Simon Carmiggelt, Rachel Kushner, James Whitcomb Riley, Thomas Keneally, Dirkje Kuik, Steven Erikson, Wilhelm Müller

De Nederlandse schrijver en dichter Simon Carmiggelt werd geboren op 7 oktober 1913 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 7 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Simon Carmiggelt op dit blog.

Uit:Stukjes schrijven

“Een redacteur, die vraagt om ‘iets persoonlijks over je werk’, legt een zware taak op de schouders van iemand, die er elke dag anders over denkt. Voor een nuchtere toeschouwer lijkt iedere avond een stukje schrijven, in een krant, een beetje op steeds maar weer water gaan halen in een vergiet. Het is stellig een grote dwang – maar is het ook een klein graf? Niet voor iedereen, geloof ik.
Twintig jaar geleden ben ik in Den Haag met dit werk begonnen, omdat mijn hoofdredacteur het mij opdroeg – een reden, die in de journalistiek altijd toereikend is. Ik brandde los met een ijver, die mijn omgeving sterker verbaasde, dan mezelf. Want dagelijks schrijven was niets bijzonders voor me. Ik deed het al van mijn twaalfde jaar af. In mijn kinderjaren was even iets maken, voor het naar bed gaan, een vaste gewoonte, vergelijkbaar met tandenpoetsen. Ik vervaardigde een eindeloze stroom versjes over de zee, de lente, de storm en andere, moeilijk te vermijden onderwerpen van dichterlijke structuur. Er was er zelfs één bij op Leni Riefensthal, geschreven in 1928 evenwel, zodat ik er later niet voor gezuiverd hoefde te worden. Ook schimpte ik wel berijmd op onderwijskrachten, die mijn misnoegen hadden opgewekt, omdat zij mij tot gedisciplineerde inspanning wilden dwingen. Vaste werkuren, in daartoe bestemde bouwwerken, haatte ik namelijk al vroeg en groot is het aantal meewarige vertellingen, dat ik als jongen van veertien of vijftien schreef over oude, door regelmatige kantoorgang ten onder gebrachte mannen, die te laat hun mislukt leven bejammerden.
Daar ik van de kinderboeken, via Cornelie Noordwal, aan Heyermans verslingerd raakte, liet ik de grijsaards aanvankelijk ‘in wilde koortsstuiping neerturen op een zonbeplenst achterplat’, maar toen ik, als zestienjarige, op een voordrachtsochtend van Louis van Gasteren, kennis had gemaakt met Tsjechow, was het voorgoed uit met de stuiping en de plenzing en heetten mijn hoofdfiguren voortaan uitsluitend nog Iwan Iwanowitsj of Serge Karin en spoedden zij zich, na het drinken van een glas kwas, per slede naar de rentmeester van het district S.
Elsschot, die mij vervolgens fascineerde, was er de oorzaak van, dat in mijn daarna geschreven proza ‘de man, na enig hoofdschudden, op de gang geraakte’.
Bijna al deze puberteitsuitingen waren diep somber, zoals dat op die leeftijd past.”

 
Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)

 

De Amerikaanse schrijfster Rachel Kushner werd geboren op 7 oktober 1968 in Eugene, Oregon en verhuisde naar San Francisco in 1979. Zie ook alle tags voor Rachel Kushner op dit blog.

Uit:De vlammenwerpers (Vertaald doorLidwien Biekmann en Maaike Bijnsdorp)

‘Ik schakelde door naar de vijfde versnelling. De wind drukte tegen me aan en dreigde mijn helm af te rukken, alsof ik mijn hoofd in een waterval hield. Ik bereikte een snelheid van 175 kilometer per uur en dook ineen. Het zout voelde anders dan de weg. Het was alsof ik erg heen en weer ging, alsof ik over ijs reed, maar toch had ik wel tractie, een vrij losse tractie waarop ik moest vertrouwen. Ik ging 190. Toen 200. Ik was me scherp bewust van elk greintje tijd. Elk greintje wás tijd, elk indringend beeld, elk beeld van elk ander moment, voor en na, verloren, veronachtzaamd. Ik was me alleen bewust van mijn hand op de gashendel, de tintelende vibratie ervan in mijn gehandschoende vingers; 210, 220. Floating Mountain zweefde in de verte, een luchtspiegeling aan de zoom van de vlakte. Nevelig en omvangrijk. Wat er ook gebeurde, hij zou toekijken maar niet helpen. Let op, zei hij. Je kunt hier verongelukken.’
(…)

Ik dook ineen en zette de gashendel vast. De zoutvlakte strekte zich voor me uit. […] Ik reed nu 228 kilometer per uur. Twee olielijnen aan weerszijden van me markeerden de baan, een derde in het midden. Ik vloog over de middenstreep. Ik reed 232 kilometer per uur. Toen 236. Ik had een scherp besef van het nu. Niets deed er nog toe behalve die milliseconden van het leven bij die snelheid. In de verte spanden de zoutvlakte en de bergen samen en vormden één troebele draaikolk. Ik begon de uitgestrektheid van dit oord te voelen.”

 
Rachel Kushner (Eugene, 7 oktober 1968)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver James Whitcomb Riley werd geboren op 7 oktober 1849 in Greenfield, Indiana. Zie ook mijn blog van 7 oktober 2010 en eveneens alle tags voor James Whitcomb Riley op dit blog.

Pan

This Pan is but an idle god, I guess,
Since all the fair midsummer of my dreams
He loiters listlessly by woody streams,
Soaking the lush glooms up with laziness;
Or drowsing while the maiden-winds caress
Him prankishly, and powder him with gleams
Of sifted sunshine. And he ever seems
Drugged with a joy unutterable– unless
His low pipes whistle hints of it far out
Across the ripples to the dragon-fly
That like a wind-born blossom blown about,
Drops quiveringly down, as though to die–
Then lifts and wavers on, as if in doubt
Whether to fan his wings or fly without.

 

Silence

Thousands of thousands of hushed years ago,
Out on the edge of Chaos, all alone
I stood on peaks of vapor, high upthrown
Above a sea that knew nor ebb nor flow,
Nor any motion won of winds that blow,
Nor any sound of watery wail or moan,
Nor lisp of wave, nor wandering undertone
Of any tide lost in the night below.
So still it was, I mind me, as I laid
My thirsty ear against mine own faint sigh
To drink of that, I sipped it, half afraid
‘Twas but the ghost of a dead voice spilled by
The one starved star that tottered through the shade
And came tiptoeing toward me down the sky.

 
James Whitcomb Riley (7 oktober 1849 – 22 juli 1916)
Portret door John Singer Sargent, 1903


De Australische schrijver Thomas Keneally werd geboren op 7 oktober 1935 in Sydney. Zie ook mijn blog van 7 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Thomas Keneally op dit blog.

Uit: Schindler’s List

« History and politics meant little to Oskar as a teenager. His enthusiasm was centred around fast motorbikes, and his father encouraged this interest. In Oskars last year at school, Hans Schindler bought his son an Italian motorbike. Then in the middle of 1928, at the beginning of Oskars sweetest and most innocent summer, he appeared in the town square on a Moto-Guzzi, an amazing motorbike usually owned only by professional racers.
For three months Oskar forgot about his studies and his future and entered professional motorbike races. He did very well and loved every exciting minute of this life. In his final race, in the hills on the German border, Oskar was competing against the best riders in Europe. He kept close to the leaders throughout the race and just failed to win. Even though people said he could become a champion racer, Oskar decided to end his motorbike career after that thrilling afternoon. The reason may have been economic because, by hurrying into marriage with a farmer’s daughter that summer, Oskar lost the approval of his father, who was also his employer. The elder Schindler could see that Oskar was similar to him, and he worried that his son was marrying a girl like his own mother: a girl who was quiet, graceful and religious, but not very suitable for the sociable, charming and handsome Oskar.
The bride’s father, a wealthy widower, was as unhappy about the marriage as Hans Schindler was. He was a gentleman-farmer who had expected Emilie, his daughter, to do better than to marry a boy on a motorbike with no money of his own. The bride, according to the custom of the time, agreed to bring a large sum of money into the marriage. Most of this money was never paid, however, because Emilies father did not believe that Oskar would settle down and be a good husband to his only child.”

 
Thomas Keneally (Sydney, 7 oktober 1935)
Scene uit de film van Steven Spielberg uit 1993

 

De Nederlandse schrijfster en beeldend kunstenares Dirkje Kuik werd geboren in Utrecht op 7 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 7 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Dirkje Kuik op dit blog.

Uit: De patriot

‘Ach, hoe beroerd komt de ouderdom, het vervloekte lot van de orde van de wormstekigen, de orde van de lazarusgangers.
Zie Heer mij aan, een afzichtelijk bejaard mannetje, afzichtelijk de hoge rug als de berg Sinaï, alleen de stenen tafelen kan ik niet meer dragen, ik mis er de kracht voor, en het beloofde land, het bestaat uit een kerkhof.
Wat ben ik eigenlijk nog? Een afgelebberde, verlopen overjarige soephaan, een naai-emmer op versleten wintersokken, een prul van een wezen.
Ik, die eens zelfs bij stormweer over het dek zwabberde, kan me nu slechts voortbewegen met een knoestige wandelstok, het is een fraai gevormde wijnstok met een ivoren knop, geschikt om een tegenstander de hersens in te slaan, een teken van krachtig en eeuwig leven…”

 
Dirkje Kuik (7 oktober 1929 – 18 maart 2008)
Dirkje Kuik, illustratie uit ‘De patriot’, 2003. 

 

De Canadese schrijver, archeoloog, antropoloog Steven Erikson (pseudoniem van Steve Rune Lundin) werd geboren in Toronto op 7 oktober 1959. Zie ook mijn blog van 7 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Steven Erikson op dit blog.

Uit: This River Awakens

The machine in the driveway seemed to be decomposing all on its own: every time I looked it was smaller, as if, now that its soul had been exposed, it was crumbling under the sun. Father had removed most of the larger parts and had carried them into the garage, where each part was placed in its own bucket of gasoline, like organs in jars. A pool of black oil had spread out from the machine – a tar pit collecting plant stuff, insects – I grinned at the thought – woolly rhinoceroses, mastodons…
The pool’s placid surface showed nothing – it might be miles deep – there was just no way to tell. Somewhere under that surface might hide the history of mankind, of the whole world. And, somewhere down in the thick, congealing blackness, there might lie giants, suspended for all time.
But when I picked up a stone and dropped it into the pool it was, of course, less than half an inch deep. And the machine was not the body of some god, exposed and bleeding out Creation like an afterthought. It had no soul, only parts, and none of those parts worked. And it was not as massive and imposing as it had once been. Still, since I as yet had no idea of what its function might be, there was an air of mystery about it; a secret with all the clues laid out, yet still a secret.
I left the garage and walked to the front porch. The door opened and Father stepped out, dressed as usual in his blue coveralls. Placing his hands on his hips, he glared at the machine, then sighed.
“Think you’ll get it to work?” I asked.” 

 
Steven Erikson (Toronto, 7 oktober 1959)
Cover

 

De Duitse, romantische dichter Wilhelm Müller werd geboren op 7 oktober 1794 in Dessau. Zie ook mijn blog van 7 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Wilhelm Müller op dit blog.

Erstarrung

Ich such’ im Schnee vergebens
Nach ihrer Tritte Spur,
Hier, wo wir oft gewandelt
Selbander durch die Flur.

Ich will den Boden küssen,
Durchdringen Eis und Schnee
Mit meinen heißen Thränen,
Bis ich die Erde seh’.

Wo find’ ich eine Blüthe,
Wo find’ ich grünes Gras?
Die Blumen sind erstorben,
Der Rasen sieht so blaß.

Soll denn kein Angedenken
Ich nehmen mit von hier?
Wenn meine Schmerzen schweigen,
Wer sagt mir dann von ihr?

Mein Herz ist wie erstorben,
Kalt starrt ihr Bild darin:
Schmilzt je das Herz mir wieder,
Fließt auch das Bild dahin.

 
Wilhelm Müller (7 oktober 1794 – 1 oktober 1827)