Elisabeth Eybers werd op 16 februari 1915 in Klerksdorp, Transvaal in Zuid-Afrika geboren en debuteerde op 21-jarige leeftijd met Belydenis in die skemering (1936), de eerste bundel Afrikaanse gedichten door een dichteres. Voordat zij in 1961 van Johannesburg naar Amsterdam verhuisde, publiceerde ze zes andere bundels en veroverde ze de prestigieuze Hertzog-prijs. In Amsterdam bleef ze in het Afrikaans dichten; tot en met 1997 verschenen er bij Querido twaalf bundels, waarin zij op onnavolgbare wijze over liefde, verlangen, heimwee, buitenstaanderschap, ouderdom en de dood dicht. Ondanks de grote afstand tussen haar en Zuid-Afrikaanse lezers is haar aanzien in de Afrikaanse letterkunde altijd groot geweest; maar ook in de Nederlandse letterkunde heeft zij zich inmiddels een vooraanstaande positie verworven, zoals blijkt uit de toekenning van de Herman Gorter-, Constantijn Huygens- en P.C. Hooftprijzen. Deze erkenning is een duidelijk bewijs van haar unieke positie in de letterkunden van twee taalgebieden.
Taalles
Die eerste mededele wat mens leer
vóór drie jaar oud is lewenslank genoeg
om die akuutste nood te formuleer
soos: ek het honger … hou van jou … is moeg …
Plots uit die soet ontmoeting weggeruk
het hulle ’n nuwe saamkomplek ontdek
om oor en oor, onnosel van geluk,
toereikend te verduidelik: jy en ek …
’n Maand daarna – want tyd bring raad – hanteer
hul moeiteloos diggeweefde sin,
die voegwoorde van kunstige verweer
soos: daarenteen … ondanks … desnietemin …
Dagdroom
Ek het jou brief gelees terwyl ek eet,
die woordesoet het oor my tong gesprei.
Verby die aardse brood het ek gestaar
dwarsdeur die bome in die raam, dwarsdeur die grys
wolkeplafon tot in die paradys
waar alles lig en helder is. En net
soos in die Bybel was ons naak en het
ek, aangekla, gou hom die skuld gegee
wat skemerig sis. . . toe ek opeens gewaar
dat ek my halfgerookte sigaret
aftik in my twee-derde koppie tee.
Eerste liefde
Ons liefde het gesterf met die oggendstond,
En ons het haar begrawe, bleek en stom;
teer lentegras en geurige voorjaarsgrond
bedek haar, sonder smuk van krans of blom.
Onthou jy haar?… Sy was tingerig-fyn,
met vingers slank en lig, haar stem was sag,
en haar blou wonder-oë vreemd en rein.
Haar dood was vreedsaam, sonder rougeklag.
Ek mag nie om haar ween: haar stil vertrek
was beter as ’n kwynende bestaan
– maar, ag, ek wonder of jy ooit, soos ek,
’n oomblik by haar graf in mym’ring staan…
Elisabeth Eybers (Klerksdorp, 16 februari 1915)
De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Hij studeerde Algemene Letteren (tegenwoordig Taal en Cultuurstudies) in Utrecht, dat tevens zijn geboorteplaats is. Hij heeft last van angsten die hem beletten Utrecht al te ver te verlaten. Als freelance journalist werkt hij regelmatig voor Rails, het Utrechts Universiteitsblad en het hogeschoolblad Trajectum. Incidenteel levert hij bijdragen aan het Algemeen Dagblad, het vroegere Utrechts Nieuwsblad en CJP Magazine. In het seizoen 1999-2000 was hij de eerste “huisfilosoof” van het Centraal Museum in Utrecht. Van december 2000 tot en met april 2001 was in het Universiteitsmuseum in Utrecht zijn tentoonstelling Poëzie op sterk water te bewonderen. Met Kees Wennekendonk heeft hij de expositie Glas & Inkt gemaakt, met gedichten en brilmonturen. Heytze rekent men tot de zogenaamde Utrecht Maffia; een groep van Utrechtse schrijvers en columnisten, waar ook Manon Uphoff, Ronald Giphart, Jerry Goossens en Jack Nouws toe gerekend worden.
POÈTE BÉNIT
Het gaat te goed! Doe daar wat aan!
Timmer gaten in mijn muren,
smijt een dreigbrief door het raam
en jaag de schimmel in mijn boeken,
laat de buurt mijn kop vervloeken,
sluit het gas af, doof het licht
en laat een ouderwetse winter
door de waterleiding gaan.
Boek mij voor een habbekrats
in godverlaten oorden, waar
mijn woorden in het schuim verzuipen
van de bierpomp op het plein.
Laat mij spreken voor holle zalen
en zet daar espressomachines bij aan,
laat mij ’s nachts op weg naar huis
bij opgeheven haltes staan.
Laat honderd slechte epigonen
mijn hagelwit blazoen besmeuren,
laat mijn werk niet leven maar gebeuren
in een voetnoot van een slecht geschreven
doctoraal. O, laat alleen journaille
en het meest belegen recensentendom
mijn werk waarderen. Geef mij nul
op het rekest, dat zal mij leren!
Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)
De Russische schrijver Nikolaj Semjonovitsj Leskov werd geboren in Orjol op 16 februari 1831.Leskov’s realistische schrijfstijl kenmerkt zich vooral door het gebruik van woorden uit het dagelijks spraakgebruik, en dan met name uit de regio’s. Dit maakt het werk van Leskov wat minder toegankelijk dan bijvoorbeeld het werk van Aleksandr Poesjkin. Zijn sympathie voor de regio’s uitte zich ook door zijn (verdekte) kritiek op de tsaren, zoals bijvoorbeeld in het boek De linkshandige (1881). Een ander bekend werk van Leskov is het verhaal Lady Macbeth van het district Mtsensk (1865). Hierin krijgt Katerina Ismajlova, de vrouw van een rijke landeigenaar, een affaire met een knecht. Het boek Lady Macbeth uit het district Mtsensk vormde de inspiratie voor de gelijknamige opera van Dmitri Sjostakovitsj.
Uit: The Blue Ladder
“When the holy Apostle Peter’s earthly life had terminated, and he was called up to Heaven, the Lord gave him the heavenly keys to the gates of Paradise.
With earnest priestly devotion, the holy apostle went about his exalted business, unlocking the gates of Paradise to the souls of those who had earned heavenly blessedness in their earthly life, by the decision of the Most High and Righteous Judge. And so he continued for many years, in a steady and habitual manner. But one day, the apostle Peter came before the Lord God in a very troubled state, kissed the sleeve of His luminous robe, and said: “O Lord, may Thy wrath not come upon me! I must bring my troubles before you. Lo, for many days now I have been seeing people whom I have not allowed in through the gates of paradise, in this Thy most illustrious garden. I cannot explain how they come to be here. Their faces do not in any way resemble the faces of the righteous. I fear that this may be a trick of the evil one. He and his servants are capable of every kind of craftiness. Knowing that the keys are always in my possession and that there is no other entrance, I am much perplexed, even saddened.”
The Lord responded: “It is your duty and responsibility. Watch closely those who enter paradise, and there shall be no unwanted guests.”
A few more days passed, and the apostle appeared again before the Lord Sabbaoth: “O great and merciful God, every day more and more strangers steal up to paradise, I know not how over the heavenly fence. I address Thy wisdom and power. I myself have no power, and
my wisdom is insignificant. Thou alone art All-knowing.
Nikolaj Semjonovitsj Leskov (16 februari 1831 – 5 maart 1895)
De Amerikaanse schrijver Richard Ford werd geboren op 16 februari 1944 in Jackson, Missisippi. Voor zijn romans ontving hij al de Pulitzer prijs en de PEN/Faulkner Award. Hij geldt naast John Cheever en Raymond Carver als vertegenwoordiger van het dirty realism”. Veel van zijn verhalen spelen in Montana, wwar hij vaak de zomer doorbracht. Zijn werk verscheen vooral in tijdschriften als The New Yorker en Esquire.
Uit: Independence Day
“In Haddam, summer floats over tree-softened streets like a sweet lotion balm from a careless, languorous god, and the world falls in tune with its own mysterious anthems. Shaded lawns lie still and damp in the early a.m. Outside, on peaceful-morning Cleveland Street, I hear the footfalls of a lone jogger, tramping past and down the hill toward Taft Lane and across to the Choir College, there to run in the damp grass. In the Negro trace, men sit on stoops, pants legs rolled above their sock tops, sipping coffee in the growing, easeful heat. The marriage enrichment class (4 to 6) has let out at the high school, its members sleepy-eyed and dazed, bound for bed again. While on the green gridiron pallet our varsity band begins its two-a-day drills, revving up for the 4th: “Boom-Haddam, boom-Haddam, boom-boom-ba-boom. Haddam-Haddam, up’n-at-‘em! Boom-boom-ba-boom!
Elsewhere up the seaboard the sky, I know, reads hazy. The heat closes in, a metal smell clocks through the nostrils. Already the first clouds of a summer T-storm lurk on the mountain horizons, and it’s hotter where they live than where we live. Far out on the main line the breeze is right to hear the Amtrak,The Merchants’ special,” hurtle past for Philly. And along on the same breeze, a sea-salt smell floats in from miles and miles away, mingling with shadowy rhododendron aromas and the last of the summer’s staunch azaleas.”
Richard Ford (Jackson, 16 februari 1944)
De Duitse schrijfster Iris Kammerer werd geboren op 16 februari 1963 in Krefeld, Zij studeerde germanistiek, klassieke talen en filosofie in München en Marburg had verschillende banen in de handel. In 1997 sloot zij haar studie af. In 1999 – 2000 was zij medeoprichtster van de 42erAutoren – Verein zur Förderung der Literatur e.V. Kammerer is ook lid van Quo vadis (Förderkreis historischer Roman e.V.) In 2004 verschenen haar historische romans “Der Tribun” en “Die Schwerter des Tiberius”.
Uit: Die Schwerter des Tiberius
„Das Licht der schräg stehenden Sonne funkelte und tanzte auf den Wellen des Rhenus, der sich träge durch die Ebene wälzte. Schnaubend wühlte der graue Hengst mit einem Vorderhuf das Wasser auf, als Hufschlag über den Ufersand dröhnte. Gaius Cornelius Cinna drehte sich im Sattel um; vier Turmen ubischer Reiterei ordneten sich zu Zügen hinter ihren Standartenträgern, setzten auf einen knappen Befehl hin fast gleichzeitig ihre Pferde in Bewegung. Ein zweiter Ruf, eine Drehung der Wimpel, und sie schwärmten zu vier Reihen aus. Wurfspieße pfiffen durch die Luft, während sie in gestrecktem Galopp an Cinna vorüberdonnerten. Als sie die mannshohen Strohpuppen erreichten, blitzten Schwertklingen, und Halme stoben auf, wo die Figuren zu Boden fielen.
Mit der Linken beschattete Cinna die Augen und strich mit der anderen Hand über den Mähnenkamm seines Pferdes. Er hörte Rufe, Gelächter, einige der Reiter trommelten mit den Schwertern auf den runden Schilden. Der Decurio, der die Übungsbahn auf seinem Falben querte, grinste breit.
»Die Männer sind bestens vorbereitet, Praefect Cinna!«, rief er herüber. »Der Feldzug kann beginnen!«
Iris Kammerer (Krefeld, 16 februari 1963)
De Nederlandse schrijfster Annie van Gansewinkel werd geboren in Weert op 16 februari 1954. Zij schrijft voor kinderen en volwassenen, zowel proza als poëzie en toneel. Naast teksten in het Nederlands schrijft zij soms ook in het Limburgs, namelijk in haar moedertaal, het Weerts. Onder het pseudoniem Anne Winkels schrijft ze thrillers.
Uit: Dakterras
“Er is dus niets gebeurd. Hoewel ze alleen is op haar dakterras en ze niemand had ingelicht, voelt ze zich toch belachelijk dat ze hier nog is. Gisteren zou het gebeuren, ze was er zo zeker van. Zoals gewoonlijk had ze dan ook niets aan het toeval overgelaten, aan haar zou het niet liggen.
Ze kijkt naar de landingscirkel die
ze op het terras gekalkt heeft. Een grote, witte cirkel met een zwarte punt in het midden. Daar heeft ze zich de hele nacht opgehouden, een makkelijk doelwit, in het licht van de volle maan, bereid tot reizen. Reisvaardig kon je haar echter niet noemen, zonder enige bagage. Nog voor aanvang van de reis had ze haar reistas beetje bij beetje ontdaan van alle ballast. Tot voor kort essentieel geachte voorwerpen als toilettas, haarverf, reislectuur en pen en papier waren achtereenvolgens uit haar bagage verdwenen. Toen alleen nog tampons, condooms en een deodorant restten, wist ze dat ze de hele tas thuis kon laten.
Die beslissing voelde prima. Waar ze ook heen zou gaan, het zou wel goed komen. Ze gaf zich over aan het lot.”
Annie van Gansewinkel ( Weert, 16 februari 1954)
De Vlaamse dichter Hubert Felix Arthur van Herreweghen werd geboren in Pamel op 16 februari 1920. Hij debuteerde in 1943 met de bundel Het jaar der gedachtenis. In 1955 ontving hij de Arthur Merghelynckprijs voor poëzie. Naast dichter was van Herreweghen redacteur van enkele literaire tijdschriften en samensteller van bloemlezingen van gedichten. Voor veel bloemlezingen die hij redigeerde, werkte hij samen met Willy Spillebeen.
Trekvogels
De Zomer die ons heeft bedrogen;
O weemoed dien de Herfst ons leert.
Boven de wolken, trage en hooge,
een zwarte vogel vóór mijn oogen,
die naar het Zuiden keert.
Magische vlucht der wilde ganzen
en kraanvogels met luid gekrijsch
over het land vol gouden glansen.
Dan valt de schaduw die den ganschen
Winter verduistert, tot de nieuwe reis.
Ontvanklijk hart, kwetsbare zinnen,
er is geen honk in Oost of West
of gij zijt rusteloos, er binnen.
Leert toch het leven te beminnen
of wat er van het leven rest.
Hubert van Herreweghen (Pamel, 16 februari 1920)