Manuel Bandeira, n. c. kaser, Gudrun Reinboth, Stefan Schütz, Pierre-Jean de Béranger

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook mijn blog van 19 april 2007

In diepe slaap

Toen ik gisteren insliep
Het was de nacht van Sint-Jan
Was er vrolijkheid en drukte
Geknal van bommetjes Bengaals vuur
Stemmen gezang en gelach
Rond de brandende vuren.

Midden in de nacht werd ik wakker
Hoorde geen stemmen meer geen gelach
Alleen ballonnen
Dreven over
In diepe stilte
Alleen het geluid van een tram
Zo nu en dan
Doorboorde de stilte
Als een tunnel.
Waar waren zij die zojuist nog
Dansten
Zongen
En lachten
Rond de brandende vuren?

– Ze sliepen allemaal
Ze lagen allen
Te slapen
In diepe slaap.

Toen ik zes jaar was
Kon ik het eind van het Sint-Jansfeest niet zien
Omdat ik in slaap viel.

Nu hoor ik de stemmen niet meer uit die tijd
Mijn oma
Mijn opa
Totônio Rodrigues
Tomásia
Rosa
Waar zijn zij allemaal?

– Ze slapen allemaal
Ze liggen allen
Te slapen
In diepe slaap.

 

 

Moment in een café

Toen de begrafenis langskwam
Namen de mannen in het café
Werktuigelijk hun hoed af
En groetten afwezig de dode
Zij waren allen gericht op het leven
Zij gingen op in het leven
Vertrouwden het leven.

Eén echter ontblootte het hoofd in een breed en langzaam gebaar
En bleef staan kijken naar de kist
Hij wist dat het leven een genadeloos en zinloos jachten is
Dat het leven verraad is
En groette de materie die langsging
Materie voor altijd verlost van de gedoofde ziel.

 

 

Het laatste gedicht

Zo wenste ik mij mijn laatste gedicht

Dat het teder was en sprak van de eenvoudigste en minst nadrukkelijke dingen
Dat het verzengend was als een snik zonder tranen
Dat het de schoonheid had van bloemen bijna zonder geur
De puurheid van de vlam die de meest transparante diamant verteert
De hartstocht van hen die zich zonder uitleg doden.

 

Vertaald door August Willemsen

manuel_bandeira

Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook mijn blog van 19 april 2007.

 

ich krieg ein kind

ein kind krieg ich

mit rebenrotem kopf

mit biergelben fueßen

mit traminer goldnen haendchen

& glaesernem leib

wie klarer schnaps

zu allem lust

& auch zu nichts

ein kind krieg ich

es schreiet nie

lallet sanft

ewig sind

die windeln von dem kind

feucht & naß

ich bin ein faß

 

 

kloster (II)

faste

jetzt wo der

vierzigstuendige tabernakel

bei den klosterfraun

geschlossen

waer zeit

den stockfisch zu waessern

& den leuten das maul

Ihr tut nicht mehr

was des HERRN ist

hoechstens daß

bruder gaertner

spaeter dann

ein pflaenzchen

aus dem guckloch reicht

in den bergen

sollten Eure kutten jetzt

flattern wie salz

& lake

& meer

durchs beichtgatter sollte mild

der losspruch

riechen

nach stockfischhungertuch

kapuziner

Ihr naht Euch wie affen

den sitten der pfaffen

wo lange kein

psalmwind mehr

pfeift ueber

gras & schilf & rohr

johannes der taeufer

erbarme Dich ihrer

 

norbert-c-kaser

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

De Duitse schrijfster en dicteres Gudrun Reinboth werd geboren op 19 april 1943 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 19 april 2007.

freiheit die ich meine

 

junger soldat
mit dem gesicht von
jedermanns sohn
der du gläubig
an der grenze stehst
ein bollwerk
meiner freiheit

 

ich bitte dich
kehre um
lebe
und schenk mir
die eine freiheit
jedes elend
lieber zu tragen
als deinen tod

 

stirbst du für mich
du erst begonnener
was fang ich an
mit meiner freiheit
die für immer
dein sterbegesicht trägt

 

 

 

verstummen über auschwitz

 

worte kommen
wie von weit
kommen wie
in schweren schuhn
asche und verwesung
an den sohlen
und sie bitten mich
um flügelschlag
und leichten weg

wollte ich sie
aus der schwere holen
müsste ich
das feuer und
die asche werden

weinen alle tränen
schreien alle flüche
opfer müsste ich
und täter werden
doch mein mut
geht nur
auf kleinen sohlen

 

Reinboth

Gudrun Reinboth (Berlijn, 19 april 1943)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 19 april 2007.

De Duitse schrijver Stefan Schütz werd geboren op 19 april 1944 in Memel.

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs.

 

Manuel Bandeira, Pierre-Jean de Béranger, norbert c. kaser, Gudrun Reinboth, Stefan Schütz

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Hij schreef meer dan twintig boeken met gedichten en proza. In 1904 werd bij hem tbc geconstateerd en verhuisde hij naar Rio de Janeiro vanwege het gunstiger klimaat. In 1922, na een langdurig verblijf in Europa, waar hij veel bekende schrijvers en schilders ontmoette, droeg hij politieke en sociaal kritische gedichten bij aan de modernistische beweging in São Paulo. Bandeiro publiceerde zijn belangrijkste werk vanaf 1924. Hij werd een zeer gerespecteerde Braziliaanse schrijver die ook veel artikelen in kranten en tijdschriften publiceerde. Daarnaast doceerde hij Spaanse literatuur in Rio de Janeiro. In 1956 begon Bandeira met het vertalen van klassieke werken uit de literatuur in het Portugees.

 

A Estrela

Vi uma estrela tão alta,
Vi uma estrela tão fria!
Vi uma estrela luzindo
Na minha vida vazia.

Era uma estrela tão alta!
Era uma estrela tão fria!
Era uma estrela sozinha
Luzindo no fim do dia.

Por que da sua distância
Para a minha companhia
Não baixava aquela estrela?
Por que tão alto luzia?

E ouvi-a na sombra funda
Responder que assim fazia
Para dar uma esperança
Mais triste ao fim do meu dia.

 

The star

I saw a so high star

I saw a so cold star

I saw a shining star

In my empty life.

 

It was a so high star

It was a so cold star

It was a lonely star

Shining in the end of the day.

 

Why that so distant star

Didn’t come down

To make me company?

Why did it shine so high?

 

And I listen to it in the deep shadow

Answering that it behaved this way

In order to give a sadder hope

To the end of my day.

 

 

 

Belo Belo

Belo belo belo,
Tenho tudo quanto quero.

Tenho o fogo de constelações extintas há milênios.
E o risco brevíssimo – que foi? passou – de tantas estrelas cadentes.

A aurora apaga-se,
E eu guardo as mais puras lágrimas da aurora.

O dia vem, e dia adentro
Continuo a possuir o segredo grande da noite.

Belo belo belo,
Tenho tudo quanto
quero.

Não quero o êxtase nem os tormentos.
Não quero o que a terra só dá com trabalho.

As dádivas dos anjos são inaproveitáveis:
Os anjos não compreendem os homens.

Não quero amar,
Não quero ser amado.
Não quero combater,
Não quero ser soldado.

– Quero a delícia de poder sentir as coisas mais simples.

 

 

 Nice, Nice

 Nice, nice, nice

 I have everything I want

 

 I have the fire of constellations

 Extinct millennia ago.

 And the over-short trace

 What’s that? It is over!

 For so many cadent stars

 Dawn dims, and I retain

 The most pure tears of the dawn.

 

 The day comes, and day on

 I keep possessing

 The great secret of death.

 

 Nice, nice, nice

 I have everything I want

 

 I don’t want ecstasy nor torments

 I don’t want something which

 Earth gives only by working,

 

Gifts from angels are useless

Angels cannot understand men.

 

 I don’t want to love,

 I don’t want to be loved

 I don’t want to fight

 I don’t want to be a soldier

 I want the pleasure of being able to feel

 The most simple things…

 

 

Vertaald door Mirna Rubim

 

Bandeira

Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. In 1813 werd hij op slag beroemd met het chanson Le Roi d’Yvetot, een loflied op een goedmoedige en vreedzame dorps-“koning” , een sympatieke tegenfiguur van de altijd oorlog voerende en dictaoriale Napoleon. Toen Béranger in 1821 een tweede bundel verzamelde gedichten publiceerde werd deze verboden en moest hij voor korte tijd de gevangenis in, iets wat zijn aanzien enorm vergrootte. De in 1825 verschenen Chansons nouvelles maakten van hem de populairste dichter van zijn tijd en bij alle lagen van de bevolking. Toen hij in 1828, na het verschijnen van de Chansons inédites opnieuw de gevangenis in moest, nu wegens majesteitsschennis, regende het protesten uit heel Europa, zo geliefd was hij intussen ook buiten Frankrijk geworden.

 

Mon habit

Sois-moi fidèle, ô pauvre habit que j’aime !
Ensemble nous devenons vieux.
Depuis dix ans, je te brosse moi-même,
Et Socrate n’eut pas fait mieux.
Quand le sort à ta mince étoffe
Livrerait de nouveaux combats,
Imite-moi, résiste en philosophe :
Mon vieil ami, ne nous séparons pas.

Je me souviens, car j’ai bonne mémoire,
Du premier jour où je te mis.
C’était ma fête, et pour comble de gloire,
Tu fus chanté par mes amis ;
Ton indigence, qui m’honore,
Ne m’a point banni de leurs bras.
Tous ils sont prêts à nous fêter encore :
Mon vieil ami, ne nous séparons pas.

A ton revers, j’admire une reprise :
C’est encore un doux souvenir.
Feignant un soir de fuir la tendre Lise,
Je sens sa main me retenir.
On te déchire, et cet outrage
Auprès d’elle enchaîne mes pas.
Lisette a mis deux jours à tant d’ouvrage :
Mon vieil ami, ne nous séparons pas.

Y’ai-je imprégné des flots de musc et d’ambre
Qu’un fat exhale en se mirant !
M’a-t-on jamais vu dans une antichambre
T’exposer au mépris d’un grand ?
Pour des rubans, la France entière
Fut en proie à de longs débats.
La fleur des champs brille à ta boutonnière :
Mon vieil ami, ne nous séparons pas.

Ne crains plus tant ces jours de courses vaines
Où notre destin fut pareil :
Ces jours mêlés de plaisirs et de peines,
Mêlés de pluie et de soleil.
Je dois bientôt, il me le semble,
Mettre pour jamais habit bas.
Attends un peu ; nous finirons ensemble :
Mon vieil ami, ne nous séparons pas.

 

Beranger

Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser (eig. Norbert Conrad Kaser) werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. In 1961 begon hij aan het gymnasium in Bruneck, maar hij maakte de school niet af. Hij werkte tijdelijk als leraar en schreef zijn eerste gedichten. In 1968 trad hij in Bruneck bij de paters Capucijnen in, maar na een jaar verliet hij het klooster weer. Hij haalde alsnog zijn gymnasiumdipkoma en begon aan een studie kunstgeschiedenis aan de universiteit van Wenen. Ook deze studie voltooide hij niet. Hij verving hier en daar een tijd docenten en ondernam in 1972-1973 verschillende reizen, o.a. naar Venetië en Barcelona. Hij kreeg gezondheidsklachten door zijn drankmisbruik en werd verschillende keren opgenomen. In 1976 trad hij toe tot de communistische partij van Italië en trad hij uit de katholieke kerk.

 

sankt sebastian

sie haben ihn eingezogen

mit langem haar

das haben sie ihm rattenkurz

geschnitten

da ist er

ihr spott geworden & ueberhaupt

hat er nicht getan wie

sie

geflucht gehurt das pferd

zu tod geritten

einmal jagten alle uebers

feld

den feind erschlagen

keinen hat er ueber sich

gebracht

& war bleich im gesicht

ihre wangen waren rot

vor blut & bier & wein:

sie nehmen ihn binden ihn

& schießen auf ihn ein

mit der nacht kommen

engel seine todeswunden

lecken

 

 

kloster (I)

aus den schalloechern

der ursulinen

toent es zur

vierzigstuendigen

anbeterei

eine frau

die in den lippen

rasch blaettert

ein bessrer film

fuer altweiber mit tuch

massive suende draus

in den faschingsgassen

weihrauch

harmonium

stinkgas

zischen um kirchbankplaetze

in zweierreih

schweben die klosterfraun

durchs schiff

geschluckter husten

eine frau

die in den lippen

schnell rosenkranz

blaettert

die rente sinkt

kaffee steigt

der bettnaessende neffe

der geliebte

fault wie kraut

die haarnadel sticht

& Die da Die da

ist eine schlange

vor mir

gib der mission licht

& den heiden

& geld

beim letzten glockenschlag

flattert

atemkurz

der diensthabende

kapuziner ein

den leib des HERRN

enthuellen

& sanften worts

die seel zu fuellen

amen

kaser1

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

De Duitse schrijfster en dicteres Gudrun Reinboth werd geboren op 19 april 1943 in Berlijn. Zij groeide op in Gießen en Murten en studeerde kunstgeschiedenis en germanistiek in Bern. Na haar studie keerde zij naar Duitsland terug en werkte voor verschillende wetenschappelijke bibliotheken. Daarnaast schreef zij voor kranten en tijdschriften. Uiteindelijk begon zij gedichten en verhalen voor volwassenen te schrijven. Tegenwoordig schrijft zij vooral jeugdboeken.

beginn eines abschieds

du erwachsener sohn
wie du gehst wie du kommst
wie dein lächeln weit wird beim
anblick der mutter
wie unsere augen
nichts sagen wollen als
freude da bist du

aber
probeweis legt sich die
ferne schon
zwischen uns

ich lach dir zu reich dir
die bücher den koffer
noch
kommst du ja wieder

tief in mir regt sich
ein dunkler Gast

 

 

Reinboth

Gudrun Reinboth (Berlijn, 19 april 1943)

 

De Duitse schrijver Stefan Schütz werd geboren op 19 april 1944 in Memel. Hij studeerde af aan de toneelschool in Oostberlijn en werkte eerst als acteur aan het theater Neustrelitz en aan het Landestheater Halle tot hij in 1968 met schrijven begon.

 

Werk o.a. Fabrik im Walde (1972) , Antiopi und Theseus (Die Amazonen)(1973), Ikarus und Daedalus und kein Ende (1980), Medusa (1986), Galaxas Hochzeit (1993)

 

Uit: Peyotè (2001)

 

“So so, du warst schon öfter hier… Jedes Jahr in den letzen sieben Jahren!… Deine zweite Heimat! Nein, beim besten Willen auch, führen kann ich dich nicht zurück nach Banff. Nicht gegen Geld und gute Worte, denn deine “Zweite Heimat” hat scheints beschlossen, dich auf die Wartebank zu schieben. Am besten, du trennst dich von deiner Armbanduhr… Wenn du nicht willst, dann lass es bleiben… Was hast du? Rieche ich dir zu streng oder erträgsr du nur schwerlich meinen Anblick… Ach, wo du seiest. Oh, weit, sehr weit weg… Im Grunde ganz nah etwa eine Handbreit entfernt von der Nahtstelle, vor der jedes weiße Ethnologenhirn zu scheuen beginnt… Ich sehe wohl, das du kein Ethnologe bist und trotzdem stockt dirs Herz vor meiner zahngelückten, nach Gin stinkenden und schmutzbefallenen Gesellschaft. Stimmts, oder habe ich recht… Du schüttelst den Kopf, mein Freund, aber mit geschlossenen Augen sehe ich was du wirklich denkst: Dieser alte, heruntergekommene indianische Bastard ist es nicht wert, daß man seine Zeit an ihm verschwendet…Wie, ich täte dir Unrecht, du seiest als Freund gekommen , oh heiliger Stechapfelzauber sag nur noch du hättest den Adler gesehen und seine Spirale in den Himmel verfolgt… Dann hast du bestimmt auch den reinigenden Rauch von Sweetgras über dich geworfen, die Zeder im Haus benutzt, um böse Geister zu vertreiben, Peyotè gekaut und Tabak geraucht… Oh großer Manitu…”

 

sschuetz

Stefan Schütz (Memel 19 april 1944)