De Nederlandse schrijver Jan Siebelink werd geboren op 13 februari 1938 in Velp. Zie ook alle tags voor Jan Siebelink op dit blog.
Uit: Maar waar zijn die duiven dan
“Met een gerust hart was ik vanmorgen naar het ziekenhuis gegaan. Nu sta ik hier met die dichtgeplakte brief en ben uit het lood geslagen.
De droom van afgelopen nacht kwam terug: ik was tien, armoedig gekleed, en had in de ijzige kou onder het viaduct staan wachten. Elk moment kon de koets komen. Van het turen in de verte was ik, met tranen in mijn ogen, wakker geworden en had de slaap niet meer kunnen vatten.
Ruim op tijd had ik in de wachtkamer plaatsgenomen, had lang gewacht. Het was gebruikelijk om lang te wachten. Het zou vreemd zijn als het anders was. Wanneer je bij binnenkomst direct aan de beurt bent, klopt er iets niet. Geduld oefenen had ik al vroeg in mijn jeugd geleerd. Van de vorige afspraak herinnerde ik me een druk heen en weer geloop van vage gestalten. Ook was achter de glazen wand geen enkel gerucht te horen. Het leek of de afdeling Urologie van dit grote ziekenhuis in comateuze staat verkeerde.
Veertien dagen geleden had de uroloog, vrijwel pijnloos, weefsel uit mijn prostaat genomen. Vandaag zou ik de uitslag horen. Ik had de arts toen gevraagd of hij al iets ter geruststelling kon zeggen. Nee, daarover kon hij nog niets meedelen. Wel dat zo’n kleine negentig procent van mijn leeftijdgenoten aan prostaatkanker leed. Vaak wisten ze het zelf niet.
‘Ze gaan er niet aan dood, ze gaan ermee dood. Tenzij…’ De zinnen waren er nogal kortaf uit gekomen, met een vanzelfsprekend, natuurlijk gemak. Hij moest ze al heel vaak hebben uitgesproken.
Nu pas valt de opknapbeurt van de wachtkamer me op. De wanden zijn in vlakken hardgeel en roze geverfd, de vloer glimt strakblauw. In het midden reikt een wandmeubel tot aan het plafond, aan weerszijden uitgerust met talloze schuine plateaus voor folders. Door een onmerkbare tochtvlaag fladdert een kleurige folder op de grond, vlak voor mijn voeten. Ongewild lees ik het woord ‘prostaatkanker’. Met het hoofd afgewend veeg ik het onder het blankhouten meubelstuk.
Ik bedenk me, raap het netjes op en werp het in een prullenbak. Ik ben de laatste die het lot onnodig zal tarten.
Alle afspraken zijn geannuleerd. Alleen ik ben vergeten.
Voor mij ligt een brief klaar. Iets klopt er niet, iets klopt er juist wel. Ineens is er de gewaarwording op afstand van de wereld te zijn gezet.
Nog steeds sta ik in die zo ruime, volstrekt lege wachtkamer, kan niet van mijn plaats komen. Die brief in mijn hand is vergif, voelt als een aanval. Ik onderga de sensatie weggestuurd te zijn in een stuurloze auto. Vijf jaar geleden heb ik mijn vrouw verloren, vorige week heb ik mijn hond moeten laten inslapen.”
Onafhankelijk van geboortedata
De Amerikaanse dichter John Hennessy werd geboren in 1965 in New Jersey. Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog.Zie ook alle tags voor John Hennessy op dit blog.
Gemakswinkel Aquinas
7-Eleven is een verkeerde benaming, zoals geest-
lichaam” probleem. Ze sluiten nooit. Het koppelteken heeft
de vorm van een streepje. Zeker, deze lichaam-geest is
een machine, als je wilt, die door de stad ploegt
naar het steakhouse. American Spirit. Geef me
het gele pak. Geen lucifers? Deze dollar
negenenvijftig Santa aansteker ook. Grote Grab Bag
Doritos. Nee, de “motor” staat niet
op zich – hij maakt deel uit van de machine. Natuurlijk, papier is
goed, container voor recycling. Regen is geen probleem.
Ik eet de Doritos, rook verder – jij ook een?
De chips maken deel uit van mijn machine –
materie in materie – rook steekt mijn longen in brand,
geeft me die stoot van welbehagen in mijn
stuitje, stimuleert misschien een gedachte.
Ik ben top materie, geïnformeerd door de ziel.
Nee, ik heb het woord er niet zomaar tussen laten glippen
het is een schop – het graaft door onzin.
Leun wat dichterbij, onder de luifel, kom schuilen
je wilt een vuurtje. De mist kan niet beslissen
of het regen of nevel is. Straatlantaarns als manen, wolken
rond de neonreclames. Roze als de biefstuk waar
we naar op weg zijn. Het comfort van een roodleren
bank. Nee, je motor bestaat als onderdeel van
en voedt zijn machine; apart, beide zijn enkel
schroot, een stel koppelingen, roestige tandwielen.
Een onverlichte oven. Ongebakken aardappelen. Zure room
in een koe, bieslook groeit grotendeels ondergronds.
“Motor” is een slechte analogie. Ik ben een ding
geen twee, geen verbindingsstukken. Ik heb
geen lichaam, ik ben er een. Een dat hol is
op dit moment. Wat zal het zijn?
Filet mignon? Een plak prime rib, het vet er niet
afgesneden? 350 gram T-bone, vijf centimeter dik?
Nee, ik wacht als ik gegeten heb op een ander,
ga jij maar alvast. Hier heb je een vuurtje.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2019 en ook mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.