Martin Bril, Doeschka Meijsing, Daan Doesborgh, Alphonse de Lamartine, Samuel T. Coleridge

De Nederlandse dichter, columnist en schrijver Martin Bril werd geboren in Utrecht op 21 oktober 1959. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Martin Bril op dit blog.

Uit: Blues (Donkere dagen)

“Het is 4 uur en 47 minuten. Op de radio: Wakker op de Weg. Ik ben nergens naar op weg. Het hammondorgel van Hans Vermeulen klinkt, daarna de stem van de presentator. `Dat was The Sandy Coast, een van oorsprong Haags shufflebandje dat later grote hits zou scoren.’ Inderdaad. Vijf uur, nieuws. Maar eerst nog even de Rabo Welkomstassistent, whatever that may be. Reclame. Buiten is het daglicht al voorzichtig bezig de duisternis te verdrijven. Daar kan eigenlijk geen nieuws tegenop, maar toch doet het ANP z’n best. Aan het einde van deze eeuw zal het in Nederland gemiddeld veertig graden Celsius zijn. Als dát geen nieuws is, wat is dan wél nieuws? We leven nu in 2008 en volgens het KNMI wordt het vandaag 19 graden en een natte dag. Nog 92 jaar wachten, of laten we het korter houden: nog 51 jaartjes wachten; dan is het in Nederland gemiddeld een graadje of 28, schat ik zo, toch? Lekker. Kan niet beter. Bovendien; over 52 jaar word ik 100 en voor geen goud wil ik dat moment missen dat de stadsdeelvoorzitter, de directrice van het zorgcentrum (zo’n vrouw met een rode, gefiguurzaagde bril) en de fotograaf van het huis-aan-huisblad zich met een enorme slagroomtaart in mijn kamertje vervoegen. Hopelijk kan er ook nog een lintje vanaf. Na het nieuws: de Shaffy-Cantate’, ‘door twee unieke artiesten, twee unieke Nederlandse sterren, die nog steeds van zich doen spreken, Ramses Shaffy en Liesbeth List’. Ik was het vergeten, maar nu het voorbijkomt, weet ik het weer: erger muziekstuk dan dit is er niet. `Lalalalalalalalala.’ Je zou van de weeromstuit `Aus der Tiefe ruf Ich Herr zu Dir’ opzetten, een echte cantate, en nog mijn favoriete ook. Dat zal ze leren, die stumpers van de radio; ze draaien nu nota bene een ‘stukje goed in het gehoor liggende jazz’ van de technicus van dienst, ene Jochem. Zulke mannen heten altijd Jochem: lekker thuis op zolder klooien met GarageBand, en voor je het weet voelen ze zich de nieuwe Herbie Hancock. Het is dat de vogels buiten nu ook op gang komen, en hier en daar in het ochtendgrauw een snippertje blauw valt te ontwaren, anders zou je alle moed laten varen; eens kijken wat er dan gebeurt. `We hebben allemaal,’ zo klinkt het uit de radio, ‘een lichtje in onze ziel. Bij sommigen brandt het zwak, bij anderen…’ Ik heb de tegenwoordigheid van geest de radio onmiddellijk tot zwijgen te brengen. Als de Here Jezus om de hoek komt kijken, en dat doet hij steeds vaker, kun je niet alert genoeg zijn. Geen woord van die knakker komt hier binnen. Overigens: als bij sommigen van ons het lampje een beetje brandt, wat doet het dan bij anderen? Loeien? Overuren maken? De ziel verteren? Rondzwaaien als de bundel van een vuurtoren? Zoeken naar een zondige die tot bekering kan worden gebracht? Met die vraag (een antwoord zal niet volgen) sta ik enkele minuten later op straat. Het loopt tegen halfzes. Ik rek mij omstandig uit, als een kampeerder in eigen land die zojuist uit zijn tent is gekropen en nu de gang naar de toiletten begint. Ik kijk naar de lucht die weinig goeds belooft. In de verte hoor ik de brommer van de krantenbezorger. Een voorzichtige blues welt in mij op, de herfst ligt om de hoek. Nog een paar dagen, misschien een week, en dan zullen de kastanjes oranje gaan kleuren. Dat is mooi, maar daarna gaan de bladeren vallen, en voor je het weet steken er novemberstormen op en zijn de donkere dagen een feit.”

 
Martin Bril (21 oktober 1959 – 22 april 2009)

 

De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Doeschka Meijsing op dit blog.

Uit: Treurige vrouwen

“De manieren waaop mensen hun ondergang tegemoet kunnen gaan is van een duivels geïnspireerde variëteit. Ieder die deze zin leest kan in gedachten de literatuur eens nagaan, te beginnen bij Hamlet en eindigend bij Koolhaas’ Geluiden van de eerste dag (bijvoorbeeld). De ondergang is een onuitputtelijke bron voor de literatuur.
De heldinnen uit de vier romans van Jean Rhys (Kwartet 1928; Reis door het duister 1934; Goedemorgen, middernacht 1939; Sargasso Zee 1966) zijn op het einde van elk boek diep weggezakt in een tragisch duister waar ze niet meer uit zullen komen. Tenzij de nu 80-jarige schrijfster nóg een roman zou schrijven. Dan zouden ze opnieuw belicht worden in hun leven dat opnieuw een tragische afloop zou hebben. Want alle vier de heldinnen hebben weliswaar verschillende namen meegekregen en verschillende levensomstandigheden, maar geen ander lot. Hun levensloop wordt bepaald door drie externe factoren: mannen, drank en gebrek aan geld. Drie van de vier romans, Kwartet, Reis door het duister en Goedemorgen, middernacht zijn geschreven in de jaren dertig. De plaatsen van handeling zijn de steden Londen en Parijs. In Kwartet komt de niet-franse Maya Zelli, nadat haar echtgenoot in de Parijse gevangenis terecht is gekomen, in een liefdesverhouding met een getrouwde kunsthandelaar terecht, welke ‘liaison’ tragisch eindigt. In Reis door het duister verzeilt Anna Morgan, een uit West-Indië komend revuemeisje, in de prostitutie. Sasha Jansen, een veertigjarige vrouw, maken we in Goedemorgen, middernacht mee te Parijs, waar ze bezig is zich stevig in de goot te drinken. Deze drie vrouwen hebben dingen gemeen: ze zijn min of meer terecht gekomen in een stad, waarvan ze het gevoel hebben dat die hun vijandig gezind is. Ze worden alle drie het slachtoffer van een liefdesaffaire met een man. Ze hebben weinig of geen geld terwijl ze alle drie haken naar dingen die met geld te koop zijn: dure kleren en drank.”

 
Doeschka Meijsing (21 oktober 1947 – 30 januari 2012)

 

De Nederlandse dichter Daan Doesborgh werd geboren op 21 oktober 1988 in Steyl. Zie ook alle tags voor Daan Doesborgh op dit blog.

Hoogstamboom

kijk, ik leid je door een veld
en beveel de pioenrozen
bloei!
hun bladen gaan open als kool
traag gapen bloemknoppen

kijk
ik aai over je arm
en laat hedera bloeien
klokwinde, wingerd, wisteria
klimroos en wikke

kijk want ik brand
wierookstruiken
nardus en kalmus
ze branden saffraanrood
kaneelzacht maar

wacht, neem deze tak
van een paardenkastanje
jij had een wiegje uit bloesem
hier is een kerselaren kroon
een mantel van appelbloembladen
dan plant ik voor jou
een geurige treurperenboom
of janbaas, of juttepeer, Notaire Lepin
die nooit zal roesten

 

Noli me tangere

ik droom:
in de tuin van geheimen ben ik
plotseling: jij
je draagt een jampot in je hand
half vol met ik weet niet wat
en zegt: pardon meneer

herkent me dan
de schoffel in mijn hand verkrampt
mijn ogen star
val je voor mijn voeten neer
smeekt me je terug te nemen

noli me tangere zeg ik

 
Daan Doesborgh (Steyl, 21 oktober 1988)

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Alphonse de Lamartine op dit blog.

Le lac (Fragment)

Ainsi, toujours poussés vers de nouveaux rivages,
Dans la nuit éternelle emportés sans retour,
Ne pourrons-nous jamais sur l’océan des âges
Jeter l’ancre un seul jour ?

Ô lac ! l’année à peine a fini sa carrière,
Et près des flots chéris qu’elle devait revoir,
Regarde ! je viens seul m’asseoir sur cette pierre
Où tu la vis s’asseoir !

Tu mugissais ainsi sous ces roches profondes,
Ainsi tu te brisais sur leurs flancs déchirés,
Ainsi le vent jetait l’écume de tes ondes
Sur ses pieds adorés.

Un soir, t’en souvient-il ? nous voguions en silence ;
On n’entendait au loin, sur l’onde et sous les cieux,
Que le bruit des rameurs qui frappaient en cadence
Tes flots harmonieux.

Tout à coup des accents inconnus à la terre
Du rivage charmé frappèrent les échos ;
Le flot fut attentif, et la voix qui m’est chère
Laissa tomber ces mots :

” Ô temps ! suspends ton vol, et vous, heures propices !
Suspendez votre cours :
Laissez-nous savourer les rapides délices
Des plus beaux de nos jours !

” Assez de malheureux ici-bas vous implorent,
Coulez, coulez pour eux ;
Prenez avec leurs jours les soins qui les dévorent ;
Oubliez les heureux.

” Mais je demande en vain quelques moments encore,
Le temps m’échappe et fuit ;
Je dis à cette nuit : Sois plus lente ; et l’aurore
Va dissiper la nuit.

 
Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)  
Cover biografie

 

De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Samuel T. Coleridge op dit blog.

A Broken Friendship

Alas! they had been friends in youth;
But whispering tongues can poison truth;
And constancy lives in realms above;
And life is thorny; and youth is vain;
And to be wroth with one we love,
Doth work like madness in the brain.
And thus is chanced, as I divine,
With Roland and Sir Leoline.
Each spake words of high disdain
And insult to his heart’s best brother:
They parted – ne’er to meet again!
But never either found another
To free the hollow heart from painting –
They stood aloof, the scars remaining,
Like cliffs which had been rent asunder;
A dreary see now flows between; –
But neither heat, nor frost, nor thunder
Shall wholly do away, I ween,
The marks of that which once hath been.

 

Sonnet XXI

Pensive, at eve, on the hard world I mused,
And my poor heart was sad: so at the Moon
I gazed–and sighed, and sighed–for, ah! how soon
Eve saddens into night! Mine eyes perused,
With tearful vacancy, the dampy grass,
That wept and glitter’d in the paly ray,
And I did pause me on my lonely way,
And mused me on the wretched ones, who pass
O’er the black heath of Sorrow. But, alas!
Most of myself I thought: when it befell,
That the sooth Spirit of the breezy wood
Breath’d in mine ear–‘All this is very well;
But much of one thing is for no thing good.’
Ah! my poor heart’s inexplicable swell!

 

Sonnet LII

Thou gentle Look, that didst my soul beguile,
Why hast thou left me? Still in some fond dream
Revisit my sad heart, auspicious Smile!
As falls on closing flowers the lunar beam:
What time, in sickly mood, at parting day
I lay me down and think of happier years;
Of joys, that glimmered in Hope’s twilight ray,
Then left me darkling in a vale of tears.
O pleasant days of Hope — forever flown!
Could I recall you!– But that thought is vain.
Availeth not Persuasion’s sweetest tone
To lure the fleet-winged travellers back again:
Yet fair, tho’ faint, their images shall gleam
Like the bright Rainbow on an evening stream.

 
Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834)
Portret door Washington Allston, 1814

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.