Nadine Gordimer werd geboren op 20 november 1923 in Springs, Zuid-Afrika.Haar vader was een Joods juwelier die als dertienjarige uit Litouwen was geëmigreerd. Haar moeder was een Engelse. Nadine werd niet joods opgevoed en ging naar een kostschool. Ze maakte een onbekommerde kindertijd en jeugd door binnen het beschermde milieu van de blanke Zuid-Afrikaanse minderheid. Haar moeder hield haar wegens ziekte jarenlang thuis van school. In feite was het de moeder die de dochter nodig had, in plaats van omgekeerd. Door dit geïsoleerde leven las Nadine alles wat ze in handen kreeg. Als negenjarige begon ze te schrijven en haar eerste korte verhaal publiceerde ze nog voor haar zestiende. Haar eerste verhalenbundel Face to Face publiceerde ze in 1949 en haar eerste roman The Lying Days (vertaald als De leugenachtige dagen) in 1953. Gordimer bezocht heel wat privéscholen en ging studeren aan de University of Witwatersrand in Johannesburg. Ze studeerde daar gedurende één jaar en brak toen haar studies af. Ook reisde ze veel in Afrika, Europa en de V.S. Gordimer heeft bijna haar hele volwassen leven gewoond en geschreven in het door apartheid opgesplitste Zuid-Afrika. Gordimer’s voortdurende inzet voor vrijheid van meningsuiting was er de oorzaak van dat haar werk van tijd tot tijd in eigen land werd verboden. In 1991 ontving zij de Nobelprijs voor de Literatuur, vanwege de ironische en inzichtelijke manier waarop ze schrijft over maatschappelijk onrecht. Haar werk verscheen in meer dan 30 talen.
Uit: Get A Life (2005)
“Only the street-sweeper swishing his broom to collect fallen leaves from the gutter.
The neighbours might have seen, but in the middle of a weekday morning everyone would be out at work or away for other daily-life reasons.
She was there, at the parents’ driveway gate as he arrived, able to smile for him, and quickly sense the signal for them to laugh at, accept the strangely absurd situation (only temporary) that they could not hug one another. A foregone hug is less emotional than a foregone embrace. Everything is ordinary. The sweeper passes pushing the summer’s end before him.
Radiant.
Literally radiant. But not giving off light as saints are shown with a halo. He radiates unseen danger to others from a destructive substance that has been directed to counter what was destroying him. Had him by the throat. Cancer of the thyroid gland. In hospital he was kept in isolation. Even that of silence; he had no voice for a while, mute. Vocal cords affected. He remains, he will be still, out of his control, exposing others and objects to what he emanates, whomever and whatever he touches.
Everything must be ordinary.
Calling from one car window to the other: Has she remembered his laptop? Some cassettes? His Adidas? The book on the behaviour of relocated elephants he was in the middle of reading when he went back to hospital? Berenice — Benni — why do parents burden their children with fancy names — has packed a bag for him. She wept while she made decisions on his behalf, put this in, take that out. But she not only remembered; familiarity knew what he would need, miss. In one of the books he will find she has slipped a photograph of herself he liked particularly, he’d taken before their love affair turned into marriage. There’s a snap of the boy as a baby.”
Nadine Gordimer (Springs. 20 november 1923)
De Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf werd geboren op 20 november 1858 in Östra Emterwik in Zweden. Zij is vooral bekend geworden door haar kinderboek Nils Holgerssons wonderbare reis door Zweden. In 1909 ontving ze de Nobelprijs voor de Literatuur en in 1914 werd ze lid van het comité dat de Nobelprijs voor de Literatuur toekent: de Zweedse Academie. Ze woonde in de plaats Sunne, waar twee hotels naar haar zijn vernoemd. In haar voormalige woonhuis in Mårbacka (nabij Sunne) is tegenwoordig een museum gevestigd.
Uit: Wunderbare Reise des kleinen Nils Holgerssons mit den Wildgänsen (Vertaald door Simone Pohlink)
“Als Nils Holgersson zu sprechen anfing, beugte sich die Eule vor und sah ihn genau an. “Er hat weder Krallen noch einen Stachel”, dachte sie; “aber wer weiß, ob er nicht einen Giftzahn oder sonst eine Waffe hat, die noch gefährlicher sein könnte. Es ist gewiß am besten, ich versuche erst etwas Näheres über ihn zu erfahren, ehe ich mich mit ihm einlasse.” “Der Hof heißt Mårbacka”,sagte sie dann; “und in fr
üheren Zeiten haben ausgezeichnete Menschen hier gewohnt. Aber wer bist denn du?”
“Ich habe die Absicht mich hier niederzulassen”,sagte der Junge, ohne eine direkte Antwort auf die Frage der Nachteule zu geben. “Meint Ihr, das ließe sich einrichten?”
“O ja, obwohl der Hof jetzt nichts Besonderes mehr ist, im Vergleich zu dem, was er früher war”, antwortete die Eule. “Aber man kann immerhin hier leben; es kommt ja auch hauptsächlich darauf an, wovon du hier leben willst. Hast du im Sinn, dich auf die Mäusejagd zu verlegen?
“Nein, Gott soll mich davor bewahren!” rief der Junge. “Die Gefahr, daß die Mäuse mich auffressen, ist wohl größer, als daß ich ihnen ein Leid antue.”
´Ob er wirklich so wenig gefährlich ist, wie er sagt? Das ist doch wohl nicht möglich´, dachte die Eule; ,aber ich glaube, ich will doch einen Versuch machen.´ Sie flog auf, und im nächsten Augenblick hatte sie ihre Krallen in Nils Holgerssons Schultern geschlagen und hackte nun nach seinen Augen. Nils hielt die eine Hand zum Schutz vor die Augen, während er sich mit der anderen zu befreien suchte und zugleich aus Leibeskräften um Hilfe schrie. Er fühlte, daß er in wirklicher Lebensgefahr schwebte, und sagte sich, diesmal werde es ganz gewiß aus mit ihm sein.”
Selma Lagerlöf (20 november 1858 – 16 maart 1940)