De Nederlandse dichter, schrijver, songwriter en vertaler Pé Hawinkels werd geboren op 29 september 1942 in Heerlen. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Pé Hawinkels op dit blog.
Uit: Autobiografische flitsen en fratsen
„Meteen toen ik geboren werd, en dat was snel – op bijzonder voorspoedige manier overigens, met vaart& elan, zoals dat mijn geslacht, en ‘geslacht’ bedoel ik hier dus ook in de betekenis van familie, voorzaten, afstamming, kenmerkt sinds de oudste bekende van mijn voorvaderen, de Katwijkse hoefsmid Wullem Haewynckelscz, in 1432 tijdens de woede van een der meest zondvloedachtige stormen & watersnoden, die uw land, lezer (kom hier, dat ik u aan mijn borstkas druk!), ooit ofte immer geteisterd ofte gekweld hebben, schaterlachend aan land kroop uit de kolkende bruinebonensoep die Noordzee heet en door verscheidene dichters nauwlettend in de kijkerd wordt gehouden met het oog op de dampen van eeuwigheid die er wel vanaf slaan, de blanke kop der duinen over, – werd ik zonder veel kapsones bij mijn kladden gegrepen en op de laatste plaats aan tafel gezet, naast mijn reeds levende broers en zusjes. Het was natuurlijk even wennen. De eerste uren schijn ik er wat zakkig bij gezeten te hebben; mijn oudste zus, momenteel als Wagnerzangeres verbonden aan het conservatorium van Kiew, pleegt tijdens onze schaarse ontmoetingen nog herhaaldelijk bij de blote herinnering in hatelijk schaterlachen uit te barsten, zodat er heel wat glaswerk smelt. Ik schijn nog geheel glibberig geweest te zijn, toestanden man, toestanden op het platteland, en mijn ruggegraat moet associaties losgeslagen hebben met die we kennen van een in- & uitgeblikte moot zalm, de roze koningin der rivieren. Maar al spoedig had ik de zelfbeheersing van voor mijn geboorte hervonden, en timmerde ik om het hardst met mijn houten lepel op de houten tafel, terwijl ik in koor met mijn broertjes en zusjes van voor de oorlog een lied eruit brulde van levenslust en honger. Dit lied is later opgetekend, en heeft maandenlang boven aan de hitparade gestaan in Joegoslavië, het geboorteland van Frédéric Chopin.
Mijn vader zag zoiets gaarne. Ik zal hem erg meegevallen zijn, omdat hij van de trappartijen, die ik voor de bevalling in de buikholte van mijn moeder, een sterke vrouw, aanrichtte, vaak deerlijk geschrokken was, en de indruk had overgehouden dat er een kudde bizons naderde.“
Pé Hawinkels (29 september 1942 – 16 augustus 1977)
De Bulgaarse dichter en schrijver Hristo Smirnenski werd geboren op 29 september 1898 in Koukoush. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Hristo Smirnenski op dit blog.
The Red Squadrons
Heralds of a happier day rousing wonder and dismay –
Powerful squadrons rush in close array.
In the morning sad and gray, like flocks of birds of prey
Shrapnels fall in their midst or fall astray.
A horse rears high, neighing loud, and the fighter fair and proud,
Collapses pierced by a piece of lead.
The frightened horse stops short, gives out a violent snort,
Then, dashing on, leaves death bury its dead.
A thousand flowing manes and tails stream o’er hills and dales,
Like whirlwinds squadrons after squadrons fly,
Hoofs that barely touch the ground fill the air with a ringing sound,
And raise bronze-coloured veils across the glaring sky.
By the willows weeping sadly, hidden guns are spurting madly,
Waves of bloody fire clash, and chest meets chest.
In a ruthless human storm, steel draws blood – alive and warm;
Just a skirmish, then the squadron rushes off to join the rest.
Fly on, fearless squadrons, fly! Trample down deceit and lie.
All the world’s amazed by your heroic deed,
And all the men, with fits clenched firm, are watching resolute and stern,
Prepared to fight and die for their sacred creed.
Struck by a primeval fright and blinded by the gushing light,
The mouldy structure of injustice crumbles down,
Crushing underneath its weight envy, enmity and hate,
The soulless canons of the cross and crown.
Fly on fearless through the rain of bullets, fire, death and pain;
You, happy harbingers of sunny days,
Declare through the stormy roar that the slaves are waging war,
The red victorious waves have set the earth ablaze!
And when the burning castle crashes, burying in ashes
Rot and shame, dismount your horses, bend your knee,
And reverently kiss the earth to greet the joyous birth
Of justice, love and happiness, of man for ever free!
Hristo Smirnenski (29 september 1898 – 18 juni 1923)
De Britse schrijfster Elizabeth Gaskell werd geboren op 29 september 1810 in Londen. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Eilzabeth Gaskell op dit blog.
Uit: The Life of Charlotte Brontë
“The parsonage stands at right angles to the road, facing down upon the church; so that, in fact, parsonage, church, and belfried school-house, form three sides of an irregular oblong, of which the fourth is open to the fields and moors that lie beyond. The area of this oblong is filled up by a crowded churchyard, and a small garden or court in front of the clergyman’s house. As the entrance to this from the road is at the side, the path goes round the corner into the little plot of ground. Underneath the windows is a narrow flower-border, carefully tended in days of yore, although only the most hardy plants could be made to grow there. Within the stone wall, which keeps out the surrounding churchyard, are bushes of elder and lilac; the rest of the ground is occupied by a square grass plot and a gravel walk. The house is of grey stone, two stories high, heavily roofed with flags, in order to resist the winds that might strip off a lighter covering. It appears to have been built about a hundred years ago, and to consist of four rooms on each story; the two windows on the right (as the visitor stands, with his back to the church, ready to enter in at the front door) belonging to Mr. Bronte’s study, the two on the left to the family sitting-room. Everything about the place tells of the most dainty order, the most exquisite cleanliness. The door-steps are spotless; the small old – fashioned window-panes glitter like looking-glass. Inside and outside of that house cleanliness goes up into its essence, purity.
The little church lies, as I mentioned, above most of the houses in the village; and the graveyard rises above the church, and is terribly full of upright tombstones. The chapel or church claims greater antiquity than any other in that part of the kingdom; but there is no appearance of this in the external aspect of the present edifice, unless it be in the two eastern windows, which remain unmodernised, and in the lower part of the steeple.“
Elizabeth Gaskell (29 september 1810 – 12 november 1865)
Miniatuur door William John Thomson, 1832
De Spaanse dichter en filosoof Miguel de Unamuno y Jugo werd geboren op 29 september 1864 in Bilbao. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Miguel de Unamuno y Jugo op dit blog.
Sonnet I
At Aldehuela de Yeltes
by the Lake of El Cristo
a night of full moon.
White night wherein the crystal water
sleeps still on its lake bed
while a round full moon
that guides a host of stars
keeps watch, and in the terse
mirror a round ilex is mirrored,
white night wherein the water
cradles the highest, deepest counsel.
It is a shred of heaven Nature
holds embraced in its arms,
a shred of heaven that came to rest
and in the night’s silence prays
the prayer the lover says who yields
but to that love, his only wealth
Sonnet II
When on a lake of clouds the moon
wandering sails above the sea,
a beam of livid counsel reaches
to my soul, a fleeting cloud.
Thus gliding and adrift,
that lunar boat’s a sickle mowing
clouds of hopes. O sad endeavour,
where fault piles up on fault!
You rise and wax, mysterious moon,
wane and die, a meagre light,
pallid mirror of mortal fate;
sad, you show us ever the one face,
and even in this nook your cradle rocks,
water that laps the Sahara’s feet.
Vertaald door Michael Smith
Miguel de Unamuno (29 september 1864 – 31 december 1936)
Portret doorJosé Gutiérrez Solana, 1936
De Spaanse dichter en schrijver Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Miguel de Cervantes op dit blog.
Uit: Don Quichot van La Mancha (Bewerkt door J.J.A. Goeverneur)
„Toen dit nu beredderd was, besteedde hij drie of vier dagen, om een gepasten en welluidenden naam voor zijn strijdros te bedenken. Het arme beest had wel meer gebreken, dan een gulden centen en een pond wichtjes heeft, aan zijn lijf, maar Don Quichot was toch van oordeel, dat de hengst, daar die voortaan een edelen en beroemden ridder zou dragen, ook volstrekt een naam moest hebben, die met zijne nieuwe roeping en waardigheid strookte. Hij koos en koos weer, snuffelde al zijne ridder- en heldengeschiedenissen door en kwam na veel wikken en wegen tot het besluit, om aan zijn knol den liefelijken en welluidenden naam van Rocinante te geven.
Na het afdoen van deze hoogst gelukkige aangelegenheid viel hem in, dat ook hij zelf aan zijn ouden eerlijken naam een deftigen staart moest hechten, en besloot hij dus, in ’t vervolg als manhaftig en dapper ridder onder den naam van Don Quichot van La Mancha op te treden.
Nu eindelijk zoo de hoofdzwarigheden overwonnen waren, nu zijne wapenrusting blank gepoetst, Rocinante gedoopt en hij zelf van een deftigen naam voorzien was, nu haperde er alleen nog maar aan, dat hij, gelijk alle dolende ridders vóór hem, naar eene schoone dame rondzag, tot wier eer en verheerlijking de te verrichten groote daden moesten bedreven worden.
“Een dolend ridder,” sprak hij bij zich zelf, “is een onding zonder ridderlijke liefde. Hij is een boom zonder blad en bloesem, een lichaam zonder ziel en geest. Hoe toch, als ik nu op mijne tochten een reus ontmoet en hem door de kracht van mijn arm en van mijne dapperheid in het stof neerwerp of hem van den kop tot de teenen in tweeën hak, moet ik hem dan niet naar iemand heen zenden, om den roem mijner dapperheid te verkonden en door heel de wereld te verbreiden? En tot wien kan ik hem beter zenden, dan tot de uitverkorene dame van mijn hart, gelijk in alle tijden ieder avontuurlijk ridder er eene bezeten heeft? Ik moet en wil eene aangebedene van mijn hart en van mijne gedachten vinden!”
Miguel de Cervantes (29 september 1547 – 23 april 1616)
Standbeeld van Don Quichot en Sancho Panza in Albacete, Castilië-La Mancha
Zie voor nog meer schrijvers van de 29e september ook mijn vorige blog van vandaag.