Op vrijdag 10 november maakt juryvoorzitter H.K.H. Prinses Laurentien bekend welk boek bekroond is met de AKO Literatuurprijs 2006. Hier schenk ik de komende tijd al wat aandacht aan de kandidaten op de shortlist. De vierde is Stefan Brijs.
Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk (Belgisch-Limburg), waar hij ook jarenlang woonde en naar school ging. In 1990 studeerde hij af als onderwijzer en begon als opvoeder aan zijn vroegere middelbare school te werken. Van 1994 tot 1997 woonde hij in Zonhoven, daarna vestigde hij zich opnieuw in Genk.
Sinds 1999 schrijft Stefan Brijs voltijds – hij had op dat ogenblik drie boeken gepubliceerd en verscheidene essays en recensies geschreven voor de boekenbijlagen van De Morgen en De Standaard. Begin 2003 verruilde hij Genk voor Koningshooikt, een deelgemeente van Lier.
Uit: De engelenmaker
Sommige inwoners van Wolfheim beweren nog altijd dat ze eerst het driestemmige gehuil van de baby.s op de achterbank hadden gehoord en pas later het motorgeluid van de taxi zelf die het dorp binnenreed. Toen de taxi voor de oude dokterswoning aan de Napoleonstrasse 1 halt hield, stopten de vrouwen prompt met het vegen van de stoepen, kwamen de mannen met hun glas nog in de hand uit café Terminus, staakten de meisjes hun hinkelspel en liet op het dorpsplein lange Meekers zich de bal ontfutselen door de doof geboren Gunther Weber, die hem voorbij de achteromkijkende Seppe van de bakker in doel schoot. Dat was op 13 oktober 1984. Een zaterdagmiddag. In de kerktoren luidde op dat ogenblik de klok driemaal.
De passagier stapte uit de taxi en wat iedereen meteen opviel, was de vuurrode kleur van zijn haar en van zijn baard. De diepgelovige Bernadette Liebknecht sloeg haastig een kruisteken en een paar huizen verder bracht de bejaarde Juliette Blérot de hand voor haar mond en mompelde: .Mijn god, helemaal zijn vader..
Drie maanden eerder waren de inwoners van het kleine Belgische dorp, dat vlak bij het drielandenpunt al zijn hele bestaan knel zat tussen de stevige dijen van het Nederlandse Vaals en het Duitse Aken, op de hoogte gebracht van de terugkeer van Victor Hoppe. De magere klerk van notaris Renard uit Eupen was het vergeelde bordje ZU VERMIETEN voor de verkommerde villa komen weghalen en had Irma Nüssbaum die aan de overkant woonde, verteld dat Herr Doktor plannen had om naar Wolfheim terug te keren. Meer bijzonderheden had hij niet, zelfs eendatum kon hij nog niet noemen.
Voor de dorpsbewoners was het een raadsel waarom Victor Hoppe na bijna twintig jaar naar Wolfheim terugkeerde. Het laatste wat iemand over hem had vernomen was dat hij in Bonn als arts werkte, maar die informatie stamde van heel wat jaren terug. Er werden dan ook allerlei
redenen voor zijn komst verzonnen. De ene meende dat hij geen werk meer had, de andere hield het op zware schulden, Florent Keuning uit de Albertstrasse dacht dat hij alleen kwam om zijn huis op te knappen en te verkopen en Irma Nüssbaum suggereerde dat de dokter misschien een
gezinnetje had gesticht en de drukte van de stad wilde ontvluchten. Daarmee zat zij in elk geval het dichtst bij de waarheid, hoewel ze achteraf grif toegaf dat het ook voor haar een schok was toen bleek dat Doktor Hoppe vader was van een misvormde drieling van slechts een paar weken oud. “
Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)
Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in een Franse katholieke en royalistische adellijke familie in Mâcon.. Hij had een gelukkige jeugd die hij vanaf 1797 doorbracht op het buitengoed van zijn ouders in Milly, aan de Saône. Tijdens zijn vroege jeugd werd hij door zijn moeder onderwezen. Tijdens zijn middelbare studies zat hij op internaat bij de jezuïeten aan het college van de “Pères de la Foi” te Belley, tot 1809, waar hij zich weinig gelukkig voelde. Lamartine was zeer aangeslagen door de dood van zijn geliefde Julie Charles in december 1817 en zou haar onder de naam Elvire een plaats geven in zijn eerste dichtbundel Méditations poétiques, uitgegeven in maart 1820. In die bundel staat ook het gedicht Le Lac, waarschijnlijk het meest bekende gedicht van Lamartine, dat eveneens op zijn liefdesrelatie met Julie Charles en haar overlijden geïnspireerd zou zijn. Zijn eerste dichtbundel was een succes en maakte Lamartine meteen populair. Lamartine wordt algemeen aanzien als de vader van de Franse Romantiek
L’ Automne
Salut ! bois couronnés d’un reste de verdure !
Feuillages jaunissants sur les gazons épars !
Salut, derniers beaux jours ! le deuil de la nature
Convient à la douleur et plaît à mes regards !
Je suis d’un pas rêveur le sentier solitaire,
J’aime à revoir encor, pour la dernière fois,
Ce soleil pâlissant, dont la faible lumière
Perce à peine à mes pieds l’obscurité des bois !
Oui, dans ces jours d’automne où la nature expire,
À ses regards voilés, je trouve plus d’attraits,
C’est l’adieu d’un ami, c’est le dernier sourire
Des lèvres que la mort va fermer pour jamais !
Ainsi, prêt à quitter l’horizon de la vie,
Pleurant de mes longs jours l’espoir évanoui,
Je me retourne encore, et d’un regard d’envie
Je contemple ses biens dont je n’ai pas joui !
Terre, soleil, vallons, belle et douce nature,
Je vous dois une larme aux bords de mon tombeau;
L’air est si parfumé ! la lumière est si pure !
Aux regards d’un mourant le soleil est si beau !
Je voudrais maintenant vider jusqu’à la lie
Ce calice mêlé de nectar et de fiel !
Au fond de cette coupe où je buvais la vie,
Peut-être restait-il une goutte de miel ?
Peut-être l’avenir me gardait-il encore
Un retour de bonheur dont l’espoir est perdu ?
Peut-être dans la foule, une âme que j’ignore
Aurait compris mon âme, et m’aurait répondu ?…
La fleur tombe en livrant ses parfums au zéphire;
À la vie, au soleil, ce sont là ses adieux;
Moi, je meurs; et mon âme, au moment qu’elle expire,
S’exhale comme un son triste et mélodieux.
Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)
De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 als zoon van een dominee. In 1795 leerde hij de dichter William Wordsworth kennen. Coleridge verhuisde naar Nether Stowey in Somerset, waar Wordsworth ook woonde met zijn zuster Dorothy. Hun vriendschap en samenwerking leidde tot de publicatie van het belangrijke werk Lyrical Ballads in 1798. Dit werk wordt in Engeland beschouwd als het begin van de periode van de Romantiek. In deze bundel was ook Coleridge’ lange gedicht ‘The Rime of the Ancient Mariner’ opgenomen.
Recollections of Love
I
How warm this woodland wild Recess !
Love surely hath been breathing here ;
And this sweet bed of heath, my dear !
Swells up, then sinks with faint caress,
As if to have you yet more near.
II
Eight springs have flown, since last I lay
On sea-ward Quantock’s heathy hills,
Where quiet sounds from hidden rills
Float hear and there, like things astray,
And high o’er head the sky-lark shrills.
III
No voice as yet had made the air
Be music with your name ; yet why
That asking look ? that yearning sigh ?
That sense of promise every where ?
Belovéd ! flew your spirit by ?
Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834)
De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan als zoon van een boer/schoenmaker. In 2000 stelde de krant The Irish Times een lijst samen van de meest geliefde Ierse gedichten, en er waren 10 gedichten van Kavanagh in de top 50. Na W.B. Yeats was hij hierdoor de meest populaire dichter in de lijst. Zijn gedicht On Raglan Road is bekend geworden als een lied, gezongen door onder andere Van Morrison, Luke Kelly, Mark Knopfler en Sinéad O’Connor. Naast gedichten schreef hij ook een autobiografie, The Green Fool, die in 1938 werd uitgebracht, maar wegens laster werd deze al snel weer uit de handel genomen. een opvolger, Tarry Flynn (1948) was realistischer dan de vorige autobiografie, en deze stond kort op de zwarte lijst.
Inniskeen Road: July Evening
The bicycles go by in twos and threes –
There’s a dance in Billy Brennan’s barn tonight,
And there’s the half-talk code of mysteries
And the wink-and-elbow language of delight.
Half-past eight and there is not a spot
Upon a mile of road, no shadow thrown
That might turn out a man or woman, not
A footfall tapping secrecies of stone.
I have what every poet hates in spite
Of all the solemn talk of contemplation.
Oh, Alexander Selkirk knew the plight
Of being king and government and nation.
A road, a mile of kingdom. I am king
Of banks and stones and every blooming thing.
Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)