Ouderdom (Rolf Jacobsen), John Coetzee, Kees Verheul, Jacques Schreurs

 

Dolce far niente

 

 
Winter, Italy door Igor Shulman, 2016

 

Ouderdom

Ik houd meer van oude mensen.
Ze zitten naar ons te kijken en zien ons niet.
Ze hebben genoeg aan zichzelf,
als vissers langs grote rivieren,
stil als stenen
in de zomernacht.
Ik houd veel van vissers langs grote rivieren
en bejaarden en zij die na een lang ziekbed
weer naar buiten gaan.

Er zit iets in hun ogen
wat de wereld niet meer ziet,
de oude mensen, als herstellenden
wier voeten nog niet sterk genoeg zijn
hun voorhoofd bleek als na hoge koorts.

De oude mensen
die langzaam weer zichzelf worden
en langzaam oplossen,
als een nevel, ongemerkt gaan ze over
in slaap
en licht.

 

Vertaald door Amy van Marken

 

 
Rolf Jacobsen (8 maart 1907 – 20 februari 1994)
Universiteitsgebouw in Oslo, de geboorteplaats van Rolf Jacobsen

 

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: The Schooldays of Jesus

“Bolivar unfolds himself and slides out of the car. From a dis tance he inspects the foreign dog, then decides to ignore him. The boy dashes into the sheds, re-emerges:They’ve got doubl. bunks!’ he shouts.tan I have a top bunk? Please!’
Now a large woman wearing a red apron over a loose cotton frock appears from the rear of the farmhouse and waddles down the path toward them. ‘Good day, good day!’ she calls out. She examines the laden car.’Have you come a long way?’ ‘Yes, a long way. We wondered if you can do with some extra hands.’ ‘We can always do with more hands. Many hands make light work — isn’t that what the books say?’ ‘It will be just two of us, my wife and I. Our friend here has commitments of his own.This is our boy, his name is David. And this is Bolivar.Will there be a place for Bolivar? He is pan of the family. We go nowhere without him: ‘Bolivar is his real name; says the boy.’He is an Alsatian. ‘Bolivar.That’s a nice name, says the woman. ‘Unusual. I am sure there will be a place for him as long he behaves himself and is content to cat scraps and doesn’t get into fights or chase the chickens. The workers are out in the orchards right now, but let me show you the sleeping quarters. On the left side the gentlemen, on the right side the ladies. No family rooms, I’m afraid: ‘I am going to be on the gentlemen’s side; says the boy. ‘Simon says I can have a top bunk. Simon is not my father: ‘Do as you please, young man. There is plenty of space. The others will be back ‘Simon is not my real father and David is not my real name. Do you want to know my real name?’ The woman casts Ines a puzzled look, which Ines pretends not to notice. ‘We were playing a game in the car: he, Simon, intervenes.`To pass the time. We were trying out new names for ourselves.’
The woman shrugs. ‘The others will be back for lunch soon, then you can introduce yourselves. The pay is twenty males a day, the same for men and for women. The day is from sunup until sundown, with a two-hour break at midday. On the seventh day we rest. That is the natural order, that is the order we follow. As for meals, we supply the foodstuffs and you do the cooking. Are you happy with the terms? Do you think you can manage? Have you done picking before? No?You will soon learn, it is not a high art. Do you have hats? You will need hats, the sun can be quite fierce. What else can I tell you? You can always find me in the big house. Roberta is my name. ‘Roberta, pleased to meet you. I am Simon and this is Ines and this is Juan, our guide, whom I am going to drive back to town: ‘Welcome to the farm. I am sure we will get on well. It’s good that you have a car of your own: ‘It has brought us a long way. It is a faithful car.You can’t ask for more than that in a car, fidelity: By the time they have unloaded the car, workers have begun straggling back front the orchards.”

 


John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

 

De Nederlandse schrijver, vertaler, slavist en essayist Kees Verheul werd geboren in Hengelo op 9 februari 1940. Zie ook alle tags voor Kees Verheul op dit blog.

Uit: De nieuwe jongen

“Ik fantaseerde in mijn lagere schooltijd zelden over later, maar toen de juffrouw ons op een dag vertelde van de nieuwe jongen die we na de zomervakantie in de klas zouden krijgen, stelde ik me direkt voor dat ik zijn beste vriendje zou worden. Het weinige dat ze over hem zei maakte diepe indruk op me. Hij kwam van ver buiten onze streek, uit een provincie in het noorden waar ik nooit was geweest. Onze ouders hadden volgens de juffrouw vast wel gelezen van zijn vader, die in de krant had gestaan omdat hij direkteur was geworden van een van de fabrieken in ons dorp. De naam die ze opschreef was zo ingewikkeld dat hij het bord bijna over de hele lengte vulde – eerst de voornaam van de jongen en dan twee achternamen na elkaar, elk met een hoofdletter. Langzaam, met een gevoel alsof het onbekende vriendje naar me keek, schreef ik het geheel een paar keer over in mijn schrift.
’s Avonds aan tafel legde mijn vader me uit wat een ‘dubbele naam’ was. Ik herinner me sommige van zijn woorden: ‘duur’, ‘deftig’ en ‘van adel’. Het viel me op dat hij, ondanks de smalende trek om zijn mond, al vertellend iets vrolijks kreeg. Terwijl hij zoëven nog stil voor zich uit had zitten staren was zijn lichaam nu vol beweging. Hij trommelde met zijn vingers op tafel, lachte: ‘O ja, ik weet nóg een mooie’ en noemde een naam, die hij met het handvat van zijn mes in de lucht tekende. Dat hij de naam van de nieuwe jongen bleek te kennen – ‘vroeger had je een professor die zo heette’ – gaf me een gevoel van aanhankelijkheid tegenover mijn vader. Ik keek onwillekeurig even op naar zijn gezicht. Terwijl ik verder at zag ik mezelf in mijn fantasie naar hem toelopen en met mijn hoofd leunen tegen de mouw van zijn jasje.
De daarop volgende dagen moest ik steeds weer aan de onbekende jongen denken. Dat ik zo aandachtig naar de juffrouw had geluisterd, net of ze speciaal tegen mij had gepraat, kwam doordat ze was begonnen met te vertellen waar hij zou wonen: in een laan onmiddellijk achter de spoorlijn die onze buurt afgrensde van de villawijk. Geen van de jongens uit de klas woonde zo dichtbij. Als ik na schooltijd een speelkameraad wilde opzoeken moest ik het halve dorp doorfietsen. ’s Avonds, in de huiskamer bij de radio of in bed, voelde ik me soms verlaten, alsof alle jongens die ik op school aardig vond ergens verweg samen plezier hadden. Twee hadden er onlangs nog voorgedaan hoe ze iedere ochtend vanuit hun slaapkamerraam naar elkaar zwaaiden.
Alleen mijn vriendinnetje woonde op loopafstand. Maar sinds de plagerijen, thuis en op school, over ons ‘sjansen’ was ik de spelletjes met haar meisjesachtig gaan vinden en had ik haar ontweken tot ze me, na me een paar keer verbaasd te hebben aangekeken, nooit meer vroeg of ik straks gezellig bij haar kwam.”

 

 
Kees Verheul (Hengelo, 9 februari 1940)
Lambertusbasiliek, Hengelo

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacques Schreurs werd geboren in Sittard op 9 februari 1893. Zie ook alle tags voor Jacques Schreurs op dit blog.

 

De Liefde is dronken, zegt de wind

De Liefde is dronken, zegt de wind,
Want heel de nacht heeft zij haar lied doen schallen –
En zingend is zij uit ’t gebint’
Der sterren in het stroo gevallen
En slaapt met alle maten en getallen
Hier in haar armen als een kind…
De Liefde is dronken, zegt de wind
En Engelen dwalen om de stallen.

 

Duiven

NIET om gewijd of ongewijd symbool
Houd ik van duiven; noch omdat op school
De duif mij dikwijls als model moest gelden;
Dat men mij vrij den duivenmelker schelde:
Ik houd van duiven, en wel even boud
Als gij, Anselm, van goede verzen houdt,
Mijn zus van paarden en mijn broer van honden.
Ik heb de duiven altijd duifsch gevonden
Zooals de duivels duivelsch en de Duitschers dom;
Vraag, bid ik u, dus liever niet waarom
Ik duiven houd, waarom geen witte pauwen,
Of, indien wit te wit is, dan geen blauwe;
Of waarom niet een groene papegaai.
De voorkeur vraagt niet en is even taai
Als teeder, Anselm; lààt mij mijn gebreken
En, àls ik spreken moet, van duiven spreken,
Want duiven en geen pauwen hebben ’t mij gedaan;
De trippeldans en niet het trotsche gaan;
De tuimelvlucht en niet de sleepgewaden
Dier schemerige prinsen langs de paden;
Het koeren en het spiegelen in de bron
En niet de rauwe kreet, de schrik van het gazon.
Als ik een Geest moest prijzen, zou ik prijzen
Hem die uit rozen, sneeuw en parelgrijzen
De duiven schiep: het kanten broekje wit
Onder het frakje dat, voornaam van snit,
Het borstje bloot laat en parmantig open,
Op pootjes als van bessensap bedropen;
En dan in het fraai en frank geheel die drang,
Dat voetenvier, dat vleugelenverlang!

Zoo, als ‘k een Geest moest prijzen, prees ik dezen
Die, in het oerbegin, in zóó’n klein wezen
Het klaar staan schiep voor zeg maar welke reis….
De duif gaat voor en dan naar ’t paradijs!

 

 
Jacques Schreurs (9 februari 1893 – 31 januari 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e februari ook mijn blog van 9 februari 2018 en mijn blog van 9 februari 2017 en ook mijn drie blogs van 9 februari 2014.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 9 februari 2007 en ook mijn blog van 9 februari 2008 en eveneens mijn blog van 9 februari 2009.

John Coetzee, Thomas Bernhard, Kees Verheul, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Maurits Sabbe

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: The Schooldays of Jesus

“He was expecting Estrella to be bigger. On the map it shows up as a dot of the same size as Novilla. But whereas Novilla was a city, Estrella is no more than a sprawling provincial town set in a countryside of hills and fields and orchards, with a sluggish river meandering through it. Will a new life be possible in Estrella? In Novilla he had been able to rely on the Office of Relocations to arrange accommoda-tion. Will lie and Ines and the boy be able to find a home here? The Office of Relocations is beneficent, it is the very embodiment of beneficence of an impersonal variety; but will its beneficence extend to fugitives from the law? Juan, the hitchhiker who joined them on the road to Estrella, has suggested that they find work on one of the farms. Farmers always need farmhands, he says.The larger farms even have dor-mitories for seasonal workers. If it isn’t orange season it is apple season; if it isn’t apple season it is grape season. Estrella and its surrounds are a veritable cornucopia. He can direct them, if they wish, to a farm where friends of his once worked. He exchanges looks with Ines. Should they follow Juan’s advice? Money is not a consideration, he has plenty of money in his pocket, they could easily stay at a hotel. But if the authorities from Novilla are really pursuing them, then perhaps they would be better off among the nameless transients. ‘Yes,’ says Ines:Let us go to this farm.We have been cooped up in the car long enough. Bolivar needs a run: ‘I feel the same way,’ says he, SimOn.’However, a farm is not a holiday camp. Are you ready, Ines, to spend all day picking fruit under a hot sun?’ ‘I will do my share, says Ines:Neither less nor more.’ ‘Can I pick fruit too?’ asks the boy ‘Unfortunately no, not you, says Juan.’That would be against the law.That would be child labour: ‘I don’t mind being child labour, says the boy. ‘I am sure the farmer will let you pick fruit, says he, Simon. ‘But not too much. Not enough to turn it into labour: They drive through Estrella, following the main street. Juan points out the marketplace, the administrative buildings, the mod-est museum and art gallery. They cross a bridge, leave the town behind, and follow the course of the river until they come in sight of an imposing house on the hillside. ‘That is the farm I had in mind, says uan.`That is where my friends found work.The refugio is at the back. It looks dreary, but it’s actually quite comfortable. The trfitgio is made up of two long galvanized-iron sheds linked by a covered passage; to one side is an ablution block. He parks the car. No one emerges to greet them save a grizzled, stiff-legged / dog who, from the limit of his chain, growls at them, baring yellowed fangs.”

 

 
John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)
Cover

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Kees Verheul, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Maurits Sabbe”

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Amy Lowell, Maurits Sabbe

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: De kinderjaren van Jezus (Vertaald door Peter Bergsma)

“De man bij de poort wijst hen op een laag, vormeloos gebouw halverwege. ‘Als jullie haast maken,’ zegt hij, ‘kunnen jullie je melden voordat ze hun deuren voor de rest van de dag sluiten.’
Ze maken haast. ‘Centro de Reubicación Novilla’ staat er op het bord. Reubicación: wat betekent dat? Geen woord dat hij heeft geleerd.
Het kantoor is groot en leeg. Warm ook – nog warmer dan buiten. Aan de andere kant strekt een houten balie zich uit over de hele breedte van het vertrek, opgedeeld door matglazen ruiten. Tegen de muur een rij archiefladen van gelakt hout.
Boven een van de hokjes tussen glas hangt een bord: Recién Llegados, zwart gesjabloneerde woorden op een rechthoekig stuk karton. De baliebediende, een jonge vrouw, begroet hem met een glimlach.
‘Goedendag,’ zegt hij. ‘Wij zijn nieuwkomers.’ Hij spreekt de woorden langzaam uit, in het Spaans dat hij met moeite onder de knie heeft gekregen. ‘Ik ben op zoek naar werk, ook naar een plek om te wonen.’ Hij pakt de jongen onder zijn oksels en tilt hem op zodat ze hem goed kan zien. ‘Ik heb een kind bij me.’
Het meisje pakt de hand van de jongen. ‘Hallo, jongeman!’ zegt ze. ‘Is hij uw kleinzoon?’
‘Niet mijn kleinzoon, niet mijn zoon, maar ik ben verantwoordelijk voor hem.’
‘Een plek om te wonen.’ Ze werpt een blik op haar papieren. ‘We hebben een kamer vrij hier in het Centrum die u kunt gebruiken terwijl u naar iets beters zoekt. Luxe is het niet, maar dat vindt u misschien niet erg. Wat werk betreft, laten we daar morgenochtend naar kijken – u ziet er moe uit, u wilt vast wel uitrusten. Komt u van ver?’
‘We zijn de hele week onderweg geweest. We komen uit Belstar, uit het kamp. Bent u bekend met Belstar?’
‘Ja, ik ken Belstar goed. Ik ben zelf via Belstar gekomen. Heeft u daar uw Spaans geleerd?’
‘We hebben zes weken lang elke dag les gehad.’
‘Zes weken? Dan boft u. Ik was drie maanden in Belstar. Ik ging er bijna dood van verveling. Het enige wat me op de been hield waren de Spaanse lessen. Had u toevallig les van señora Piñera?’
‘Nee, wij hadden les van een man.’ Hij aarzelt. ‘Mag ik iets anders te berde brengen? Mijn jongen’ – hij werpt een blik op het kind – ‘voelt zich niet goed. Dat komt deels doordat hij van streek is, van streek en in de war, en niet goed gegeten heeft. Hij vond het eten in het kamp vreemd, niet lekker. Kunnen we ergens een fatsoenlijke maaltijd krijgen?’

 

 
John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)
Cover

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Amy Lowell, Maurits Sabbe”

Kerstmis op de 408 (Jacques Schreurs)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 
Nativité door Jean-Baptiste Marie Pierre, ca. 1760

 

Kerstmis op de 408

Een stille Sloveen had het uitgedacht
Zoo’n vreemde man die geen tijding wacht
In een doode gang van de 408.

Wat doet een zwerver al met zijn tijd,
Wat doet al een kind in de eenzaamheid
Met zijn smart, zijn hart en zijn handen…..?
De wereld blijft hem vreemd en ver,
Zijn hart een duizelende ster,
Die nergens zal belanden….

Maar luistert hoe het Kerstmis was:
Een Kindje onder een oude jas,
Sterren en schapen en groen mos en gras
En een krib voor het steenen Kindje,
Een os en een ezel in een hol,
De schapen waren van witte wol,
En een Engel met een banderol
Van Gloria de wangen bol,
Kwam zingend aangevlogen.

Het Meisje hield haar handjes gevouwd,
De Man één hand voor de oogen;
Zij was iets te jong en hij iets te oud:
Sint Jozef had een rok van goud,
Maria een parelgrijze……;
De beeldjes sneed hij zelf uit hout,
De herders en ook de Wijzen.

De herders keken schuin en zoet,
Eén koning was er zwart als roet
En allen wel moe van reizen:
De koningen stonden met hun staf
Van wichelaars en rijken,
Een beetje te veel nog en achteraf,
Naar het steenen Kindje te kijken.

Een mijnlamp en een lampion
Lichtte de kompels vóór,
Waar het allernachtelijkst feest begon
En het lied en het nachtelijk koor,
Wie vierden ooit kerstmis zoo dicht bij de hel? –
Zei een zwarte man tot zijn zwarte gezel.

Toen werden zij stil en hun stem werd zacht
Ze wisten niet recht wàt het was:
De stille Sloveen of de heilige nacht,
Of het kindeke onder de jas
Ze gaven elkander de hand op het Kind,
Daar stonden die donkere kolossen,
Met oogen van gruis en tranen blind;
En een dwaze man, die kuste het Kind,
Dat de wereld komt verlossen
En altijd weer ergens een kribbe vindt –
En hooi en stroo en de adem van haar ossen.

 


Jacques Schreurs (9 februari 1893 – 31 januari 1966)
Sittard, de kerk van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart. Jacques Schreurs werd geboren in Sittard.

 

Zie voor de schrijvers van de 25e december ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Paaszaterdag (Jacques Schreurs)

Bij Stille Zaterdag

 

 
Graflegging van Christus door Caravaggio, 1602

 

Paaszaterdag 

Nog is de stilte Gods volkomen
En boven ons, ontbladerd, staat
Het vruchtbaar hout: de Boom der bomen
Omhangen met een dageraad. 

De rijp hangt in de meidoornhagen, 
De wachters waken bij het Graf; 
Maar ons geloof zal vruchten dragen, 
Groen lover reeds draagt onze staf. 

De duiven dalen naar de beken, 
Een kleine vrouw verlaat haar huis 
En schouwt den heuvel en het Teken 
En tekent zich met Christus’ Kruis. 

Als gij de krekels in de grassen 
Het jong hoort piepen in de schaal, 
Zal u zijn heerlijkheid verrassen ! 
Want maatloos is zijn zegepraal.

 


Jacques Schreurs (9 februari 1893 – 31 januari 1966)
Sittard, oude ansichtkaart (Jacques Schreurs werd geboren in Sittard)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: Summertime

“Well, cast your mind back to the books he wrote. What is the one theme that keeps recurring from book to book? It is that the woman doesn’t fall in love with the man. The man may or may not love the woman; but the woman never loves the man. What do you think that theme reflects? My guess, my highly informed guess, is that it reflects his life experience. Women didn’t fall for him—not women in their right senses. They inspected him, maybe they even tried him our. Then they moved on.”
(…)

“The path that leads through Latin and algebra is not the path to material success. But it may suggest much more: that understanding things is a waste of time; that if you want to succeed in the world and have a happy family and a nice home and a BMW you should not try to understand things but just add up the numbers or press the buttons or do whatever else it is that marketers are so richly rewarded for doing”
(…)

“What I call my philosophy of teaching is in fact a philosophy of learning. It comes out of Plato, modified. Before true learning can occur, I believe, there must be in the student’s heart a certain yearning for the truth, a certain fire. The true student burns to know. In the teacher she recognizes, or apprehends, the one who has come closer than herself to the truth. So much does she desire the truth embodied in the teacher that she is prepared to burn her old self up to attain it. For his part, the teacher recognizes and encourages the fire in the student, and responds to it by burning with an intenser light. Thus together the two of them rise to a higher realm. So to speak.”

 

 
John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt”

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

 

Uit: Youth

“It is three o’clock on a Saturday afternoon. He has been in the Reading Room since opening time, reading Ford’s Mr Humpty Dumpty, a novel so tedious that he has to fight to stay awake. In a short while the Reading Room will close for the day, the whole great Museum will close. On Sundays the Reading Room does not open; between now and next Saturday, reading will be a matter of an hour snatched here and there of an evening. Should he soldier on until closing time, though he is racked with yawns? What is the point of this enterprise anyway?

What is the good to a computer programmer, if computer programming is to be his life, to have an MA in English literature? And where are the unrecognised masterpieces that he was going to uncover? Mr Humpty Dumpty is certainly not one of them. He shuts the book, packs up.

Outside the daylight is already waning. Along Great Russell Street he trudges to Tottenham Court Road, then south toward Charing Cross. Of the throng on the sidewalks, most are young people. Strictly speaking he is their contemporary, but he does not feel like that. He feels middle-aged, prematurely middle-aged: one of those bloodless, high-domed, exhausted scholars whose skin flakes at the merest touch. Deeper than that he is still a child ignorant of his place in the world, frightened, indecisive. What is he doing in this huge, cold city where merely to stay alive means holding tight all the time, trying not to fall?

The bookshops on Charing Cross Road stay open until six. Until six he has somewhere to go. After that he will be adrift amid the Saturday-night fun-seekers. For a while he can follow the flow, pretending he too is seeking fun, pretending he has somewhere to go, someone to meet; but in the end he will have to give up and catch the train back to Archway station and the solitude of his room.”

 

John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt”

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

 

Uit: Dierenleven (Vertaald door Joop van Helmond en Frans van der Wiel)

“Hij staat bij de uitgang te wachten als haar vlucht binnenkomt. Er zijn twee jaar verstreken sinds hij zijn moeder voor het laatst heeft gezien: onwillekeurig schrikt hij dat ze zo oud is geworden. Haar haar, waarin grijze pieken zaten, is nu helemaal wit; haar schouders zijn gekromd; haar vlees is slap geworden. Ze zijn nooit een uitbundige familie geweest.
Een omarming, een paar gemompelde woorden en de begroeting is afgehandeld. Zwijgend volgen ze de stroom reizigers naar de bagagehal, halen haar koffer op en vangen de anderhalf uur durende autorit aan.
‘Een lange vlucht,’ merkt hij op. ‘Je zult wel doodmoe zijn.’
‘Ik zou zo kunnen slapen,’ zegt ze, en inderdaad valt ze onderweg even in slaap, met haar hoofd tegen het raam gezakt.
Om zes uur, bij invallend donker, stoppen ze voor zijn huis in de voorstad Waltham. Zijn vrouw Norma en de kinderen verschijnen op de veranda. In een demonstratie van genegenheid, die haar grote moeite moet kosten, spreidt Norma haar armen uit en zegt: ‘Elizabeth!’ De twee vrouwen omhelzen elkaar; daarna volgen de kinderen haar voorbeeld, welopgevoed, meer ingehouden.

Elizabeth Costello de romanschrijfster zal tijdens haar driedaagse bezoek aan de universiteit van Appleton bij hen logeren. Hij ziet tegen die paar dagen op. Zijn vrouw en zijn moeder kunnen niet met elkaar overweg. Het zou beter zijn als ze in een hotel logeerde, maar hij kan zich er niet toe brengen dat voor te stellen. De vijandelijkheden worden bijna onmiddellijk hervat. Norma heeft een licht avondmaal klaargemaakt. Zijn moeder ziet dat er maar voor drie is gedekt.”

 

John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt”

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007 en ook mijn blog van 9 februari 2008 en ook mijn blog van 9 februari 2009 en ook mijn blog van 9 februari 2010.

 

Uit: IJzeren tijd  (Vertaald door Peter Bergsma)

 

„Opzij van de garage loopt een steegje, misschien weet je het nog, jij en je vriendinnetjes speelden er weleens. Nu ligt het er doods bij, braak, nutteloos, met alleen nog hopen verwaaide, rottende bladeren.
Gisteren stuitte ik aan het eind van dat steegje op een huis van kartonnen dozen en lappen plastic, waarin met opgetrokken knieën een man lag, een man die ik wel kende van de straat: lang, mager, met een verweerde huid en lange, aangevreten tanden, gekleed in een grijs slobberpak en een hoed met een slappe rand. Ook nu, terwijl hij lag te slapen, had hij die hoed op, de rand onder zijn oor gevouwen. Een zwerver, een van de zwervers die op de parkeerterreinen langs de Molenstraat rondhangen om geld te bietsen bij het winkelpubliek, te drinken onder het viaduct en uit vuilnisbakken te eten. Een van de daklozen voor wie augustus, de regenmaand, de ergste maand is. Slapend in zijn doos, zijn benen gestrekt als die van een marionet, zijn mond wijd open. Hij verspreidde een onaangename geur: urine, zoete wijn, schimmelige kleren, en ook nog iets anders. Vies.
Ik bleef een poosje bij hem staan staren, staren en ruiken. Een bezoeker die mij uitgerekend op deze dag met zijn bezoek opscheepte.
 

Het was de dag dat ik de tijding van dokter Syfret kreeg. Het was geen goede tijding, maar het was de mijne, voor mij, alleen voor mij, weigeren was er niet bij. Ik moest haar in mijn armen nemen en aan mijn borst drukken en mee naar huis nemen, zonder hoofdschudden, zonder tranen.” 

 

 

John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

 

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Jacques Schreurs, Rainer Maria Gerhardt”