Magdalene: At the Grave (Marie Howe), Gerrit Komrij, Paul Verlaine

 

 

Het lege graf door George Richardson, 2006

 

Magdalene: At the Grave

That long-gone year, that late summer afternoon
driving toward the cemetery

and when the rain started falling hard — and then harder
turning back toward home

and then — as if something were pulling me —
pulling into the driveway and back again toward the grave.

Ridiculous as it was to park and kneel where he’d been buried
— to kneel in the rain — I laughed out loud!

After a few minutes, I looked up and saw the other car idling
the driver’s window rolled down.

The tears I wept then were not tears of grief.
How many times must it happen before I believe?

 

Marie Howe (Rochester, 1950)
St. Mary’s Church, Rochester (New York), de geboorteplaats van Marie Howe

 

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Zie ook alle tags voor Gerrit Komrij op dit blog. Gerrit Komrij zou vandaag 80 jaar zijn geworden.

 

Het boze bos

Bij avond wordt het bos zo heel, heel anders;
Het krijgt de kleur van hoge herfsttijlozen.
De bomen gaan lijken op gevouwen handen,
Of, als je maar goed kijkt, op heel erg boze

Wolven, op het punt je te verslinden.
Je was een kind en het bos werd donker:
Je kon het pad haast niet meer vinden,
– O! alles was zo heel erg donker!

Een ander kind zou zijn gaan schreien.
Maar jij niet; jij was frank en vrij
En met een mand vol lekkers bij je
Op weg naar grootmoeders boerderij.

 

Hond

Je wandelt op twee benen van taai-taai
En zingt een kinderliedje van een hond
Waaraan ’t staartje weer wordt aangedraaid,
En die er achteraan loopt in ’t rond.

Je haakt zo niet naar dingen die ze zeggen
Maar gaat een kelder graven in de grond.
Wat zullen we vrolijk zijn. We leggen
Een kaartje en we springen in het rond.

Je wilt toch ook wel eens een veer wegblazen.
Je lacht dat het een aard heeft, maar je mond
Blijft dicht – dan neem je ze te grazen
Door plotseling weer te zingen van die hond.

 

Weg met alles

Je had jezelf nog wel zo voorgenomen
Om nooit meer een ‘gedicht’ te schrijven,
Tot je het weer in je op voelde komen
En niet meer van het papier af kon blijven.

’t Was haast of de zon scheen in de nacht
En of je lachte terwijl iedereen huilde.
Je pennehouder kreeg een zachte vacht
Die zich teder onder je duim verschuilde.

Je lichaam beefde en je begon te gloeien,
Zoals dat bij roodvonk wel het geval is.
En uit het niets stond een vers te bloeien,
Dat je als titel meegaf: Weg met alles.

 

Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)

 

De Franse dichter Paul Marie Verlaine werd geboren in Metz op 30 maart 1844. Zie ook alle tags voor Paul Verlaine op dit blog.

 

Amor geveld

De wind heeft deze nacht de Amor neergeveld
Die in de hoek waar ’t park het raadselachtigst is
Grijnsde en schalks zijn boog spande, wiens beeltenis
Een dag lang onze dromerij heeft vergezeld!

De wind heeft hem vannacht geveld! Er rolt verspreid
Wat marmer in de ochtendbries. Het schrijnt wel diep,
Die lege sokkel, en de naam van wie hem schiep
Die men tussen het lommer amper onderscheidt.

Wat schrijnt het diep, om daar die sokkel te zien staan
Zo heel alleen! en sombere gedachten zeuren
Rond door mijn dromen, en daar kondigt het diep treuren
Een toekomst vol van eenzaamheid en noodlot aan.

Wat schrijnt het! – En ook jij (of niet soms?) bent begaan
Met ’t jammerlijk tafereel, al speelt je fantasie
Lichtzinnig met de purper-gouden vlinder die
Fladdert boven het puin, verstrooid door heel de laan.

 

Vertaald door Arjaan van Nimwegen

 

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
Portret door Gustave Courbet, 1867

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30 maart ook mijn blog van 30 maart 2022 en ook mijn blog van 30 maart 2020 en eveneens mijn blog van 30 maart 2019 en ook mijn blog van 30 maart 2018 en mijn blog van 30 maart 2017 en eveneens mijn blog van 30 maart 2014 deel 2 en ook deel 3.

Great and Holy Saturday (Madeleine L’Engle), Hanz Mirck, Johannes Bobrowski

 

Bij Stille Zaterdag

 

Stille Zaterdag door Eugene Burnand, 1907-1908

 

Great and Holy Saturday

Death and damnation began with my body still my own,
began when I was ousted from my place,
and many creatures still were left unnamed.
Gone are some, now, extinct, and nameless,
as though they had never been.
In hell I feel their anxious breath, see their accusing eyes.
My guilt is heavier than was the weight of flesh.

I bear the waste of time spent in recriminations
(“You should not have…” “But you told me…” “Nay, it was you who…”).
And yet I knew my wife, and this was good.
But all good turned to guilt. Our first-born
killed his brother. Only Seth gave us no grief.
I grew old, and was afraid; afraid to die, even knowing
that death had come, and been endured, when we
were forced to leave our home, the one and only home a human man
has ever known. The rest is exile.
Death, when it came, was no more than a dim
continuation of the exile. I was hardly less a shadow
than I had been on earth, and centuries
passed no more slowly than a single day.

I was not prepared to be enfleshed again,
reconciled, if not contented, with my shadow self.
I had seen the birth of children with all its blood and pain
and had no wish ever to be born again.

The sound, when it came, was louder than thunder,
louder than the falling of a mountain,
louder than the tidal wave crashing down the city walls,
stone splitting, falling, smashing.
The light was brutal against my shaded eyes,
blinding me with brilliance. I was thousands
of years unaccustomed to the glory.
Then came the wrench of bone where bone had long been dust.
The shocking rise of dry bones, the burning fleshing,
the surge of blood through artery and vein
was pain as I had never known that pain could be.
My anguished scream was silenced as my hand was held
in a grip of such authority I could not even try to pull away.
The crossed gates were trampled by his powerful feet
and I was wrenched through the chasm
as through the eye of the hurricane.
And then—O God—he crushed me
in his fierce embrace. Flesh entered flesh;
bone, bone. Thus did I die, at last.
Thus was I born.
Two Adams became one.
And in the glory Adam was.
Nay, Adam is.

 

Madeleine L’Engle (29 november 1918 – 6 september 2007)
De Church of the Resurrection in Manhattan, New York, de geboorteplaats van Madeleine L’Engle

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Verschijningsvormen. Een kruisweg met dertig staties…

  • 1             Op wie alle eerste woorden hoorden, ook later.
  • 2             Die uit de knop kwam. Die bloeide. Die vrucht droeg. Die het kwadraat was van zichzelf. Van hen samen. Van hem. Appel van zijn stam, stam van zijn appel.
  • 3             Die donker was en bitter smaakte. En toch zoet.
  • 4             Met wie hij in een kwartet zat. Drie ervan stonden op de foto, met twee schreven ze een gedicht, haar alleen zag hij nooit meer terug. De tweede schreef niet meer, de derde zag hij nog eens met een eendenbek op TV.
  • 5             Die niet de vijfde maar wel zijn zevende wilde wezen.
  • 6             Die hem vroeg ‘Doe mij pijn’. Of hij zo lief zou willen zijn.
  • 7             Die hem tot aan de kerkdeur, die hem onder de ogen van de paus, die dronken werd van de miswijn, over wie hij niet biechtte.
  • 8             …over wie hij wel dacht, maar niets opschreef.
  • 9             Maar dan ook echt niets.
  • 10           Die werkte als bibliothecaresse waarvan hij dacht dat ze Tonke Dragt was (van wie hij geloofde dat zij een jonkvrouw was).
  • 11           Die in dezelfde trein de weg kwijtraakte.
  • 12           Die steeds zo eenzaam was; ze bleef het. Maar nu in Brussel.
  • 13           Die hij haatte omdat ze niet bekende; die hij niet bekende omdat hij haar haatte.
  • 14           Die praatte en praatte maar niets zei, halt hield maar niet wachtte, niet waarschuwde maar uitdaagde, heel zachtjes schreeuwde.
  • 15           Die meer zei dan er te zeggen bestond.
  • 16           Waarmee hij nooit sprak maar wier boodschappers men in koptelefoons kon horen galopperen en die beeldschermen deden trillen.
  • 17           Van wie het valse hondje zuiver werd toen het hem zag.
  • 18           Was hij nog niet en zij geen zestien. Geen auto en geen brommer dus, alleen een mandje dat met een touw op en neer kon de balustrade langs van haar balkon.
  • 19           Die op nummer 19 woonde. Of op 91, daar wil ik af zijn. Maar hij loopt er zo naartoe.
  • 20           Die twintig was geworden alsof ze dertig was. En nu dertig werd alsof ze twintig was. Eerst   was ze teveel, nu bleef er weinig meer van haar heel. Teveel van hem genomen, teveel aan hem verloren. Waar zou ze dat nu moeten gaan halen?
  • 21           Zij die geen woord zei. Ook toen niet.
  • 22           Hij gaf een vals adres op; zij een niet-bestaand telefoonnummer.
  • 23           Die te gemakkelijk was. Veel te gemakkelijk. Nee, echt, hou op.
  • 24           Die dacht dat het gedicht over haar ging. (Of over hem.)
  • 25           Naar wie hij keek als ze sliep.
  • 26           Die een engel was. Die angstaanjagend was en hij: zag niets daarvan.
  • 27           Die Vergilius te wonen wist. En een vrijgeleide voor de hel klaarlegde. Konden ze gezellig samen…
  • 28           Die hij uit achtentwintig dames zou herkennen, blindelings of dovelings, geboeid of geslagen.
  • 29           Die wilde dat het kon. Maar het kon niet dat hij het wilde.
  • 30           Zij. Die het verleiden eenvoudig oversloeg.
  • 31           Die haar handschoenen uitleende om terug te brengen.
  • 32           Op wier parfum hij verliefd werd. (Als ze de naam ervan prijsgeeft, zal hij ze een schadeclaim   sturen…)
  • 33           Die dat allemaal was. en meer. En niets van dat al.

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

DE KERK
«Verlicht mijn verdriet»

Boven de muren,
steen, boven de bogen
de koepels van wind, samengevoegd
onder de hemel, oud,
die met veerboten en vlotten komt,
die voor de avonden uit
zingt, bijenrook vaart met hem mee, adem
van de frambozenstruik, laat –
wanneer de vrouwe der velden,
met ronde ogen, wit haar,
verstijft met haar smalle armen,
licht, een essenboom,,
handen uit bladeren als wolken,
van de heide de bittere lucht
opvangt en de drank
naar de mond brengt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

Easter eve (John Keble), Leonard Nolens, Mark Strand

Bij Paaszaterdag

 

De avond voor Pasen door Mikhail Germashev, tussen 1904 – 1911

 

EASTER EVE

As for thee also, by the blood of thy covenant I have sent forth thy prisoners out of the pit wherein is no water. Zech. xi. 11.  

AT length the worst is o’er, and Thou art laid 
Deep in thy darksome bed; 
All still and cold beneath you dreary stone 
Thy sacred form is gone; 
Around those lips where power and mercy hung, 
The dews of death have clung; 
The dull earth o’er Thee, and thy foes around, 
Thou sleep’st a silent corse, in funeral fetters wound. 

Sleep’st Thou indeed? or is thy spirit fled, 
At large among the dead? 
Whether in Eden bowers thy welcome voice 
Wake Abraham to rejoice, 
Or in some drearier scene thine eye controuls 
The thronging band of souls; 
That, as thy blood won earth, thine agony 
Might set the shadowy realm from sin and sorrow free. 

Where’er Thou roam’st, one happy soul, we know, 
Seen at thy side in woe, 
Waits on thy triumph—even as all the blest 
With him and thee shall rest. 
Each on his cross, by Thee we hang a while, 
Watching thy patient smile, 
Till we have learn’d to say, “Tis justly done, 
“Only in glory, LORD, thy sinful servant own.” 

Soon wilt Thou take us to thy tranquil bower 
To rest one little hour, 
Till thine elect are number’d, and the grave 
Call Thee to come and save: 
Then on thy bosom borne shall we descend, 
Again with earth to blend, 
Earth all refin’d with bright supernal fires, 
Tinctur’d with holy blood, and wing’d with pure desires. 

Meanwhile with every son and saint of thine 
Along the glorious line, 
Sitting by turns beneath thy sacred feet 
We’ll hold communion sweet, 
Know them by look and voice, and thank them all 
For helping us in thrall, 
For words of hope, and bright examples given 
To shew through moonless skies that there is light in Heaven. 

O come that day, when in this restless heart 
Earth shall resign her part, 
When in the grave with Thee my limbs shall rest, 
My soul with Thee be blest! 
But stay, presumptuous—CHRIST with thee abides 
In the rock’s dreary sides: 
He from the stone will wring celestial dew 
If but the prisoner’s heart be faithful found and true. 

When tears are spent, and Thou art left alone 
With ghosts of blessings gone, 
Think thou art taken from the cross, and laid 
In JESUS’ burial shade; 
Take Moses’ rod, the rod of prayer, and call 
Out of the rocky wall 
The fount of holy blood; and lift on high 
Thy grovelling soul that feels so desolate and dry. 

Prisoner of Hope thou art—look up and sing 
In hope of promis’d spring. 
As in the pit his father’s darling lay 
Beside the desert way, 
And knew not how, but knew his GOD would save 
Even from that living grave, 
So, buried with our LORD, we’ll close our eyes 
To the decaying world, till Angels bid us rise. 

 

John Keble (25 april 1792 – 29 maart 1866) Kerk en kerkhof in Fairford, Gloucestershire, de geboorteplaats van John Keble

 

De Belgische dichter en schrijver Leonard Nolens werd geboren in Bree op 11 april 1947. Zie ook alle tags voor Leonard Nolens op dit blog.

Lectori salutem!

Ik heb je meegenomen naar dit doorgangshuis.
De zolder gonst van stemmen als een bijenkorf.
Haat en liefde doen er honingraten zwellen
Van het vers dat elders wil worden gegeten.

Zo geef ik, gif en tegengif, veranderd weer
Wat ik van jou gestolen heb, een klein heelal
Met mijn gevang van jouw verborgenheid betaald.
Enkel jij krijgt hier de vrijheid zwart op wit.

Dus lees me. Lees me helemaal of lees me niet.
Ik wou dit toch, ik zou dit toch niet zo alleen.
Ik wou toch spreken, hier, in naam van iedereen.
Ben ik een fles in zee, een les in duisternis?

Ik was nog jong, ik droomde dat ik hier verscheen
Als een die ginder in de heuvels loopt te zingen.
Ik droomde dat ik schreef zoals een dode spreekt
Met heel de pinkstertong van zijn afwezigheid.

 

Afscheid van Missenburg

Voor Elza

Het paradijs, en zonder slang, dat was labeur
Maar heerlijk! Hoog en zwetend riep de zonnewijzer
Honderd vijftig jaar de taxus en fazanten
Tot de orde, en zacht en dwingend hing de gastvrouw
Aan het touw en liet de kleine klokken gaan
Over de paden van patrijzen en tuiniers.
Ook onkruid boog zich naar die goddeloze mis.

Ik schreef daarginds geen poëzie maar Siberische ganzen
Op doortocht neergestreken in het grachtenwater.
En deze pen beluisterde de zonnewijzer
Die de eenden wees op brood onder de brug.
Ik ben van Missenburg geweest. Ik draag zijn hemel
Als een gouden trauma met mij om, een dak
Van groen waar plots mijn kamer uit de kruinen kantelt.

 

Prijs ons

Liefde, hoe
Gierig, hoe bleek, hoe mager
Ben je vandaag, ik kijk los
Door je heen.
Hoe pover, hoe schamel, hoe moe
Gevochten liggen je kleren
Van ons met elkaar in de knoop
Op de vloer. En hoe schraal is je praat
Van ons in dat dun en broos bed.

Armtierige,
Maak je weer dik.
En scherp onze tongen en tanden
En nagels, getongd en getand
En genageld verstaan wij mekaar
Als geroepen van jaren
Her, van straten
Ver.

Prijs ons,
Prijs ons paar.
En prijs onze goede gemeenplaats
Van langzame seks in de luwte,
Prijs die trage paringsdrift.
Die draagt ons hoog op handen
Door het holste van de nacht.
Kom, prijs ons, prijs ons aan
Bij jou,
Liefde.

 

Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Strand werd geboren op 11 april 1934 in Summerside, Prince Edward Island, Canada. Zie ook alle tags voor Mark Strand op dit blog.

Poëzie eten

Er komt inkt uit mijn mondhoeken.
Er is geen geluk zoals het mijne.
Ik heb poëzie gegeten.

De bibliothecaresse gelooft niet wat ze ziet.
Haar ogen zijn bedroefd
en ze loopt met haar handen in haar jurk.

De gedichten zijn weg.
Het licht is zwak.
De honden zijn op de keldertrap en komen eraan.

Hun oogballen rollen,
hun blonde poten branden als struweel.
De arme bibliothecaresse begint met haar voeten te stampen en te huilen.

Ze begrijpt het niet.
Als ik op mijn knieën val en haar hand lik,
schreeuwt ze.

Ik ben een nieuwe man,
Ik grom naar haar en blaf,
Ik ravot van vreugde in het boekachtige donker.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mark Strand (11 april 1934 – 29 november 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e april ook mijn blog van 11 april 2019 en mijn blog van 11 april 2017 en ook mijn blog van 11 april 2015 deel 1 en eveneens deel 2 en deel 3.

A Burden of Easter Vigil (Lionel Johnson)

Bij Stille Zaterdag

 

 
De graflegging van Christus door Sisto Badalocchio, ca. 1610

 

A Burden of Easter Vigil

Awhile meet Doubt and Faith;
For either sigheth and saith,
That He is dead
To-day: the linen cloths cover His head,
That hath, at last, whereon to rest; a rocky bed.
Come! for the pangs are done,
That overcast the sun,
So bright to-day!
And moved the Roman soldier: come away!
Hath sorrow more to weep? Hath pity more to say?
Why wilt thou linger yet?
Think on dark Olivet;
On Calvary stem:
Think, from the happy birth at Bethlehem,
To this last woe and passion at Jerusalem!
This only can be said:
He loved us all; is dead;
May rise again.
But if He rise not? Over the far main,
The sun of glory falls indeed: the stars are plain.

 

 
Lionel Johnson (15 maart 1867 – 4 oktober 1902)
St Peter’s Church in Broadstairs, de geboorteplaats van Lionel Johnson

 

Zie voor de schrijvers van de 20e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Stille Zaterdag (Nel Benschop)

Bij Stille zaterdag

 

 
De kruisafneming door Jacopo Tintoretto, ca.1518-1594

 

Stille Zaterdag

’t Is morgen Pasen – God, maar overal is dood;
en zou ik dan van leven moeten spreken?
Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken,
want daar leed Jezus onze diepste nood.

’t Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon
die onze zieke wereld kan genezen?
Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen
bij ’t lege graf, waar ‘k U niet vinden kon.

’t Is morgen Pasen – feest van het gericht
dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden,
feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden;
Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!

 

 
Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De Grote Kerk in Den Haag. Nel Benschop werd in Den Haag geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 15e april ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Pietà (Rainer Maria Rilke)

Bij Stille Zaterdag

 

 
Peter Paul Rubens: De bewening van Christus door Maria en Johannes, 1614

 

Pietà

So seh ich, Jesus, deine Füße wieder,
die damals eines Jünglings Füße waren,
da ich sie bang entkleidete und wusch;
wie standen sie verwirrt in meinen Haaren
und wie ein weißes Wild im Dornenbusch.

So seh ich deine niegeliebten Glieder
zum erstenmal in dieser Liebesnacht.
Wir legten uns noch nie zusammen nieder,
und nun wird nur bewundert und gewacht.

Doch, siehe, deine Hände sind zerrissen-:
Geliebter, nicht von mir, von meinen Bissen.
Dein Herz steht offen, und man kann hinein:
das hätte dürfen nur mein Eingang sein.

Nun bist du müde, und dein müder Mund
hat keine Lust zu meinem wehen Munde-.
O Jesus, Jesus, wann war unsre Stunde?
Wie gehn wir beide wunderlich zugrund.

 

 
Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Praag. Rainer Maria Rilke werd geboren in Praag.

 

Zie voor de schrijvers van de 26e maart ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Paaszaterdag (Jacques Schreurs)

Bij Stille Zaterdag

 

 
Graflegging van Christus door Caravaggio, 1602

 

Paaszaterdag 

Nog is de stilte Gods volkomen
En boven ons, ontbladerd, staat
Het vruchtbaar hout: de Boom der bomen
Omhangen met een dageraad. 

De rijp hangt in de meidoornhagen, 
De wachters waken bij het Graf; 
Maar ons geloof zal vruchten dragen, 
Groen lover reeds draagt onze staf. 

De duiven dalen naar de beken, 
Een kleine vrouw verlaat haar huis 
En schouwt den heuvel en het Teken 
En tekent zich met Christus’ Kruis. 

Als gij de krekels in de grassen 
Het jong hoort piepen in de schaal, 
Zal u zijn heerlijkheid verrassen ! 
Want maatloos is zijn zegepraal.

 


Jacques Schreurs (9 februari 1893 – 31 januari 1966)
Sittard, oude ansichtkaart (Jacques Schreurs werd geboren in Sittard)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Arnold Sauwen, Ludvík Kundera, Eveline Hasler, Billy Collins, Érik Orsenna, Wolfgang Bächler, Gabrielle Roy, Léon Deubel, Hans Grimm, Karel Poláček, L.F. Rosen

Bij Paaszaterdag

 

Pieter_Lastman_-_Graflegging

Pieter Lastman Graflegging

 

Paaszaterdag

Vandaag is alles klein. Niets groots
mag erin. God heeft de stoppen losgedraaid.
Een beduimelde vrede op de aarde losgelaten.

Enkel wat zonderlingen veel te vroeg op pad.
Diep voorovergebogen duwen zij tegen de leegte
in de straat, tegen de vragen die hen kwellen.

Hij?…Wanneer dan wel?…Deze.
Geen andere vragen. Het is de naam
die opnieuw verwarring sticht.
De ware toedracht blijft verborgen.

Boven hun hoofden heeft de wind de wolken
weggemaaid. Ook de engelen moeten staan
vandaag. In eindeloze rijen. Duwend
en zwetend in hun jacht op de laatste
restjes: hamsterwoede voor de dag van morgen.

 

 

Uit: L.F. Rosen ‘Brandhaarden’, G.A. van Oorschot, Amsterdam 2001

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Arnold Sauwen werd geboren te Stokkem op 22 maart 1857. Zie ook mijn blog van 11 mei 2006 en mijn blog van 22 maart 2007.

 

 

Lijnpaarden

Aan de lijn gekoppeld,
waar het zware schip aan drijft;
druipend van het zweet dat droppelt
langs hun lenden, oud verstijfd.

Willig trekkend aan de stangen
Gaan twee ruinen, bruin gehaard,
Hunne stille slentergangen,
Één van stap, langs heen de vaart.

Stikkend heet is ’t ….. Hoe ze blazen
Schuddebollen in het gaan
En naar ’t steken van de dazen
Rustloos met de steerten slaan!

Ach! Die weien wederzijen
Met der veulens wild gedril,
En die lange bomenrijen,
Waar geen einde aan komen wil….

En hun zachte slavenogen,
Waar geen flikk’ring meer in licht,
Schouwen, als met een nacht omtogen,
Onbestemd naar ’t vergezicht.

Maar de wind steekt op. Plots gaat er
Als een rilling door ’t geblaart.
Hoger deint het rimplend water
Tegen dijk en log gevaart.

Spant uw spieren, trekt uw schonken
Tot een forse haal ineen;
Klauwt uw hoeven, dat de vonken
Spettren uit de harde steen!

Juh!  De drijver vloekt, en krachtig
Hitst de zweep het oude bloed,
Daar de zware schuit onmachtig
Worstelt tegen wind en vloed.

En zo gaan zij, voortgedreven,
Als de vroege reis begint,
Slepend hun armzalig leven
Met het schip, door weer en wind.

Tot zij aâmloos en gebroken
Wen het avond kleppen zal,
Brood en rust voor de oude knoken
Vinden in de vreemde stal.

Sauwen1

Arnold Sauwen (22 maart 1857 – 11 mei 1938)

 

 

De Tsjechische dichter en schrijver Ludvík Kundera werd geboren op 22 maart 1920 in Brünn. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.

 

 

Drei saftige Birnen

erblickt tief in der Nacht
am leeren Tisch auf den
nur der abstrakte Mond scheint:
Stilleben-Erinnerung
an selige Zeiten
deiner ersten Schwangerschaft
da die Welt plötzlich wunderbar rund war
als fielen von ihr
alle üblichen Stacheln ab.

 

Woronesch

Gleich im geschwätzigen Bahnhofsgewimmel:
ein Mann im Totenhemd!
Herr Ossip, erlauben Sie, daß ich
den Staub von Euren Schuhen wisch.

Er erlaubte nicht.

kundera

Ludvík Kundera (Brünn, 22 maart 1920)

 

 

De Zwitserse schrijfster Eveline Hasler werd geboren in Glarus op 22 maart 1933. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.

 

Uit: Stein bedeutet Liebe

 

Es ging gegen halb zwölf. Wie immer drängte Mutter Ullmann noch vor Mitternacht zum Aufbruch, für gewöhnlich nahmen sie an der Amalienstraße eine Droschke, denn um diese Zeit waren die Seitengassen in Schwabing voller Strichmädchen und Angetrunkener.

Die beiden Frauen wollten sich gerade erheben und nach ihren Mänteln schauen, da sahen sie Else Jaffé auf ihren Tisch zukommen in Begleitung eines sportlich gebräunten jungen Mannes, das glatte blonde Haar, zu kurzen Strähnen geschnitten, fiel ihm in die Stirn.

«Darf ich vorstellen», sagte die Jaffé, zu Mutter Ullmann gewandt, «das ist Dr. Gross.»

«Erfreut, Sie kennenzulernen, gnädige Frau», sagte der Arzt. «Else hat mir von Ihnen erzählt.»

Er griff nach ihrer wohlgepolsterten Hand und deutete einen Handkuss an. Frau Ullmann hatte mit Wohlgefallen den schleppenden Tonfall in seiner Sprache bemerkt, er erinnerte sie an ihren aus Vorarlberg stammenden verstorbenen Mann.

«Sind Sie Österreicher?»

«Ja. Aus Graz.»

«Ach, was für eine reizvoll gelegene Stadt!»

Er lächelte, als fühle er sich durch das Lob der alten Dame geschmeichelt. «Und Sie, gnädige Frau? Mir kommt es so vor, als sei da auch etwas Alpines in Ihrer Aussprache?»

«Ich habe lange in der Schweiz gelebt, doch ursprünglich bin ich Süddeutsche.»

«Sehr sympathisch.» Er schob mit einer Handbewegung eine blonde Strähne aus der Stirn. Nun, da er seine Schul digkeit der Mutter gegenüber getan hatte, konnte er sich der Tochter zuwenden. Das schien ihn verlegen zu machen, er ruckte ein bisschen mit dem schmalen Kopf, sagte dann: «Ich höre, Sie sind eine angehende Schriftstellerin?»

«Ach ja», murmelte sie zögernd.

Else Jaffé schaltete sich ein. Sie wiederholte, wie sehr sie die gelesenen Texte beeindruckt hätten, und fügte bei: «Schön, dass man Sie wieder im Stefanie sieht! Ihre Frau Mutter hat mir gesagt, dass es Ihnen nicht gut ging, Sie hatten Herz beschwerden und Kopfweh?»

Rega winkte verlegen ab. «Ach, es geht schon besser.»

 

Hasler

Eveline Hasler (Glarus, 22 maart 1933)

 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Billy Collins werd geboren in New York op 22 maart 1941. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.

 

 

Introduction To Poetry

I ask them to take a poem
and hold it up to the light
like a color slide

or press an ear against its hive.

I say drop a mouse into a poem
and watch him probe his way out,

or walk inside the poem’s room
and feel the walls for a light switch.

I want them to waterski
across the surface of a poem
waving at the author’s name on the shore.

But all they want to do
is tie the poem to a chair with rope
and torture a confession out of it.

They begin beating it with a hose
to find out what it really means.

 

 

Nightclub

You are so beautiful and I am a fool
to be in love with you
is a theme that keeps coming up
in songs and poems.
There seems to be no room for variation.
I have never heard anyone sing
I am so beautiful
and you are a fool to be in love with me,
even though this notion has surely
crossed the minds of women and men alike.
You are so beautiful, too bad you are a fool
is another one you don’t hear.
Or, you are a fool to consider me beautiful.
That one you will never hear, guaranteed.

For no particular reason this afternoon
I am listening to Johnny Hartman
whose dark voice can curl around
the concepts on love, beauty, and foolishness
like no one else’s can.
It feels like smoke curling up from a cigarette
someone left burning on a baby grand piano
around three o’clock in the morning;
smoke that billows up into the bright lights
while out there in the darkness
some of the beautiful fools have gathered
around little tables to listen,
some with their eyes closed,
others leaning forward into the music
as if it were holding them up,
or twirling the loose ice in a glass,
slipping by degrees into a rhythmic dream.

Yes, there is all this foolish beauty,
borne beyond midnight,
that has no desire to go home,
especially now when everyone in the room
is watching the large man with the tenor sax
that hangs from his neck like a golden fish.
He moves forward to the edge of the stage
and hands the instrument down to me
and nods that I should play.
So I put the mouthpiece to my lips
and blow into it with all my living breath.
We are all so foolish,
my long bebop solo begins by saying,
so damn foolish
we have become beautiful without even knowing it.

billy-collins

Billy Collins (New York, 22 maart 1941)

 

 

 

De Franse schrijver Érik Orsenna werd geboren in Parijs op 22 maart 1947 als Érik Arnoult. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.

 

Uit: La Chanson de Charles Quint

 

Comment vous expliquer d’un mot, vous qui ne l’avez pas connue ? Comment la saluer au plus juste, maintenant qu’elle n’est plus. Quel portrait d’elle puis-je toujours garder sur moi, que personne ne me vole, et pas même la vie qui passe ?
J’ai cherché des ressemblances parmi les êtres humains, parmi les animaux et les plantes.
Et je n’en ai pas trouvé.
J’ai dû regarder ailleurs.
J’ai du lever haut les yeux.
Cette femme était un soleil.»

 

erik_orsenna

Érik Orsenna (Parijs, 22 maart 1947)

 

 

 

De Duitse dichter Wolfgang Bächler (een pseudoniem van Wolfgang Born) werd geboren op 22 maart 1925 in Augsburg. Zie ook mijn blog van 22 maart 2007.

 

 

Der Nebel        

 

Der Nebel ist unersättlich.

Er frißt alle Bäume, die Häuser,

die parkenden Autos,

die Sterne, den Mond.

Der Nebel rückt näher,

unförmig gemästet,

wird dicker und dicker,

drückt gegen die Mauer,

leckt an den Fenstern mit feuchter Zunge,

mit grau belegter,

frißt alles,

frißt dich.

 

 

 

 

Für Peter Huchel

Eine Mitternacht bleibt stehen
wie ein Messer,
das man nicht zuklappen kann,
eine ungeschwächte Stunde
mit geschärften Sinnen,
nachdem du gegangen bist.

Ein Zwiegespräch mit dem Licht.
Vieles steht um mein Dasein herum,
vieles fällt mir ins Wort.
Bin ich schon bei meinem Gedicht
oder frag ich mich erst hinein?

 

 

Schwarz und Weiß

(Noord-Holland)

Wie Tiere aus nächtlichen Welten,
schwarzbäuchig und weiß gefleckt,
sind Kühe unter den Zelten
der Wolken ins Grün gestreckt.

Schwärme von Möwen und Krähen
kreuzen sich diagonal.
Westliche Winde blähen
die Segel auf dem Kanal.

Mit Dünensand überwehen
sie Gräber der Widerstandszeit.
Die Flügel der Mühlen drehen
den Staub durch die Ewigkeit.

 

Baechler

Wolfgang Bächler (22 maart 1925 – 24 mei 2007)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 22 maart 2007.

 

De Canadese schrijfster Gabrielle Roy werd geboren op 22 maart 1909 in Saint Boniface, Manitoba.

 

De Franse dichter Léon Deubel werd geboren op 22 maart 1879 in Belfort.

 

De Duitse schrijver en publicist Hans Grimm werd op 22 maart 1875 geboren in Wiesbaden

 

De Tsjechische schrijver Karel Poláček werd geboren op 22 maart 1892 in Reichenau.