Juan Marsé, Béla Zsolt, Waldtraut Lewin

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Ondanks een indrukwekkende staat van dienst – zijn eerste roman ‘Encerrados con un solo juguete’ (‘Opgesloten met een stuk speelgoed’) dateert uit 1960 en daarop volgde nog een tiental titels – is van deze auteur nauwelijks iets in het Nederlands verkrijgbaar. Met de vertaling van ‘De staart van de hagedis’ (2000) kwam daar verandering in. Deze roman kreeg in Spanje alle belangrijke literaire prijzen, en wordt door critici even hoog aangeslagen als Marsé’s klassieker ‘Si te dicen que caí’ (Als ze je zeggen dat ik ben gesneuveld, een regel uit de falangistische hymne ‘Cara al sol’), uit 1973, dat destijds niet mocht verschijnen in Spanje. Marsé’s oeuvre vertoont een hechte eenheid, met steeds terugkerende thema’s die eveneens in ‘De staart van de hagedis’ aan bod komen. Ook deze roman speelt zich af in de Barcelonese volkswijk Guinardó, waar Marsé zelf opgroeide, en zijn de hoofdpersonages verliezers van de Burgeroorlog. Marsé ontving o.a. de Premio Nacional de Literatura.

Uit: Lieutenant Bravo

« La lumière argentée du projecteur comme un blanc battement d’ailes de papillon traversant les ténèbres du local au milieu des doux flocons de neige qui flottent sur le grand parterre blanc, immaculé et fantomatique.

Et presque désert. Cinq spectateurs distants solitaires avec gants et écharpes de laine engoncés dans de gros pardessus cintrés année 40, deux avec chapeau, trois avec béret jusqu’aux yeux et tous avec de la neige jusqu’aux genoux et sur les épaules. Ils ne bougent pas, recroquevillés et transis de froidd, leurs yeux tristes grands ouverts absorbent spectres et chimères, lumières et ombres d’une autre vie plus intense, plus belle. Autour d’eux se profilent sous la neige les rangées de fauteuils – mais on en voit plus que les dossiers -, l’allée centrale et les allées latérales avec les poêles à bois rouillés, éteints et froids, et en face la scène où pend l’écran fragile au pied duquel la neige tourbillonne et se pelotonne comme un chien des rues qui se couche pour dormir, son épaisseur croît rapidement, déjà elle recouvre les bottes déchirées du jeune vagabond décoiffé hâve debout immobile sac au dos, et qui regarde s’étendre devant lui une mer de boue noire et de neige pure. »

 

marse_juan

Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)

 

De Hongaarse schrijver Béla Zsolt werd op 8 januari 1895 geboren in Komárom in het noorden van Hongarije. Hij raakte als soldaat ernstig gewond tijdens de Eerste Wereldoorlog.Na de oorlog ontwikkelde hij zich met tien romans en vier toneelstukken tot een van de toonaangevende schrijvers van zijn land. Tijdens de Tweede Wereldoorlog belandde Zsolt in een werkkamp in de Oekraïne, in het ghetto van Nagyvarad en in het concentratiekamp van Bergen-Belsen. Zsolt overleefde en richtte na de bevrijding de Hongaarse Radicale Partij op waarvoor hij in 1947 verkozen werd in het parlement. Hij was ook medeoprichter van het weekblad Haladas waarin hij terugblikte op de nazitijd. Na de machtsovername door de communisten raakte hij uit de gratie. Hij overleed in 1949.

 

Uit: Nine Suitcases (Vertaald door Ladislaus Lob)

 

“So, here I am, lying on my mattress in the middle of the synagogue at the foot of the Ark of the Covenant. The light that consultant Németi inked hospital-blue the day before yesterday flickers. Outside, foreign aircraft are flying over the town, but this doesn’t bother us. The star, our stigma, excludes us not only from life’s amenities but also from its fears. We aren’t afraid of air raids, or any other kinds of death. The dead are lying here next to me: on the mattresses to my right and left there are diabetics in a coma, angina patients, uraemics, people with galloping TB who haven’t been looked after during the last few weeks, and suicides who are being brought in on stretchers day and night, generally in pairs, mostly couples, including doctors who had poison at hand and knew the exact doses.

Next to the terrible WC there is a laundry turned into a morgue, but by yesterday half a dozen legs, naked and waxen, were hanging out of the half-open door. The gendarmes allow no funerals. ‘They’ll all be taken care of together,’ the gendarmerie colonel says with icy humour, and the bodies continue to pile up. At the top of the pile, as high as the ceiling, are the naked bodies of two children.

That is why nine dead men and women have been left in the synagogue, decomposing in the stifling heat. My neighbour on the next mattress, Uncle Niszel, the old leather merchant, went with great difficulty—at home in normal circumstances, according to his doctor, he would have had the ‘beautiful death’ his heart disease had been promising him for years—falling peacefully off his chair, surrounded by his family. Here, in the synagogue of the wonder-rabbi of Wisznice, which is now the ghetto hospital, weighed down by his ordeals, he kept puffing for a day and a half, with his mouth open, rhythmically, like the small steam engine at the timber yard. The whole
ward was bored with the poor devil, the amateur nurses shook their heads in disapproval, and three impatient patients, who were after his mattress near the Ark of the Covenant and closer to the window, inspected him every quarter of an hour, interrogating the dazed doctor in his white coat as to how much time the old boy had left. Finally he died at about ten o’clock, but wasn’t carried out, because there was no room in the morgue. Even so, the three patients, in their pants and vests, who had hoped to grab his mattress, fell out over the succession, although they eventually contented themselves with sharing out the old man’s possessions—his felt slippers, brown blanket and personal bedpan—and slunk away in the blue darkness, each with his booty.”

 

zsoltbe2

Béla Zsolt (8 januari 1895 – 6 februari 1949)

 

De Duitse schrijfster Waldtraut Lewin werd geboren op 8 januari 1937 in Wernigerode. Van 1951 tot 1961 studeerde zij germanistiek, latijn en theaterwetenschappen aan de Humboldt-universiteit in Berlijn. Vanaf 1961 tot 1973 werkte Lewin als muziekdramaturge en regisseur aan het Landestheater Halle. Daarna was zij dramaturge en operaregisseur aan het Volkstheater in Rostock. In deze tijd vertaalde zij in totaal zestien Italiaanse opera’s van Georg Friedrich Händel. Al in 1971 publiceerde Waldtraut Lewin haar eerste roman: Herr Lucius und sein schwarzer Schwan. Zes jaar later gaf zij haar baan in Rostock op om zich voortaan geheel aan het schrijven te wijden. Sindsdien publiceerde zij novellen, romans, jeugdromans, historische jeugdromans, hoorspelen, draaiboeken en biografieën. (Over Caesar en Händel). Voor haar werk ontving zij o.a. de Lion-Feuchtwanger-Preis en de Nationalpreis der DDR. Van 1986 tot 1990 was zij lid van de Akademie der Künste in Berlijn.

Uit: Ein Kerl, Lompin genannt

„Lompin alias Simplex alias der Herr Magister Daniel Speer hätte nun wohl ein halb Dutzend Schnaken und Schnurren auf Lager ob so kindischer Frage und nicht übel Lust, aufzuspringen und einen Schelmentanz abzulassen, aber der Herr Rat Tössle, gewissenhafter Kanzlist, wohlwollender Musikliebhaber und leidlicher Amateurviolinist, ist nicht der Sultan noch irgendein hoher Herr, der an Possen gefallen finden kann, er würde davon nur noch mehr verschreckt, als er ohnehin schon ist.

So daß sich denn sein Widerpart genötigt sieht, in freundlich wohlgesetzten Worten Rede und Antwort zu stehen, indem er dem gescheiten Kopf des Herrn Rat wohl zu bedenken gebe, daß nimmermehr eine artifizielle und eine realiter existierende Persona ein und dieselbe sein könnte. Sei denn der Göttliche Augustus, wie ihn, zum Exempel, der Vergilius dargestellt habe als verheißenes Kind und Auslöser eines neuen Zeitalters, sei der etwa derselbe wie jener römische Cäsar, der kleinmütig, pedantisch, schwitzend unterm Pantoffel der verehrten Frau Gemahlin Livia, mit Müh und Not gestrebt habe, einen morschen Staat zu restaurieren …

Der Rat Tössle hat den Mund offen; wie’s scheint, hat er dergleichen noch nie gehört über den großen Augustus. Da sei Gott vor, daß ich ihn mit meinem gutgemeinten Exempel noch mehr schrecke als mit den simplen Facta!

“Herr Rat”, sagt Lompin und bleckt seine Zähne zum Lachen, große Zähne, wohlerhalten, in einem großen Maul, “Herr Rat, Sie sehen mich hier sitzen, Aug in Aug mit Ihnen, und wissen wohl”, so sagt Lompin, “daß ich der Magister Musicis Daniel Speer bin, bestallet zur Lehre und Unterweysung in nämlicher Kunst, bin Scripteur und Compositeur dazu und ein wohlgelahrter Kund, beschlagen in Lateinische, Griechische, Türckische, Pohlnische, Hungrische und noch andre Idiomas, indem, wie kann ich da Simplex sein oder gar Lompin”, sagt Lompin. “Simplex oder gar Lompin, das sind reine Kunst‑Figuren, und was Sie, Herr Rat, so konfusioniert, ist nichts, als daß diese gottverlassenen Kerls sich in Gegenden aufhalten, in denen auch ich war, so daß ich, verstehn Sie recht, eine lebendige Anschauung habe nehmen können für all die Lügen‑Possen, die ich ersonnen habe und noch ersinne. Für wen”, sagt Lompin, “halten Sie mich denn, doch wohl nicht für den Simplex oder gar Lompin.”

Lewin

Waldtraut Lewin (Wernigerode, 8 januari 1937)