Dolce far niente, Anton Ent, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Jan van Aken

Dolce far niente

 

Summer Storm Brewing door Sidney Richard Percy, z.j.

 

Onweer

In nachten van zinledigheid
toont god zijn pinksterdrift
de hand van zijn aanwezigheid:
vurige vingers in het zwart gegrift

De wind slaat in de tuin, papieren
waaien weg, waarheden vervallen
De geest, in hart en nieren
vuur, brandt in ons allen

Hij dringt door in keel en hand
Daden lichten op bij het spreken
Harten zullen zinvol breken
als het vuur van liefde brandt

 

Anton Ent (Rotterdam, 20 januari 1939)
Rotterdam

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

Esthetica

Het sierlijkste is niet de zwaan, maar het water
waar de zwaan zich spoorloos in weerspiegelt,
een rimpeling van vriendelijke huiver.

Het sierlijkste is niet je lichaam, maar de spiegel
waarin het lichaam licht bezeerd weerspiegeld wordt,
terwijl een hand verschuift over je huid
en ook een streling dan, omhelzing van zichzelf,
op je lichaam liggen gaat.

Terwijl mijn blik die dat niet blijvend
vangen kan, gevangen blijft, en onomhelsd,
zoals wie ééns genodigd tot genot,
daarna voorgoed gegijzeld blijft in pijn.

 

Biografie

Het lichaam is een eenzaam ding
met plasma, beendermerg en smeer
en kleine holtes vol geheim
en drie, vier klieren voor plezier.

Het kreeg twee handen voor iets liefs,
maar zelfs twee handen zijn alleen
gehoorzaam aan het protocol
van een of ander kolderdier.

Een koningsvaren heeft nooit last
van blinde onderdanigheid,
maar halzen willen weerloos zijn,

zij die zo teer geschapen zijn.
Een lichaam is een eenzaam ding
en niemand wil dat het geneest.

 

Sourdine

En als er geen tederheid meer is,
laten we de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens.

Een woord mag dan niet langer een woord heten,
maar een mondvol troostvol verzwijgen;
en verlangen niet langer een armslag lang,
maar verder, weidser dan een vergezicht

vol zomervogels, muziek van Mendelsohn, een sfumato
aan Da Vinci ontleend. Jij zult je mooiste medelijden
ruilen met mijn liefste verdriet; ik, voorzichtig talmen
om het tanen van je lichaam dieper af te tasten.

O als er dan nog tederheid is, laten wij de tederheid vrezen
als een oud zeer. Zoveel tederheid,
daar kon geen mens ooit tegen.

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)


De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

Aubade

I work all day, and get half-drunk at night.
Waking at four to soundless dark, I stare.
In time the curtain-edges will grow light.
Till then I see what’s really always there:
Unresting death, a whole day nearer now,
Making all thought impossible but how
And where and when I shall myself die.
Arid interrogation: yet the dread
Of dying, and being dead,
Flashes afresh to hold and horrify.

The mind blanks at the glare. Not in remorse
—The good not done, the love not given, time
Torn off unused—nor wretchedly because
An only life can take so long to climb
Clear of its wrong beginnings, and may never;
But at the total emptiness for ever,
The sure extinction that we travel to
And shall be lost in always. Not to be here,
Not to be anywhere,
And soon; nothing more terrible, nothing more true.

This is a special way of being afraid
No trick dispels. Religion used to try,
That vast moth-eaten musical brocade
Created to pretend we never die,
And specious stuff that says No rational being
Can fear a thing it will not feel, not seeing
That this is what we fear—no sight, no sound,
No touch or taste or smell, nothing to think with,
Nothing to love or link with,
The anaesthetic from which none come round.

And so it stays just on the edge of vision,
A small unfocused blur, a standing chill
That slows each impulse down to indecision.
Most things may never happen: this one will,
And realisation of it rages out
In furnace-fear when we are caught without
People or drink. Courage is no good:
It means not scaring others. Being brave
Lets no one off the grave.
Death is no different whined at than withstood.

 

Toads

Why should I let the toad work
Squat on my life?
Can’t I use my wit as a pitchfork
And drive the brute off?

Six days of the week it soils
With its sickening poison —
Just for paying a few bills!
That’s out of proportion.

Lots of folk live on their wits:
Lecturers, lispers,
Losels, loblolly—men, louts—
They don’t end as paupers;

Lots of folk live up lanes
With fires in a bucket,
Eat windfalls and tinned sardines—
they seem to like it.

Their nippers have got bare feet,
Their unspeakable wives
Are skinny as whippets —and yet
No one actually starves.

Ah, were I courageous enough
To shout Stuff your pension!
But I know, all too well, that’s the stuff
That dreams are made on:

For something sufficiently toad—like
Squats in me, too;
Its hunkers are heavy as hard luck,
And cold as snow,

And will never allow me to blarney
My way of getting
The fame and the girl and the money
All at one sitting.

I don’t say, one bodies the other
One’s spiritual truth;
But I do say it’s hard to lose either,
When you have both.

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)


De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Vandaag

Dit meldt men op doorreis
men is halverwege
het licht is gespleten
men ligt tussen drinken en eten
het glas speelt de meerdere
het eten vast nog een meter
men is hier geheel

gisteren vertrokken zal men morgen
als het luchtkasteel meezit
als van ouds arriveren –

 

Een zonnige ochtend

De zon die hem wakker sloeg

volstaan zou te schrijven:
de hamer neerkomend op de domme
of achteloze vinger
ontketent een wereldoorlog

of beter: de eerste blinde schermutselingen
in het omstreden grensland: in het jonge zonlicht
gaat het oude weerlicht nog even
volledig verloren

de rest is pakpapier, houtwol
journalistiek, psychologie, voort-
planting, het uitstellen van zelfmoord
de romankunst, heldendom, lafheid, liefdes
als lieveheersbeestjes bijtend, als vliegen
wegvliegend naar ander aas

de rest is wat wij verdedigen
wat vernield wordt
de republiek of het koninkrijk
het dagelijks brood of althans
het gat in de maag
dit gedicht

 

Het is laat

Het is laat zoals ieder jaar, de tijd
zit krap in zijn heden, de dag
is steeds weer geweest

steek dus het licht aan
dat de toekomst nog uitspaart, spreek
het brood aan dat nog niet doof is, maak
de taal waar achter zijn tekens, spel
het vlees, stil de tijd, leef nog even

Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)


De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Zie ook alle tags voor Jan van Aken op dit blog.

Uit: De ommegang

“Ik, Isidorus van Rillington, bevind me hier in het eeuwige duister van een kerker, waar de tijd niet lijkt te verstrijken. Ik twijfel tegenwoordig aan alles, zelfs aan mijn eigen bestaan en aan dat van jou, vreemdeling. Weliswaar ben je onzichtbaar, maar na al die tijd dat we samen zijn, meen ik je contouren af te kunnen leiden uit geluiden, een onverhoedse beweging, of uit je ademhaling die ik aanvankelijk nauwelijks kon horen, maar die inmiddels met haar rijzen en dalen de eb en vloed van mijn bestaan vormt.
Soms kondigt een doffe klap van boven ons eten aan. Dan regent het opeens brood, kaaskorsten, koolstronken en soms wat rotte appels. Maar mijn maag vertelt me waar ik geen horologium voor nodig heb. Zelfs onze voedertijden kennen geen regelmaat. Af en toe denk ik dat ik je hoor kreunen, mijn vriend, maar nooit komt er een woord over je lippen. Of je nu doofstom bent, of mijn taal niet spreekt, ik weet het niet. Evengoed zal ik je mijn verhaal vertellen, ook in jouw belang, opdat we, die draad uitspinnend, nog enig besef zullen hebben van de voortschrijdende uren.
Ik zoek iets, een herinnering die zich net achter de horizon verschuilt, zoals je soms een eenvoudig woord niet meer voor de geest kunt krijgen, maar tegelijkertijd weet dat het je ieder moment weer te binnen kan schieten. Ik zal me het hoofd niet pijnigen, want ik weet dat de kans groter is om het te achterhalen als ik er niet te hard naar zoek; het zal vanzelf komen, onder het vertellen.
Ik weet alleen niet goed waar ik moet beginnen. Bij mijn vroegste herinneringen? Of bij de wending die mijn leven nam toen ik Maelgys weer tegenkwam op de lange weg naar Konstanz? Maar er is geen reden waarom we geen twee paden kunnen bewandelen, tenslotte betreden we het domein van de geest.
Verveling, zo zei iemand mij eens, is de ergste plaag. Verveling, dat onzalige wangedrocht: ledigheid is haar vader, domheid haar moeder en volgens velen zijn wij in dit leven gedoemd ons ofwel dood te werken, ofwel dood te vervelen. Ik sprak de man niet tegen, noch beaamde ik zijn stelling. Die ergste plaag mag dan gelden voor de meesten, ik wist mij er altijd aan te onttrekken. Ik heb me nooit verveeld, zelfs nu niet! Ledig noch dom ben ik en daarnaast kreeg ik al op jonge leeftijd het juiste boek in handen.
Het duister is een dankbaar canvas, een glad houtpaneel waarop mijn verbeelding kan schilderen. Ik heb geen kleurenpalet nodig en hoef mijn ogen niet eens te sluiten om me de sterren voor de geest te brengen, dat schitterende gewemel, die grote wenteling van flonkerend argent op het diepe sabel van de nacht.”

Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, J. Neil C. Garcia, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Jan van Aken

Dolce far niente

 


Homomonument, Amsterdam

 

Uit: Poems from Amsterdam (Fragment)

XXIII

This city tolerates soft drugs and sex,
so why shouldn’t it tolerate gayness?

It’s not called The World’s Gay Capital
for nothing. Gay saunas, S & M leather

hotels, bookstores, condomeries:
all havens for the other persuasion.

Along any busy straat or in any plein,
they semaphor to the lost and looking

with the universal signal of pride:
flapping pennants of the queer rainbow.

Of course, it hasn’t always been this way,
as the Homomonument in Wester Markt

affectingly reminds us. Sodomites burned
or fed to dogs in Europe and the Americas.

Same-sex offenders exorcised, lobotomized,
or electrically convulsed by self-hating shrinks

and hysterical priests. Women-loving women
and men-loving men banished from hearth

and home, denied the bracing sunlight, cheated
of all creature comfort. A whole humanity

shoved by bigoted hearts to the margin:
all the wide-eyed lives ruined, despoiled,

whose memory this trigonometric shrine
lapped by canal water does lovingly honor…

 

 
J. Neil C. Garcia (Manilla, 1969)
Een regenboogvlag in Amsterdam

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

Een belvedère op het heelal

Het was een huis vol kleine confidenties.
De deuren stonden altijd op een kier:
ik kon de bibelots soms horen praten,
de glans van tafelzilver leek een teken.
Ook woonden ouders er nog ernstig in leven.

Ik durfde ’s avonds niet te komen
waar slechts fantomen mochten wonen,
eendrachtig samenhokkend in de nok,
met schilferige stemmen in falset
die doedelden rondom mijn hoofd.

Nooit was ik banger voor de nacht,
hoewel mij op een lichter uur
het altijd open zolderraam
het ruimste raam ter wereld leek,
een belvedère op het azuur.

Men stierf hier wat en sloot een raam.
En leegstaand lijkt het huis verbaasd
zo zorgeloos nog overeind te staan,
als wou geen mens de muren slopen
rondom een kindertijd vol spoken.

 

Oma’s metafysica

Oma’s metafysiek: nooit komt daar eens een barstje in.
Zij drinkt white spirit uit een soepterrine, slurpt
cyaankali met een rietje of propt zich tussendoor
met ijzervijlsel vol. Waarna één boer, en opgelost!

Zij zingt ook zelf de lof van heel haar lijf.
Zij hinkt met stoere kuiten door het dorp, bezit
de elegantste kromme neus, het sterkste kunstgebit.
En wie heeft een zo virtuoze wandelkruk als zij?

Eenieder met een beetje mensenkennis
beweert dat ik haar idealiseer. Dat zij bijvoorbeeld
amper weet of het vandaag of gisteren of morgen is.
En dat zij kaarsen brandt voor een of andere louche Heer.

Maar het is heerlijk om haar op te hemelen.

 

Soorten thuiskomst

Oké, je komt dan wel eens thuis en wil meteen weer weg,
maar moesten wij dan kiezen tussen eb en vloed?
En moest er plotseling niet meer ontmoet?
Wij waren jong die zomer aan het strand

en niemand wilde weg, maar ieder zou terug. WIj trokken
langs een huis waar iemand pas iets nietigs had verwekt.
Geen donder wist hij van het kind in haar en ook het kind
nog niets van hem. Maar ramen stonden op een kier;

de ochtend bracht een bries van zilte golven, vroege
soep en jonge koffie bij ons binnen. Zo woei het daar
dat het wel leek of er geen uur verliep en wij
nog kansen hadden, honderd soorten ergens.

Toch gingen wij er weg om bijtijds thuis te zijn,
of het nu vloed of laag tij was. Wii wilden huiswaarts
om te kunnen zeggen. Om eindelijk te kunnen
zeggen aan de liefste: hierop heb ik gewacht.


Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

An Arundel Tomb

Side by side, their faces blurred,
The earl and countess lie in stone,
Their proper habits vaguely shown
As jointed armour, stiffened pleat,
And that faint hint of the absurd—
The little dogs under their feet.

Such plainness of the pre-baroque
Hardly involves the eye, until
It meets his left-hand gauntlet, still
Clasped empty in the other; and
One sees, with a sharp tender shock,
His hand withdrawn, holding her hand.

They would not think to lie so long.
Such faithfulness in effigy
Was just a detail friends would see:
A sculptor’s sweet commissioned grace
Thrown off in helping to prolong
The Latin names around the base.

They would not guess how early in
Their supine stationary voyage
The air would change to soundless damage,
Turn the old tenantry away;
How soon succeeding eyes begin
To look, not read. Rigidly they

Persisted, linked, through lengths and breadths
Of time. Snow fell, undated. Light
Each summer thronged the glass. A bright
Litter of birdcalls strewed the same
Bone-riddled ground. And up the paths
The endless altered people came,

Washing at their identity.
Now, helpless in the hollow of
An unarmorial age, a trough
Of smoke in slow suspended skeins
Above their scrap of history,
Only an attitude remains:

Time has transfigured them into
Untruth. The stone fidelity
They hardly meant has come to be
Their final blazon, and to prove
Our almost-instinct almost true:
What will survive of us is love.

 
Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
The Philip Larkin pub in Coventry, genoemd naar de dichter

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Tuin

Achter het oog gezeten, opengezet
op alles wat al gebeurd is, de bliksem
waarmee de wimper het boek dichtslaat

hoor hoe de roodstaart onzichtbaar
zich in de bruidssluier opwindt en ontzeg
het potlood het doodgaan

de hond die opkijkt naar de verbazing
zijn licht dat blind op iets nieuws wacht

de boom waaruit langzaam
een slang valt, steeds langer
tot hij ophoudt –

 

Een glas om te breken

Liggend in zwart in de helderste kamer
bevat men volmaakt wat het afschrift onteigent
vult men gedwee zijn inhoud met leegte

omdat vlees moet geschreven verhongert de hemel
omdat taal doet ontleven moet men ontbinden
lidwoorden longen lipletters speeksel

niets dat hier klopt is meer dan een stilte
uren herhalen zich zonder beginnen
het ogenblik zoekt een glas om te breken

 

Aankomst

Zoals men aankomt op een station
in een reiziger uitstapt, met zijn ballast
vastloopt in een passant, dit is

het ogenblik, men is vacant, op slag
beslaat de inhoud het glas, taal past
haarfijn haar mal, niet gemond, ongehoord, totaal
onoorbaar, vlees, zoals het hoort

dat men dit mangat moet instaan, dit niks
moet uitleven in een snik, eindelijk
de navel van zijn bestaan, men laat

zijn leeftocht vallen, niets klopt, alles
verpopt in het wachtglas, achter de adem
stilt zich de made.

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)

 

De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Zie ook alle tags voor Jan van Aken op dit blog.

Uit: De ommegang

“Op de stoffige wegen van Italië, in de vroege lente van het jaar 1415, kwam ik een tweetal reizigers achterop. Een jonge vrouw leidde een bepakt muildier aan de hand en voor haar uit ging een rijzige grijsaard met zekere tred, al viel me op dat hij zijn reisstaf gebruikte als blindenstok. De vrouw droeg op haar linkerslaap een klein litteken als een zilveren spinnetje; ooit had een vaardige heelmeester daar een wond gehecht. Ik groette in het voorbijgaan zoals gebruikelijk is langs de pelgrimswegen en wierp een vlugge blik op de man. Ogen als lege ijsvelden.
Ik richtte mijn ogen alweer op de weg, toen de man me bij mijn naam riep. ‘Isidoor?’
Ik bleef staan en draaide me naar hem om. Voor mijn geestesoog zag ik hem nu twintig jaar jonger en in de kracht van zijn leven, toen zijn haar en baard nog donker waren en niets die felle blik ontging. Ook toen had hij een vrouw bij zich gehad en zij op haar beurt droeg een klein meisje op haar arm. Dat moest deze jonge vrouw zijn, die nu het muildier leidde.
Bij de herinnering hoorde een naam. ‘Maelgys,’ zei ik. ‘Ben jij het echt? Hoe vaak heb ik niet aan onze goede tijd in Trebizonde gedacht!’ Ik wrong me uit de draagriemen van mijn reiskist en zette die voorzichtig op de grond.
Maelgys lachte. ‘Ik herkende je aan je stem. En je kent mijn dochter? Haar naam is…’
‘Lorea,’ zei ik. ‘Natuurlijk ken ik haar nog.’ Ik maakte een hoofse buiging. Een volksvrouw zou erom gegiecheld hebben, maar zij aanvaardde het met een knikje. Afgezien van haar gebruinde gezicht leek ze sterk op haar moeder, die destijds net zo oud moest zijn geweest als zij nu. En om me haar te herinneren had ik geen geheugenkunst nodig. Hoeveel mensen leven, worden oud en sterven, zonder dat ze ooit een dergelijke schoonheid zien?
‘Vooruit,’ zei de man. ‘Er is maar één weg en we kunnen een tijdlang samen reizen. Ik hoor de instrumenten rinkelen in je kist. Die mag je op Gigi laden, hij kan zo’n last beter aan dan jij.’
Ik ontmoet genoeg volk onderweg, eenlingen of groepen, en soms loop ik een stukje op met iemand die ik sympathiek vind, maar lang houd ik het nooit vol. Anders dan de meesten voel ik niet de noodzaak om stilten te vullen met ijdel gepraat en zelden kom ik iemand tegen die werkelijk iets te zeggen heeft. Alleen tijdens eenzame voetreizen kan een mens zijn gedachten laten uitwaaieren, zijn kennis nalopen, herschikken en tot nieuwe inzichten komen. Daarnaast wil ik me niet inhouden voor traag gezelschap. Maar voor mijn oude vriend en zijn dochter maakte ik een uitzondering.
‘Je herkende me aan mijn stem,’ zei ik, terwijl wij onze weg vervolgden. ‘Dat is verbazingwekkend. Wat is jullie reisdoel?’

 
Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jan van Aken

De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Hij) werkte eerst in de cultuursector en de automatisering en is tegenwoordig docent aan de Schrijversvakschool te Amsterdam. Hij debuteerde in 2000 met zijn historische roman “Het oog van de Basilisk”. Een jaar later verscheen “De valse dageraad”, waarvan meer dan 50.000 exemplaren over de toonbank gingen en dat ook vertaald werd naar het Duits en Oekraïens. Met zijn roman “De afvallige” (2013), werd Van Aken genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs.

Uit: Het oog van de Basilisk

“Gegroet, kyprianos, mijn oudste vriend,
Hij had iets weg van een landloper, de man die haveloos en hinkend het slingerpad naar mijn huis beklom. Ik sloeg een tijdje zijn vorderingen gade en zette toen de wijnbeker neer, om mijn vrouw ervan te weerhouden de honden op hem af te sturen. Zij is nogal voortvarend in het beschermen van mijn rust.
Twee slaven, aldus bevolen, renden heuvelafwaarts om de bezoeker te helpen die zich bekendmaakte als vertegenwoordiger van de Imperiale Postdienst. Zijn gezicht was een masker van modder, bloed en builen; zijn kleren hingen in rafels om hem heen. Men had hem paard en laarzen ontstolen en een flinke aframmeling gegeven, maar de brief die hij onder zijn mantel verborgen hield, was onbeschadigd.
Ik droeg mijn dienaren op de boodschapper te wassen en van voedsel en een schone tuniek te voorzien. Ik verzekerde hem dat ik een patrouille zou uitsturen om de daders te straffen, hoewel patrouille en roversbende waarschijnlijk één waren. Dat laatste vertelde ik hem natuurlijk niet.
Daarna zette ik mij neer in de schaduw van mijn geliefde olijfboom, met de brief, een papyrusrol die mij zwaar in de hand woog, en liet ik mijn beker bijvullen.
Een brief te ontvangen in deze tijden! Groot was mijn vreugde toen ik zag van wie hij kwam. Groter nog was mijn verbazing dat een brief, welke brief dan ook, zijn doel bereikt vandaag de dag. Als jij je niet vergist hebt in de datum, is hij drie maanden onderweg geweest. Maar vergeleken met de halve eeuw of meer dat wij elkaar niet hebben gezien, is dat natuurlijk niets.
Het is goed dat wij na vele jaren weer contact hebben, al word ik een beetje moe van je geklaag over die vulkaan. Heb jij je woonstede niet zelf uitgekozen? Als dat gerommel en die rookpluimen je zoveel angst aanjagen, dan moet je verhuizen, maar in jouw plaats zou ik me geen zorgen maken; Neapolis is geen Pompeï.
Je schrijft dat je een vrouw hebt, en kinderen; ik ben blij te horen dat zij het goed maken, misschien zal ik hen ooit ontmoeten. Ik zal met plezier een goed woordje doen voor je oudste zoon, al is mijn invloed in Rome, niet in de laatste plaats door de verslechterde verbindingen, tanende. Daarnaast ben ik mij na mijn zeventigste jaar geleidelijk gaan onttrekken aan mijn bestuurlijke verantwoordelijkheden. Maar jouw zoon een passende betrekking bezorgen, dat moet mij nog wel lukken.”

 
Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)