Gerrit Krol, Frans Pointl, Mehis Heinsaar, Ko Un, Edward van de Vendel

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

Uit: Aan de waterkant

“Hoewel de glazen, half volgeschonken, en de flesjes, half leeg, op vier punten het wegwaaien beletten, was het roodgeruite kleedje aan de rand nog vastgezet met een klem aan het tafeltje dat zelf tussen de planken, in een naad zijn poot had gezet, onwrikbaar.
‘We zitten boven de golven’, zei hij en hij greep het glas met de zilveren lettertjes, hield het op ooghoogte in haar richting alsof hij haar op de korrel wilde nemen: ‘gezondheid’, en hij goot de drank, die nog spartelde, achterover in de duisternis van zijn keel. Hij zette het glas neer op het kleedje, daar waar het opbolde. ‘Dood’, zei hij, maar de wind dook naar beneden, over de grond joeg hij, over de planken van de steiger als een zwaluw en zwenkend. De boten die niet gebruikt werden dobberden, kortgehouden, tegen het hout, tegen elkaar, wachtend op gebruikers. De achterste was reeds bezet; het zeil werd gehesen, het sloeg heen en weer en klom langs de mast intussen rustig omhoog. Ook de smalle fok schoot ten hemel, reeds werden de touwen losgegooid en de man die daar aan het zwemmen was, met zijn hoofd boven water, moest oppassen dat hij niet overvaren werd, zo snel liep die boot daar over de golven weg.
‘O, Ronald!’ gilde opeens het meisje, ‘hij gaat er over heen!’ Ze sprong op en wees met de vinger. De jongeman tegenover haar draaide zich om, keek trouwens meer naar haar, want hij wist niet wat ze bedoelde. Ze stond op de tenen, met de vingers gekromd tegen de mond van ontzetting, maar daar kwam hij weer uit het schuim te voorschijn, de zwemmer, lachend, met de kin vooruit alsof hij zelf ook een boot was en het meisje kon gaan zitten.
Ronald keerde zijn flesje met de hals in het glas. ‘En toch snap ik het niet’, zei ze, reikhalzend nog, ‘hij komt geloof ik niet vooruit.’
‘Wat bedoel je?’
‘Die man daar.’
Nog ’s weer keek hij, half gedraaid, in de aangewezen richting, en toen lachte hij. Hij keerde zich om. ‘Die zijn van kurk’, zei hij.
‘Neeee’, zei ze, als iemand die het nog niet geloven wil, maar toen zag ze het zelf ook: het was een zwemmer van kurk die daar aan de gang was. Ze lachte. ‘Kijk ‘m eens grijnzen’, zei ze, ‘en hij komt niet vooruit. Hij heeft niet eens armen ook. Hebben ze dat expres gedaan?’

 

 
Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

Bewaren

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frans Pointl werd geboren in Amsterdam op 1 augustus 1933. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Frans Pointl op dit blog.

Uit: De kip die over de soep vloog

“Van jongs af heb ik geweten dat ik een loner ben. De enige bij wie ik ooit echt hoorde was zij wier bijna verdorde schoot mij op het nippertje in het licht bracht.
Ze staat, kil en afwijzend en toch verholen mij liefhebbend, tussen mij en elk wezen waarmee ik mij wil verenigen.
Ik denk aan een tekening die ik onlangs in een museum zag.
Two pair of lovers and an old woman had de kunstenaar zijn tafereel genoemd.
Een jongeman reikt zijn geliefde een schaal aan, zijn hoofd dicht bij dat van haar en haar aandachtig schouwend. Hij draagt een broek die op de maillot van een hedendaagse balletdanser lijkt. Achter de geliefden zit een ander jong stel dat vertederd naar hen kijkt alsof dat stadium al ver achter hen ligt.
Rechts van de beide stellen zit een oude vrouw, die een vreemde, puntige muts draagt. Ze heeft zich afgewend van de jongelui en ondersteunt haar peinzende gezicht met een gebalde hand die ze tegen haar mond houdt.
In een lucide moment identificeer ik “the old woman”’.

 


Frans Pointl (1 augustus 1933 – 1 oktober 2015)
Cover

 

De Estse schrijver Mehis Heinsaar werd geboren op 1 augustus 1973 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Mehis Heinsaar op dit blog.

Uit: Butterfly Man (Vertaald door Tiina Randviir)

“Irmgiird turned out to be a huge woman, possibly more than three metres tall. Her thick red hair was tied back in a ponytail and her smile revealed a row of sharp white teeth. “Irmgiird, lion tamer,” she introduced herself in a low purring voice and held out a scratched hand. “Glad to meet you – I’m Anselm – mediocre conjurer and I suppose you could now call me butterfly man too,” muttered Anselm staring foolishly at his feet. Smiling, Irmgiird took him by the arm and the odd couple went to explore backstage.
Anselm saw a really weird selection of people there, it was rather like wandering into some kind of strange dream world. He saw a man with a transparent body surrounded by gorgeous women with non-transparent bodies who seemed to form his harem; he saw an old wrinkled woman with a long white horn growing out of her forehead and whose sweet breath reminded Anselm of a long-forgotten world. Two children with wings for arms were floating near the ceiling and their flight resembled that of bats. There was also a troupe of acrobats practising various routines who were distinctive in that their skin was covered in fish-scales. Countless attendants were bustling around everywhere, ready to satisfy the “artistes’” every whim.
Anselm felt distinctly uneasy as he moved through this company and it grew harder for him to work out if this was just a collection of freaks from different parts of the world or if these were rare and wonderful creatures whose ranks he now had the honour of joining. When Irmgiird asked him what he thought of his new colleagues, he shrugged shyly and replied: “ Maybe I would be better off as a mediocre conjurer somewhere else – it’s rather intimidating here.”
This comment really made Irmgiird fly off the handle, she grabbed Anselm by the collar and clasped him between her magnificent breasts. “You’re just a stupid little shithead to talk like that,” she rasped viciously, “do you think I’m some kind of monster too? Maybe I should be ashamed of my might and beauty, is that it?” For the duration of this tirade Anselm was forced to look into her dark green eyes and breathe in the heady smell of musk emanating from between her breasts, suddenly a huge cloud of emperor butterflies burst forth from him, a sign of supreme ecstasy.”

 

 
Mehis Heinsaar (Tallinn, 1 augustus 1973)

 

De Koreaanse dichter Ko Un werd geboren op 1 augustus 1933 in Gunsan. Zie ook alle tags voor Ko Un op dit blog en ook mijn blog van 1 augustus 2010.

 

The Himalayas

Recollection is short, fantasy long!
A place where I’d never been born,
must never be born—
the Himalayas.

On whose behalf
did I go there?
I went with all ten fingers trembling.

With so many kinds of foolishness left back home,
I gazed up toward a few peaks
brilliant at eight thousand meters, their golden blades piled high.
Before that, and after,
I could not help but be an orphan.

I had but one hope:
to stay as far from the Himalayas as humanly possible,
and from the world of troublesome questions.
Yes, that was it.

 

Maternal Grandfather

Ch’oi Hong-kwan, our maternal grandfather,
was so tall his high hat would reach the eaves,
scraping the sparrows’ nests under the roof.
He was always laughing.
If our grandmother offered a beggar a bite to eat,
he was always the first to be glad.
If our grandmother ever spoke sharply to him,
he’d laugh, paying no attention to what she said.
Once, when I was small, he told me:
‘Look, if you sweep the yard well
the yard will laugh.
If the yard laughs,
the fence will laugh.
Even the morning-glories
blossoming on the fence will laugh.’

 

 
Ko Un (Gunsan, 1 augustus 1933)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Edward van de Vendel werd geboren in Leerdam op 1 augustus 1964. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en ook alle tags voor Edward van de Vendel op dit blog.

 

Tuintje

We tutten ons tuintje op
en kammen het gras,
make-uppen de randjes
langs het terras:
overal plantjes met lippenstiftkleuren,
overal bloemen met bloemetjesgeuren.
Daarna het heggenhaar
weg met de heggenschaar –
zo wordt ons tuintje een prachtig gezicht
dat plat naar de zomer
te glimlachen ligt.

 

Vlekje

Ik heb een vlekje op mijn been,
dat eruitziet
als een roosje.
Ik kreeg het van mijn moeder,
denk ik,
uit een moedervlekkendoosje.
Is het een stiekem bloemetje
dat ik alleen maar ken?
(En mama dus misschien?)
Of is het een bewijsje
dat ik
een lentemeisje ben?
(Wil je het even zien?)

 

 
Edward van de Vendel (Leerdam, 1 augustus 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2014 en ook mijn blog van 1 augustus 2013 en ook mijn drie blogs van 1 augustus 2011.

Bewaren