De Zuid-Afrikaanse dichter en schrijver Tatamkhulu Afrika werd geboren op 7 december 1920 in Egypte en is als kind in Zuid-Afrika aangekomen. Hij heeft gevochten in de Tweede Wereldoorlog en was een lid van de Umkhonto we Sizwe, de militaire tak van het ANC. Zijn eerste boek Broken Earth heeft hij geschreven toen hij nog maar zeventien jaar oud was, maar het duurde meer dan vijftig jaar voor zijn tweede werk Nine Lives verscheen. Hij is net na het verschijnen van zijn laatste boek, Bitter Eden, overleden aan de gevolgen van een auto-ongeval.
Werk: o.a: Nine Lives (1991), Maqabane (1994), The Angel and Other Poems (1999), Mad Old Man Under the Morning Star (2001)
Dark where loneliness hides
Cat’s small child cries
in the dark where loneliness hides.
Cat’s small child beats
its breast in the soft
furriness of its need.
Cats don’t beat their breasts,
cats yell with lust
in the dark where loneliness hides?
Is it I, then, that cries,
mad child running wild?
Is it I that lies
in the dark where loneliness hides,
that listens as the wild geese wing
past short of the stars,
rime my roof with their dung?
Cat’s mewling, sky’s
sibilances, these
are the thieves of my ease?
What else waits
in the dark where loneliness hides?
My song has a crooked spine.
Should I break a bone
as I straighten it?
Or birth its crookedness in
the dark where loneliness hides?
Nothing’s changed
Small round hard stones click
under my heels,
seeding grasses thrust
bearded seeds
into trouser cuffs, cans,
trodden on, crunch
in tall, purple-flowering,
amiable weeds.
District six.
No board says it is:
but my feet know,
and my hands,
and the skin about my bones,
and the soft labouring of my lungs,
and the hot, white, inwards turning
anger of my eyes.
Brash with glass,
name flaring like a flag,
it squats
in the grass and weeds,
incipient Port Jackson trees:
new, up-market, haute cuisine,
guard at the gatepost,
whites only inn.
No sign says it is:
But we know where we belong.
Tatamkhulu Afrika (7 december 1920 – 23 december 2002)
De Amerikaanse schrijfster Willa Cather werd geboren op 7 december 1873 in de buurt van Winchester, Virginia. Haar familie trok in 1883 naar een farm in Nebraska en twee jaar later naar Red Cloud, waar Willa de rest van haar jeugd doorbracht. Cather kon gaanstuderen en werd in die jaren al theaterrecencent bij de Lincoln Journal. Van 1906 tot 1912 werkte zij in New York voor McClure`s Magazine. Daarna nam zij haar studie weer op en voltooide die in 1917 aan de universiteit van Nebraska. Haar omgeving inspireerde haar tot haar romans en verhalen. In 1923 won zij de Pulitzer Prijs. Ze zou nog veel meer prijzen winnen en ook eredoctoraten krijgen. Aan het eind van haar leven leefde zij teuggetrokken in New York, omdat zij het landschap waarin zij was opgegroeid niet meer wilde zien. Dat was onherkenbaar veranderd en vernietigd. Willa Cather was lesbisch en leefde jaren lang samen met haar partner Edith Lewis.
Uit: My Antonia
”Grandmother swung the bag of potatoes over her shoulder and went down the path, leaning forward a little. The road followed the windings of the draw; when she came to the first bend, she waved at me and disappeared.
I was left alone with this new feeling of lightness and content. I sat down in the middle of the garden, where snakes could scarcely approach unseen, and leaned my back against a warm yellow pumpkin. There were some ground-cherry bushes growing along the furrows, full of fruit. I turned back the papery triangular sheaths that protected the berries and ate a few. All about me giant grasshoppers, twice as big as any I had ever seen, were doing acrobatic feats among the dried vines. The gophers scurried up and down the ploughed ground. There in the sheltered draw-bottom the wind did not blow very hard, but I could hear it singing its humming tune up on the level, and I could see the tall grasses wave. The earth was warm under me, and warm as I crumbled it through my fingers. Queer little red bugs came out and moved in slow squadrons around me. Their backs were polished vermilion, with black spots.
I kept as still as I could. Nothing happened. I did not expect anything to happen. I was something that lay under the sun and felt it, like the pumpkins, and I did not want to be anything more. I was entirely happy. Perhaps we feel like that when we die and become a part of something entire, whether it is sun and air, or goodness and knowledge. At any rate, that is happiness; to be dissolved into something complete and great. When it comes to one, it comes as naturally as sleep.”
Willa Cather (7 december 1873 – 24 april 1947)
Johann Nepomuk Eduard Ambrosius Nestroy werd geboren in Wenen op 7 december 1801. Nestroy was de zoon van een Weens advocaat. Aanvankelijk wou hij, na van 1817 tot 1822 gestudeerd te hebben, operazanger worden, en hij was als basbariton behoorlijk succesvol. Hij was in 1823 getrouwd, maar zijn huwelijk liep reeds in 1827 op de klippen door toedoen van zijn overspelige aandrang. Nadat zijn vrouw hem verlaten had, besloot hij zijn carrière over een andere boeg te gooien: nog datzelfde jaar begon hij zelf stukken te schrijven. Op korte tijd groeide hij uit tot een van de populairste en beruchtste auteurs van Oostenrijk. Nestroy was zowel acteur, schrijver als zanger. Hij liet ongeveer 80 stukken na, die alle in het Weense dialect zijn geschreven en satires of parodieën zijn. De stukken van Nestroy werden lang als onbelangrijke, eenvoudige kluchten aangezien, en Nestroy geraakte in de literatuurkritiek na zijn dood enigszins in de vergetelheid, totdat Karl Kraus hem herontdekte: hij was sterk onder de indruk van Nestroys virtuose taalspel. Geen enkele andere auteur uit de Biedermeier experimenteert zo extreem met taal en woordspelingen, en qua stijl is het werk ronduit anarchistisch. Nestroy schijnt stilistisch aan te sluiten bij de Vormärz, terwijl zijn onderwerpen duidelijk tot de Biedermeier behoren.
Uit: Einen Jux will er sich machen
(Weinberl) „Vor dem Handelsstand kriegt man erst den wahren Respekt, wenn man zwischen Handelsstand und Menschheit überhaupt eine Bilanz zieht. Schaun wir auf ’n Handelsstand, wieviel gibt’s da Großhandlungen, und schaun wir auf die Menschheit, wie wenig große Handlungen kommen da vor! – Schaun wir auf ’n Handelsstand, vorzüglich in der Stadt, diese Menge wunderschöne Handlungen, und schaun wir auf d’ Menschheit, wie schütter sind da die wahrhaft schönen Handlungen ang’sät! – Schauen wir auf ’n Handelsstand, diese vielen Galanteriehandlungen, und schaun wir auf d’ Menschheit, wie handeln s’ da oft ohne alle Galanterie, wie wird namentlich der zarte, gefühlvolle, auf alle Galanterie Anspruch machende Teil von dem gebildetseinsollenden, spornbegabten, zigarrozuzelnden, roßstreichelnden, jagdhundkaschulierenden Teil so ganz ohne Galanterie behandelt! – Jetzt, wenn man erst die Handlungen der Menschheit mit Gas beleuchten wollt’ – ich frag’, wieviel menschliche Handlungen halten denn eine Beleuchtung als wie eine Handlung auf ’n Stock-im-Eisen-Platz aus? – Kurzum, man mag Vergleiche anstellen, wie man will, der Handelsstand is was Erhabenes, wir haben einen hohen Standpunkt, wir von der Handlung, und ich glaub’, bloß wegen dieser schwindelnden Höhe fallen so viel’ von der Handlung! – Der Christopherl tandelt wieder mit ’n G’wölb’zusperr’n.“
Johann Nestroy (7 december 1801 – 25 mei 1862)
De Franse filosoof en toneelauteur Gabriel Marcel werd geboren op 7 december 1889 in Parijs. Hij was de belangrijkste vertegenwoordiger van het Christelijk existentialisme. Marcel was na zijn studie filosofie werkzaam als lector en theatercriticus in het uitgeversvak en werd later hoogleraar aan verschillende universiteiten. Als zoon van niet pratiserende joodse ouders beschouwde hij zich eerst als atheist, maar in 1929 bekeerde hij zich tot het katholicisme. Onder invloed van Henri Bergson kwam hij al voor Jean Paul Sarte uit bij het existentialisme, maar zelf noemde hij nzich liever „neo-socratisch“. In zijn belangrijkste werken Être et avoir (1935) Le mystère de l’être (1951) en L’homme problematique (1955) keerde Marcel zich tegen het verzakelijkte denken van de moderne tijd dat zich oriëneert op het „hebben en willen beschikken over“. Het niveau van het hebben moet worden getranscendeerd in de liefde, waarvoor de ander geen objekt (Hij) meer is, maar een in de dialoog ervaarbaar „tegenover“ (Jij). Marcel schreef 28 toneelstukken die vaak handelen over de gebrokenheid van de menselijke existentie, waaronder Le monde cassé 1933).
Uit: Le Mystère de l’Être
« Je rappellerai d’abord cette phrase d’un de mes personnages: aimer un être, c’est dire : toi, tu ne mourras pas. Mais quel peut être le sens exact de la portée d’une telle affirmation ? Elle ne se réduit sûrement pas à un vœu, à un optatif, elle présente bien plutôt le caractère d’une assurance prophétique… Qui pourrait se formuler exactement comme suit : quels que soient les changements survenus dans ce que j’ai sous les yeux, toi et moi, nous resterons ensemble ; l’événement qui est survenu et qui est de l’ordre de l’accident, ne peut rendre caduque la promesse d’éternité incluse dans notre amour… «
… »Le seul problème essentiel est posé par le conflit de l’amour et de la mort. S’il y a en moi une certitude inébranlable, c’est qu’un monde déserté par l’amour ne peut que s’engloutir dans la mort, mais c’est aussi que là où l’amour persiste… la mort ne peut pas ne pas être en définitive vaincue… ».
Of het werkelijk zo is weet ik niet, maar de Nederlandse dichter Ed. Hoornik heeft een gedicht geschreven dat door Marcel lijkt te zijn geïnspireerd.
Hebben en zijn
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.
Ed. Hoornik
Gabriel Marcel (december 1889 – 8 oktober 1973)
Wat een volledige, informatieve en toch (voor mij) ontspannende blog. Verplicht leesvoer hier! Groetjes
Dank je voor het compliment!
Helaas zal ik er met ingang van aanstaande maandag wat minder tijd voor krijgen. Dat gaat dan denk ik niet ten koste van de dagelijkse berichten, maar wel van de “volledigheid”. Dus minder dichters/schrijvers per keer.