John Coetzee, Thomas Bernhard, Kees Verheul, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Maurits Sabbe

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: The Schooldays of Jesus

“He was expecting Estrella to be bigger. On the map it shows up as a dot of the same size as Novilla. But whereas Novilla was a city, Estrella is no more than a sprawling provincial town set in a countryside of hills and fields and orchards, with a sluggish river meandering through it. Will a new life be possible in Estrella? In Novilla he had been able to rely on the Office of Relocations to arrange accommoda-tion. Will lie and Ines and the boy be able to find a home here? The Office of Relocations is beneficent, it is the very embodiment of beneficence of an impersonal variety; but will its beneficence extend to fugitives from the law? Juan, the hitchhiker who joined them on the road to Estrella, has suggested that they find work on one of the farms. Farmers always need farmhands, he says.The larger farms even have dor-mitories for seasonal workers. If it isn’t orange season it is apple season; if it isn’t apple season it is grape season. Estrella and its surrounds are a veritable cornucopia. He can direct them, if they wish, to a farm where friends of his once worked. He exchanges looks with Ines. Should they follow Juan’s advice? Money is not a consideration, he has plenty of money in his pocket, they could easily stay at a hotel. But if the authorities from Novilla are really pursuing them, then perhaps they would be better off among the nameless transients. ‘Yes,’ says Ines:Let us go to this farm.We have been cooped up in the car long enough. Bolivar needs a run: ‘I feel the same way,’ says he, SimOn.’However, a farm is not a holiday camp. Are you ready, Ines, to spend all day picking fruit under a hot sun?’ ‘I will do my share, says Ines:Neither less nor more.’ ‘Can I pick fruit too?’ asks the boy ‘Unfortunately no, not you, says Juan.’That would be against the law.That would be child labour: ‘I don’t mind being child labour, says the boy. ‘I am sure the farmer will let you pick fruit, says he, Simon. ‘But not too much. Not enough to turn it into labour: They drive through Estrella, following the main street. Juan points out the marketplace, the administrative buildings, the mod-est museum and art gallery. They cross a bridge, leave the town behind, and follow the course of the river until they come in sight of an imposing house on the hillside. ‘That is the farm I had in mind, says uan.`That is where my friends found work.The refugio is at the back. It looks dreary, but it’s actually quite comfortable. The trfitgio is made up of two long galvanized-iron sheds linked by a covered passage; to one side is an ablution block. He parks the car. No one emerges to greet them save a grizzled, stiff-legged / dog who, from the limit of his chain, growls at them, baring yellowed fangs.”

 

 
John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)
Cover

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Kees Verheul, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Maurits Sabbe”

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Amy Lowell, Maurits Sabbe

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: De kinderjaren van Jezus (Vertaald door Peter Bergsma)

“De man bij de poort wijst hen op een laag, vormeloos gebouw halverwege. ‘Als jullie haast maken,’ zegt hij, ‘kunnen jullie je melden voordat ze hun deuren voor de rest van de dag sluiten.’
Ze maken haast. ‘Centro de Reubicación Novilla’ staat er op het bord. Reubicación: wat betekent dat? Geen woord dat hij heeft geleerd.
Het kantoor is groot en leeg. Warm ook – nog warmer dan buiten. Aan de andere kant strekt een houten balie zich uit over de hele breedte van het vertrek, opgedeeld door matglazen ruiten. Tegen de muur een rij archiefladen van gelakt hout.
Boven een van de hokjes tussen glas hangt een bord: Recién Llegados, zwart gesjabloneerde woorden op een rechthoekig stuk karton. De baliebediende, een jonge vrouw, begroet hem met een glimlach.
‘Goedendag,’ zegt hij. ‘Wij zijn nieuwkomers.’ Hij spreekt de woorden langzaam uit, in het Spaans dat hij met moeite onder de knie heeft gekregen. ‘Ik ben op zoek naar werk, ook naar een plek om te wonen.’ Hij pakt de jongen onder zijn oksels en tilt hem op zodat ze hem goed kan zien. ‘Ik heb een kind bij me.’
Het meisje pakt de hand van de jongen. ‘Hallo, jongeman!’ zegt ze. ‘Is hij uw kleinzoon?’
‘Niet mijn kleinzoon, niet mijn zoon, maar ik ben verantwoordelijk voor hem.’
‘Een plek om te wonen.’ Ze werpt een blik op haar papieren. ‘We hebben een kamer vrij hier in het Centrum die u kunt gebruiken terwijl u naar iets beters zoekt. Luxe is het niet, maar dat vindt u misschien niet erg. Wat werk betreft, laten we daar morgenochtend naar kijken – u ziet er moe uit, u wilt vast wel uitrusten. Komt u van ver?’
‘We zijn de hele week onderweg geweest. We komen uit Belstar, uit het kamp. Bent u bekend met Belstar?’
‘Ja, ik ken Belstar goed. Ik ben zelf via Belstar gekomen. Heeft u daar uw Spaans geleerd?’
‘We hebben zes weken lang elke dag les gehad.’
‘Zes weken? Dan boft u. Ik was drie maanden in Belstar. Ik ging er bijna dood van verveling. Het enige wat me op de been hield waren de Spaanse lessen. Had u toevallig les van señora Piñera?’
‘Nee, wij hadden les van een man.’ Hij aarzelt. ‘Mag ik iets anders te berde brengen? Mijn jongen’ – hij werpt een blik op het kind – ‘voelt zich niet goed. Dat komt deels doordat hij van streek is, van streek en in de war, en niet goed gegeten heeft. Hij vond het eten in het kamp vreemd, niet lekker. Kunnen we ergens een fatsoenlijke maaltijd krijgen?’

 

 
John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)
Cover

Lees verder “John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Geerten Gossaert, Herman Pieter de Boer, Alice Walker, Jacques Schreurs, Amy Lowell, Maurits Sabbe”

Maurits Sabbe, Rahel Sanzara, Anthony Hope, Vasily Zhukovsky, Karoline Brachmann

De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge geboren. Zie ook alle tags voor Maurits Sabbe op dit blog.

Uit: Hoe Monne en Jean Baptiste hun eerste communie deden

“Een nieuwe, gewichtige bekommering beheerschte sedert eenigen tijd heel Monne’s jongensleventje. Hij zou eerlang, even als zijn broer Jean Baptiste, zijn eerste communie doen. Alhoewel beide jongens bijna twee jaar in leeftijd scheelden, had Bariseele toch weten te verkrijgen, dat ze samen hun communie mochten doen. Dat ging zoo in één moeite door.
Sedert maanden waren ze nu bezig met hun catechismus. Jean Baptiste leerde hem gemakkelijk, al spelende, maar Monne had er erg op te piekeren. Al zijn vrijen tijd sleet hij over het vrome boekje en meer dan eens was de avond al aan ’t donkeren terwijl hij zich, vóór zijn slaapkamerraampje, de christelijke leeringen nog in den geest zat te prenten. Bij Jean Baptiste kwam alles werktuigelijk in ’t geheugen zonder dat hij werkelijk nadacht over het geen hij leerde. Monne daarentegen was er heel mee vervuld. Hij overwoog alles, trachtte alles te doorgronden, vulde met zijn verbeelding aan wat hem niet duidelijk genoeg voorkwam en geraakte aldus in een toestand van mijmerende vroomheid, waarin hij vreugde vond. Als de onderpastoor op de ‘kapel’ vertelde over de schepping van hemel en aarde, over het paradijs, over hel en vagevuur, over de heiligen en dies meer, genoot Monne zijn blijdste stonden. Het leven en lijden van Jezus kende hij ook in de puntjes, vooral sedert hij op Quickelbornée’s aanraden op Witten Donderdag het Marullenklooster bezocht had, waar de passie in gekleurde houten beelden ten toon gesteld stond. Alles was daar in bonte werkelijkheid te zien, tot den verhangen Judas toe, die met de tong uit den mond aan een heusch koordje aan een boomtak hing te zwieren.”

 


Maurits Sabbe (9 februari 1873 – 12 februari 1938)
Beeld door Octaaf Rotsaert in Brugge

Lees verder “Maurits Sabbe, Rahel Sanzara, Anthony Hope, Vasily Zhukovsky, Karoline Brachmann”

Alice Walker, Alina Reyes, Amy Lowell, Natsume Soseki, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe

De Amerikaanse schrijfster en feministe Alice Malsenior Walker werd geboren op 9 februari 1944 in Eatonton, Georgia Zie ook alle tags voor Alice Walker op dit blog.

 

Uit: Possessing the Secret of Joy

„Negro women, said the doctor, are considered the most difficult of all people to be effectively analyzed. Do you know why?
Since I was not a Negro woman I hesitated before hazarding an answer. I felt negated by the realization that even my psychiatrist could not see I was African. That to him all black people were Negroes.
I had been coming to see him now for several months. Some days I talked; some days I did not. There was a primary school across the street from his office. I would listen to the faint sound of the children playing and often forget where I was, forget why I was there.

He’d been taken aback by the fact that I had only one child. He thought this unusual for a colored woman, married or unmarried. Your people like lots of kids, he allowed.
But how could I talk to this stranger of my lost children? And of how they were lost? One was left speechless by all such a person couldn’t know.
Negro women, the doctor says into my silence, can never be analyzed effectively because they can never bring themselves to blame their mothers.
Blame them for what? I asked.
Blame them for anything, said he.
It is quite a new thought. And, surprisingly, sets off a kind of explosion in the soft, dense cotton wool of my mind.
But I do not say anything. Those bark-hard, ashen heels trudge before me on the path. The dress above them barely clothing, a piece of rag. The basket of groundnuts suspended from a strap that fits a groove that has been worn into her forehead. When she lifts the basket down, the groove in her forehead remains. On Sundays she will wear her scarf low in an attempt to conceal it. African women like my mother give harsh meaning to the expression “furrowed brow.”
Still, the basket itself is lovely and well made, with a red and ochre “sisters elbow” design that no one weaves more neatly than she. That is all I care to think about. But not all that I will.
I did not carry you to term, she has told me, because one day when I was coming back from bathing I was frightened by a leopard. She was acting strangely, and charged me.“

Alice Walker (Eatonton, 9 februari 1944)

Lees verder “Alice Walker, Alina Reyes, Amy Lowell, Natsume Soseki, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe”

Alice Walker, Alina Reyes, Amy Lowell, Natsume Soseki, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe

De Amerikaanse schrijfster en feministe Alice Malsenior Walker werd geboren op 9 februari 1944 in Eatonton, Georgia. Zie ook mijn blog van 9 februari 2008 en ook mijn blog van 9 februari 2009 en ook mijn blog van 9 februari 2010.

Uit: The Color Purple

„Dear God,
Mr. ___ finally come right out an ast for Nettie hand in marriage. But He won’t let her go. He say she too young, no experience. Say Mr. ___ got too many children already. Plus What about the scandal his wife cause when somebody kill her? And what about all this stuff he hear bout Shug Avery? What bout that?
I ast our new mammy bout Shug Avery. What it is? I ast. She don’t know but she say she gon fine out.
She do more then that. She git a picture. The first one of a real person I ever seen. She say Mr. __ was taking somethin out his billfold to show Pa an it fell out an slid under the table. Shug Avery was a woman. The most beautiful woman I ever saw. She more pretty then my mama. She bout ten thousand times more prettier then me. I see her there in furs. Her face rouge. Her hair like somethin tail. She grinning with her foot up on somebody motocar. Her eyes serious tho. Sad some.
I ast her to give me the picture. An all night long I stare at it. An now when I dream, I dream of Shug Avery. She be dress to kill, whirling and laughing.

Dear God,
I ast him to take me instead of Nettie while our new mammy sick. But he just ast me what I’m talking bout. I tell him I can fix myself up for him. I duck into my room and come out wearing horsehair, feathers, and a pair of our new mammy high heel shoes. He beat me for dressing trampy but he do it to me anyway.
Mr. ___ come that evening. I’m in the bed crying. Nettie she finally see the light of day, clear. Our new mammy she see it too. She in her room crying. Nettie tend to first one, then the other. She so scared she go out doors and vomit. But not out front where the two mens is.
Mr. ___ say, Well Sir, I sure hope you done change your mind.
He say, Naw, Can’t say I is.
Mr. ___ say, Well, you know, my poor little ones sure could use a mother.“ 


Alice Walker (Eatonton, 9 februari 1944)

 

 

Lees verder “Alice Walker, Alina Reyes, Amy Lowell, Natsume Soseki, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe”

Alice Walker, Alina Reyes, Natsume Soseki, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe

De Amerikaanse schrijfster en feministe Alice Malsenior Walker werd geboren op 9 februari 1944 in Eatonton, Georgia. Zie ook mijn blog van 9 februari 2008 en ook mijn blog van 9 februari 2009.

 

Uit: We are the Ones We Have Been Waiting For

 

„It is the worst of times. It is the best of times. Try as I might I cannot find a more appropriate opening for this volume: it helps tremendously that these words have been spoken before and, thanks to Charles Dickens, written at the beginning of A Tale of Two Cities. Perhaps they have been spoken, written, thought, an endless number of times throughout human history. It is the worst of times because it feels as though the very Earth is being stolen from us, by us: the land and air poisoned, the water polluted, the animals disappeared, humans degraded and misguided. War is everywhere. It is the best of times because we have entered a period, if we can bring ourselves to pay attention, of great clarity as to cause and effect. A blessing when we consider how much suffering human beings have endured, in previous millennia, without a clue to its cause. Gods and Goddesses were no doubt created to fill this gap. Because we can now see into every crevice of the globe and because we are free to explore previously unexplored crevices in our own hearts and minds, it is inevitable that everything we have needed to comprehend in order to survive, everything we have needed to understand in the most basic of ways, will be illuminated now. We have only to open our eyes, and awaken to our predicament. We see that we are, alas, a huge part of our problem. However: We live in a time of global enlightenment. This alone should make us shout for joy.”

 

Walker

Alice Walker (Eatonton, 9 februari 1944)

 

De Franse schrijfster Alina Reyes (pseudoniem van Aline Patricia Nardone) werd geboren op 9 februari 1956 in Bruges. Zie ook mijn blog van 9 februari 2008 en ook mijn blog van 9 februari 2009.

 

Uit: Le carnet de Rrose

 

“Je préfère de beaucoup les hommes qui ne sont pas persuadés de leur excellence, ou qui ne s’imaginent pas en savoir assez. Je les aime souples d’esprit, prêts à communiquer leurs goûts, leurs désirs, leur expérience, mais aussi à accepter mes propres envies et fantaisies. Sans se sentir humiliés par certains gestes ou certaines demandes qui les mettent, le temps d’un round parmi d’autres, dans une situation plus féminine que virile. Je les aime capables d’autorité mais aussi d’abandon. Je les aime, je les aime profondément tels qu’ils sont venus au monde, dans leur brutale innocence.”

(…)

 

“Il y en avait un qui recelait de drôles de fantasmes. Jouer au viol, de l’une par l’un ou de l’un par l’une. La femme en lui croyait que la femme cherchait l’envahissement par le viol. La femme en moi veut l’envahissement par l’amour, je le lui ai montré et fait, il a compris.”

 

Reyes

Alina Reyes (Bruges, 9 februari 1956)

 

De Japanse schrijver Natsume Sōseki werd geboren als Natsume Kinnosuke op 9 februari 1867 in Edo. Zie ook mijn blog van 9 februari 2009

 

Uit: Kokoro (Vertaald door Edwin McClellan)

 

„I ALWAYS called him “Sensei.” I shall therefore refer to him simply as “Sensei,” and not by his real name. It is not because I consider it more discreet, but it is because I find it more natural that I do so. Whenever the memory of him comes back to me now, I find that I think of him as “Sensei” still. And with pen in hand, I cannot bring myself to write of him in any other way.

It was at Kamakura, during the summer holidays, that I first met Sensei. I was then a very young student. I went there at the insistence of a friend of mine, who had gone to Kamakura to swim. We were not together for long. It had taken me a few days to get together enough money to cover the necessary expenses, and it was only three days after my arrival that my friend received a telegram from home demanding his return. His mother, the telegram explained, was ill. My friend, however, did not believe this. For some time his parents had been trying to persuade him, much against his will, to marry a certain girl. According to our modern outlook, he was really too young to marry. Moreover, he was not in the least fond of the girl. It was in order to avoid an unpleasant situation that instead of going home, as he normally would have done, he had gone to the resort near Tokyo to spend his holidays. He showed me the telegram, and asked me what he should do. I did not know what to tell him. It was, however, clear that if his mother was truly ill, he should go home. And so he decided to leave after all. I, who had taken so much trouble to join my friend, was left alone.

There were many days left before the beginning of term, and I was free either to stay in Kamakura or to go home. I decided to stay. My friend was from a wealthy family in the Central Provinces, and had no financial worries. But being a young student, his standard of living was much the same as my own. I was therefore not obliged, when I found myself alone, to change my lodgings.“

Natsume_Soseki_photo

Natsume Sōseki (9 februari 1867 – 9 december 1916)

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Herman Pieter de Boer werd geboren op 9 februari 1928 in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007 en ook mijn blog van 9 februari 2008 en ook mijn blog van 9 februari 2009.

 

Uit: De onvergetelijkheden van Hillegersberg

 

Ergens in de herfst van 1934 stak er een geweldige storm op. Het water in de Hoyledesingel tuimelde over zijn eigen golven, de jonge oeverboompjes bogen angstig. De wind ranselde een wanhopig flappende kartonnen doos over straat, een houten hekje sloeg radeloos open en dicht, ginds kletterde een ruit stuk. De muts was me van het hoofd gerukt, de stormwind joeg en jankte. Ik vluchtte het portiek in van de winkel tegenover de kerk. Daar bleef ik staan, rillend, met mijn armen om mezelf geslagen, bang ventje van zes…
…De slagersjongen kwam naar beneden uit de Kerkstraat, de wind pakte de fietsmand en daar zeilde hij naar links tegen het kerkehek, een grote klap, alles ondersteboven….
…Ik beet op mijn lip, keek weer schuw naar de straat, naar de Hillegondakerk, en toen gebeurde het wonder. Met de hand aan haar hoed, voorovergebogen, kwam een dame de hoek om. Was zij het werkelijk?…
…Ik had een wollen bivakmuts gekregen. alleen mijn neus, ogen en mond waren bloot, en als ik niet hoefde te praten, trok ik hem op tot over mijn neus, want het was erg koud. Ik stond op de hoek van de Berglustlaan en keek naar een grote kraai die zwart afstak tegen de besneeuwde boom waar hij in zat…
…Gelukkig ebde de onrust weer weg. Een neef van Ma was aan de Hoyledesingel komen wonen met zijn vrouw en kinderen. Ma moest altijd lachen om de lange oom Rients. Die lui hadden in Indië gewoond, langs de trapmuur kronkelde een slangevel omhoog, hier hingen een paar krissen, daar wajangpoppen, en oom Rients had verhalen uit de Oost, hij deed Javanen na met rollende r’s en rollende ogen. Op vrijdagavond kwamen ze vaak bridgen. Ma vond het nu weer gezellig in Hillegersberg. Pa opgelucht! De kinderen blij! Want al was het huis niet groot, de omgeving was geweldig. Als er geen geruchten waren over de Ziekte van Weil, kon je lekker naar openluchtzwembad ’t Zwarte Plasje…

 

Herman-pieter-de-boer

Herman Pieter de Boer (Rotterdam, 9 februari 1928)

 

De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge geboren. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007 en ook mijn blog van 9 februari 2009.

 

Uit: Brugsche Liederen over den Veldtocht van Frederik Hendrik in Vlaanderen (1631)

 

„In 1631 ondernam Frederik Hendrik in Vlaanderen een veldtocht, die op een totale mislukking uitliep.

Het doel was Duinkerken te overmeesteren. Zooals wij het reeds in een vorig hoofdstuk schreven, maakte deze stad de zee onveilig voor den Hollandschen handel en veroorzaakte aan de Staten-Generaal groote onkosten, door hen te verplichten de koopvaardijschepen te laten convoyeeren.

De prins liet eenige troepen liggen te Wezel en bij de Schencke-schans om de Hollandsche grenzen te verzekeren, en met het gros van zijn leger trok hij naar Vlaanderen.

Hij scheepte in met 250 vendelen voetvolks, 70 cornetten ruiters en 50 stuks geschut; landde te Watervliet en rukte op naar Brugge, waar hij een viertal dagen voor de wallen bleef liggen.

Daar vernam hij echter, dat het leger van den Spaanschen koning op hem afkwam, ten getale van 17.000 man voetvolk, 5000 ruiters en 43 stuks geschut. De prins vond het geraadzaam die aanzienlijke macht niet af te wachten en vertrok, weer inschepende om zich m veiligheid te gaan leggen te Druynen bij Heusden en te Oostgeest bij Bergen op Zoom.

De aftocht van het prinselijk leger wekte niet alleen veel vreugde in Vlaanderen en Brabant, maar prikkelde ook den spotlust onzer voorouders, die in deze gebeurtenis een welgekomen gelegenheid vonden om zich over den geduchten Hollandschen veldheer vroolijk te maken.“

 

Sabbe_Maurits

Maurits Sabbe (9 februari 1873 – 12 februari 1938)

 

Natsume Soseki, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe, Rahel Sanzara, Anthony Hope, Vasily Zhukovsky, Karoline Brachmann

De Japanse schrijver Natsume Sōseki werd geboren als Natsume Kinnosuke op 9 februari 1867 in Edo. Hij behoort tot de beroemdste schrijvers uit de Meiji-tijd. Zijn loopbaan als schrijver begon met de publicatie van een kort verhaal (Ik, de kater) in het literaire tijdschrift Hototogisu. De reacties waren zo positief dat hij kort daarna de novelle “Botchan” publiceerde. Toen hij zijn naam als schrijver daarmee gevestigd had gaf hij in 1907 zijn professorenbaan aan de universiteit van Tokyo op om zich volledig aan het schrijven te wijden.

 

Uit: Botchan

 

„A reckless streak runs in my family, and it’s been dogging me since I was a kid. In elementary school I jumped out of a second-floor window and hurt myself so badly I had to stay in bed for a week. Why did I do such a stupid thing, you ask? No particular reason. I was just sticking my head out to check the view from the new second floor, and one of my classmates shouted up, “You think you’re so great, but I bet you’re too chicken to jump down from there! Buck b’cawk!” He was just kidding around, but I did it anyway. The janitor had to carry me home. When I got there, my father’s eyes went wide. “Who the hell puts themselves in traction jumping from a second-floor window?” he asked. “I’ll make sure not to get hurt next time,” I told him.
Another time, one of my relatives gave me a knife from America. When I held the blade up to the sunlight to show my friends how awesome it was, one of them said, “It’s shiny enough, but it doesn’t look like it’d cut worth shit.”
“Shut up, buttmunch. It’ll cut anything you like,” I said.
“OK, smart guy. Cut your finger,” he ordered.
“Is that all? Watch this,” I said, and cut a diagonal line into the ball of my right thumb. Luckily the knife was small and the thumb-bone was hard, so my thumb is still attached to my hand. But the scar will be there until I die.“

 

1000_yen_Natsume_Soseki
Natsume Sōseki (9 februari 1867 – 9 december 1916)
Op een Japans 1000 yen biljet

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Herman Pieter de Boer werd geboren op 9 februari 1928 in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007 en ook mijn blog van 9 februari 2008.

 

Het onvergetelijke

Ik heb nog nooit op ski’s gestaan,
ik heb nog nooit tien mille bezeten,
ik heb nog nooit konijn gegeten
ik heb nog nooit mahjong gedaan.

Ik heb geen theekist-bas bespeeld,
ik heb nog nimmer Vlaams gesproken,
ik heb geen rijstwijn ooit geroken,
ik heb geen kropje sla geteeld.

Als ik die dingen zo eens tel,
heb ik meer niet gedaan dan wel,
ofschoon geboren lang geleden.

Dus wat mij des te sterker heugt,
is dit: ik heb eens in mijn jeugd
aan ’t strand een ezeltje bereden.

deboer

Herman Pieter de Boer (Rotterdam, 9 februari 1928)

 

De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge geboren.

 

Uit: Een verwaarloosd Hoekje onzer Literatuur

 

Deze gewijzigde opvattingen wachten niet lang om zich te openbaren in de literatuur. Leo de Meyere in zijn Prosopopėe d’Anvers, in 1594 uitgegeven, laat reeds inzien hoe men in het Zuiden geen vereering meer koestert voor de helden der zestiendeeuwsche beroerten en hoe men Oranje voorstelt als de oorzaak van al de kwalen, die het land hadden getroffen. De staten waren in zijn handen maar een speelbal. Hij had den ondergang van Antwerpen bewerkt. L. de Meyere prijst daarentegen Philips II en de andvoogdes Margaretha van Parma, die het belang van land en godsdienst voorstonden. Zelfs Alva wordt geroemd. Zoo hij zwaard en vuur en galg gebruikte tegen de hydra van ketterij en opstand, dan was het zooals de geneesheer, die in erge gevallen ook genoodzaakt wordt de groote middelen te bezigen. Aartshertog Ernest wordt begroet als een schild en weer voor degenen, die trouw waren gebleven aan vorst en kerk.

In het Zuiden werd de hoop om de beide Nederlanden nog ooit te vereenigen al spoedig opgegeven en onder den drang der politiek-militaire gebeurtenissen werd de meerderheid onzer bevolking beslist anti-Hollandsch gezind. Holland en zijn bondgenoot Frankrijk, die in de 17e eeuw op onzen bodem zoo herhaaldelijk oorlog voerden, waren hier, de enkele jaren van het Bestand te nauwernood uitgezonderd, de groote vijanden.“

 

Sabbe

Maurits Sabbe (9 februari 1873 – 12 februari 1938)

 

De Duitse schrijfster, actrice en danseres Rahel Sanzara (eig. Johanna Bleschke) werd geboren op 9 februari 1894 in Jena. In 1912 volgde zij een opleiding tot boekbinden in de Harz. In 1913 ging zij naar Berlijn waar zij de arts en schrijver Ernst Weiß leerde kennen, met wie zij 20 jaar lang samen bleef. In 1916 debuteerde zij als actrice in een film, waarna zij toneellessen ging volgen en tot 1924 als actrice bleef werken. In 1926 debuteerde zij als schrijfster met Das verlorene Kind. Vanwege het gevoelige thema van de moord op een vierjarig kind baarde het boek veel opzien. Het haalde binnen korte tijd verschillende oplages en werd in elf talen vertaald. Ze zou er de Kleist-Preis voor krijgen, maar weigerde die. Haar verdere literaire werk was minder succesvol.

 

Uit: Das verlorene Kind

 

„Und doch geschah es, daß er, als er vierzehn Jahre alt war, im Dunkeln sich fürchtete. Es war eine sonderbare Furcht, ohne greifbaren Grund. Sie überfiel ihn zum erstenmal, als er, vor Freude über die Genesung eines lange und schwer erkrankten Kameraden schlaflos, in einer Nacht am Fenster des Schlafsaales stand. Sein Herz schlug; er fühlte noch die Berührung, mit der der Wiedergenesene seine Hand ergriffen und sie zart, aber freudig gedrückt hatte. In der Erschütterung, die diese Erinnerung in ihm hervorbrachte, bereitete sich in seinem Innern die große Ahnung der Liebe vor; der Knabe ahnte, daß nicht nur die Menschen ihm zu Freunden waren, sondern daß auch er Freund den Menschen bedeuten konnte, er begriff, daß er einmal als Mann lieben würde. Obwohl ihm diese Offenbarung aus reinstem Herzensgefühl kam, rührte sie doch mit ihrem Glück bis ins Tiefste auch seinen Körper auf. Und diesem zum erstenmal gefühlten Glück drängte sich plötzlich die zum erstenmal gefühlte Furcht entgegen. Finsternis erschreckte ihn. Es war eine mondlose Nacht. Um ihn schliefen die anderen, er sah sie nicht, er hörte nur ihren Atem. Dunkelheit war auch um sie, aber eine andere, hellere Dunkelheit als die, die um ihn stand. Er fühlte sie um seinen freudig erregten Körper geschmiegt, eng wie eine zweite
Haut, in der er eingefangen war mit allen Strömen seines Blutes. Er fühlte sie als eine böse, drohende, wesenlose Macht, die sein mit Freude erfülltes Herz bezwang, es mit abgrundtiefer Furcht durchschauerte, aber es ließ ihn nicht fliehen, nicht an Gott denken, den gütigen Erfüller aller seiner Gebete, regungslos mußte er stehenbleiben, mußte der Furcht gehorchen, der entsetzten Traurigkeit seines Herzens sich hingeben. Am Tage war dann alles wieder heiter, eben und schön.“

 

Sanzara

Rahel Sanzara (9 februari 1894 – 8 februari 1936)

 

De Britse advocaat en schrijver Sir Anthony Hope Hawkins werd geboren op 9 februari 1863 in Londen. Hij debuteerde met  A Man of Mark (1890). Vanaf 1894 richt hij zich volledig op het schrijven. The prisoner of Zenda uit dat jaar werd een klassieker onder de avonturenromans. Hope werd in 1918 geridderd

 

Uit: The prisoner of Zenda

 

„As soon as we reached the Ruritanian frontier (where the old officer who presided over the Custom House favoured me with such a stare that I felt surer than before of my Elphberg physiognomy), I bought the papers, and found in them news which affected my movements. For some reason, which was not clearly explained, and seemed to be something of a mystery, the date of the coronation had been suddenly advanced, and the ceremony was to take place on the next day but one. The whole country seemed in a stir about it, and it was evident that Strelsau was thronged. Rooms were all let and hotels overflowing; there would be very little chance of my obtaining a lodging, and I should certainly have to pay an exorbitant charge for it. I made up my mind to stop at Zenda, a small town fifty miles short of the capital, and about ten from the frontier. My train reached there in the evening; I would spend the next day, Tuesday, in a wander over the hills, which were said to be very fine, and in taking a glance at the famous Castle, and go over by train to Strelsau on the Wednesday morning, returning at night to sleep at Zenda.“

 

hope

Anthony Hope  (9 februari 1863 – 8 juli 1933)

 

De Russische dichter en vertaler Vasily Andreyevich Zhukovsky werd geboren op 9 februari (29 januari) 1783 in Mishenskoe bij Tula. Hij introduceerde de Romantiek in Rusland, met name door zijn vertalingen van o.a. Engelse, Duitse en Franse dichters. In 1812 sloot hij zich aan bij het Russische leger in de strijd tegen Napoleon. Daarop volgend schreef hij o.a. de hymne God, behoed de tsaar! Zie ook mijn blog van 29 januari 2007.

 

The Boatman

 

Driven by misfortune’s whirlwind,
Having neither oar nor rudder,
By a storm my bark was driven
Out upon the boundless sea.
“midst black clouds a small star sparkled;
“Don’t conceal yourself!” I cried;
But it disappeared, unheeding;
And my anchor was lost, too.

 

All was clothed in gloomy darkness;
Great swells heaved all round;
In the darkness yawned the depths
I was hemmed in by cliffs.
“There’s no hope for my salvation!”
I bemoaned, with heavy spirit…
Madman! Providence
Was your secret helmsman.

 

With a hand invisible,
‘midst the roaring waves,
Through the gloomy, veiled depths
Past the terrifying cliffs,
My all-powerful savior guided me.
Then-all’s quiet ! gloom has vanished;
I behold a paradisical realm…
Three celestial angels.

 

Providence – O, my protector!
My dejected groaning ceases;
On my knees, in exaltation,
On their image I did gaze.
Who could sing their charm?
Or their power o’er the soul?
All around them holy innocence
And
an aura divine.

 

A delight as yet untasted –
Live and breathe for them;
Take into my soul and heart
All their words and glances sweet.
O fate! I’ve but one desire:
Let them sample every blessing;
Vouchsafe them delight – me suffering;
Only let me die before they do.

 

Zhukovsky_1815

Vasily Zhukovsky (9 februari 1783 – 12 april 1852)
Portret door Orest A. Kiprenski

 

De Duitse dichteres en schrijfster Karoline Louise Brachmann werd geboren op 9 februari 1777 in Rochlitz. Onderwijs kreeg ze van haar moeder die een ontwikkelde domineesdochter was. In Weißenfels leerde Brachmann Sidonie und Friedrich von Hardenberg (Novalis) kennen. Novalis zorgde ervoor dat enkele gedichten van haar in Schillers blad Horen gepubliceerd werden en Schiller gaf ook een bundeltje van haar uit. Toen haar ouders en zus overleden probeerde zij als schrijfster haar kost te verdienen. Uitblijvend succes en een ongelukkige liefde brachten haar ertoe zichzelf in de rivier de Saale te verdrinken.

 

Treue Liebe

Laß stürmen hin, laß stürmen her,
mein Herz und zage nicht!
Sey ruhig wie der Fels im Meer,
an dem die Woge bricht.

Zwar trennt von ihr, für die du schlägst,
Dich grausam das Geschick,
sey dennoch ruhig, Herz! du trägst
in dir dein Leid und Glück.

Sie bleibt dein Theil, sie bleibt dein Gut,
wie fern du von ihr bist.
Wer raubte, was mit Felsenmuth
ein liebend Herz umschließt!

So wahr’ es denn in tiefster Brust,
dieß Kleinod fest und rein!
Wenn alles du verlassen mußt,
bleibt treue Lieb’ allein.

Sie ist dir Trost, sie ist dir Licht,
wenn Alles dich verläßt,
wenn Alles wankt und stürzt und bricht,
steht sie doch ewig fest

 

Brachmann

Karoline Brachmann  (9 februari 1777 – 17 september 1822)

Alice Walker, Alina Reyes, John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe

De Amerikaanse schrijfster en feministe Alice Malsenior Walker werd geboren op 9 februari 1944 in Eatonton, Georgia. Haar familie stamde uit Cherokee, Schotland en Ierland. Na de middelbare school ging ze naar het Spelman College in Atlanta en kreeg haar diploma in 1965 van het Sarah Lawrence College in Yonkers. Gedurende haar eerste jaar op de school ging ze naar Oeganda als uitwisselingsstudent. Walker won de Pulitzer-prijs voor fictie voor het boek The Color Purple.

Uit: The Color Purple

“You better not never tell nobody but God. It’d kill your mammy.

Dear God,

I am fourteen years old. I am I have always been a good girl. Maybe you can give me a sign letting me know what is happening to me.

Last spring after little Lucious come I heard them fussing. He was pulling on her arm. She say It too soon, Fonso, I ain’t well. Finally he leave her alone. A week go by, he pulling on her arm again. She say Naw, I ain’t gonna. Can’t you see I’m already half dead, an all of these chilren.

She went to visit her sister doctor over Macon. Left me to see after the others. He never had a kine word to say to me. Just say You gonna do what your mammy wouldn’t. First he put his thing up gainst my hip and sort of wiggle it around. Then he grab hold my titties. Then he push his thing inside my pussy. When that hurt, I cry. He start to choke me, saying You better shut up and git used to it.

But I don’t never git used to it. And now I feels sick every time I be the one to cook. My mama she fuss at me an look at me. She happy, cause he good to her now. But too sick to last long.

walker

Alice Walker (Eatonton, 9 februari 1944)

 

De Franse schrijfster Alina Reyes (pseudoniem van Aline Patricia Nardone) werd geboren op 9 februari 1956 in Bruges. Zij werd beroemd met haar internationale bestseller Le Boucher. Zij volgde een opleiding aan het Lycée de Royan tot 1974. Zij studeerde o.a. Grieks, moderne literatuur en journalistiek. Kenmerkend voor haar werk is de speelse, geestrijke en moedige omgang met hedendaagse sexualiteit.

Uit: Satisfaction

 

“Quand les corps de Bobby Smith et de Babe Wesson pénétrèrent dans les fours du crématorium de World Village, l’infernale chaleur qui fusa dans l’instant autour de leurs cercueils les extirpa des torpeurs de la mort pour les propulser en des rêves brûlants, ultimes fantaisies de leur morne existence.

Bobby, qui sa vie durant avait fantasmé sur les corps sculptés en série des filles qui posaient cuisses ouvertes dans les magazines de charme, ou livraient à tout va, en des vidéos ressassantes, leurs appâts siliconés à la mâlitude voyeuse de ces temps, Bobby en une fulgurante rétractation-dilatation du Temps, accéda une dernière fois aux jouissances terrestres grâce à la grasse, vulgaire et plus très fraîche Shirley Gordon, sa voisine.

Le décor de son rêve d’incinéré était en tous points semblable à celui de la zone pavillonnaire où Babe et lui avaient acheté, quelques années plus tôt, la maison de leurs rêves. À tel point qu’il est permis de douter que cette illusion lui fut bel et bien inspirée par les feux de la malemort. Après tout, le fantasme qui ce jour-là s’échappa en grésillant de son cadavre n’était peut-être qu’une vieille élucubration, forgée au cours de l’infini chapelet de nuits où il avait dû, pour pallier à ses frustrations conjugales, s’autostimuler dans le secret, le poignet ardent, afin de pouvoir ensuite rejoindre dans le sommeil sa tendre et froide moitié.”

 

Reyes

Alina Reyes (Bruges, 9 februari 1956)

 

De ZuDe Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007.idafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007.

Uit: Disgrace

 

“FOR A MAN of his age, fifty-two, divorced, he has, to his mind, solved the problem of sex rather well. On Thursday afternoons he drives to Green Point. Punctually at two p.m. he presses the buzzer at the entrance to Windsor Mansions, speaks his name, and enters. Waiting for him at the door of No. 113 is Soraya. He goes straight through to the bedroom, which is pleasant-smelling and softly lit, and undresses. Soraya emerges from the bathroom, drops her robe, slides into bed beside him. ‘Have you missed me?’ she asks. ‘I miss you all the time,’ he replies. He strokes her honey-brown body, unmarked by the sun; he stretches her out, kisses her breasts; they make love.

Soraya is tall and slim, with long black hair and dark, liquid eyes. Technically he is old enough to be her father; but then, technically, one can be a father at twelve. He has been on her books for over a year; he finds her entirely satisfactory. In the desert of the week Thursday has become an oasis of luxe et volupté.

In bed Soraya is not effusive. Her temperament is in fact rather quiet, quiet and docile. In her general opinions she is surprisingly moralistic. She is offended by tourists who bare their breasts (‘udders’, she calls them) on public beaches; she thinks vagabonds should be rounded up and put to work sweeping the streets. How she reconciles her opinions with her line of business he does not ask.

Because he takes pleasure in her, because his pleasure is unfailing, an affection has grown up in him for her. To some degree, he believes, this affection is reciprocated. Affection may not be love, but it is at least its cousin. Given their unpromising beginnings, they have been lucky, the two of them: he to have found her, she to have found him.

His sentiments are, he is aware, complacent, even uxorious. Nevertheless he does not cease to hold to them.”

coetzee

John Maxwell Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

 

De Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard werd geboren op 9 februari 1931 in Heerlen. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007.

Uit: Ein Kind

 

““Wenn ich nur sterben könnte!” war mein ununterbrochener Gedanke. Wenn ich an Seekirchen zurückdachte, schüttelte es mich vor Weinen. Ich heulte laut aus mir heraus, wenn ich sicher war, daß mich niemand hörte. Ich ging auf den Dachboden und schaute auf den Taubenmarkt hinunter, senkrecht. zum erstenmal hatte ich den Gedanken, mich umzubringen. Immer wieder streckte ich den Kopf durch die Dachbodenluke, aber ich zog ihn immer wieder ein, ich war ein Feigling. Die Vorstellung, ein Klumpen Fleisch auf der Straße zu sein, vor welchem jedem ekelte, war absolut gegen meine Absicht. Ich mußte weiterleben, obwohl es mir unmöglich erschien. “Vielleicht ist der Wäschestrick die Rettung?” dachte ich. Ich klügelte eine Konstruktion mit den am Dachbalken festgebundenen Strick aus, ich ließ mich geschickt in die Schlinge fallen. Der Strick riß ab, und ich stürzte die Dachbodenstiege hinunter in den 3. Stock. Vor ein Auto oder den Kopf auf das Bahngeleise. Ich hatte überhaupt keinen Ausweg.”

 

Bernhard

Thomas Bernhard (9  februari 1931 — 12 februari 1989)

 

De Ierse dichter en schrijver Brendan Behan werd geboren op 9 februari 1923 in Dublin. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007.

THE LAUGHING BOY

 

It was on an August morning, all in the moring hours,
I went to take the warming air all in the month of flowers,
And there I saw a maiden and heard her mournful cry,
Oh, what will mend my broken heart, I’ve lost my Laughing Boy.
So strong, so wide, so brave he was, I’ll mourn his loss too sore
When thinking that we’ll hear the laugh or springing step no more.
Ah, curse the time, and sad the loss my heart to crucify,
Than an Irish son, with a rebel gun, shot down my Laughing Boy.
Oh, had he died by Pearse’s side, or in the G.P.O.,
Killed by an English bullet from the rifle of the foe,
Or forcibly fed while Ashe lay dead in the dungeons of Mountjoy,
I’d have cried with pride at the way he died, my own dear Laughing Boy.
My princely love, can ageless love do more than tell to you
Go raibh mile maith Agath, for all you tried to do,
For all you did and would have done, my enemies to destroy,
I’ll prize your name and guard your fame, my own dear Laughing Boy.

 

Behan

Brendan Behan (9 februari 1923 – 20 maart 1964)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Herman Pieter de Boer werd geboren op 9 februari 1928 in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 9 februari 2007.

EEN LERARES DIE IK LIEFHAD

 

Zij droeg een jurk, lang uit de mode,
en was zo mager als een lat,

een rare stokvis, maar ze had

zo’n zeldzaam mooie lesmethode,

 

voor die tijd eigenlijk verboden:
het scheen, ze praatte zomaar wat,

alsof je in haar kamer zat

te kletsen om de tijd te doden.

 

Het leek gezellig en verkeerd,
maar was, dat blijft, geraffineerd:

ik ben in aardrijkskunde thuis.

 

Wat heb ik veel van haar geleerd,
ik had haar lief, mijn versje eert

mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.

 

DeBoer

Herman Pieter de Boer (Rotterdam, 9 februari 1928)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 9 februari 2007.

De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge.

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe

   

John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad als John Michael Coetzee (hij veranderde later zijn doopnaam). Coetzee studeerde wiskunde en Engels aan de universiteit van Kaapstad. Begin jaren zestig verhuisde hij naar Groot-Brittannië, waar hij werkte als computerprogrammeur. Zijn ervaringen werden later verwerkt in het boek Youth (2002). Daarna studeerde hij literatuur aan de University of Texas en vervolgens doceerde hij tot 1983 Engels aan de State University of New York. In 1984 keerde Coetzee terug naar Zuid-Afrika. Hij werd hoogleraar Engels aan de universiteit van Kaapstad en ging daar in 2002 met pensioen. Vervolgens verhuisde hij naar Adelaide (Australië), waar hij een ereaanstelling kreeg als onderzoeker aan de faculteit Engels van de University of Adelaide. Sinds 2002 is hij eveneens professor aan de University of Chicago. Coetzee schreef diverse romans, waarin steeds het thema terugkeert van de eenling die zich staande moet zien te houden binnen een groep. Daarnaast werkte hij als vertaler en heeft hij een aantal kritieken gepubliceerd. In 1976 vertaalde Coetzee de roman Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants in het Engels. Hij was de eerste schrijver die tweemaal de Booker Prize won, voor The Life and Times of Michael K in 1983 en voor Disgrace in 1999. Omdat hij de publiciteit omtrent de prijs wilde mijden is hij de prijzen niet op komen halen.

Uit: Die jungen Jahre (“Youth”, vertaald door Reinhild Böhnke)

„In England beachten ihn die Mädchen nicht, vielleicht weil seiner Person immer noch eine gewisse koloniale Ungeschliffenheit anhaftet, vielleicht nur weil er nicht die richtigen Klamotten anhat. Wenn er nicht in einem seiner IBM-Anzüge steckt, hat er nur seine grauen Flanellhosen und das gründe Sakko, seine aus Kapstadt mitgebrachten Sachen. Die jungen Männer, die er in der U-Bahn und auf den Straßen sieht, tragen dagegen enge schwarze Hosen, spitze Schuhe, knapp sitzende Kastenjacken mit vielen Knöpfen. Sie tragen auch ihr Haar lang, in die Stirn und über die Ohren hängend, während er immer noch die im Nacken und an den Seiten kurz geschnittene Frisur mit dem ordentlichen Scheitel hat, die ihm in der Kindheit von kleinstädtischen Friseuren verpasst wurde und die von IBM gutgeheißen wird. In den Zügen gleiten die Blicke der Mädchen über ihn weg oder werden stumpf vor Verachtung.
Das ist misslich und irgendwie unfair: er würde sich beschweren, wenn er nur wüsste, wo und bei wem. Welche Jobs haben denn seine Rivalen, dass sie sich kleiden können, wie es ihnen passt? Und warum sollte er gezwungen sein, der Mode zu folgen? Zählen innere Qualitäten denn gar nichts?
Das Vernünftigste wäre, er würde sich eine Kluft wie die ihre zulegen und sie an den Wochenenden tragen. Aber wenn er sich vorstellt, dass er solche Sachen anziehen soll, Sachen, die ihm nicht nur wesensfremd vorkommen, sondern auch eher südländisch als englisch, fühlt er, wie sich sein Widerstand verhärtet. Er kann es einfach nicht: es wäre, als lasse er sich auf einen Mummenschanz, eine Verkleidung ein.
London ist voller schöner Mädchen. Sie kommen aus der ganzen Welt: als Au-pair-Mädchen, als Sprachschülerinnen, einfach als Touristinnen. In Bögen schwingen sich ihre Haare zu beiden Seiten ins Gesicht; ihre Augen sind mit dunklen Lidschatten versehen; sie haben etwas sanft Geheimnisvolles an sich. Am schönsten sind die hoch gewachsenen Schwedinnen mit dem Honigteint; aber die Italienerinnen, mandeläugig und zierlich, haben ihren eigenen Reiz. Die Liebe auf Italienisch stellt er sich scharf und heiß vor, ganz anders als die schwedische Liebe, die lächelnd und verträumt sein muss. Aber ob er jemals eine Chance bekommt, das selbst herauszufinden? Wenn er den Mut aufbringen könnte, eine dieser schönen Fremden anzusprechen, was würde er sagen? Wäre es eine Lüge, wenn er sich als Mathematiker vorstellte statt nur als Programmierer? Würden die Aufmerksamkeiten eines Mathematikers ein europäisches Mädchen beeindrucken, oder wäre es besser, ihr zu erzählen, er sei trotz seines langweiligen Äußeren ein Dichter?“

 

Coetzee

John Maxwell Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

 

De Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard werd geboren op 9 februari 1931 in Heerlen. Bernhard had een zwakke gezondheid. In zijn vroege jeugd werd hij door zijn grootouders opgevoed, en in 1942 te Salzburg op pensionaat gestopt, waar hij boekhoudkunde volgde. Tussen 1951 en 1954 studeerde hij musicologie in Wenen, en volgde daarna in Salzburg les aan het Mozarteum. Ondertussen werkte hij als gerechtelijk verslaggever, en in 1957 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel, Auf der Erde und in der Hölle. Het zijn sombere, evocatieve gedichten met een surrealistische inslag. Bernhard studeerde vervolgens dramaturgie te Salzburg, en ging in het dorpje Ohlsdorf wonen. In 1965 won Bernhard de Bremer Literaturpreis. Hij werd vooral actief als toneelauteur, en schreef theaterstukken aan de lopende band. Stuk voor stuk zijn het verbolgen, verbitterde en duistere schilderingen van de eenzaamheid, vijandelijkheid en stompzinnigheid van de mens, die denkt te kunnen liefhebben, maar in feite op lange termijn alleen nog maar kan haten en verafschuwen. Meer nog, die haat is noodzakelijk, want walging is wat mensen in beweging houdt. Hiermee profileerde Bernhard zich als een uitgesproken cultuurpessimist, met bovendien bijzonder veel zwarte humor en sarcasme. Ein Fest für Boris leverde hem in 1970 de Georg Büchner-Preis op. Zijn voortdurende afwijzing van Oostenrijk en zijn bewoners vonden hoofdzakelijk in intellectuele kringen resonantie. De excentrieke Bernhard dreef het nihilisme van zijn generatie tot het uiterste; ook zelfmoord is een courant thema in zijn werk. Een jaar vóór zijn dood ontketende Bernhard een schandaal met zijn toneelstuk Heldenplatz; hij beweerde dat het Oostenrijk van die tijd nog niets veranderd was ten opzichte van de tijd van het fascisme. Hij had echter ook verdedigers, die hem meer dan ooit loofden. Bernhard werd gehuldigd als een van de grootste auteurs van Oostenrijk. Hij wreekte zich op het land door middel van zijn testament, waarin hij stipuleerde dat, tot vijftig jaar na zijn dood, geen enkel van zijn toneelstukken op Oostenrijkse bodem mocht worden opgevoerd, wat inhoudt dat Bernhard tot 2039 niet in Oostenrijk gespeeld mag worden. Deze wil wordt gerespecteerd.

 

Uit: Der Untergeher

“.. denn die Fensterscheiben waren schwarz vor Schmutz. In dieser schmutzigen Küche wird gekocht, dachte ich, aus dieser schmutzigen Küche wird den Gästen das Essen in das Gastzimmer herausgetragen, dachte ich. Die österreichischen Gasthäuser sind alle verschmutzt und sind unappetitlich, dachte ich, kaum dass man in einem dieser Gasthäuser ein sauberes Tuch auf den Tisch bekommt, ganz zu schweigen von einer Stoffserviette, in der Schweiz beispielsweise eine Selbstverständlichkeit. Auch im kleinsten Gasthaus in der Schweiz ist es sauber und appetitlich, selbst in unseren österreichischen Hotels ist es schmutzig und unappetitlich. Und erst in den Zimmern! dachte ich. Oft überbügeln sie die schon gebrauchte Bettwäsche nur einmal für den nächsten Gast und es kommt nicht selten vor, dass in den Waschbecken noch die Haarbüschel des letzten liegen. Vor den österreichischen Gasthäusern hat es mich immer geekelt, dachte ich. Das Geschirr ist nicht sauber und bei näherer Betrachtung ist das Besteck fast immer schmutzig.”

bernhard_gr

Thomas Bernhard (9  februari 1931 — 12 februari 1989)

 

De Ierse dichter en schrijver Brendan Behan werd geboren op 9 februari 1923 in Dublin. In 1937 verhuisde de familie naar een nieuwe wijk in Crumlin. Hier werd Behan lid van Fianna Eireann, de jeugdbeweging van de IRA, en hij publiceerde zijn eerste gedichten en proza in het blad van de partij, Fianna: the voice of Young Ireland. In 1939 werd hij gearresteerd in Liverpool in bezit van explosieven die bedoeld waren voor een IRA campagne. Hij kreeg 3 jaar in de gevangenis van Borstal (Kent) en keerde pas in 1941 terug naar Ierland. In 1942 werd hij vervolgd voor de aanslag op twee politieofficieren, en kreeg veertien jaar. Hij werd naar Mountjoy Prison gestuurd, en later naar het Curragh Internment Camp. Hij werd in 1946 vrijgelaten in een algemene amnestie actie voor Republikeinse gevangenen. In 1947 zat hij korte tijd in de gevangenis in Manchester voor de hulp die hij een mederepublikein had gegeven bij diens ontsnapping uit de gevangenis. Behan’s ervaringen met het gevangenislevel staan centraal in zijn carrière als schrijver. In Mountjoy schreef hij zijn eerste toneelstuk, The Landlady, en schreef korte verhalen en andere stukken. Wat van zijn werk werd gepubliceerd in The Bell, het leidend Ierse literaire blad van die tijd. Hij leerde ook Iers in de gevangenis, en na zijn vrijlating in 1946 verbleef hij tijdlang in de Gaeltacht in Galway en Kerry, waar hij gedichten begon te schrijven in het Iers. Aan het begin van de 50er jaren werkte hij als schrijver voor radio en kranten, en had een reputatie gekregen als something of a character in de straten en literaire kringen van Dublin. Zijn grote doorbraak kwam in 1954 toen zijn toneelstuk The Quare Fellow, dat gebaseerd was op zijn ervaringen in de gevangenis, werd opgevoerd in het Pike theater in Dublin. Het toneelstuk stond 6 maanden op de planken. In mei 1956 opende het stuk in het Theatre Royal in Stratford, en bracht de schrijver internationale faam. In 1957 werd zijn Ierse stuk An Giall (De gijzelaar) opgevoerd in het Damer Theatre en werd zijn autobiografische boek The Borstal Boy uitgebracht.

 

Open the window softly

Open the door softly,
Shut it-keep out the draught,
For years and years, I’ve shed millions of tears,
And never but once have I laughed.
It was the time the holy picture fell,
And knocked me old Granny cold,
While she knitted and sang an old Irish song,
It was by traitors poor old Ulster was sold.
So open the window softly,
For Jaysus’ sake, hang an old latch,
Come in and lie down, and afterwards
You can ask me what’s the catch.
Before these foreign-born bastards, dear,
See you don’t let yourself down,
We’ll be the Lion and Unicorn,
My Rose unto your Crown.

 

I remember in september

I remember in September,
When the final stumps were drawn,
And the shouts of crowds now silent
And the boys to tea were gone.
Let us, oh Lord above us,
Still remember simple things,
When all are dead who love us,
Oh the Captains and the Kings,
When all are dead who love us,
Oh the Captains and the Kings.
Far away in dear old Cyprus,
Or in Kenya’s dusty land,
Where all bear the white man’s burden
In many a strange land.
As we look across our shoulder
In West Belfast the school bell rings,
And we sigh for dear old England,
And the Captains and the Kings.
I wandered in a nightmare
All around Great Windsor Park,
And what did you think I found there
As I stumbled in the dark?
It was an apple half-bitten,
And sweetest of all things,
Five baby teeth had written
Of the Captains and the Kings.

 

BEHAN

Brendan Behan (9 februari 1923 – 20 maart 1964)

 

De Nederlandse schrijver Herman Pieter de Boer werd geboren op 9 februari 1928 in Rotterdam. Hij richtte in 1954 samen met Dimitri Frenkel Frank en Hans Ferrée een Amsterdams reclame- en ideeënbureau op. In 1956 viel dit driemanschap uit elkaar. Later werd hij een vast medewerker van het weekblad De Tijd waarvoor hij verhalen en columns schreef. Naast verhalenbundels schreef hij ook (mee) aan gedichten, cabaretprogramma’s, radio en televisie.

Uit: De caissière

“Het waren snikhete dagen, dus slecht bioscoopweer, maar de directie van Cinema City had een Amerikaanse zaalkoeling laten installeren – een bord met ijspegelletters deed daar kond van bij de ingang. Bedrijfsleider Leupen was nieuwsgierig naar het resultaat en ging eens horen bij de kassa, hoe het met de matineeverkoop stond. Hij deed de deur van het hokje open en zei: ‘Wat nu!’

Juffrouw Mitzi, de nieuwe middag-caissière, keek verwonderd op. ‘Hoe bedoelt u?’

‘Wat stelt dat voor?’ Hij wees naar beneden, waar haar blote benen in een teiltje staken.

‘Dat ziet u toch? Ik neem een voetbad. Heerlijk met die warmte.’ Ze pakte de glastube die naast haar stempelkussen stond, en las voor:’… twaalf heilzame mineralen en zouten bruisen sprankelend als champagne om uw voeten en tussen uw tenen. Verkwikkend! U voelt u weldra als herboren!’

Het siste en bubbelde gezellig om haar enkels.

‘Ik heb er vier tabletten in gedaan,’ lichtte ze knus toe, ‘lekker veel, mm.’

‘Ja maar, dat is toch wel een beetje raar tijdens uw werk,’ meende de chef.

‘Ach meneer Leupen, niemand ziet het immers?’

Daar had ze gelijk in. Nochtans zei Leupen: ‘Ik heb het liever niet.’

Op dat moment echter kwamen er klanten aan, en in een mum stond er een heel rijtje, dus juffrouw Mitzi had mooi respijt. Mopperend verdween de chef.

De volgende middag kwam hij weer in het kassahokje kijken. Hij moest zich van schrik vasthouden aan de deurpost. De blonde caissière genoot nu niet alleen een voetbad, maar had bovendien haar rok tot het middel opgeschort en zat in haar charmeuse onderbroekje op de stoel. Meneer Leupen z’n mond viel open maar tot enige uitspraak kwam het niet, want er dromden al men­sen bij de kassa, verlangend om het gekoelde theater te betreden.

‘Warm, hè?’ zei juffrouw Mitzi, opkijkend naar Leupen. Ze had een schelmse tinteling in haar ogen, ook dat nog. Hij smeet de deur dicht en begaf zich naar zijn kantoor.”

 

DeBoer

Herman Pieter de Boer (Rotterdam, 9 februari 1928)

 

De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge geboren als zoon van de liberale voorman en schrijver Julius Sabbe. Hij was de oudste van zeven kinderen. Hij studeerde filosofie en letteren aan de Genste universiteit. Eerst was hij leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum te Brugge. In 1903 werd hij leraar te Mechelen. Vanaf 1907 gaf hij ook les in de toneelklas van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Vervolgens werd hij in 1919 conservator aan het Plantijnmuseum te Antwerpen en vanaf 1923 was hij hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de universiteit te Brussel. Van zijn hand verschenen romans, verhalen, gelegenheidsgedichten, cantates, liederen, toneelstukken, bundels letterkundige kritiek, studies over litteratuurgeschiedenis,  muziek, drukkunst en de ontwikkeling van het nationaal bewustzijn in Vlaanderen. Zijn scheppend werk is zeer traditioneel en romantisch-realistisch en vertoont geen neiging tot het nochtans in die tijd opkomend naturalism. Het is eerder impressionistisch.

 

Uit: Antwerpen’s Boekenmarkt ten tijde van Keizer Karel

“Antwerpen die reeds op het einde van de 15e eeuw de belangrijkste havenstad der Nederlanden was, zag ten gevolge van Brugge’s volledig verval, en vooral na de ontdekking van de nieuwe wereld haar economische macht en haar hegemonie over onze gewesten steeds groeien. Zij was de natuurlijke stapelplaats van den Spaanschen en Portugeeschen groothandel in het Noorden, het natuurlijke middelpunt waar de nieuwe wereldverkeerswegen elkander ontmoetten, en door haar gulle inschikkelijkheid tegenover de vreemdelingen, door het onbevangen afbreken met de traditie der verouderde privilegies, waaraan Brugge zich bleef vastklampen, door het onbewimpeld huldigen van de ruimste vrijheid op het gebied van den handel en door het capitalisme te erkennen als een van de nieuwe grootmachten der maatschappij, vereenigde zij binnen haar muren naast de Spanjaarden en de Portugeezen de groote geldmagnaten van Zuid – Duitschland, de Hochstetters, de Fuggers, de Welzers, e.a., de Italiaansche bankiers, de Engelsche lakenhandelaars, de Fransche kooplieden en een uitgelezen schare wilskrachtige, ondernemende mannen uit de Nederlandsche gewesten zelf, zoo Waalsche als Dietsche, die in deze stad hun fortuin wilden beproeven”.

Sabbe

Maurits Sabbe (9 februari 1873 – 12 februari 1938)