Dolce far niente, Jürgen Becker, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Henk Romijn Meijer

Dolce far niente

 

 
Zomerbui op de Singel (Amsterdam) door Thomas Schmall, 2010

 

Sommerregen. Schwarzer Abend…
In memoriam Donald Barthelme

Sommerregen. Schwarzer Abend. An den Rand
einer Todesmeldung gekritzelt die verfügbaren Daten,
die das Interview in Gang setzen, die Erinnerung
an entrückte Begegnungen, von denen
wir uns mehr Zukunft versprochen hatten.

Der neue New Yorker bleibt offen liegen.
Was heißt Zukunft, wenn sich das letzte Gespräch
per Bandschleife endlos wiederholen läßt
und ein Nachruf zehn Jahre liegt im Archiv.
Trockener Sommer. Der Abend ist hell.

Eine Reise ist vorzubereiten. Man muß
durch eine Nebelfront, deren Weiß so weiß
wie chinesische Trauer ist. Bitte keine Zitate.
Thema vom Tisch. Die Gerstenfelder sind leer,
und man liest, kompliziert sind die Städte.

 

 
Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)
Keulen in de regen. Jürgen Becker werd geboren in Keulen

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Timiditeit

Mijn lichaam had nergens iets te verbergen, maar het
verborg zich toch uit huiver voor de grote vinder
die er enkel op uit was het mee te nemen naar elders.
Het dierf niet te kijken, zocht beschutting achter

veel te kleine handen en met die handen wist het zich
geen raad. Het kroop in de kast om zoek te raken,
dook dieper onder, zette zijn tanden in de bruidsjapon
van zijn ma, bedekte heel zijn muizenziel,

alsook het kippenvel rondom zijn kindertepels,
met alle onzichtbaarheid van de wereld.
Niets had mijn lichaam te verbergen, maar het verborg

zich, duwde zich af tegen de randen van zichzelf,
schaamrood op de wangen, zweet in de handen.
En nooit kon het de grote vinder verhinderen.

 

Jaren later

Omdat ik nooit één vers verzonnen heb
dat zich om jouw schouders leggen liet
als een warme arm of als een sjaal,
maar je pover in mijn taal onthaalde,
waar het altijd tochtig was,

omdat ik door de eerzucht werd verteerd
om ’t plechtige verdriet van dikke kinderen
of ’t sjofele gesjacher van een meisjeslijf
te spellen met een overspel van woorden,
al jaren op het afscheid toebereid.

ter wille van één rilling en wat dringende driften,
om wat ik niet vermocht, vermogenloze danser,
maar om verdwenen zwier die óns bewonen bleef
zoals een nachtelijke balzaal, al verlaten,
geheel vervuld nog van de trieste walsen,

om alles wat niet blijft, blijf jij mij over,
want alles gaat voorbij, maar niets gaat over.

 

De bekoring

Mooie meisjes duren niet lang.
En de uiterst bekoorlijke blondines
met groene, ja zeer groene ogen
het kortst van al:
korter nog dan een gedicht,
korter dan de snelheid van het licht
in hun groene, ja zeer groene ogen.

 

 
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Philip Larkin op dit blog

The trees

The trees are coming into leaf
Like something almost being said;
The recent buds relax and spread,
Their greenness is a kind of grief.

Is it that they are born again
And we grow old? No, they die too.
Their yearly trick of looking new
Is written down in rings of grain.

Yet still the unresting castles thresh
In fullgrown thickness every May.
Last year is dead, they seem to say,
Begin afresh, afresh, afresh.

 

Cut grass

Cut grass lies frail:
Brief is the breath
Mown stalks exhale.
Long, long the death

It dies in the white hours
Of young-leafed June
With chestnut flowers,
With hedges snowlike strewn,

White lilac bowed,
Lost lanes of Queen Anne’s lace,
And that high-build cloud
Moving at summer’s pace.

 

Love We Must Part

Love, we must part now: do not let it be
Calamitous and bitter. In the past
There has been too much moonlight and self-pity:
Let us have done with it: for now at last
Never has sun more boldly paced the sky,
Never were hearts more eager to be free,
To kick down worlds, lash forests; you and I
No longer hold them; we are husks, that see
The grain going forward to a different use.

There is regret. Always, there is regret.
But it is better that our lives unloose,
As two tall ships, wind-mastered, wet with light,
Break from an estuary with their courses set,
And waving part, and waving drop from sight.

 

 
Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Hij is vandaag dus 85 jaar geworden. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Maar nu de taal

Maar nu de taal
waarmee de mens het doen
moet ik het maken

het lichaam dat in zonlicht
de kracht krijgt van honger
en in de gebalde vuist van oorlog
en liefde
zichzelf afkluift
zingend

de taal het gratis theater
van de ontkenning, levend

en buiten de dodende
stromende tijd
die de ogen vertroebelt
het kijken schoonspoelt.

 

Woorden als deze

Waar geurde je toen naar, toen, het was
een woord dat er niet was, zomersneeuw, zweem
van lichtweefsel, mondstilte, honinggras

vandaag, najaar, in ons slordig beheerd paradijs
hoorde ik, afzijdig, tussen de wildgroei
je pathetisch geblokkeerde zilver rinkelen

ik ziende taalde het doofste, witvlinders, leven
zo licht dat geen naam het kon dragen, en jij
bestond dit onteigend moment dat ik rilde

woorden als deze staan voorgoed roerloos, ik
bewoon ze, ook nu de wind opsteekt, oude
schaduwtakken breken en je het koud hebt –

 

Spakeloos landschap

De mensen worden uit het landschap weggenomen:
wat een rust! vooreerst
nog geen puinhopen, het licht
is het licht dat er is
op huizen als dingen naamloze bomen
een klagende waakhond een jagende vos

later
naarmate het donker nadert
steeds meer kraaien –

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)

 

De Nederlandse schrijver en taalkundige Henk Romijn Meijer werd geboren in Zwolle op 9 augustus 1929. Zie ook alle tags voor Henk Romijn Meijer op dit blog.

Uit: Oprechter trouw

“Zo ongeveer zal het gebeurd zijn:
Laat op de avond kwam Hetty rommelig thuis van haar filosofische kunstkring en raasde vervuld van wat ze over het leven en de dood had gehoord zijn kamer binnen zonder te kloppen. En deinsde terug. ‘Barend,’ prevelde ze, ‘Barend.’ Haar gezicht was verstard, haar mond was opengevallen. ‘Barend!’ Ze zag hem daar zitten, wijdbeens in zijn fauteuil die hij onder het licht had geschoven om zichzelf beter te kunnen bekijken! En achter hem al die kasten vol: duizenden boeken, het beste wat ooit door grote geesten was bedacht als het geen beesten waren tenminste! Haar adem stokte. Haar Barend – moederziel alleen in die fauteuil, zijn rug naar de boeken, en dat bleke gerimpelde losse vel strak als een trommelvlies in zijn hand op haar gericht! Als een futiel dreigement, een goedkope aanbieding! ‘Wat,’ fluisterde ze, ‘wat! Ben jij dat? Doe jij zoiets waar ik bij ben?’ Haar stem won aan kracht. Ze schreeuwde het naar hem uit: ‘WAT!?’ En Barend maar gelukzalig glimlachend naar haar kijken, en naar zijn hand, zijn langzaam bewegende hand. Gelukzalig glimlachend mompelde hij iets, ze vluchtte de kamer uit, knalde de deur achter zich dicht, stormde de twee trappen op naar haar slaapkamer.
Op haar slaapkamer smeet ze hijgend haar tas op haar bed onder het schuine dak. Haar hart bonsde en sloeg over, het gaf schrikbarende knallen. Voor de spiegel zette ze grote schrikogen op. ‘Bah!’ riep ze uit de grond van haar geteisterde hart, ‘bah! Dat ik dat nog te zien moest krijgen, zo’n domper op de bezieling van een overrompelende avond, ’s nachts om tien over twaalf! Alsof ik mijn buik niet vol had van dat ding!’ Ze rukte haarjas open, schudde hem af en gooide hem achter zich op het bed, bij de tas.”

 
Henk Romijn Meijer (9 augustus 1929 – 23 februari 2008)
In 1975


Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 1 en ook deel 2.