De Nederlandse schrijver Asis Aynan werd geboren in Haarlem op 31 maart 1980. Na de opleidingen MBO en HBO bestuurskunde ging hij als zoon van een Marokkaanse gastarbeider filosofie studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Hij verdiepte zich ook in islamitische filosofie, nadat hij het boek “Islamitische filosofie: Een geschiedenis” van filosoof Michiel Leezenberg ontdekt had. Daarnaast is hij docent aan het middelbaar beroepsonderwijs in Haarlem. Hij is redacteur bij het opinietijdschrift Contrast en was columnist voor het weekblad Multined. Hij schrijft momenteel voor de boekenpagina van NRC Handelsblad, wekelijks een column voor Het Parool en hij was ook regelmatig te horen bij de Nederlandse Islamitische Omroep. Zijn stukken verschenen verder onder meer in het literaire tijdschrift Passionate en worden voorgelezen op Radio 5. In zijn bundel “Veldslag en andere herinneringen” (2007), schrijft Aynan over zijn jeugd, of zoals hij het zelf noemt, zijn “katholieke-islamitische-berberachtergrond”, de huidige Nederlandse samenleving en de ervaringen van een Berberjongen tussen twee dominante culturen. In 2010 verscheen “Ik, Driss” samen met Hassan Bahara, onder het pseudoniem Driss Tafersiti.
Uit: Ik, Driss
“Op 29 april 1972 werd ik door mijn oudste broer, Moha, in Lille, Frankrijk, op de bus gezet naar Nederland. Ik was eenentwintig jaar. Ik had een klein reiskoffertje bij me. Daarin zaten al mijn bezittingen: twee witte overhemden, wat ondergoed en een van mijn twee pakken. Het andere had ik aan. Ik moest van Moha weg uit Frankrijk. Hij zei dat als ik langer in de mijnen zou werken mijn longen kapot zouden gaan. Net als die van hem. Moha zei dat het werk in Nederland schoner was. En hij zei ook dat Nederlanders aardiger zijn dan de Fransen. Die scholden ons vaak uit voor “vieze Arabieren”. Twee jaar heb ik in Lille gewoond en niets van de stad gezien. Mijn dag zag er zo uit: huis-kolenmijn-huis. Het deed mij dan ook niets toen ik het verliet.
De bus kwam aan op het Amstelstation in Amsterdam. Toen ik uitstapte, zag ik dat Moha gelijk had; alles was schoner. Alsof er een groot tapijt over de hele stad was uitgerold. En de mensen die op het tapijt liepen, keken vriendelijk. Ik dacht: Driss kan zich hier thuis voelen.’”
Asis Aynan (Haarlem, 31 maart 1980)