Beecher Stowe en René Char

Harriet Beecher Stowe was een Amerikaanse abolitioniste en schrijfster uit Litchfield, Connecticut. Tijdens haar leven schreef zij meer dan 10 werken. Het bekendste hiervan is Uncle Tom’s Cabin, een beschrijving van het leven van Amerikaanse slaven dat tussen 1851 en 1852 in serievorm gepubliceerd werd in het abolitionistische blad de National Era van Gamaliel Bailey. Haar tweede boek was Dred: A Tale of the Great Dismal Swamp.

Beecher-Stowe werd geboren in Litchfield en groeide voornamelijk op in Hartford. Zij was de dochter van Lyman Beecher, een vooraanstaand Congregationalistisch predikant uit Boston, en zuster van eminent pastoor Henry Ward Beecher. In 1832 verhuisde haar familie naar Cincinnati, een andere thuishaven van de abolitionistische beweging, waar haar vader de eerste president werd van het Lane Theological Seminary. Aldaar deed ze eerstehands kennis op over slavernij en de Underground  Railroad en voelde ze zich geroepen De Negerhut van Oom Tom te schrijven, de eerste Amerikaanse novelle met een neger in de hoofdrol.

 

 

Citaten:

 

“I no more thought of style or literary excellence than the mother who rushes into the street and cries for help to save her children from a burning house, thinks of the teachings of the rhetorician or the elocutionist.”

 

Uit: Uncle Tom’s Cabin

“On the shores of our free states are emerging the poor, shattered, broken remnants of families,–men and women, escaped, by miraculous providences, from the surges of slavery,–feeble in knowledge, and, in many cases, infirm in moral constitution, from a system which confounds and confuses every principle of Christianity and morality. They come to seek a refuge among you; they come to seek education, knowledge, Christianity.

What do you owe to these poor, unfortunates, O Christians? Does not every American Christian owe to the African race some effort at reparation for the wrongs that the American nation has brought upon them? Shall the doors of churches and school-houses be shut down upon them? Shall states arise and shake them out? Shall the Church of Christ hear in silence the taunt that is thrown at them, and shrink away from the helpless hand that they stretch out, and shrink away from the courage the cruelty that would chase them from our borders? If it must be so, it will be a mournful spectacle. If it must be so, the country will have reason to tremble, when it remembers that fate of nations is in the hand of the One who is very pitiful, and of tender compassion.“

Harriet Beecher Stowe (14 juni 1811 – 1 juli 1896)

 

René Char werd geboren op 14 juni 1907.  Hij stierf op de gezegende ouderdom van 81 jaar. Hij vervoegde in 1929 de surrealistische groep en sloot zich aan bij Picasso en André Breton. Met deze laatste alsmede met Paul Eluard, schreef hij “Ralentir travaux”. In 1934 publiceerde hij “Le marteau sans maître” en keerde zich langzamerhand af van de surrealistische stroming.  

 

In “Les feuillets d’hypnos “ (1946), beschrijft hij zijn ervaringen in de oorlog. Na de bevrijding publiceert hij “Seuls demeurent” (1945) en “Le poème pulvérisé” (1947) waarmee hij definitief zijn bekendheid en zijn faam vestigde. Hij publiceerde nog regelmatig tot aan zijn dood. Als een ultieme erkenning van zijn oeuvre verscheen zijn verzameld werk in de “pléiade” in 1983 nog tijdens zijn leven.  

René Char behoort tot een van de grootste hedendaagse Franse dichters. Camus zei over hem: “Dit oeuvre is een van de belangrijkste dat ooit werd geproduceerd in de literatuur. Sedert Apolinaire is er in de Franse poëzie geen grotere poëtische revolutie meer geweest die een vergelijking met zijn werk kan doorstaan.”.    

 

 

 

Allégeance

Dans les rues de la ville il y a mon amour. Peu importe où il va dans le temps divisé. Il n’est plus mon amour, chacun peut lui parler. Il ne se souvient plus; qui au juste l’aima?

Il cherche son pareil dans le voeu des regards. L’espace qu’il parcourt est ma fidélité. Il dessine l’espoir et léger l’éconduit. Il est prépondérant sans qu’il y prenne part.

Je vis au fond de lui comme une épave heureuse. A son insu, ma solitude est son trésor. Dans le grand méridien où s’inscrit son essor, ma liberté le creuse.

Dans les rues de la ville il y a mon amour. Peu importe où il va dans le temps divisé. Il n’est plus mon amour, chacun peut lui parler. Il ne se souvient plus; qui au juste l’aima et l’éclaire de loin pour qu’il ne tombe pas?

Loyaliteit

In de straten van de stad bevindt zich mijn geliefde.  Het geeft niet waar hij gaat in de versnipperde tijd.  Hij is mijn geliefde niet meer, iedereen kan met hem praten. Hij herinnert het zich niet meer; wie precies hield nu van hem?

Hij zoekt zijns gelijke in de bede van de blikken. De ruimte die hij doorloopt is mijn trouw. Hij tekent de hoop en wijst hem zachtjes af. Hij is dominant zonder dat hij dat wil.

Ik leef diep in hem als een gelukkig wrak. Zonder dat hij het beseft, is mijn eenzaamheid zijn schat.

In de straten van de stad bevindt zich mijn geliefde. Het geeft niet waar hij gaat in de versnipperde tijd. Hij is mijn geliefde niet meer, iedereen kan met hem praten. Hij herinnert het zich niet meer; wie precies hield nu van hem en verlicht hem op afstand opdat hij niet valt?

Vertaling: Henri Thijs  

 

 

René Char (14 juni 1907 – 19 februari 1988)