Jan Vercammen

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jan Vercammen werd geboren in Temse op 7 november 1906. Na het lager onderwijs studeerde hij aan de normaalschool te Alsemberg. Hij was onderwijzer te Hamme van 1925 tot 1940. Hij doctoreerde in de pedagogische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Gent in 1940 en werd inspecteur in het lager onderwijs, later hoofdinspecteur. Hij debuteerde in 1929 met de verzenbundel “Eksode”. Tot en met “Getijden te Brugge” (1946) ademen zijn gedichten een katholieke sfeer uit. Daarna wordt zijn dichtwerk beheerst door een religieus-humanistische bezinning op het menselijk bestaan in liefde en dood. Naast dichter was hij ook redactiesecretaris van “De Tijdstroom” (1931-1935), redacteur van “De Gemeenschap” (1935-1941) en “De Schakel” (1936-1940). Hij schreef ook verhalen en gedichten voor kinderen en werkte mee aan verschillende litteraire en pedagogische tijdschriften. Veel van zijn gedichten werden op muziek gezet en/of werden vertaald in het Frans; Duits, Italiaans, Spaans en Russisch. Jan Vercammen overleed te Brugge op 5 augustus 1984.

 

 

Hij bleef alleen

 

Hij bleef alleen met heimwee naar de verre steden,

die hij maar weinige uren had gezien,

verlangde niet naar ’t onbezochte Eden:

hem was het weerzien liever dan het zien.

 

Hij hoorde voor zijn kamerdeur het treden

van de geliefde, die de hamel ment

der kudde van het hart: hij heeft gebeden

en zijn gelaat naar de gestalte toe gewend,

 

die niemand dan hijzelf kon zien of weten.

Hij sprak nog eenmaal over ’t zuivre licht

der blijheid, dat wij ’t wonder heten

van een zeer oud en onbewust gedicht.

 

Slechts enklen schonken hem dat schouwen,

een doel- en oorzaakloos geluk.

Hij kende niets, dat hij zich kon berouwen.

Toen viel het licht in duizend sterren stuk.

 

 

 

 

In Memoriam Rik

 

Wie weet het duistere spel der herinneringen en

het geheim van hun verschijnen?

 

Hij ging ons voor met zijn mondharmonika

en een Duitse lied door de Brabantse bossen,

we volgden hem en onze stap verzonk bijna

geheel in de elastiese mossen.

 

Hij was maar mijn bleke schoolkameraad

en van niemand een vriend. Eens sneed

hij in de bast van een boom een hart om een naam

waar de zon over Hoeilaart en zijn handen gleed.

 

Dat was voor een vriend, die hij niet vergeten kon.

Dan zong weer zijn lied langs zijn ogen.

Hij schuwde de schaduw en zocht de zon:

hoe vaak zijn we zo door de Brabantse bossen getogen!

 

Wat later won hij zijn thuis en een zachte dood.

Met de boom groeit in de bast het hart.

Zijn vriend vindt het niet: de wereld is groot

waar ’t net der wegen over scheurt en wart.

 

Maar hij vindt het toch in de hand van de dood.

 

 

 

Jan Vercammen (7 november 1906 – 5 augustus 1984)