Christina Georgina Rossetti werd geboren in Londen op 5 december 1830. Zij was een zuster van de dichter en kunstschilder Dante Gabriel Rossetti. Hun vader, Gabriele Rossetti, was een Italiaans asielzoeker uit Napels en hun moeder was Frances Polidori, de zuster van Lord Byrons vriend en arts John William Polidori. In 1850 publiceerde zij onder het pseudoniem Ellen Allayne in ‘The Germ’, het tijdschrift van de Prerafaëlieten. In 1862 verscheen haar beste bundel, Goblin market and other poems. Haar werk (niet alleen gedichten, maar ook verhalen en sprookjes, grotendeels gericht op kinderen) wordt gekenmerkt door een zekere zwaarmoedigheid, maar ook door een diepgevoeld geloof. De toon van de gedichten is eenvoudig en natuurlijk. Met kunstenaars als John Donne en William Blake wordt zij gerekend tot de grote mystieke Engelse dichters.
Remember
Remember me when I am gone away,
Gone far away into the silent land;
When you can no more hold me by the hand,
Nor I half turn to go, yet turning stay.
Remember me when no more day by day
You tell me of our future that you plann’d:
Only remember me; you understand
It will be late to counsel then or pray.
Yet if you should forget me for a while
And afterwards remember, do not grieve:
For if the darkness and corruption leave
A vestige of the thoughts that once I had,
Better by far you should forget and smile
Than that you should remember and be sad.
Song
When I am dead, my dearest,
Sing no sad songs for me;
Plant thou no roses at my head,
Nor shady cypress tree:
Be the green grass above me
With showers and dewdrops wet;
And if thou wilt, remember,
And if thou wilt, forget.
I shall not see the shadows,
I shall not feel the rain;
I shall not hear the nightingale
Sing on, as if in pain;
And dreaming through the twilight
That doth not rise nor set,
Haply I may remember,
And haply may forget.
Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
De Russische dichter Fjodor Tjoettsjev werd geboren op 5 december 1803 in Ovstug in het gouvernement Orjol. Tyutchev studeerde in Moskou, kreeg in 1822 een baan in het ministerie van Buitenlandse Zaken in Sint Petersburg en werkte daarna langere tijd als Russische gezant in München en vanaf 1838 in Turijn. In 1857 werd hij voorzitter van het commitee voor buitenlandse censuur in Sint Petersburg en dat bleef hij tot aan zijn dood. In 1868 verschenen zijn verzamelde gedichten. Ook als vertaler van voornamelijk Duitse dichters als Heine, Goethe en Schiller had hij grote verdiensten. Voor Tjoettsjev zelf waren de gedichten eerder een bijzaak, maar Russische symbolisten als Alexander Blok en Andrey Bely roemden zijn grootheid.
The Last Love
Oh, how, in the ending years
Is love more tender and superstitious —
O shine! O shine, my parting rays
Of the evening sun, of the last heart wishes!
The darkness cuts half of the sky;
And only the West has the roving glow,
Oh, time of evening, do not fly!
Enchantment, be prolonged and slow!
Let blood in veins has a thinner staff,
But a heart preserves the gentle passion —
O you, my last and tender love,
You are my bliss and desperation.
Fjodor Tjoettsjev (5 december 1803 – 27 juli 1873)
De Duitse schrijfster Eugenie Marlitt werd geboren op 5 december 1825 in Arnstadt. Haar ouders, die uit een oud koopmansgeslacht stamden deden haar in de leer bij Fürstin Mathilde von Schwarzburg-Sondershausen voor een muzikale opleiding. Deze zette zij van 1844 tot 1846 voort aan het Weense conservatorium. Zij trad daarna op als operazangres, maar moest dat wegen een oorkwaal opgeven. Vanaf 1863 werkte zij als zelfstandig schrijfster. In 1866 verscheen haar eerste roman, Goldelse, die haar tot de eerste vrouwelijke bestsellerauteur van de wereld maakte. Critici van haar werk erkenden enerzijds wel bepaalde literaire kwaliteiten, maar verweten haar aan de andere kant toch dat zij te veel gebruik maakte van “het assepoestereffect.”
Uit: Goldelse
„So eilt das junge Mädchen flüchtig und schwebend durch Schneefall und andringenden Menschenstrom, und ich zweifle keinen Augenblick, sie würde auf den schwimmenden Quadersteinen des Trottoirs, umbraust vom Sturme, nicht anders als auf dem Parkett eines Salons auch, dem Leser unter holdseligem Lächeln die graziöseste Verbeugung machen, wenn ich sie ihm vorstellen wollte als Fräulein Elisabeth Ferber. Diese Vorstellung kann nun freilich nicht stattfinden, und das ist mir insofern ganz erwünscht, als ich beabsichtige, den Leser mit der Vergangenheit des jungen Mädchens bekannt zu machen.
Herr Wolf von Gnadewitz war der letzte Abkömmling eines ruhmreichen Geschlechts, das seinen Ursprung zurückleiten konnte bis in zweifelhaftes Dämmerlicht noch vor jenem goldenen Zeitalter, allwo der vorüberziehende Kaufmann in irgend einem Hohlwege seine kostbaren Stoffe und Waren zu adligen Bannerfähnlein und glänzenden Turnierwämsern, wie zu junkerlichen Gelagen unfreiwilligerweise ablieferte. Aus jenen unvergeßlichen Zeiten datierte auch ein Rad in dem Wappen der Gnadewitze, auf welchem einer der Ahnherren seinen Heldengeist verhauchen mußte, weil er in Ausübung jenes ritterlichen Aneignungssystems allzuviel Krämerblut vergossen hatte.“
Eugenie Marlitt (5 december 1825 – 22 juni 1887)
De Oostenrijkse schrijver en taalkundige Alois Brandstetter werd op 5 december 1938 in Aichmühl bei Pichl, Oberösterreich geboren. Zijn literaire werk bestaat uit o.a. 11 romans, (waarvan twee verfilmd) en enkele bloemlezingen. Brandstetter doceert momenteel aan de universiteit van Klagenfurt. Hij bezocht het bischoppelijke jongensseminarie in Linz en het gymnasium voordat hij in Wenen germanistiek en geschiedenis ging studeren. Eerder werkte hij aan de universiteiten van Salzburg en Saarbrücken.
Uit: Meine besten Geschichten
Der 1. Neger meines Lebens
„1945 sah ich den 1. Neger meines Lebens. Der 1. Neger meines Lebens saß auf einem der Panzer, die an meinem Elternhaus vorbeifuhren.
Wir hatten ziemliche Angst, als der 1. Neger vor unserem Stubenfenster auftauchte. Vater sagte aber, daß wir keine Angst haben müssen. Vater sagte, daß die Neger auch Menschen sind, nur daß sie leider Neger sind. Immer mehr Neger tauchten vor unserem Stubenfenster auf. Ich konnte noch gar nicht so weit zählen. Vater sagte immer wieder, daß wir keine Angst haben brauchen, weil die Neger eigentlich auch Menschen sind. Vater sagte, daß die Neger gewissermaßen auch Menschen sind. Vater sagte, daß die Neger sozusagen auch Menschen sind. Vater sagte, daß die Neger in gewissem Sinne auch Menschen sind. Vater sagte, daß wir keine Angst haben brauchen, weil die Neger Menschen wie wir sind, nur daß wir Gott sei Dank keine Neger sind, während die Neger bedauerlicherweise Neger sein müssen. Die Neger sind nun einmal Neger, sagte Vater. Aber die Missionare haben schon viele Neger bekehrt, sagte Vater, und wir tragen dazu unser Scherflein bei, sagte Vater. Er hat selbst einmal gelesen, sagte Vater, wie ein Missionar geschrieben hat, daß viele Neger eine ganz weiße Seele haben. Obwohl kein einziger Neger mit so einer weißen Seele vor unserem Stubenfenster auftauchte, leuchtete es mir doch gleich ein, daß sich mit diesem Bekehren, wie es Vater nannte, oder sonst irgendwie manches an der schwarzen Farbe machen ließe.
Einige Tage nach dem Einmarsch der Amerikaner sagte Vater beim Mittagessen, daß ein Neger der Nachbarin etwas ganz Böses angetan hat. Mutter sagte aber ganz vorwurfsvoll zu ihm: Aber Martin, und daß Schindeln am Dach sind, sagte sie. Vater sagte aber, daß ein Neger die Nachbarin eigentlich, gewissermaßen und sozusagen vergewaltigt hat. Vater sagte, daß die Neger eigentlich gewissermaßen und sozusagen keine Menschen sind. Vater sagte, daß die Neger in gewissem Sinne Tiere sind. Vater sagte, daß die Neger vergleichbar sind. Vater sagte, daß die Neger nicht wie wir sind. Wir hatten alle große Angst, und meine Schwester begann zu weinen. Vater sagte aber, daß wir keine Angst haben dürfen, weil die Nachbarin genaugenommen eigentlich sowieso eh eine Hure ist“.
Alois Brandstetter (Aichmühl , 5 december 1938)
De Amerikaanse schrijfster Joan Didion werd geboren in Sacramento Valley op 5 december 1934. Zij schreef romans en filmscenario`s, maar is vooral bekend geworden met haar literaire non-fictie. Ze studeerde af in Engelse literatuur aan de universiteit van Berkeley in 1956. In dat jaar won ze een essaywedstrijd van het tijdschrift Vogue. Ze schreef free lance voor onder meer de National Review en de New Yorker. Haar artikelen over de tegencultuur van de jaren zestig in Californië bundelde ze in Slouching towards Bethlehem (1968). Sindsdien is Didion, met Tom Wolfe en Hunter S. Thompson, vaak omschreven als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de New Journalism, de literaire tak van de Amerikaanse journalistiek die bloeide in de jaren zestig en zeventig. Latere stukken over Californische verschijnselen als Charles Manson en de Hells Angels bundelde ze in The White Album (1979).Met haar tweede roman Play It As It Lays (1970) won ze de National Book Award, een onderscheiding die ze opnieuw kreeg voor The Year of Magical Thinking, nu in de categorie non-fictie. Voor The New York Review of Books volgde Didion de schandalen rond de Amerikaanse president Clinton in stukken die zijn gebundeld in Political Fictions (1991). In Where I Was From (2003) bracht Didion oude en nieuwe essays samen over Californië. Jan Donkers schreef daarover dat Didion `de hardnekkige Californische mythe` van ruig indvidualisme ontmaskert als `monumentaal zelfbedrog`
Uit The Year of Magical Thinking (2005)
“Magisch denken betekent de mobiele telefoon van de overledene opladen.Verdriet blijkt een plaats te zijn die niemand van ons kent tot we hem bereiken. We voorzien (we weten) dat iemand die ons na staat kan sterven, maar we kijken niet verder dan de paar dagen of weken die onmiddellijk volgen op zo`n denkbeeldige dood. We hebben zelfs geen juist beeld van die paar dagen of weken. We verwachten misschien als de dood plotseling komt dat we een schok zullen voelen. We verwachten niet dat de schok ons zal wegvagen, zowel lichaam als geest zal ontwrichten. We verwachten misschien dat we gebroken zullen zijn, ontroostbaar, waanzinnig door het verlies. We verwachten niet dat we letterlijk gek zullen zijn, terwijl we kalm het moment afwachten waarop onze echtgenoot terugkomt omdat hij zijn schoenen nodig heeft.”
Joan Didion (Sacramento Valley, 5 december 1934)