De Griekse dichteres Maria Polydouri werd geboren op 1 april 1902 in Kalamata. Zie ook mijn blog van 1 april 2007 en ook mijn blog van 1 april 2008 en ook mijn blog van 1 april 2009.
I only sing because you loved me
I only sing because you loved me
in the past years.
And in sun, in summer’s prediction
and in rain, in snow,
I only sing because you love me.
Only because you held me in your arms
a night and you kissed me on the mouth,
only for this I’m like a wide open lily
and I still have a shiver in my soul,
only because you held me in your arms.
Only because as I was passing, you noticed me
and to pass from your glance
I saw my lissome shadow like dream
to play, to suffer,
only because as I was passing, you noticed me.
Because, only because you liked it
that’s why my passing remained beautiful.
As if you were following me, wherever I was going
as if you were passing close to me.
Only because you liked it.
I was born only because you loved me
my life was given for that purpose.
In the graceless, unfulfilled life
my life was paid.
I was born only because you loved me.
Only for your special love
dawn has given to my hands roses.
In order to light for a moment your street
night filled my eyes with stars,
only for your special love.
Maria Polydouri (1 april 1902 – 30 april 1930)
De Engelse journalist en schrijver Edgar Wallace werd geboren in Greenwich op 1 april 1875. Zie ook mijn blog van 1 april 2009.
Uit: The Clue of the Twisted Candles
“You must remember I am a Greek, and the modern Greek is no philosopher. You must remember,
too, that I am a petted child of fortune, and have had everything I wanted since I was a baby.”
“You are a fortunate devil,” said the other, turning back to his desk, and taking up his pen.
For a moment Kara did not speak, then he made as though he would say something, checked himself, and laughed.
“I wonder if I am,” he said.
And now he spoke with a sudden energy.
“What is this trouble you are having with Vassalaro?”
John rose from his chair and walked over to the fire, stood gazing down into its depths, his legs wide apart, his hands clasped behind him, and Kara took his attitude to supply an answer to the question.
“I warned you against Vassalaro,” he said, stooping by the other’s side to light his cigar with a spill of paper. “My dear Lexman, my fellow countrymen are unpleasant people to deal with in certain moods.”
“He was so obliging at first,” said Lexma
Edgar Wallace (1 april 1875 – 10 februari 1932)
De Nederlandse schrijver Arnold Aletrino werd geboren in Amsterdam op 1 april 1858. Zie ook mijn blog van 1 april 2009.
Uit: Een Dag van Regen
Aan Mejuffr. Kitty van Vloten
„Alles is koud, grijs en nat.
De regen waait in spritsige druppels tegen de ruiten en door de reten der schuddende vensters fluit de klagende wind een weemoedigen klank.
Het blauwe dak aan de overzij glimt van het nat en spiegelt glanzende plekken van de zeilende wolken af, en laat lange, zwarte strepen treurig en stil langs den roodbruinen muur druipen.
Geelbruin blinkt de straat van groenachtige klinkers, waartusschen de rimpelende plassen glimmen. Een kastanjeboom, kleverig nat en druipend, wiegt zijn kale, knoppige takken op en neêr en schudt kletterende druppels af, die putjes in den zwarten grond boren.
’t Druipt langs het grijze hek, waarover natte doeken zwaar heen en weêr flappen door den wind, ’t druipt langs de muren, langs de blauwe dakpannen, ’t druipt in dikke tranen langs de van regen gespikkelde ruiten.
De binnenplaats is stil en verlaten! Een groote, zwarte kat, ongelijk glimmend en geplekt in het nat, sluipt langs den eentonigen muur en kruipt, haar buik over den grond slepend, onder het hek door en schudt de druppels af, die op haar neêr druipen. Dan blijft zij staan, schudt in trillende trekking haar pootjes, rekt de lange achterpooten en sluipt zachtjes en glijdend de deur in van het gebouw aan de overzij.
Dan blijft alles rustig. Alleen de regen tikt met zijn vette druppels zachtjes voort.
En boven alles hangen als zware grepen vuile, dikke watten, de wolken aan den hemel, snel en stil voortglijdend.
Klankloos en zonder kleur zakt een zwaar licht over de huizen en den natten grond, rolt log over de steenen van de binnenplaats en blijft wezenloos hangen tegen den muur en in de schemerige hoeken.
Langen tijd blijven de wolken grijs en de stilte wordt eentonig door de rollende druppels, die dof klinken op de natte omgeving.
’t Houdt op te regenen. Alleen de wind valt met korte stooten op de plaats. Tusschen elken ruk mompelt het week geluid van een druipende vergaârbuis, weemoedig, zangerig een onduidelijke muziek, gestadig druppelend en tikkend, glijdend en klinkend.“
Arnold Aletrino (1 april 1858 – 17 januari 1916)
De Engelse dichter en schrijver John Wilmot, 2e graaf van Rochester . werd geboren in Ditchley, Oxfordshire, op 1 april 1647. Zie ook mijn blog van 1 april 2009.
Give Me Leave to Rail at You
Give me leave to rail at you, –
I ask nothing but my due:
To call you false, and then to say
You shall not keep my heart a day.
But alas! against my will
I must be your captive still.
Ah! be kinder, then, for I
Cannot change, and would not die.
Kindness has resistless charms;
All besides but weakly move;
Fiercest anger it disarms,
And clips the wings of flying love.
Beauty does the heart invade,
Kindness only can persuade;
It gilds the lover’s servile chain,
And makes the slave grow pleased again.
John Wilmot (1 april 1647 – 26 juli 1680)
De Duitse schrijver Carl Sternheim werd als zoon van een joodse bankier geboren op 1 april 1878 in Leipzig. Zie ook mijn blog van 1 april 2009.
Uit: Napoleon
“Gewohnter Überwinder der Kameraden auf weltberühmter Walstatt, ließ er auch hier ganz natürlich die Mitlernenden hinter sich und war der erste, der die Geflügelpastete nicht nur zur Zufriedenheit des Chefs zubereitete, sondern auch nach den Gesetzen zerlegte. Er selbst blieb von allen Speisenden der einzige, den der Vol-au-vent nicht befriedigte, doch nahm er Lob und ehrenvolles Zeugnis hin, machte sich, siebzehnjährig, auf den Weg und betrat an einem Maimorgen des Jahres 1837 durch das Sankt-Martins-Tor Paris. Als er von einer Bank am Flußufer die strahlende Stadt und ihre Bewegung übersah, wurde ihm zur Gewißheit, was er in Brüssel geahnt: Nie würde er aus den allem Verkehr fernliegenden Küchenräumen jene enge Berührung mit Menschen finden, die sein Trieb verlangte. Tage hindurch, solange die ersparte Summe in der Tasche das Nichtstun litt, folgte er den Kellnern in den Wirtschaften gespannten Blicks mit inniger Anteilnahme, verschlang ihre und der Essenden Reden, Lachen, Gesten. An einem hellen Mittag, da eine Dame Trauben vom Teller hob, den ihr der Kellner bot, trat er stracks in die Taverne auf den Wirt zu und empfahl sich ihm durch Gebärden und flinken Blick als Speisenträger. Nun brachte er Mittag- und Abendmahl für alle Welt herbei. Es kamen von beiden Geschlechtern jedes Alter und jeder Beruf zu seinen Schüsseln und sättigten sich. Unermüdlich schleppte er auf die Tische, fing hungrige Blicke auf und satte, räumte ab. Nachts träumte er von malmenden Kiefern, schlürfenden Zungen und ging anderes Morgens von neuem ans Tagwerk im Bewußtsein seiner Notwendigkeit. Erst allmählich sah er Unterschiede des Essens von schmatzenden Lippen ab. Er kannte den gierigen, weitgeöffneten Rachen des Studenten, durch den unsortierte Bissen in ein niegestopftes Loch fielen, unterschied den Vertilger eines nicht heißhungrig ersehnten, doch regelmäßig gewohnten Mahles von jenem Überernährten, der ungern zum Tisch sich niederließ und gelangweilt Leckerbissen kostete und zurückschob.”
Carl Sternheim (1 april 1878 – 3 november 1942)
Met dochterje