De Tsjechische schrijver, journalist en muzikant Jaroslav Rudiš werd geboren in Turnov op 8 juni 1972. Rudiš groeide op in Lomnice nad Popelkou en bezocht het gymnasium in Turnov. Hij studeerde eerst Duitse literatuur, geschiedenis en journalistiek in Liberec, Zürich en Praag, voordat hij naar Berlijn kwam met een studiebeurs voor journalistiek. Rudiš werd bekend door de publicatie van zijn eerste roman “Nebe pod Berlínem” (‘De hemel onder Berlijn’) in 2002, het verhaal van een Tsjechische leraar die stopt met zijn baan om een nieuw leven te beginnen in Berlijn, waar hij muziek speelt in de metro, die – samen met de geesten van ‘zelfmoordspringers’ – een soort mystieke betekenis voor hem krijgt, en sluit zich aan bij een indierockgroep (wat een semiautobiografisch motief is). Rudiš ontving voor deze roman de Jiří Ortenprijs. Hij werkte lange tijd als cultureel redacteur voor het dagblad Právo en woont sinds 2006 in Praag als freelance schrijver en journalist. In september 2006 werd zijn tweede roman “Grandhotel” uitgegeven; Parallel daaraan kwam de verfilming van het materiaal, waarin Rudiš zelf een ondergeschikte rol speelde, naar de Tsjechische bioscopen en werd ook getoond op de Berlinale. Bovendien werd in 2007 zijn derde roman “Potichu” (“De stilte”) gepubliceerd, die positieve recensies ontving van de Tsjechische critici.Samen met Petr Pýcha heeft Rudiš verschillende toneelstukken geschreven die o.a. in theaters in Praag en Ústí nad Labem te zien waren. De laatste tijd schrijft Rudiš ook in het Duits; Samen met de Leipziger schrijver Martin Becker schreef hij een libretto voor een opera over het jaar 1968, die in première ging in 2008 in Praag en Berlijn. Zijn samenwerking met tekenaar Jaromír 99 leidde tot de publicatie van drie nauw verbonden grafische romans, die zich afspelen onder de werknemers van de spoorwegen: Bílý potok (“Witte beek”, 2003), Hlavní nádra¸í (“Centraal station”, 2004) en Zlaté Hory (“Gouden bergen”). De trilogie is verfilmd tot een geanimeerde speelfilm, Alois Nebel, die werd uitgebracht in 2011. Rudiš’s werken zijn vertaald in het Duits, Frans, Engels, Nederlands, Spaans, Pools en Fins.
Uit: Die Stille in Prag (Vertaald door Eva Profousová)
„Ihre Körper berühren sich nicht. Sie liegen nebeneinander und blicken an die Decke. Hinter den Fenstern Prag, Stille und Dun-kelheit. Petr steckt sich eine letzte Zigarette an.
*Laut soll die Musik sein. Richtig laut. Das ist das Wichtigste. Damit alles andere untergeht. Aus der Welt verschwindet. Und endlos lang soll sie sein. Lang, heftig und ohne Ende. So laut wie möglich. So will ich es bei meiner Beerdigung haben«, sagt Vanda.
«Welche Band schwebt dir da vor?«
»Jeden Morgen ‘ne andere. «.
«Ich verstehe.. »
«Am wichtigsten ist die Lautstärke. Alles, was nicht laut ist, existiert nicht.«
«Jetzt ist es aber still. Stiller geht’s gar nicht.»
Petr fährt mit der Hand über Vandas Haar.
«Nur Stille allein gibt’s nicht. Irgendwo läuft immer was. Hörst du das nicht? »
«Nein.. »
«Wirklich nicht? »
Vanda stimmt stockend ein langsames Lied an, die Melodie fischt sie aus der schlafenden Stadt hinter den Fenstern heraus.
I feel like… feel like…
A little black cat…
I feel like… feel like…
I’m lost in no-man’s-land…
»Hörst du das wirklich nicht? «
«Nein»
«Ich schon. Ich höre dauernd Musik.«
«Aber jetzt ist es still«
»Ich hab doch gesagt, dass ich was höre. I feel like …«
»Ich hör nur dich.«
»Stille macht mich krank.«
»Vielleicht spielt die Musik in dir.«
Petr legt den Kopf auf Vandas Brust und lauscht. Ihr Herz schlägt. Sie riecht gut. Auch das, was sie heute Nacht miteinander gemacht haben, riecht gut an ihr.
»Hübsches Techno… 1000 Beats pro Minute. Dein Herz ist dein DJ. Ist wie bei der Loveparade. Nur ohne Gesang.«
»O Techno, hast du Techno gesagt? Techno ist tot, du Idiot.«
»Find ich nicht, man braucht nur an dir zu horchen.«
»Tot hab ich gesagt. Und tot bin ich noch lange nicht.«
Er küsst zuerst ihre linke Brust und dann die rechte, die etwas kleinere. Bei allen Frauen, mit denen er mal was gehabt hat, war die rechte Brust etwas kleiner. Dann küsst er das Muttermal dazwischen.“
Jaroslav Rudiš (Turnov, 8 juni 1972)