De Russisch-Amerikaanse dichter Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook mijn blog van 24 mei 2009 en ook mijn blog van 24 mei 2008 en ook mijn blog van 24 mei 2007 en mijn blog van 24 mei 2006.
IK DENK AAN HOLLAND als een vlak en effen land,
een laaggelegen land dat over gaat in zee,
en zee, dat is wat Holland eigenlijk
in wezen is. De ongevangen vissen
die met elkaar in ’t Hollands keuvelen
zijn zeker dat hun vrijheid een soort kruising is
van kant en een gravure. Bergbeklimmen
of sterven van de dorst, dat gaat in Holland niet;
nog moeilijker is het om sporen na te laten
wanneer je op je fiets van huis wegrijdt,
laat staan wanneer je wegvaart. Holland-
herinneringen. En die breng je met geen dijk
of dam tot staan. ’t Is in die zin dat ik
al vele malen langer leef in Holland
dan al die golven die daarginder rollen
zonder bestemming. Net als deze regels.
Elegie
M’n lieveling, de kroeg is nog hetzelfde,
dezelfde rotzooi pronkt nog aan de muren,
dezelfde prijzen. Beet’re wijn misschien?
Ik dacht van niet; niet beter en niet slechter.
Een status quo, en ach, zo hoort het ook.
Een vliegenier zit sombertjes alleen,
als een gevallen engel, drinkt z’n wodka.
Violen werken in op mijn verbeelding,
vanwege vroeger. Buiten tekenen
zich maagd’lijk witte daken af, en ergens
begint een klok te luiden. ’t Is al nacht.
Je loog, waarom? Waarom kan ik niet langer
een leugen van de waarheid onderscheiden,
en eis ik nieuwe woorden, steeds maar weer,
gedempte, vreemde en jou onbekende,
maar woorden welke, net als in ’t verleden,
uitsluitend kunnen komen uit jouw mond.
Vertaald door Peter Zeeman
Odysseus to Telemachus
My dear Telemachus,
The Trojan War
is over now; I don’t recall who won it.
The Greeks, no doubt, for only they would leave
so many dead so far from their own homeland.
But still, my homeward way has proved too long.
While we were wasting time there, old Poseidon,
it almost seems, stretched and extended space.
I don’t know where I am or what this place
can be. It would appear some filthy island,
with bushes, buildings, and great grunting pigs.
A garden choked with weeds; some queen or other.
Grass and huge stones . . . Telemachus, my son!
To a wanderer the faces of all islands
resemble one another. And the mind
trips, numbering waves; eyes, sore from sea horizons,
run; and the flesh of water stuffs the ears.
I can’t remember how the war came out;
even how old you are–I can’t remember.
Grow up, then, my Telemachus, grow strong.
Only the gods know if we’ll see each other
again. You’ve long since ceased to be that babe
before whom I reined in the plowing bullocks.
Had it not been for Palamedes’ trick
we two would still be living in one household.
But maybe he was right; away from me
you are quite safe from all Oedipal passions,
and your dreams, my Telemachus, are blameless.
Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari
1996)
De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook mijn blog van 24 mei 2009.
Uit: The Yiddish Policemen’s Union
„Nine months Landsman’s been flopping at the Hotel Zamenhof without any of his fellow residents managing to get themselves murdered. Now somebody has put a bullet in the brain of the occupant of 208, a yid who was calling himself Emanuel Lasker.
“He didn’t answer the phone, he wouldn’t open his door,” says Tenenboym the night manager when he comes to roust Landsman. Landsman lives in 505, with a view of the neon sign on the hotel across Max Nordau Street. That one is called the Blackpool, a word that figures in Landsman’s nightmares. “I had to let myself into his room.”
The night manager is a former U.S. Marine who kicked a heroin habit of his own back in the sixties, after coming home from the shambles of the Cuban war. He takes a motherly interest in the user population of the Zamenhof. He extends credit to them and sees that they are left alone when that is what they need.
“Did you touch anything in the room?” Landsman says.
Tenenboym says, “Only the cash and jewelry.”
Landsman puts on his trousers and shoes and hitches up his suspenders. Then he and Tenenboym turn to look at the doorknob, where a necktie hangs, red with a fat maroon stripe, already knotted to save time. Landsman has eight hours to go until his next shift. Eight rat hours, sucking at his bottle, in his glass tank lined with wood shavings. Landsman sighs and goes for the tie. He slides it over his head and pushes up the knot to his collar. He puts on his jacket, feels for the wallet and shield in the breast pocket, pats the sholem he wears in a holster under his arm, a chopped Smith & Wesson Model 39.
“I hate to wake you, Detective,” Tenenboym says. “Only I noticed that you don’t really sleep.”
Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)
De Duitse schrijver Rainald Maria Goetz werd geboren op 24 mei 1954 in München. Zie ook mijn blog van 24 mei 2007 ook mijn blog van 24 mei 2008.
Uit: Loslabern
„1. Der Gefangene
In einer Aufwallung von Direktheit und quasi sinnfreier Intentionalität hatte der Höllor, die Arme von sich werfend himmelwärts, ausgerufen: LOSLABERN: Traktat, Traktat über den Tod, über Wahn, Sex und Text, und, erheitert von diesem soeben durch ihn hindurchgefahrenen Expressivitätsereignis: Bericht!, der Herbst 2008!, dem davon Angestoßenen sofort stattgegeben und es geschehen lassen, dass da also LOSGELABERT würde, und dabei erzählt, wie ich, hier ja in Gestalt des Klagor noch, auf der Buchmesse 2008 bei Joachim Unseld auf dem Gang gestanden war, zu etwas vorgerückter Stunde schon, an dieser Ecke bei der Treppe, im Gespräch mit dem Schriftsteller Binswanger und dem Feuilletonredakteur Canetti, selbst schon etwas angetrunken, dadurch aber auch gesteigert animiert und verstärkt bei Sinnen, und wie es dort also zu diesen sofortistisch hochfahrenden Darlegungen über das LOSLABERN, eine entsprechend maximale Ethik der Schrift gekommen war, eine Moral des Schreibens, ich hatte in den Tagen zuvor diesbezüglich einige Notizen gemacht und war dadurch aktuell besonders besessen von diesen für mich verschiedene sehr existentielle Fragen lösenden Ideen, redete dadurch aber auch wie eingesperrt in diese Ideen daher, viel zu sehr gefesselt von ihnen, grotesk hysterifiziert durch sie, ich fing schon an, mich zum Ausgleich gegen das von mir selbst Gesagte nocheinmal auf das zuvor von Binswanger Gesagte konzentrieren zu wollen, während ich aber zugleich weiter über das LOSLABERN redete, es war mir jedoch entfallen, worauf genau ich eigentlich gerade zu antworten versuchte, der binswangersche Gesprächsbeitrag war von mir missbräuchlich nur in einen Anstoß für diesen meinerseitigen Moralmonolog umformatiert worden, ein Missbrauch der Kommunikationsfreiheiten nach Artikel 5 Grundgesetz (du sollst nicht missachten das Gesagte deines Gegenübers), es war mir jedoch viel weniger gegenwärtig, was er eben gesagt hatte, als das von mir in den vergangenen Tagen zur Moral der Schrift Zusammennotierte, und während ich gerade am Preisen der mit dieser Schriftmoral einhergehenden, ihr tatsächlich vorausgehenden richtigen Haltung zu den Realien des Sozialen im mitmenschlichen Kontakt gewesen war, war mir im staunenden Innersten meiner betrübten Seele klar, was für ein absolut absurder Irrsinn dies hier war, den Takt und die Tugenden der Geselligkeit als Basis für ein richtiges Schreiben zu preisen und dabei wie ein Verrückter und rücksichtslos monoman auf die direkt um einen Herumstehenden einzutexten und auch gar nicht mehr damit aufzuhören, das LOSLABERN, das einfach so dahergelaberte Schreiben, als höchste Textethik darzustellen, weil ja in ihm als vorher schon Gelöstes alles Entscheidende darin und enthalten und ausgesprochen sei usw usf, und in Wirklichkeit dabei selber daherzureden und aufzutreten wie der letzte Idiot, als, um hier zuletzt ganz an den Anfang, in die achternbuschischen Urgründe der Textmotorik zurückzukehren: DER DEPP.
Rainald Goetz (München, 24 mei 1954)
De Vlaamse schrijver Kamiel Vanhole werd geboren in Etterbeek op 24 mei 1954.
Uit: Simsalabim
„(…) een rimram van klanken, dartel als kosmisch gruis, waarvan ik wou dat ik ze zelf had uitgevonden, dat woord dus, waarover Frans Kellendonk ooit zei dat het Bijbelse kracht bezat, dat specifieke woord hebt u intussen al lang in het oog gekregen, waarde lezer, aangezien het zich als kopje boven dit stuk bevindt en u zich niet altijd meer de moeite getroost om teksten in hun geheel te
lezen, er verschijnt ook zoveel de jongste jaren, de bundels en de bladen en de bijlagen bulken van de Nederlandse woorden, ze fokken als konijnen, alleen van dit woord weet ik allerminst hoe het is ontstaan, het is dan ook een toverspreuk die net als alle andere woorden geheime luikjes in onze hersenschors openklapt en werelden ontvouwt, mensen, ikken, zo werken woorden en zo heeft voornoemde titel in zijn eentje alle andere woorden weten op te trommelen die ik voor deze zin nodig had, dat schijnt de mysterieuze drift van taal te zijn, en om de lezers te gerieven die gauw gauw naar de slotregel gaan kijken om zich al enig idee van de afloop te vormen en desgewenst op een volgend stuk over te springen, voor die geheide lezers zou ik nog een ander woord willen opgooien dat mij eveneens na aan het hart ligt, maar dat vooral een waardig slotakkoord mag vormen waar al het voorgaande in meezindert, dat woord, ik wil het best nog even uitstellen, mijn vingers hangen gereed boven het klavier, ik hoef ze slechts met een brede pianistengeste te laten neerkomen om er een punt achter te zetten, dat woord, beste lezer, dat volgens de jongste Van Dale van Westvlaamse origine is, als zulks u enig plezier kan doen, dat woord luidt apekool.”
Kamiel Vanhole (24 mei 1954 – 12 juni 2008)
De Franse schrijver, dichter en schilder Henri Michaux werd geboren op 24 mei 1899 in Namur in België. Zie ook mijn blog van 24 mei 2007 ook mijn blog van 24 mei 2008.
Un homme perdu
En sortant, je m’égarai. Il fut tout de suite trop tard pour reculer. Je me trouvais au milieu d’une plaine. Et partout circulaient de grandes roues. Leur taille était bien cent fois la mienne. Et d’autres étaient plus grandes encore.Pour moi, sans presque les regarder, je chuchotais à leur approche, doucement, comme à moi-même :
” Roue, ne m’écrase pas… Roue, je t’en supplie, ne m’écrase pas… Roue, de grâce, ne m’écrase pas. ” Elles arrivaient, arrachant un vent puissant, et repartaient. Je titubais. Depuis des mois ainsi : ” Roue, ne m’écrase pas… Roue, cette fois-ci, encore, ne m’écrase pas. ” Et personne n’intervient ! Et rien ne peut arrêter ça ! Je resterai là jusqu’à ma mort.
Ma vie s’arréta
J’étais en plein océan. Nous voguions. Tout à coup le vent tomba. Alors l’océan démasqua sa grandeur, son interminable solitude.
Le vent tomba d’un coup, ma vis fit « toc ». Elle était arrêtée à tout jamais.
Ce fut une après-midi de délire, ce fut après-midi singulière, l’après-midi de « la fiancée se retire ».
Ce fut un moment, un éternel moment, comme la voix de l’homme et sa santé étouffe sans effort les gémissements des microbes affamés, ce fut un moment, et tous les autres moments s’y enfournèrent, s’y envaginèrent, l’un après l’autre, au fur au mesure qu’ils arrivaient, sans fin, sans fin, et je fus roulé dedans, de plus en plus enfoui, sans fin, sans fin.
Henri Michaux (24 mei 1899 – 19 oktober 1984)
De Amerikaanse zanger, songwriter en dichter Bob Dylan werd geboren als Robert Allen Zimmerman op 24 mei 1941 in Duluth, Minnesota.
Clothes Line
After a while we took in the clothes,
Nobody said very much.
Just some old wild shirts and a couple pairs of pants
Which nobody really wanted to touch.
Mama come in and picked up a book
An’ papa asked her what it was.
Someone else asked, what do you care?
Papa said, well, just because.
Then they started to take back their clothes,
Hang ’em on the line.
It was january the thirtieth
And everybody was feelin’ fine.
The next day everybody got up
Seein’ if the clothes were dry.
The dogs were barking, a neighbor passed,
Mama, of course, she said, hi!
Have you heard the news? he said, with a grin,
The vice-president’s gone mad!
Where? downtown. when? last night.
Hmm, say, that’s too bad!
Well, there’s nothin’ we can do about it, said the neighbor,
It’s just somethin’ we’re gonna have to forget.
Yes, I guess so, said ma,
Then she asked me if the clothes was still wet.
I reached up, touched my shirt,
And the neighbor said, are those clothes yours?
I said, some of ’em, not all of ’em.
He said, ya always help out around here with the chores?
I said, sometime, not all the time.
Then my neighbor, he blew his nose
Just as papa yelled outside,
Mama wants you t’ come back in the house and bring them clothes.
Well, I just do what I’m told,
So, I did it, of course.
I went back in the house and mama met me
And then I shut all the doors.
Bob Dylan (24 mei 1941)
De Ierse schrijver William Trevor werd geboren op 24 mei 1928 in Mitchelstown, County Cork.
Uit: Love and Summer
„On a June evening some years after the middle of the last century Mrs Eileen Connulty passed through the town of Rathmoye: from Number 4 The Square to Magennis Street, into Hurley Lane, along Irish Street, across Cloughjordan Road to the Church of the Most Holy Redeemer. Her night was spent there.
The life that had come to an end had been one of good works and resolution, with a degree of severity in domestic and family matters. The anticipation of personal contentment, which had long ago influenced M
rs Connulty’s acceptance of the married state and the bearing of two children, had since failed her: she had been disappointed in her husband and in her daughter. As death approached, she had feared she would now be obliged to join her husband and prayed she would not have to. Her daughter she was glad to part from; her son — now in his fiftieth year, her pet since first he lay in her arms as an infant — Mrs Connulty had wept to leave behind.
The blinds of private houses, drawn down as the coffin went by, were released soon after it had passed. Shops that had closed opened again. Men who had uncovered their heads replaced caps or hats, children who had ceased to play in Hurley Lane were no longer constrained. The undertakers descended the steps of the church. Tomorrow’s Mass would bring a bishop; until the very last, Mrs Connulty would be given her due.
People at that time said the family Mrs Connulty had married into owned half of Rathmoye, an impression created by their licensed premises in Magennis Street, their coal yards in St Matthew Street, and Number 4 The Square, a lodging house established by the Connultys in 1903. During the decades that had passed since then there had been the acquisition of other properties in the town; repaired and generally put right, they brought in modest rents that, accumulating, became a sizeable total. But even so it was an exaggeration when people said that the Connultys owned half of Rathmoye.“
William Trevor (Mitchelstown, 24 mei 1928)
Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 24 mei 2009.
Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn vorige blog van vandaag.