Michael Cunningham, Robert Musil, Nelleke Noordervliet, Bea Vianen, Bert Vanheste, Bodenski

De Amerikaanse schrijver Michael Cunningham is geboren in Cincinnati, Ohio op 6 november 1952. Zie ook alle tags voor Michael Cunningham op dit blog.

Uit:The Snow Queen

“A celestial light appeared to Barrett Meeks in the sky over Central Park, four days after Barrett had been mauled, once again, by love. It was by no means his first romantic dropkick, but it was the first to have been conveyed by way of a five-line text, the fifth line of which was a crushingly corporate wish for good luck in the future, followed by three lowercase xxx’s.
During the past four days, Barrett had been doing his best to remain undiscouraged by what seemed, lately, to be a series of progressively terse and tepid breakups. In his twenties, love had usually ended in fits of weeping, in shouts loud enough to set off the neighbors’ dogs. On one occasion, he and his soon-to-be-ex had fought with their fists (Barrett can still hear the table tipping over, the sound the pepper mill made as it rolled lopsidedly across the floorboards). On another: a shouting match on Barrow Street, a bottle shattered (the words “falling in love” still suggest, to Barrett, green glass shards on a sidewalk under a streetlamp), and the voice of an old woman, neither shrill nor scolding, emanating from some low dark window, saying, simply, “Don’t you boys understand that people live here, people are trying to sleep,” like the voice of an exhausted mother.
As Barrett moved into his mid-, and then late, thirties, though, the partings increasingly tended to resemble business negotiations. They were not devoid of sorrow and accusation, but they had without question become less hysterical. They’d come to resemble deals and investments that had, unfortunately, gone wrong, despite early promises of solid returns.
This last parting, however, was his first to be conveyed by text, the farewell appearing, uninvited, unanticipated, on a screen no bigger than a bar of hotel soap. Hi Barrett I guess u know what this is about. Hey we gave it our best shot right?”

 

 
Michael Cunningham (Cincinnati, 6 november 1952)

Lees verder “Michael Cunningham, Robert Musil, Nelleke Noordervliet, Bea Vianen, Bert Vanheste, Bodenski”

K. Schippers

De Nederlandse dichter, schrijver, essayist en kunstcriticus K. Schippers, pseudoniem van Gerard Stigter, werd geboren in Amsterdam op 6 november 1936. Hij heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan, dat bestaat uit romans, poëzie, essays, verhalen & beschouwingen, en een enkel kinderboek. Al vroeg werd hij bekend door het literaire tijdschrift Barbarber, dat hij in 1958 samen met J. Bernlef en G. Brands oprichtte. Hij introduceerde de readymade als poëzievorm. Van het cultureel tijdschrift “Hollands Diep”, dat van 1975 tot 1977 bestond, was hij een van de oprichters en eerste redacteuren. Zijn werk is veel gelauwerd. Voor zijn poëzie ontving hij in 1996 de P.C. Hooftprijs. Een jaar later kreeg hij de Pierre Bayle-Prijs voor zijn kunstkritieken. Zijn roman “Poeder en wind” (1996) werd genomineerd voor de Generale Bank Literatuurprijs; de roman “Waar was je nou” (2005) werd bekroond met de Libris Literatuur Prijs en groeide uit tot een bestseller. In 2011 publiceerde K. Schippers sinds lange tijd weer poëzie, de bundel “Tellen en wegen verscheen. Hij is de schrijver van “Buiten beeld”, het Poëziegeschenk van de Poëzieweek 2014.

Dictee

de blauwe inkt en het groene boek
de zilveren lepel en de gouden kan

de inkt, het boek, de lepel en de kan
het blauw, het groen, het zilver en het goud

de, het, de en de
het, het, het en het

het geel, het wit, het paars en het rood
de doos, het licht, de beker en de ring

de paarse beker en de rode ring
de gele doos en het witte licht

 

Vulpen, groen gevlamd

gekregen in ’86
dop vervangen in ’91
houder vervangen in ’93
clip vervangen in ’98
dop opnieuw vervangen in ’02
gouden pen vervangen in ’07
met deze pen geschreven in ’09

alles anders
alles hetzelfde

 

De koe

Een koe
is een merkwaardig beest
wat er ook in haar geest
moge zijn
haar laatste woord
is altijd
boe

 
K. Schippers (Amsterdam, 6 november 1936)

Johannes Petrus Hasebroek

De Nederlandse schrijver, dichter en predikant Johannes Petrus Hasebroek werd geboren in Leiden op 6 november 1812. Hij bezocht daar het Stedelijk Gymnasium en studeerde er theologie aan de Rijksuniversiteit. In oktober 1836 werd hij predikant in Heiloo, in 1843 te Breda, in 1852 te Middelburg en uiteindelijk op 12 november 1851 te Amsterdam. In 1883 werd hij emeritus. Hasebroek was een typische 19de-eeuwse schrijver, die zowel boeken publiceerde als preekte, net als zijn twee vrienden Nicolaas Beets en Jan Jakob Lodewijk ten Kate. Met enkele anderen werden zij de dominee-dichters genoemd, tegen wier moralistische gedichten de Tachtigers protesteerden. Hasebroek was ook bekend onder het pseudoniem Jonathan.

Uit:Waarheid en droomen (De stamboom)

Niet waar, dat zoudt ge niet gedacht hebben, dat Jonathan er ook een stamboom op nahoudt?
En hoe meent ge wel dat hij er uitziet?
Denkt gij misschien aan een een groote perkamenten kaart met cirkels en lijnen, waaraan de namen der respectieve leden van de familie zijn opgehangen, die, zich van boven naar beneden uitbreidende, het hartroerende figuur van een omgekeerde peer opleveren?
Of verbeeldt gij u mogelijk een enorme schilderij, met wapens bemaald, waarop het aandoenlijk is te zien, hoe het wilde zwijn zich met het hert, en de sperwer zich met de duif verdraagt? Als ware het een voorspel van die gouden eeuw, door de profeten geschilderd:
 
Het Lam zal met den Wolf verkeeren als gespeel:
De Luiaard naast het kalf zich vleien in ’t gareel:
De Leeuw zal zich op ’t stroo aan ’s Rundiers kreb vergasten:
Green Beer, geen Tijger taalt om ’t Geitje aan te tasten.

Of hebt gij misschien een dik wapenboek voor den geest, waarin al de Edelen achtereenvolgens op een rij staan geschaard, even als in een kabinet van Natuurlijke historie, mannetje en wijfje naast elkander, ieder op zijn plaats en in zijn orde?
In elk geval misgeraden!
Neen, wanneer gij mij ooit de eer doet van mij een bezoek te brengen, zult gij in een hoek van onze huishoudkamer een ouderwetschen standaard op drie voeten zien staan, met een schuins staand blad, waarop gij een boek in folio in zwart lederen band met koperen sloten zult zien liggen – daarin zult gij mijn Stamboom vinden.
Maar dat is een Bijbel! voert gij mij tegen. Gij zijt er! dat is het ook. Welnu, in dien band, vóór den Bijbel, vindt gij een blad door verschillende handen beschreven: dat zijn familiepapieren!
Dat ziet er niet best uit, niet waar? Gij hebt gelijk. Ik ben niets dan een simpele roturier. Geen heraut heeft ooit een schelling aan mijn geslacht verdiend. Ik moet mij met den troost van alle laaggeborenen behelpen, dat ik in Adam, den algemeenen Stamvader der menschen, van den oudsten adel ter wereld ben. Verder kan ik het niet brengen. Ik zou er mijn hals niet onder durven verwedden, of ik uit Joodsch of Heidensch bloed gesproten ben; of mijn voorvaderen onder het Romeinsche juk zijn doorgegaan of den Romeinschen adelaar gedragen hebben; of zij bij de tornooien tot degenen behoord hebben, die den hals braken, of die halzen zagen breken; of zij sporen aangespten, of sporen vervaardigden; of de groote Potentaten ze met hun zwaard op de schouders of op den rug sloegen, dat zulk een groot verschil maakt. Kortom, ik weet er niets hoegenaamd van en, als dit niet uit de lex non scripta der natuur volgde, zou ik zelfs niet eens kunnen bewijzen, dat ik ooit verre voorvaders gehad had.”

 
Johannes Petrus Hasebroek (6 november 1812 – 29 maart 1896)
Portret door Louis Chantal, 1847