de woorden die mijn leven ooit zo sterk hadden gevormd. Ik ging naar de keuken, rookte een sigaret en staarde uit het raam. Het was opgehouden met regenen en om de een of andere reden wist ik dat er iets gebeurde, dat er iets in gang was gezet, iets buiten dit huis met de hoge plafonds en de eenzame boeken. Met de vele lampen die ik naarstig had verzameld als vervanging voor de hemel, als een illusie van het ware licht De verlichting van mijn eigen tunnel. Maar de tunnel was gebleven, de lichten hadden me maar even, maar kortstondig kunnen troosten. Misschien moet ik nog vertellen dat Brilka een heel lang meisje was, bijna twee koppen groter dan ik, wat met mijn lengte niet zo moeilijk is, dat ze stekeltjeshaar had en een John Tennon-brilletje droeg, gekleed ging in een afgeknipte spijkerbroek en een houthakkershemd, volmaakt ronde cacaoboonogen had die altijd naar sterren zochten, en een oneindig hoog voorhoofd – waarachter veel verdriet schuilging. Ze was net weggelopen bij haar dansgroep die in Amsterdam een gastoptreden gaf, ze danste de mannenrollen, want voor de folkloristische, lieflijke vrouwen-dansen uit ons vaderland was ze een treetje te apart, te lang en te somber. Na lang soebatten had ze eindelijk toestemming gekregen om verkleed als man op te treden en met wilde gebaren te dansen; haar lange vlecht was als gevolg van die toestemming het afgelopen jaar gesneuveld. Ze mocht kniesprongen en degengevechten uitvoeren, die haar altijd al beter waren afgegaan dan de golvende, dromerige bewegingen van de vrouwen. Dansen was haar lust en haar leven en nadat ze haar voor het Nederlandse publiek ook een solopartij hadden gegeven omdat ze zo goed was, zoveel beter dan de jongemannen die in het begin om haar hadden geglimlacht, verliet ze het gezelschap, op weg naar haar antwoorden die ook het dansen haar niet kon geven.
De volgende avond werd ik gebeld door mijn moeder, die telkens dreigde dat ze zou sterven als ik niet gauw terugkwam naar mijn vaderland, waaruit ik jaren geleden was weggevlucht Ze deelde me met trillende stem mee dat ‘het kind’ was verdwenen. Het duurde even voor Ik begreep welk kind ze bedoelde en wat dat allemaal met mij te maken had. ‘Nog een keer, waar zat ze precies?’ ‘In Amsterdam, wat heb je toch, verdorie? Luister je eigenlijk wel? Ze is er gisteren vandoor gegaan en heeft een berichtje achtergelaten. Ik ben gebeld door de groepsleidster.”

 

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Veertien

Ze is nog steeds van mij – voor nog ongeveer een jaar,
maar ze kijkt at langs me heen
door de deur van het uitvaartcentrum
naar waar de jongens zich hebben verzameld in hun zwarte pakken.

 

Vertaald door Ellen Deckwitz

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Dolce far niente, James Whitcomb Riley, Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Jaroslav Rudiš, Marie Howe, Frank Keizer

Dolce far niente

 

Een dag in juni door Isaac Levitan, ca. 1895

 

Knee-Deep In June

Tell you what I like the best —
‘Long about knee-deep in June,
‘Bout the time strawberries melts
On the vine, — some afternoon
Like to jes’ git out and rest,
And not work at nothin’ else!

Orchard’s where I’d ruther be —
Needn’t fence it in fer me! —
Jes’ the whole sky overhead,
And the whole airth underneath —
Sort o’ so’s a man kin breathe
Like he ort, and kind o’ has
Elbow-room to keerlessly
Sprawl out len’thways on the grass
Where the shadders thick and soft
As the kivvers on the bed
Mother fixes in the loft
Allus, when they’s company!

Jes’ a-sort o’ lazin there –
S’lazy, ‘at you peek and peer
Through the wavin’ leaves above,
Like a feller ‘ats in love
And don’t know it, ner don’t keer!
Ever’thing you hear and see
Got some sort o’ interest –
Maybe find a bluebird’s nest
Tucked up there conveenently
Fer the boy ‘at’s ap’ to be
Up some other apple tree!
Watch the swallers skootin’ past
Bout as peert as you could ast;
Er the Bob-white raise and whiz
Where some other’s whistle is.

Ketch a shadder down below,
And look up to find the crow —
Er a hawk, – away up there,
‘Pearantly froze in the air! —
Hear the old hen squawk, and squat
Over ever’ chick she’s got,
Suddent-like! – and she knows where
That-air hawk is, well as you! —
You jes’ bet yer life she do! —
Eyes a-glitterin’ like glass,
Waitin’ till he makes a pass!

Pee-wees wingin’, to express
My opinion, ’s second-class,
Yit you’ll hear ‘em more er less;
Sapsucks gittin’ down to biz,
Weedin’ out the lonesomeness;
Mr. Bluejay, full o’ sass,
In them baseball clothes o’ his,
Sportin’ round the orchad jes’
Like he owned the premises!
Sun out in the fields kin sizz,
But flat on yer back, I guess,
In the shade’s where glory is!
That’s jes’ what I’d like to do
Stiddy fer a year er two!

Plague! Ef they ain’t somepin’ in
Work ‘at kind o’ goes ag’in’
My convictions! – ‘long about
Here in June especially! —
Under some ole apple tree,
Jes’ a-restin through and through,
I could git along without
Nothin’ else at all to do
Only jes’ a-wishin’ you
Wuz a-gittin’ there like me,
And June wuz eternity!

Lay out there and try to see
Jes’ how lazy you kin be! —
Tumble round and souse yer head
In the clover-bloom, er pull
Yer straw hat acrost yer eyes
And peek through it at the skies,
Thinkin’ of old chums ‘ats dead,
Maybe, smilin’ back at you
In betwixt the beautiful
Clouds o’gold and white and blue! —
Month a man kin railly love —
June, you know, I’m talkin’ of!

March ain’t never nothin’ new! —
April’s altogether too
Brash fer me! and May — I jes’
‘Bominate its promises, —
Little hints o’ sunshine and
Green around the timber-land —
A few blossoms, and a few
Chip-birds, and a sprout er two, —
Drap asleep, and it turns in
Fore daylight and snows ag’in! —
But when June comes – Clear my th’oat
With wild honey! — Rench my hair
In the dew! And hold my coat!
Whoop out loud! And th’ow my hat! —
June wants me, and I’m to spare!
Spread them shadders anywhere,
I’ll get down and waller there,
And obleeged to you at that!

James Whitcomb Riley (7 oktober 1849 – 22 juli 1916)
Greenfield, Indiana, de geboorteplaats van James Whitcomb Riley

 

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“His mind, however, was not wholly uncultivated; after his death they found in his house a trunk full of mathematical instruments and books untouched by him for twenty years.
He was learned in his way, with a knowledge half scientific, half peasant, that same mixture of narrow prejudice and ancient wisdom which characterized the elder Cato. But Cato was a man of the Roman Senate all his life, and of the war with- Carthage, a true representative of the stern Rome of the
Republic. The almost impenetrable hardness of Marullinus came from farther back, and from more ancient times.
He was a man of the tribe, the incarnation of a sacred and awe-inspiring world of which I have sometimes found vestiges among our Etruscan soothsayers. He always went bareheaded, as I was criticized for doing later on; his horny feet spurned all use of sandals, and his everyday clothing was hardly distinguishable from that of the aged beggars, or of the grave tenant farmers whom I used to see squatting in the sun. They said that he was a wizard, and the village folk tried to avoid his glance. But over animals he had singular powers. I have watched his grizzled head approaching cautiously, though in friendly wise, a nest of adders, and before a lizard have seen his gnarled fingers execute a kind of dance.
On summer nights he took me with him to study the sky from the top of a barren hill. I used to fall asleep in a furrow, tired out from counting meteors. He would stay sitting, gazing upward and turning imperceptibly with the stars. He must have known the systems of Philolaus and of Hipparchus, and that of Aristarchus of Samos which was my choice in later years, but these speculations had ceased to interest him. For him the stars were fiery points in the heavens, objects akin to the stones and slow-moving insects from which he also drew portents, constituent parts of a magic universe in which were
combined the will of the gods, the influence of daemons, and the lot apportioned to men. He had cast my horoscope. One night (I was eleven years old at the time) he came and shook me from my sleep and announced, with the same grumbling laconism that he would have employed to predict a good
harvest to his tenants, that I should rule the world. Then, seized with mistrust, he went to fetch a brand from a small fire of root ends kept going to warm us through the colder hours, held it over my hand, and read in my solid, childish palm I know not what confirmation of lines written in the sky.”

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Tentoonstelling Marguerite Yourcenar en Hadrianus in Bavay, 2016

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het achtste leven (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“Op de avond dat Aman zei dat hij met mij ‘normaal wilde worden; ging Brilka, de dochter van mijn dode zus en mijn enige nichtje, naar Wenen, naar een plaats die ze zich had voorgesteld als haar tweede thuis, als haar persoon-lijke utopie, en dat allemaal uit een gevoel van verbondenheid met een dode vrouw. Van die dode vrouw, mijn oudtante en dus Brilkis overoudtante, had ze in haar fan-tasie haar heldin gemaakt. Ze wilde in Wenen de rechten op de liederen van haar overoudtante zien te krijgen. En door de sporen van die geest te volgen hoopte ze ver-lossing te vinden en een definitief antwoord op de gapen-de leegte in zichzelf. Maar daar had ik toen nog geen idee van. Nadat ik op de bank was gaan zitten en mijn gezicht in mijn handen had verborgen, nadat ik mijn ogen had uitgewreven en Amans blik zo lang mogelijk had ontweken, wist ik dat ik weer zou moeten huilen, maar niet nu, niet op het moment dat Brilka door het raam van de trein het oude, nieuwe Europa voorbij zag glijden en voor het eerst sinds haar aankomst op het continent van de onverschil-ligheid glimlachte. Ik weet niet waar ze bij het verlaten van de stad met die kleine bruggetjes om moest glim-lachen, maar dat doet er niet meer toe. Het belangrijkste is dat ze glimlachte. Ik zou moeten huilen, dacht ik precies op dat moment. Om het niet te doen draaide ik me om, liep naar de slaap-kamer en ging op bed liggen. Lang hoefde ik niet op Aman te wachten; een verdriet als het zijne is heel snel te gene-zen als je ter genezing je lichaam aanbiedt — vooral als de zieke zevenentwintig is. Ik kuste mezelf wakker uit mijn doornroosjesslaap. En toen Aman zijn hoofd op mijn buik legde, verliet mijn twaalfjarige nichtje Nederland en passeerde ze in haar naar blikbier en eenzaamheid stinkende coupé de Duitse grens, terwijl haar nietsvermoedende tante hon-derden kilometers verderop liefde veinsde voor een zevenentwintigjarige schim. Ze doorkruiste Duitsland in de hoop verder te komen.”

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

De Tsjechische schrijver, journalist en muzikant Jaroslav Rudiš werd geboren in Turnov op 8 juni 1972. Zie ook alle tags voor Jaroslav Rudiš op dit blog.

Uit: Die Stille in Prag (Vertaald door Eva Profousová)

»Wie fühlt sich das an?«
»Deine Brüste zu küssen?«
»An meinem Herzen zu horchen!«
»Lang.«
»Wie: lang?«
»Wie ein unendlich langer, fließender Song.«
»Kein Techno?«
»Genau die Art Song, die du haben willst.«
»Ich will es auch mal hören.«
Er streichelt sie.
Oben. In der Mitte. Unten.
Eine Weile lässt sie es zu.
Sie stöhnt. Noch einmal. Als er nach ihrer Pobacke fasst, bewegt sie das Becken. Dann aber schiebt sie seine Hand auf die Bettdecke zurück.
»Schluss.«
»Woher weißt du, dass ich was wollte?«
»Wir kennen das Spiel. Die Frau wird nur benutzt. Und ausgenutzt.«
»Das musst ausgerechnet du sagen.«
Vanda steht auf und geht zu dem beleuchteten Aquarium, das auf einem niedrigen Tisch steht, auf den in anderen Wohnungen eher der Fernseher gestellt wird. Sie klopft an die Glasscheibe, um den kleinen dicken Fisch zu begrüßen, der auf sie zugeschwommen kommt, und setzt sich auf den Parkettfußboden. Sie ist nackt, und die beleuchteten Pflanzen und Wasserbläschen im Aquarium werfen gelbe zitternde Lichtstreifen auf sie. Vanda sieht aus wie ein kleines Wasserzebra, das sich im tiefen, dunklen Ozean verlaufen hat. Sie ist nicht mehr die traurige, patzige junge Frau mit den schwarz gefärbten Haaren und der frischen Schultertätowierung, die Petr vor ein paar Stunden kennengelernt hat. Aus dem Nebenzimmer kommt Malmö und stupst sie gähnend mit der Schnauze an. Vanda krault sie zwischen den Ohren und Malmö streckt sich neben ihr aus.“

Jaroslav Rudiš (Turnov, 8 juni 1972)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

What the Angels Left

At first, the scissors seemed perfectly harmless.
They lay on the kitchen table in the blue light.

Then I began to notice them all over the house,
at night in the pantry, or filling up bowls in the cellar

where there should have been apples. They appeared under rugs,
lumpy places where one would usually settle before the fire,

or suddenly shining in the sink at the bottom of soupy water.
Once, I found a pair in the garden, stuck in turned dirt

among the new bulbs, and one night, under my pillow,
I felt something like a cool long tooth and pulled them out

to lie next to me in the dark. Soon after that I began
to collect them, filling boxes, old shopping bags,

every suitcase I owned. I grew slightly uncomfortable
when company came. What if someone noticed them

when looking for forks or replacing dried dishes? I longed
to throw them out, but how could I get rid of something

that felt oddly like grace? It occurred to me finally
that I was meant to use them, and I resisted a growing compulsion

to cut my hair, although in moments of great distraction,
I thought it was my eyes they wanted, or my soft belly

—exhausted, in winter, I laid them out on the lawn.
The snow fell quite as usual, without any apparent hesitation

or discomfort. In spring, as expected, they were gone.
In their place, a slight metallic smell, and the dear muddy earth.

 

The Copper Beech

Immense, entirely itself,
it wore that yard like a dress,

with limbs low enough for me to enter it
and climb the crooked ladder to where

I could lean against the trunk and practice being alone.

One day, I heard the sound before I saw it, rain fell
darkening the sidewalk.

Sitting close to the center, not very high in the branches,
I heard it hitting the high leaves, and I was happy,

watching it happen without it happening to me.

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frank Keizer werd geboren in Leeuwarden in 1987. Zie ook alle tags voor Frank Keizer op dit blog.

Uit: lief slecht ding

iedereen wil wel naar huis, zei je. er wordt gekookt voor
activisten, seks is er lekker lui, je bent er vrij van de krachten
van de markt en zo. ik weet wat je denkt, de revolutie heeft
haar kinderen verminkt

en we praten er niet meer over. fluisterend misschien. over
wat er de afgelopen tijd gebeurd is. de anderen, alles wat na
het opsommen komt. niemand zou een enzovoort moeten zijn.
daarom zijn we allemaal gebroken. ook het huis is ingestort,
en dat noemen we nieuwbouw. zo verstild klinkt dit 
individualisme, dat de luidruchtigste band met de productieve
wereld het innigste is. als je luistert, hoor je haar zingen,
het is een parodie en gaat van huisje, boompje, weesje

ik dacht: er is een leer die taai geworden is. ik kauwde erop, 
vroeg me af wie het werkgezin vormden, wat we tegenover
de familie zetten die aan tafel zat, de ethiek van de arbeid, 
het professionele knechtschap, de vaderpolitiek

zaten we niet scheef, jij en ik, in deze geschiedenis. wie gingen
ons voor. en hoe konden we ze leren kennen door de waas
van onze isolatie

Frank Keizer (Leeuwarden, 1987)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Lutz Seiler, Ulf Stolterfoht, Péter Gárdos, Gwen Harwood, H. J. Friedericy, Udo Kawasser, Frank Keizer

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“Besides, a good three-quarters of my life escapes this definition by acts: the mass of my wishes, my desires, and even my projects remains nebulous and fleeting as a phantom; the remainder, the palpable part, more or less authenticated by facts, is barely more distinct, and the sequence of events is as confused as that of dreams. I have a chronology of my own which is wholly unrelated to anything based on the founding of Rome, or on the era of the Olympiads. Fifteen years with the armies have lasted less long than a single morning at Athens; there are peoples whom I have seen much of through out my life whom I shall not recognize in Hades. Planes in space overlap likewise: Egypt and the Vale of Tempe are near, indeed, and I am not always in Tibur when I am here. Sometimes my life seems to me so commonplace as to be unworthy even of careful contemplation, let alone writing about it, and is not at all more important, even in my own eyes, than the life of any other person. Sometimes it seems to me unique, and for that very reason of no value, and useless, because it cannot be reduced to the common experience of men. No one thing explains me: neither my vices nor my virtues serve for answer; my good fortune tells more, but only at intervals, without continuity, and above all, without logical reason. But the mind of man is reluctant to consider itself as the product of chance, or the passing result of destinies over which no god presides, least of all himself. A part of every life, even a life meriting very little regard, is spent in searching out the reasons for its existence, its starting point, and its source. My own failure to discover these things has sometimes inclined me toward magical explanations, and has led me to seek in the frenzies of the occult for what common sense has not taught me. When all the involved calculations prove false, and the philosophers themselves have nothing more to tell us, it is excusable to turn to the random twitter of birds, or toward the distant mechanism of the stars.
Marullinus, my grandfather, believed in the stars. This tall old man, emaciated and sallow with age, conceded to me much the same degree of affection, without tenderness or visible sign, and almost without words, that he felt for the animals on his farm and for his lands, or for his collection of stones fallen from the sky. He was descended from a line of ancestors long established in Spain, from the period of the Scipios, and was third of our name to bear senatorial rank; before that time our family had belonged to the equestrian order. Under Titus he had taken some modest part in public affairs. Provincial that he was, he had never learned Greek, and he spoke Latin with a harsh Spanish accent which he passed on to me, and for which I was later ridiculed in Rome.”

 

 
Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Hadrianus en Antinous, marmeren borstbeelden in het British Museum

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het achtste leven (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin. Ik vind het moeilijk om er een te kiezen. Omdat ze allemaal het begin vormen. Je zou dit verhaal kunnen beginnen in een oud huis in Berlijn — niet bepaald opvallend en met twee naakte lichamen in bed. Met een man van zevenentwintig, een ongelofelijk getalenteerd musicus, die volop bezig is zijn ta-lent te vergooien aan zijn grillen, het onstilbare verlangen naar intimiteit en de drank. Maar je kunt het verhaal ook beginnen met een meisje van twaalf, dat besluit de wereld waarin ze leeft een nee in het gezicht te slingeren en op zoek te gaan naar een ander begin voor zichzelf en haar verhaal. Of je kunt helemaal teruggaan naar de wortels en daar beginnen. Of je begint met alle drie de mogelijkheden tegelijk.
Op het moment dat Aman Baron, die meestal ‘de baron of ook alleen ‘baron werd genoemd, me bekende dat hij hartverscheurend veel, ondraaglijk licht, schreeuwend luid en sprakeloos stil van me hield — en dat met een enigszins ziekelijke, verzwakte, illusieloze en bewust har-de liefde —, verliet mijn twaalfjarige nichtje Brilka haar hotel in Amsterdam en liep naar het station. Ze had alleen een rugzak bij zich, bezat nauwelijks contant geld en hield een broodje tonijn in haar hand. Ze wilde naar Wenen en kocht een voordelig weekendkaartje, dat alleen geldig was voor regionale treinen. Bij de receptie had ze een met de hand geschreven briefje achtergelaten, waarop stond dat ze niet van plan was om met de dansgroep naar haar vaderland terug te keren en dat het geen zin had om haar te zoeken. Precies op dat moment stak ik een sigaret op en kreeg ik een hoestbui — deels omdat het me te veel werd wat ik te horen kreeg, deels omdat ik me had verslikt in de rook. Aman, die ik zelf nooit ‘de baron noemde, kwam meteen naar me toe, klopte me zo hard op mijn rug dat ik geen lucht meer kreeg en keek me sprakeloos aan. Ook al was hij maar vier jaar jonger dan ik, toch voelde ik me tientallen jaren ouder en bovendien was ik hard op weg een tragische figuur te worden, zonder dat het echt iemand opviel, want ik was inmiddels een eersteklas huichelaar. Aan zijn gezicht zag ik hoe teleurgesteld hij was — zo’n reactie had hij na zijn bekentenis niet van me verwacht. Vooral niet nadat hij me had voorgesteld hem te vergezellen op de tournee waar hij over twee weken aan zou beginnen. Buiten begon het zachtjes te regenen, het was juni, een warme avond met gewichtloze wolken, die de hemel sierden als kleine dotjes watten. Toen ik mijn hoestbui te boven was en Brilka in de eerste trein van haar odyssee was gestapt, gooide ik de balkondeur open en plofte ik neer op de bank. Ik had het gevoel dat ik stikte. Ik woonde in een vreemd land, had het contact met de meeste mensen van wie ik ooit had gehouden en die vroeger iets voor me betekenden, verbroken en een gasthoog-leraarschap aangenomen, dat me weliswaar zekerheid verschafte, maar niets met mij te maken had.”

 

 
Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

De Duitse dichter en schrijver Lutz Seiler werd geboren op 8 juni 1963 in Gera. Zie ook alle tags voor Lutz Seiler op dit blog.

 

das neue reich

fernsprechrauschen, vogelhusten: zuerst gehst du
noch einmal alles durch in den gedanken; die
blaue waffelkachel gab es schon, brusthoch

der braune sockel, öl und
die gebüsch-motive: nadelnd, fast
musik ist das
herausrieseln der stimmen aus
den kugellampen. kein
labyrinth & keine chandoshysterien, nur

wortgeruch & falsche nelken: früher
war es nicht vergittert dieses fenster, nicht
gemarkert diese schrift komm in
den totgesagten technikpark – fischgrätenestrich

 

im felderlatein

einmal begründet sind wir ein bast
auf der borke
zu gast in der rinde & inneres kind
der ausfall strassen. diese

strassen sind eine leise gesprochene
sprache noch über das einmal
gesagte hinweg an den gärten
ins felderlatein. dort

sitzt das kind auf einem hügel die
welt ist aus sand gemurmelte sprachen
rollen nach innen wollen
auch wasser brücken

            & strassen
benötigen leise
rollende sprachen das
eigene kind im felderlatein

 

 
Lutz Seiler (Gera, 8 juni 1963)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Ulf Stolterfoht werd geboren op 8 juni 1963 in Stuttgart. Zie ook alle tags voor Ulf Stolterfoht op dit blog.

 

[stechapfel]

stechapfel: symptomerinnerung verschwommen. ein ständiges
kommen und gehen. nichtsdestotrotz soll ich die kinder nämlich
nennen. also gut: tanzwut, tobsucht, lachkrämpfe – oft platzt da-
bei die kopfhaut ab. das lappt! und wird begleitet von stechendem
durst. immer ratsam krug most. apfel gegen apfel in stellung ge-
bracht. trink mit bedacht. vermeid es vor allem, den kellner zu

reizen. der guckt schon. spürt einen durst von anderer art. überhaupt
macht man das ganze besser daheim, lädt sich befreundete melisti
ein, beißt rein und weiß den waschraum in der nähe. noch schöner
natürlich im freien. drei plätze – geprüft und für besonders geeignet
befunden: der zwetschgengarten hinter dem schickhardtstraßen-
gesundheitsamt, sehr steil und strengstens verboten, einstieg von

oben, bei nacht. im winter nimmst du am besten den schlitten mit.
ähnlich versprechend, genauso steil und genauso verboten: der wein-
berg oberhalb knodels, mit mittigem sprinkler und hütte für giftler.
die wußte schon der clan zu nutzen. zum dritten, und gleichfalls stark
hängend, aber erlaubt: amoener hag zwischen waldeck und sonnen-
berg, für wirklich alle arten des mißbrauchs empfohlen: hier lagert

die stirn unter birnen, bereitet den apfel der chef. das beste sind ja
die kerne. unstern darüber, sich stetig steigernder zwang. die anderen
orte unterliegen dem bann, bei bösem verkrust und wirkmachtverlust.
ich aber, alleine dem leser verpflichtet, nenne noch drei: faßkeller
unter der sakristei, luftschutzbunker rebenreute und herrn nemsyans
geradezu himmlisches dunkel. auch da ward man manchmal geduldet.

 

 
Ulf Stolterfoht (Stuttgart, 8 juni 1963)

 

De Hongaarse schrijver en film- en theaterregisseur Péter Gárdos werd geboren op 8 juni 1948 in Boedapest. Zie ook alle tags voor Péter Gárdos op dit blog.

Uit: Ochtendkoorts (Vertaald door Rebekka Hermán Mostert)

“Het was een wisselvallige zomerdag toen mijn vader Zweden binnenvoer.
De oorlog was net drie weken voorbij.
Er waaide een stormachtige noordenwind over de Oostzee en het schip dat op weg was naar Stockholm werd heen en weer gesmeten door metershoge golven. Mijn vader had een plek op het onderste middendek, waar de mensen op strozakken lagen en zich krampachtig aan de rand van hun ligplaats vastklampten om het verschrikkelijke deinen te weerstaan.
Nog geen uur na vertrek kreeg mijn vader het plotseling benauwd. Eerst hoestte hij bloederig schuim op en ging hij op zijn zij liggen, maar daarna begon hij zo luid te rochelen dat zijn doodsstrijd haast het geluid van de brekende golven tegen de scheepswand overstemde. Omdat hij als een ernstig geval werd beschouwd, was hij al bij voorbaat in de eerste rij vlak bij de klapdeuren gelegd. Zijn lichaam, licht als een veertje, werd nu door twee matrozen naar de naburige kajuit gedragen.
De scheepsarts aarzelde niet. Er was geen tijd voor pijnstillers. Hij stak een flinke naald tussen twee ribben in mijn vaders borstkas. Het was een godswonder dat de naald op de juiste plek uitkwam. Terwijl de arts een halve liter vocht tussen de longvliezen vandaan zoog, werd het zuigapparaat binnengebracht. De injectienaald werd vervangen door een kunststof buis, en met een pompje werd snel nog eens anderhalve liter vocht afgetapt.
Nu ging het beter met mijn vader.
Toen de kapitein op de hoogte werd gesteld van de succesvolle levensreddende actie, verleende hij de ernstig zieke man een grote gunst. Hij liet hem in een dikke deken gewikkeld op het bovendek plaatsnemen. Gezwollen wolken verzamelden zich boven het granietgrauwe water. De kapitein stond in een smetteloos uniform naast mijn vaders ligstoel.
‘Spreekt u Duits?’
Mijn vader knikte.
‘Gelukgewenst met uw ontsnapping.”

 


Péter Gárdos (Boedapest, 8 juni 1948)

 

De Australische dichteres en librettiste Gwen Harwood werd geboren op 8 juni 1920 in Taringa, Queensland. Zie ook alle tags voor Gwen Harwood op dit blog.

 

Last Meeting

Shadows grazing eastward melt
from their vast sun-driven flocks
into consubstantial dusk.
A snow wind flosses the bleak rocks,

strips from the gums their rags of bark,
and spins the coil of winter tight
round our last meeting as we walk
the littoral zone of day and night,

light’s turncoat margin: rocks and trees
dissolve in nightfall-eddying waters;
tumbling whorls of cloud disclose
the cold eyes of the sea-god’s daughters.

We tread the wrack of grass that once
a silver-bearded congregation
whispered about our foolish love.
Your voice in calm annunciation

from the dry eminence of thought
rings with astringent melancholy:
‘Could hope recall, or wish prolong
the vanished violence of folly?

Minute by minute summer died;
time’s horny skeletons have built
this reef on which our love lies wrecked.
Our hearts drown in their cardinal guilt.’

The world, said Ludwig Wittgenstein,
is everything that is the case.
– The warmth of human lips and thighs;
the lifeless cold of outer space;

this windy darkness; Scorpio
above, a watercourse of light;
the piercing absence of one face
withdrawn for ever from my sight.

 

 
Gwen Harwood (8 juni 1920 – 5 december 1995)
Taringa

 

De Nederlandse schrijver Herman Jan (Han) Friedericy werd op 8 juni 1900 geboren in Stadskanaal in de gemeente Onstwedde. Zie ook alle tags voor H. J. Friedericy op dit blog.

Uit: De nieuwe gast

“Singapore, donderdagmorgen 10 uur.

Dat zal de nieuwe kamergenoot zijn. Ik hoor de deur opengaan en koffers neerzetten. Ik kan niet zien wat er gebeurt, want ik houd de halve deurtjes, die de grote hotelkamer in tweeën delen, altijd gesloten. Na al deze jaren lijkt mij niets aantrekkelijker dan wat eenzaamheid en niets schijnt moeilijker te verwerven.
De Chinese boy zegt iets en een Engelse, wat hese stem antwoordt. Het is de stem van een dikke man van een jaar of vijftig, van een man, die er alles van weet en die zich geen knollen voor citroenen laat verkopen. Zelfs niet na een tweede wereldoorlog. Dadelijk zal hij over de tochtdeuren kijken, mij zwetend en met een hoogrood gezicht in bed zien liggen en – als ik mijn ogen dicht heb – zich terug trekken, óf – als ik mijn ogen open houd – iets zeggen in de trant van ‘Good morning… what is the matter with you?’ Ik zal mijn ogen maar open houden, dan is het meteen gebeurd. ‘Nothing, serious, sir,’ zal ik zeggen, ‘a slight fit of dengue fever.’
Ik vind het jammer, dat de Australiër vertrokken is. Als hij zich ’s morgens gebaad en gekleed had keek hij over de Singapore-deuren heen en met zijn luide, joviale stem informeerde hij dan of ik me al wat beter voelde. Ik zei steevast ja en dan kwam hij, in het vroege morgenuur al transpirerend, op de rand van mijn bed zitten. ‘Mijn God, wat een hitte,’ zei hij onveranderlijk, de beslagen bril oppoetsend en mij vriendelijk, met de kleine, lichtblauwe ogen knipperend, aanziend, ‘maak me niet wijs, dat je het in deze streken ooit plezierig gevonden hebt.’ Ik had hem verteld, dat ik lang op Sumatra, Java en Borneo had gewerkt, dat ik nu met een opdracht van mijn regering in Singapore zat en dat ik van het Oosten hield. Wat deze liefde nu precies inhield, had ik hem niet verteld: in de eerste plaats had ik daar geen zin in en in de tweede plaats zou hij het niet begrepen hebben. In elk geval wilde het niet zeggen, dat ik me op dat moment gelukkig voelde. Daarvoor was ik te koortsig, had ik te veel pijn in al mijn ledematen en lag ik te lang wakker. Het is niet goed om wakker te liggen, vlak na een oorlog. Zij komen dan terug en lachen net als vroeger.“

 

 
 H. J. Friedericy (8 juni 1900 – 23 november 1962)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Oostenrijkse dichter, vertaler, danser en choreograaf Udo Kawasser werd geboren in 1965 in Vorarlberg. Zie ook alle tags voor Udo Kawasser op dit blog.

Uit: Einbruch der Landschaft

„…meine neue Vermieterin, eine Mulattin kocht mir die wie Kartoffeln schmeckenden Malangas als Schonkost, sie hat mir auch ein Glas Wein mit einer Zigarre in einen Winkel gestellt, San Lázaro werde mir helfen, meinte sie und lächelte. liege nackt auf dem fadenscheinigen Laken des Lagers, möchte gerne ein wenig schlafen, aber der Metzger aus dem hinteren Gebäude muss schon wieder einmal am frühen Abend besoffen sein und beschallt die ganze Nachbarschaft mit Julio Iglesias, immer die gleichen, triefenden Lieder, schon seit zwei Stunden, doch niemand, der sich traute, bei ihm anzuklopfen wie mir Mayra, die Vermieterin erklärt hat, aus Angst, der Metzger könnte sie oder ihn das nächste Mal, wenn eine Ladung Fleisch ins Geschäft kommt, leer ausgehen oder einen höheren Preis zahlen lassen. das Fenster hier hat keine Scheiben, nur Holzläden mit Lamellen. Stimmen, Haushaltsgeräusche, plärrende Radios und Fernseher, das Rumpeln und Hupen unsichtbarer Autos werden vom böigen Wind hereingeweht, passieren in einem unentwegt geführten akustischen Angriff die porösen Wände (heißt nicht der Himmel bei Hölderlin Halle?), wie sich der eindringenden Außenwelt erwehren, mein Durchgangsleib, Havanna, das Glied, ein zusammengeschrumpfter Rumpffortsatz, liegt taub zwischen den Beinen, hat einen Tropfen Urin auf das Schamhaar geperlt, wische es mit dem Laken ab, da bricht der Luftstrom ab, ersterben die Fernseher, Radios und Julio Iglesias, auch die Deckenlampe ist mit einem Schlag erloschen: apagón, Stromausfall im Viertel, die Frage ist nur, wie lange es dauern wird, obwohl es mir hier, zum Siechtum verdammt, ohnehin gleichgültig sein kann. ob ich je wieder etwas von Vida hören werde, ohne die ich wohl nie von diesem Zimmer erfahren hätte, Mayra hat zwar keine Lizenz und das Zimmer ist in einem bedeutend schlechteren Zustand als das erste im Vedado, aber dafür zahle ich ihr weniger und selbstverständlich hatte ich nicht bleiben können, nachdem die Vermieterin, so eine Orientalin oder hatte sie zu Vida Palästinenserin gesagt, wie sie hier in der Hauptstadt abschätzig zu den Leuten aus dem Osten sagen… unmöglich länger dort zu bleiben!“

 

 
Udo Kawasser (Vorarlberg, 1965)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frank Keizer werd geboren in Leeuwarden in 1987. Met Maarten van der Graaff en Daniël Labruyère richtte hij in 2012 het online literaire periodiek “Samplekanon” op. Hij publiceerde in nY, Tirade, DW B, hard//hoofd en Het Liegend Konijn. Keizer debuteerde in 2016 met de bundel “Onder normale omstandigheden”.

 

want onder normale omstandigheden
ben ik opgegroeid
en in de crisisjaren ben ik volwassen geworden
dus is mijn poëzie een poëzie
van de crisis
waarin ik uiteengespat ben en schrijf
met wat er overblijft
de rotzooi die ik niet opruim
maar warm laat worden
in mijn handen, ingewanden
en het netwerk
dat oververhit raakt
en de weinig fijnzinnige realiteit toont
van iemand
die zevenentwintig is in 2015
en aan de beschrijving van zijn realiteit niet toekomt

 

 
Frank Keizer (Leeuwarden, 1987)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2017.

Nino Haratischwili

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Als tiener richtte Nino Haratischwili het “Seringen Theater” op, een Duits-Georgische theatergroep waarvoor zij in de periode 1998-2003 regelmatig toneelstukken schreef en regisseerde. Na de studie filmregie aan de school voor film en theater in Tbilisi studeerde Haratischwili van 2000 tot 2007 theaterregie aan de Toneelacademie in Hamburg. Als regisseuse is Nino Haratischwili verantwoordelijk voor talloze wereldpremières, o.a. in het Duitse theater Göttingen, Kampnagel Hamburg en in het Thalia Theater. Haar dramatische teksten hebben verschillende prijzen gewonnen. In 2008 ontving ze een van de auteursprijzen van de Heidelberger Stückemarkt. In 2010 ontving zij de Adelbert von Chamisso-prijs. Met haar debuutroman “Juja” (2010) was Haratischwili op de lange lijst van de Duitse Buchpreis en was zij genomineerd voor de ZDF-aspekte-Literaturpreis en won zij in 2011 de debuutprijs van Buddenbrookhaus Lübeck. Haar tweede roman “ Mein sanfter Zwilling” verscheen ook in 2011. In 2014 werd Haratischwilis derde roman gepubliceerd: “Das achte Leben (Für Brilka)”, waarvoor zijvan de Robert Bosch Stiftung een beurs kreeg voot onderzoek in Rusland en Georgië.

Uit Juja

„Warum man sie Olga genannt hatte, hatte sie vergessen. Bis zu dem Tag, an dem Olgas Leben sich katastrophal ändern sollte, war nichts Gravierendes passiert.
Olga hatte ihre Vorlesungen besucht und war dann mit ihrem Hund spazieren gegangen, einem goldenen Spaniel, Lydia. Olga war 23 Jahre alt und ein nettes Mädchen, hatte russische Vorfahren, konnte aber kein Wort Russisch und hieß auch nicht Olga, hatte einen noch durchschnittlicheren Namen, einen westeuropäischen, doch das ist jetzt egal.
Sie war früh aufgestanden, hatte schlecht geschlafen und war zur Uni geradelt, wie immer. Hatte auch ihre Bekannten – richtige Freunde hatte sie kaum, wenn man von einer Freundin absah – nicht sehen können (sie besuchten andere Kurse) und war eher etwas gelangweilt mit Lydia spazieren gegangen. Dann hatte sie in ihrem Lieblingsimbiss gegessen, das hatte sie sich gegönnt, da ja sonst nichts Schönes geschehen war, und war ein bisschen durch die Straßen geschlendert. So kam es, dass sie das Buch fand.
Es war ein netter Nachmittag, und es gab nichts Besseres zu tun. Der Antiquar hatte neu eröffnet und sie ging aus purer Langeweile in seinen Laden hinein.
Zwei ältere Damen standen in der Ecke und plauderten miteinander; vor den Regalen stand ein junger Mann, vertieft in ein Buch. Er sah ganz gut aus und Olga ging instinktiv in seine Richtung, doch als sie sich neben ihn stellte und so tat, als suche sie etwas, legte er das Buch aus der Hand und rannte wie verrückt aus dem Laden.
An der Kasse saß keiner, und niemand schien sein abruptes Verschwinden bemerkt zu haben, niemand außer Olga. Aus irgendeinem Grund versetzte seine Handlung sie in großen Aufruhr, am liebsten wäre sie ihm nachgelaufen, doch fehlte ihr die Portion Mut, die sie dazu gebraucht hätte. So ergriff sie das Buch, das er so erschrocken zurückgestellt hatte, und begann darin zu blättern.
Klar, es hätte sein können, dass er nur zu einer Verabredung musste und deshalb so schnell aus dem Laden gestürmt war, doch Olga wollte an Abenteuer glauben. Noch lieber wollte sie sich eine unglückliche Liebesgeschichte zusammenreimen. Es hätte ja sein können, dass er unglücklich verliebt war, und nun hatte er das Buch aufgeschlagen und ihre Initialen darin entdeckt. Und so war er zu ihr gerannt, um ihr alles zu beichten, sein Leid, seine Liebe.
Olga nahm das Buch in die Hand. Die alten Damen schienen nichts bemerkt zu haben. Olga schlug das dünne, alte Buch auf und begutachtete die ersten Seiten, doch sie entdeckte keine Initialen. Absolut nichts. Keine getrockneten Rosenblätter, keine handschriftlichen Anmerkungen.“

 

 
Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)