Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hector Malot, Hanna Krall, Sigrid Undset, Honoré de Balzac


De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook mijn blog van 20 mei 2008 en ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2006.

 

 

De dichter is een koe

 

Gras… en voorbij het grazen

lig ik bij mijn vier poten

mijn ogen te verbazen,

omdat ik nu weer evengrote

monden vol eet zonder te lopen,

terwijl ik straks nog liep te eten,

ik ben het zeker weer vergeten

wat voor een dier ik ben – de sloten

kaatsen mijn beeld wanneer ik drink,

dan kijk ik naar mijn kop, en denk:

hoe komt die koe ondersteboven?

Het hek waartegen ik mij schuur

wordt oud en glad en vettig op den duur.

Voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw

en zij voor mij: mijn tong is hen te ruw,

alleen de boer melkt mij zo zalig,

dat ik niet eenmaal denk: wat is hij toch inhalig.

’s Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust

dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.

 

 

 

 

Punt

 

Het raam is dood aan deze kant.

Het heeft geen andere kant.

De wereld werd een wand,

waartegen ik beweeg,

een vlieg, een dunne veeg.

 

De muren komen op mij toe;

de zolder en de vloer:

plat parallellepipedum,

vertrapt lucifersdoosje en

de put van Edgar Allan Poe.

 

Gij nam dimensie met u mee

uit mijn bestaan. Ik ben alleen

het onveranderlijke punt,

waarop gij u verlaten kunt.

 

 

 

 

 

Schaatsenrijder

 

Over zijn strenge cirkels heengebogen

eigent hij zich de middelpunten toe.

Hun trots bezit staat in zijn harde ogen.

Hij wordt de mathematica niet moe,

 

waarmee elk nieuw uitvieren zich voltrekt

om elke nieuwe inkeer op te vangen.

Zie hem in rustige beslissing hangen

boven het tijdeloze, dat hij wekt

 

en kantelend in tegenkringen leidt

voor het een snelle, ronde dood zou vinden.

Hij heeft zich van de wereld al bevrijd;

enkel de smalle ijzers die hem binden

 

aan ’t evenbeeld. Een laatste trouw misschien?

Wat kan hij in de spiegel nog verwachten?

Of houdt een vrouweschim, die wij niet zien,

hem vast binnen dit eenzaam veld van krachten?

 

IJskoude liefde, die niet sterven wil,

omdat de dode lelies onder water

haar eenmaal droegen in hun gouden harten,

waarmee de vijver vol lag, zwaar en stil.

 

 

 

 

 

Achterberg
Gerrit Achterberg
(20 mei 1905 – 17 januari 1962)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd geboren in Kapelle op 20 mei 1911. Zie ook mijn blog van 20 mei 2008 en ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2006.

 

Leeszaal

 

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,

maar in de bibliotheek een volontair

die hunk’rend op een baantje zit te wachten

en boeken uitleent met een zeker air.

 

Ik lever geestlijk voedsel aan mevrouwen

die binnenkomen en alleen maar van

de allernieuwste liefdesboeken houwen,

“maar niet zo’n engerd als die Wasserman”.

 

Ik loop met stapels boeken rond te sjouwen

en plak een etiquet op Gorters Mei.

Och, als nu juffrouw Jansen eens ging trouwen,

dan kwam er eindlijk eens een plaatsje vrij.

 

Ik ben het niet alleen, die staat te wachten

en achter me staat nog een hele rij.

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,

maar niet zo heel veel in de maatschappij …

 

 

 

 

Tussen de regels door

 

Ja, laten we elkander goed begrijpen:

Het is voorbij. Dit moet het afscheid zijn.

(Nu zal ik heel hard in mijn vingers knijpen,

dan doet het me van binnen niet zo’n pijn.)

 

Zie je, ik blijf er koel en nuchter onder.

Het is het beste, voor ons alle twee.

(Nu zit ik dus te wachten op het wonder

nu zul je opstaan, glimlachen… maar nee…)

 

Ik weet het immers wel, vandaag of morgen

wordt het die kleine blonde. Zie ‘k het goed?

(Ik zou haar langzaam, langzaam willen worgen

liefst met de voile van haar eigen hoed.)

 

Wees maar niet bang, ik zal geen scenes maken.

Ik ben een cynische moderne vrouw.

(Maar heeft modern ooit iets met vrouw te maken

en dat cynisme van me… nou…)

 

Nou dag. Bekommer je niet te veel om me.

We zullen elk een andere kant uit gaan.

(Niet waar! Het kan niet waar zijn godverdomme,

ik hou van je, maar dat gaat je niet aan.)

 

 

 

 

schmidt
Annie M.G. Schmidt
(20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, California. Sinds 1987 woont hij in Salem, Oregon. Zijn verhalen, gedichten en tekeningen verschenen in allerlei bladen in de VS en in Armenië. Zijn werk is wel vergeleken met dat van Walt Whitman, James Thurber enSamuel Beckett. Zijn website (I’m Telling You All I Know, zie link) is een uitputtend archief van zijn werk en van biografische gegevens.

 

 

Armenian Music

If you could hear
someone’s heart breaking,
it would sound like this.

Or a mythic waterfall,
splashing upon stones
near a hermit’s cave.

Or a widow’s sigh,
when war is done,
and she is all alone.

 

 

 

He Knows

Stop. Let’s not be foolish.
The dog’s on the porch
listening to our every word.
See? He’s looking in.
It isn’t fair to make him witness
our lazy crime of selfishness,
especially on such a fine
warm fall day.
Look at him. He knows.
We should be out chasing rabbits,
not standing here in the kitchen
barking at each other
without a bone between us.

 

 

 

 

 

MichaelianWilliam
William Michaelian (Dinuba,  20 mei 1956)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Borchert werd geboren op 20 mei 1921 in Hamburg. Zie voor ook mijn blog van 20 mei 2007

 

In Hamburg

 

In Hamburg ist die Nacht

nicht wie in andern Städten

die sanfte blaue Frau,

in Hamburg ist sie grau

und hält bei denen, die nicht beten,

im Regen Wacht.

 

In Hamburg wohnt die Nacht

in allen Hafenschänken

und trägt die Röcke leicht,

sie kuppelt, spukt und schleicht,

wenn es auf schmalen Bänken

sich liebt und lacht.

 

In Hamburg kann die Nacht

nicht süße Melodien summen

mit Nachtigallen tönen,

sie weiß, daß uns das Lied der Schiffssirenen,

die aus dem Hafen stadtwärtsbrummen,

genau so selig macht.

 

 

 

 

Laternen traum

 

Wenn ich tot bin,

möchte ich immerhin

so eine Laterne sein,

und die müßte vor deiner Türe sein

und den fahlen

Abend überstrahlen.

 

Oder am Hafen,

wo die großen Dampfer schlafen

und wo die Mädchen lachen,

würde ich wachen

an einem schmalen schmutzigen Fleet

und dem zublinzeln, der einsam geht.

 

In einer engen

Gasse möcht ich hängen

als rote Blechlaterne

vor einer Taverne –

und in Gedanken

und im Nachtwind schwanken

zu ihren Gesängen.

 

Oder so eine sein, die ein Kind

mit großen Augen ansteckt,

wenn es erschreckt entdeckt,

daß es allein ist und weil der Wind

so johlt an den Fensterluken –

und die Träume draußen spuken.

 

Ja, ich möchte immerhin,

wenn ich tot bin,

so eine Laterne sein,

die nachts ganz allein,

wenn alles schläft auf der Welt,

sich mit dem Mond unterhält –

natürlich per Du.

 

 

 



 

borchert_in_lueneburg_gross
Wolfgang Borchert (20 mei 1921 – 20 november 1947)

 

 

 

 

 

De Noorse schrijver, muzikant en theatermaker Ingvar Ambjørnsen werd geboren in Tønsberg op 20 mei 1956. Hij is in Noorwegen het bekendst door zijn Elling-trilogie. De verfilming van een van de delen hiervan kreeg in 2001 een Oscarnominatie voor de beste buitenlandse film. Daarnaast schreef hij veel boeken over Pelle og Proffen, twee jonge detectives die met allerlei misdaadzaken te maken krijgen. Ambjørnsen heeft veel literaire prijzen gewonnen. Sinds 1985 woont hij met zijn vrouw in Hamburg. Hij begon in de vroege jaren tachtig met het publiceren van min of meer autobiografische romans waarin hij zijn ervaringen aan de zelfkant van de maatschappij verwerkte.

 

 

Uit: Die Puppe an der Decke (Vertaald door Gabriele Haefs)

 

„Stina hatte wieder versucht, sich in der Dusche aufzuhängen. Sie wollte nicht darüber sprechen. Sie hatte noch an diesem Morgen versucht, sich in der Dusche zu erhängen, aber jetzt schlurfte sie hier durch den Kies, und das von Medikamenten gesättigte Blut pochte in ihren Adern. Seit dem letzten Besuch hatte sie ihre üppige Mähne abgeschnitten. Sie lebte zwar, aber das war ihr scheißegal, jetzt, mit soviel Nozinan im Leib. Rebekka hatte gelernt, mit diesem Schweigen umzugehen. Es gehörte zu ihren monatlichen Treffen, Treffen, die vielleicht durch und durch sinnlos waren. Und vielleicht auch nicht. Sie dachte, dass niemand wissen könne, welche Wirkung der Stein unten auf dem Grund auslöste, wenn er erst den dunklen Wasserspiegel durchschlagen hätte. Deshalb kam sie, Monat für Monat. Es kostete sie viel, aber sie kam. Seit fast drei Jahren sah sie nun zu, wie ihre Schwester mit dem Drachen Verstecken spielte. Stina fragte nicht nach Harald und den Kindern. Sie fragte nach niemandem. Sie wanderte im Flur auf und ab oder pflügte, so wie jetzt, durch den Kies im Park. In regelmäßigen Abständen versuchte sie sich das Leben zu nehmen. November. Die Bäume stellten sich für den Winter tot. Schwarze Risse im Grauen.“

 

 

 

 

ambjoernsen
Ingvar Ambjørnsen  (Tønsberg, 20 mei 1956)

 

 

 

 

De Surinaamse schrijver A.C. Cirino werd geboren in Goede Hoop, een dorp aan de Coppenamerivier in het district Saramacca, op 20 mei 1929. Zie voor ook mijn blog van 20 mei 2007

 

Uit: De inheemse man en een priester

 

„Het gebeurde op een kwade dag dat een blanke priester per korjaal bij een inheems dorp aankwam. Om wat te doen? Hij zou de inheemsen komen bekeren en het evangelie aan de ‘arme stakkerds’ brengen. Op den duur zouden de inheemse mannen gedoopt worden en voortaan bijvoorbeeld Johannes in plaats van Tukajana heten. Volgens de pater werd de man een nieuwe mens wanneer hij gedoopt zou worden. Dat begreep het slachtoffer ook donders goed. De pater onderwees de inheemsen over vele kerkelijke wetten en gebruiken. Bijvoorbeeld dat er op goede vrijdag geen vlees gegeten mag worden. Dat werd door de inheemsen goed begrepen en ook heel goed onthouden!

Op zekere dag, het was het zoveelste bezoek van de priester aan het dorp, betrapte hij Johannes op heterdaad toen hij en zijn gezin bosvarkensvlees aan het eten waren. Was dat een bijzonderheid? Och mens, nee toch! Maar pas op dat moment zou de priester ontdekken dat hij de inheemsen uiterlijk kon veranderen, maar niet hun binnenste. Op de vraag van de priester aan Johannes of hij niet wist dat het die dag goede vrijdag was en dat hij dus geen vlees mocht eten, antwoordde Johannes hem dat hij vroeger Tukajana heette: ‘Door het doopsel van de pater heet ik nu Johannes, zo ook heeft hij het vlees gedoopt en dat heet nu: de vis anjumara!’

 

 

 

 

Coppenamerivier
A.C. Cirino (20 mei 1929 –  6 mei 2003) 

Uitzicht op de Coppenamerivier, Suriname (Geen portret beschikbaar)

 

 

 

 

 

De Franse schrijver Hector-Henri Malot werd geboren in La Bouille bij Rouen op 20 mei 1830. Hij studeerde rechten in Rouen en Parijs, maar koos toch voor de literatuur. Hij werkte als literatuurcriticus voor L’Opinion Nationale en als theatercriticus voor Lloyd Français.De jonge Malot studeerde aan het Lycée Corneille in Rouen, tien jaar nadat Gustave Flaubert daar studeerde. Malot was bevriend met Jules Levallois, die later ambtenaar in Sainte-Beuve en literatuurcriticus zou worden. Op school blonk hij uit met hoge cijfers. In 1853 ging hij naar Parijs, waar hij vergeefs probeerde zijn eerste stuk te verkopen. Om in zijn onderhoud te voorzien schreef hij voor dagbladen en tijdschriften. Uiteindelijk is hij teruggegaan naar zijn ouderlijk huis waar hij zijn eerste trilogie Les Victimes d’amour heeft geschreven. Het eerste deel is in 1859 verschenen.Zijn eerste boek was Les Amants, uitgegeven in 1859. In totaal heeft hij meer dan 70 boeken geschreven, waaronder een aantal kinderboeken. Alleen op de wereld (1878) is in deze categorie waarschijnlijk het bekendste. Het boek vertelt het verhaal van weeskind Rémi dat op achtjarige leeftijd wordt verkocht aan de oude straatmuzikant Vitalis.In 1895 kondigde Malot aan te stoppen met het schrijven van fictie, maar in 1896 schreef hij L’Amour Dominateur en Le Roman de mes Romans, een boek over zijn literaire leven. Zie ook mijn blog van 20 mei 2006

 

Uit: Sans famille

 

Je suis un enfant trouvé.
Mais jusqu’à huit ans j’ai cru que, comme les autres enfants, j’avais une mère car, lorsque je pleurais, une femme me serrait si doucement dans ses bras, en me berçant, que mes larmes s’arrêtaient de couler.
Jamais je ne me couchais dans mon lit sans qu’une femme vînt m’embrasser, et, quand le vent de décembre collait la neige contre les vitres blanchies, elle me prenait les pieds entre ses deux mains et elle restait à me les réchauffer en me chantant une chanson, dont je retrouve encore dans ma mémoire l’air et quelques paroles.
Quand je gardais notre vache le long des chemins herbus ou dans les brandes, et que j’étais surpris par une pluie d’orage, elle accourait au-devant de moi et me forçait à m’abriter sous son jupon de laine relevé qu’elle me ramenait sur la tête et sur les épaules.
Enfin quand j’avais une querelle avec un de mes camarades, elle me faisait conter mes chagrins, et presque toujours elle trouvait de bonnes paroles pour me consoler ou me donner raison.
Par tout cela, et par bien d’autres choses encore, par la façon dont elle me parlait, par la façon dont elle me regardait, par ses caresses, par la douceur qu’elle mettait dans ses gronderies, je croyais qu’elle était ma mère.
Voici comment j’appris qu’elle n’était que ma nourrice.
Mon village, ou pour parler plus justement, le village où j’ai été élevé, car je n’ai pas eu de village à moi, pas de lieu de naissance, pas plus que je n’ai eu de père et de mère, le village enfin où j’ai passé mon enfance se nomme Chavanon; c’est l’un des plus pauvres du centre de la France.
Cette pauvreté, il la doit non à l’apathie ou à la paresse de ses habitants, mais à sa situation même dans une contrée peu fertile.“

 

 

 

 

Malot
Hector Malot
(20 mei 1830- 17 juli 1907)

 

 

 

 

 

De Poolse schrijfster en journaliste Hanna Krall werd geboren op 20 mei 1937 in Warschau. Daar begon zij haar loopbaan in 1955 in de redactie van de krant Życie Warszawy. Vanaf 1966 werkte zij voor het politieke magazine Polityka en was zij tot 1969 buitenlandcorrespondente in de Sovjet Unie. Naast haar reportages publiceerde zij ook prozawerken die in diverse talen vertaald we
rden. In 1999 ontving zij de Leipziger Buchpreis zur Europäischen Verständigung, in 2008 de Ricarda-Huch-Preis.

 

Uit: The Woman from Hamburg and Other True Stories (Vertaald door Madeline Levine)

 

„One winter evening, in 1943, he brought home a stranger, a woman.

“This woman is a Jew. We have to help her.”

His wife asked if anyone had seen themin the stairwell, and quickly made some sandwiches.

The Jewess was petite, with curly black hair, and although her eyes were blue, she looked very Semitic. They put her in a room with a wardrobe. (Wardrobes and Jews -this is, perhaps, one of the most important symbols of our century. To live in a wardrobe-a human being in a wardrobe. In the middle of the twentieth century. In the heart of Europe.)

The Jewess would go into the wardrobe whenever the doorbell rang, and since her hosts continued to be very sociable, she spent long hours inside it. Fortunately, she was a sensible woman. She never coughed; not even the slightest rustling issued from the wardrobe.

The Jewess was never the first to speak, and she responded to questions with the fewest possible words.

“Yes, I did.”

“Attorney.”

“In Belzec.”

“We didn’t have time to; we got married right before the war.”

“They were taken away. I don’t know, in Janowska or else in Belzec.”

She did not expect sympathy. On the contrary, she rebuffed it.

“I am alive,” she would say. “And I intend to remain alive.”

She would watch intently as the wife (whose name was Barbara) ironed or stood beside the stove. Occasionally, she tried to help her, but did so with irritating clumsiness.“

 

 

 

 

krall
Hanna Krall (Warschau, 20 mei 1937)

 

 

 

 

De Noorse schrijfster Sigrid Undset werd geboren in Kalundborg, Denemarken, op 20 mei 1882. Haar familie verhuisde naar Noorwegen toen zij twee jaar oud was. In 1924 bekeerde ze zich tot het katholicisme. Ze vluchtte in 1940 naar de Verenigde Staten wegens haar verzet tegen nazi-Duitsland en de Duitse bezetting, maar na de Tweede Wereldoorlog in 1945 keerde ze terug. Haar bekendste werk is Kristin Lavransdatter, een modernistische trilogie over het leven in Scandinavië in de middeleeuwen. Het boek speelt zich af in middeleeuws Noorwegen en werd van 1920 tot 1922 in drie delen gepubliceerd. Kristin Lavransdatter beeldt het leven van een vrouw van geboorte tot dood uit.

In 1928 kreeg Sigrid Undset de Nobelprijs voor de Literatuur.

 

Uit: Kristin Lavrensdatter

 

“No one and nothing can harm us child, except what we fear and love.”

“But what if a person doesn’t fear and love God?” asked Kristin in horror, to which Brother Edvin responded.

“There is no one, Kristin, who does not love and fear God. But it’s because our hearts are divided between love for God and fear of the Devil, and love for this world and this flesh, that we are miserable in love and death. For if a man knew no yearning for God and God’s being, then he would thrive in Hell, and we alone would not understand that he had found his heart’s desire. Then the fire would not burn him if he did not long for coolness, and he would not feel the pain of the serpent’s bite if he did not long for peace.”

 

Uit: The Master of Hestviken

 

“And since God had suffered, because of the suffering her own fault would bring her; she too would desire to be punished and made to suffer every time she thought of it. She saw that this was a different suffering from any she had suffered hitherto: that had been like falling from rock to rock down a precipice, to end in a bottomless morass — this was like climbing upward, with a helping hand to hold, slowly and painfully: but even in the pain there was happiness, for it lead to something. She understood now what the priests meant when they said
there was healing in penance.”

 

 

 

 

Sigrid Undset
Sigrid Undset (20 mei 1882 – 10 juni 1949)

 

 

 

 

De Franse schrijver Honoré de Balzac werd geboren in Tours op 20 mei 1799. Zie ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2008.

 

Uit: Ferragus

 

“Paris est le plus délicieux des monstres : là, jolie femme; plus loin, vieux et pauvre; ici, tout neuf comme la monnaie d’un nouveau règne; dans ce coin, élégant comme une femme à la mode. Monstre complet d’ailleurs! Ses greniers, espèce de tête pleine de science et de génie; ses premiers étages, estomacs heureux; ses boutiques, véritables pieds; de là partent tous les trotteurs, tous les affairés. Eh! quelle vie toujours active a le monstre? A peine le dernier frétillement des dernières voitures de bal cesse-t-il au coeur que déjà ses bras se remuent aux Barrières’, et il se secoue lentement. Toutes les portes bâillent, tournent sur leurs gonds, comme les membranes d’un grand homard, invisiblement manoeuvrées par trente mille hommes ou femmes, dont chacune ou chacun vit dans six pieds carrés, y possède une cuisine, un atelier, un lit, des enfants, un jardin, n’y voit pas clair, et doit tout voir. Insensiblement les articulations craquent, le mouvement se communique, la rue parle. A midi, tout est vivant, les cheminées fument, le monstre mange; puis il rugit, puis ses mille pattes s’agitent. Beau spectacle ! Mais, ô Paris! qui n’a pas admiré tes sombres paysages, tes échappées de lumière, tes culs-de-sac profonds et silencieux; qui n’a pas entendu tes murmures, entre minuit et deux heures du matin, ne connaît encore rien de ta vraie poésie, ni de tes bizarres et larges contrastes. »

 

 

 

 

Hebert_Balzac
Honoré de Balzac
(20 mei 1799 – 18 augustus 1850)
Beeld van
Pierre-Eugène-Emile Hébert