De radicaal feministische Amerikaanse schrijfster en journaliste Vivian Gornick werd geboren op 14 juni 1935 in New York. Gornick groeide op in The Bronx, als dochter van Oekraïense immigranten. Haar jeugd speelde zich af in een flatgebouw met uitsluitend andere Joodse Amerikaanse gezinnen. Vivians vader werkte in een textielfabriek, die eigendom was van haar ooms. Haar moeder bestierde het huishouden. Beiden waren sympathisanten van de Communistische Partij van de Verenigde Staten. In haar boek “The Romance of American Communism” (1977) beschreef zij, hoe de atmosfeer thuis was: Toen ze 13 jaar oud was overleed haar vader. Haar moeder stortte in, bracht dagen door op de sofa in de woonkamer en weigerde, jarenlang, om op te staan. Gornick behaalde in 1957 haar Bachelor of Arts in Engelse literatuur aan het City College of New York en drie jaar later een Master of arts aan de New York-universiteit. Na haar universitaire studie werkte ze van 1969 tot 1977 als verslaggever bij The Village Voice en publiceerde over de strijd aan het feministisch front. In 1969 schreef Gornick een essay in dit weekblad getiteld The Next Great Moment in History is Theirs, over de Tweede feministische golf. Op haar vijfendertigste keek ze terug op twee huwelijken, die allebei eindigden in een echtscheiding. Haar conclusie was dat ze alle ruimte nodig had om te kunnen schrijven. De liefde stond op het tweede plan. Haar boek “Approaching Eye Level” (1969) gaat over haar eerste kennismaking met het feminisme in de jaren zeventig en hoe zij door ontmoetingen met voorvechtsters als Kate Millett en Shulamith Firestone leerde om zichzelf als vrouw te waarderen. In 1971 reisde Gornick naar Egypte, waar Anwar Sadat de macht had overgenomen. Zij bracht zes maanden door in Caïro. Ze praat weinig, maar houdt haar oren en ogen gespitst op deze vreemde cultuur. Haar indrukken legde ze vast in haar boek “In Search of Ali Mahmoud”, dat in 1974 op de longlist voor de National Book Award terecht kwam. In 1976 publiceerde Gornick een essay, “The Price of Paying Your Own Way” (De prijs die je betaalt voor je onafhankelijkheid) over vrouwen en geld. In de jaren tachtig heeft Gornick zes boeken uitgebracht, maar haar voornaamste bronnen van inspiratie raken opgedroogd. De tweede feministische golf is tot stilstand gekomen. Haar sympathie voor het communisme raakt bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie bekoeld. In 1987 verscheen “Fierce Attachments”, in het Nederlands vertaald als “Verstrengeld”. Gornick maakte er echt naam mee en voor de eerste keer had zij geen financiële zorgen meer. In 2001 schreef Gornick “The Situation and the Story”, over de kunst van het schrijven van non-fictie verhalen. Tot op heden is het een standaardwerk dat gebruikt wordt in cursussen Creatief Schrijven. “The Odd Woman and the City” (2015) gaat zowel over haar solitaire bestaan als de onverwachte hartelijkheid die ze tijdens haar wandelingen door de straten van New York tegenkomt. “Unfinished Business: Notes of a Chronic Re-Reader” dateert uit 2020. Gornick verdiept zich opnieuw in het werk van schrijvers, die ze in haar jonge jaren graag las, zoals D.H. Lawrence , Colette en Saul Bellow.
Uit: Verstrengeld (Vertaald door Caroline Meijer)
“Ik ben acht. Mijn moeder en ik verlaten onze woning op de eerste verdieping. Onze buurvrouw, mevrouw Drucker, staat in haar deuropening te roken. Mijn moeder draait onze voordeur op slot en vraagt: ‘Wat sta jij hier te staan?’ Mevrouw Drucker wenkt met haar hoofd naar achteren. ‘Hij wil met me naar bed. Ik heb gezegd dat-ie moet douchen voor-ie me mag aanraken.’ Ik weet dat ze met ‘hij’ haar man bedoelt. Met “hij”wordt altijd de man bedoeld. ‘Hoezo? Is-ie vies?’ vraagt mijn moeder. ‘1k vind hem vies,’ antwoordt ze. ‘Drucker, je bent een hoer,’ zegt mijn moeder. Mevrouw Drucker haalt haar schouders op. ‘Ik ga niet met de metro,’ zegt ze. In de Bronx zei je dat je ‘met de metro ging’ als je werk had.
Tussen mijn zesde en eenentwintigste woonde ik in die huurkazerne. Er waren twintig woningen, vier op elke etage, en als ik eraan terugdenk zie ik een gebouw vol vrouwen voor me. Ik herinner me bijna geen mannen. Het stikte ervan natuurlijk — mannen, vaders, broers — man ik herinner me alleen de vrouwen. En in mijn herinnering zijn ze allemaal al even ongelikt als mevrouw Drucker, of fel als mijn moeder. Ze praatten nooit alsof ze beseften wie ze waren of op wat voor akkoordje ze het met het leven hadden gegooid, man handelden vaak wel zo. Slim, wispelturig, ongeletterd waren ze en ze gedroegen zich als de hoofdrolspeelsters in een melodrama. Er gingen jaren voorbij in ogenschijnlijke rust en dan ineens had je de poppen aan het dansen: twee of drie levens werden beschadigd (misschien zelfs kapotgemaakt) en vervolgens kwam het tumult weer tot bedaren. En dan begon Ales van voren of aan: stuurs zwijgen, erotische apathie, de gebruikelijke dagelijkse ontkenning. En ik — het meisje dat in hun midden opgroeide, naar hun evenbeeld werd gevormd — ik nam de vrouwen in me op zoals je chloroform inademt op zoals je chloroform inademt op een doek tegen je neus. Het heeft me dertig jaar gekost om in te zien hoeveel ik van ze begreep.
*****
Mijn moeder en ik wandelen over straat. Ik vraag haar of ze zich de vrouwen uit ons gebouw in de Bronx nog herinnert. ‘Natuurlijk,’ antwoordt ze. Dan suggereer ik dat het de seksuele driften waren die hen zo gek maakten. ‘Absoluut,’ zegt ze zonder haar pas te vertragen. ‘Herinner je je Drucker nog? Die beweerde altijd dat ze zich het raam uit zou gooien als ze niet kon roken wanneer ze gemeenschap had met haar man.”