George Szirtes

De Britse dichter en schrijver George Szirtes werd geboren op 29 november 1948 in Boedapest. Szirtes kwam in 1956 als vluchteling naar Engeland op de leeftijd van 8 jaar. Na een paar dagen in een legerkamp, ​​gevolgd door drie maanden in een off-season pension aan de kust van Kent, samen met andere Hongaarse vluchtelingen, verhuisde zijn familie naar Londen, waar hij werd opgevoed en naar school ging. Hij studeerde vervolgens Fine Art in Londen en Leeds. Tot zijn docenten op Leeds behoorde de dichter Martin Bell. Zijn gedichten begonnen in nationale tijdschriften te verschijnen in 1973 en zijn eerste boek “The Slant Door” werd gepubliceerd in 1979. Het won een jaar later de Geoffrey Faber Memorial Prize. Szirtes heeft diverse prijzen gekregen voor zijn werk, meest recentelijk in 2004 de TS Eliot Prize, voor zijn verzameling “Reel” en de Bess Hokin Prize voor gedichten in Poetry magazine in 2008. Voor zijn vertalingen van Hongaarse poëzie, fictie en drama ontving hij ook vele prijzen. Szirtes woont in Wymondham, Norfolk, na zijn vertrek uit het het onderwijs aan de Universiteit van East Anglia in 2013. Hij is getrouwd met de kunstenaar Clarissa Upchurch, met wie hij The Starwheel Press leidde en die verantwoordelijk is geweest voor het grootste deel van zijn boekcovers.

Water

The hard beautiful rules of water are these:
That it shall rise with displacement as a man
does not, nor his family. That it shall have no plan
or subterfuge. That in the cold, it shall freeze;
in the heat, turn to steam. That it shall carry disease
and bright brilliant fish in river and ocean.
That it shall roar or meander through metropolitan
districts whilst reflecting skies, buildings and trees.

And it shall clean and refresh us even as we slave
over stone tubs or cower in a shelter or run
into the arms of a loved one in some desperate quarter
where the rats too are running. That it shall have
dominion. That it shall arch its back in the sun
only according to the hard rules of water.

 

Chairs

It was the empty chairs he feared,
not those with a proper behind rammed into them,
not those littered with stray bits of food or waste paper.

It was the voices that did not speak,
the wheezes and creaks the chairs didn’t make.
The kicking over, the collapse,
the broken legs of chairs, the everyday business.

To see them ranged about a table
turned in on themselves as for a ritual,
that was the unsettling thing, and that one there,
yes, that one with its open arms
and its invitation to sit,
its somnolence, its stab at dignity
its emptiness, was the very devil.

 

The cloud’s hair

Which can be brushed out long and fine
to lie across a pillow
or bunched and scrunched into an angry
knot of rain before it is undone,
when long hanks of it hang
over the horizon like curtains,
the whole sky shaking
its beautiful dense head.

 

 
George Szirtes (Boedapest, 29 november 1948)