Hitte (Hendrik de Vries), Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


De weide bij Veneux-Nadon door Alfred Sisley, 1881

 

Hitte

Steelwaaiers boven asmoerassen. Geelgeharte
Klauwdistels. Flarden. Radeloze, deels verzwarte
Geraamten, hemelvuur-geteisterd.

Schubbenstrengen
Verzengen, plengen harslucht, sijpelen, en brengen
Loodkleurig, wreedvermengde schaduwen teweeg.

De helling, wemelend naardien de drukking steeg,
Verkreeg een schemerkleed. Schuimstapels overzwellen
De horizonnen, welke ontladingen voorspellen.
De laatste tochten zinken tot volmaakt verkalmen.
Vochtbekers hangen onbeweeglijk aan de halmen.
De hagen dragen steile, hemelhoge walmen.

 


Hendrik de Vries (17 augustus 1896 – 18 november 1989)
Groningen, de geboorteplaats van Hendrik de Vries

 

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

Waarom Carla de toren van Oirsbeek schilderde

Zij was het meisje dat poep durfde te zeggen tegen de koning.
Dan lachte zij en lachten ook de koning en lakeien. Maar tegelijk
snoven ze om zich heen of er iets aan hun schoenen kleefde.

Wie dapper is en lachen kan wordt gevraagd. Door andere koningen
– die het lachen is vergaan. Zo reisde zij de hoven af, vond onderweg
een prins in een witte jas en een huis op een heuvel, voor haarzelf.

Maar op een kwade dag klopte een vijand op de deur. Erger nog,
hij klopte op de binnenkant van de deur. En veranderde het meisje
in een koningin: de ongekroonde koningin van de chemokuur.

Nu moest ze poep zeggen tegen zichzelf, maar lachte wat zachter.
Tijdens haar laatste jaar schilderde ze vanaf de hoge weide vaker
de toren van Oirsbeek, de spits met ui die boven de bomen uitsteekt

met daarachter de volgende heuvelrug en daarboven in hallucinerende
kleuren een balzaal van lucht. Vreemd. Het waarom doorgrondden we
toen de rouwstoet aan de voet van deze toren stilhield bij een kuil.

 

Hoe Huckleberry Finn aan zijn naam kwam

Hoog water op de Maas. Een brede grijze stroom
die zacht slurpend langs ons glijdt. Op een boom
vaart een kraai voorbij, vlotschipper aan het roer,

zichtbaar tevreden over de voortgang die hij maakt,
de bochten die hij rondt, de ondiepten die hij mijdt.
Ach, hoe heette die gozer nu toch, die Bessennaam

die nog als een paarse vlek op de Mississipi drijft.
Wie Huck zegt moet ook Miss zeggen en mist dus
de finesse. Wie Huckleberry zegt opent het gordijn:

hoe een goed mens dom kan zijn. Tot zover de bes.
De rest kwam denkelijk van een zeeman uit Helsinki,
Gelukszoeker die de rivier opvoer, zwarte overall

en een haakneus. Hij plantte zich voort en verdween.
Nu vaart de zoon naar zee, door hetzelfde gedreven:
het zoeken van geluk is de bron van ons bewegen.

 

Leidekker

Ik hang aan de dakgoot van de kerk, die ik zelf heb
bevestigd en wens mezelf een ander beroep toe,
wijnconsulent of steenbakker of waarzegger, ja

altijd onbeperkt de waarheid spreken, dat zou
te leren moeten zijn als je het eenvoudig houdt.
‘Er zijn veel mannen, hun bijdrage is beperkt.’

‘Met twee voeten op de grond kan je toch vallen.’
Als ik het hoofd laat hangen zie ik onmiskenbaar
neef Guus onder me doorlopen, enthousiast

alsof hij gaat schaatsen, maar het is hartje zomer.
Hartje zomer, onmiskenbaar een waarheid, het lijkt
alsof ik mijn beroep, mijn bestemming heb gevonden

en spreek me zwetend, hangend aan purperen vingers
nieuwe, ware moed in: ‘Ik wil dit erg graag navertellen.
Het zou zonde zijn als ik dit niet kan navertellen.’

 


Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund 

„Es ist sonderbar, traulich und drollig, ihn auf meinem Fuße sitzen zu fühlen, den er mit seiner fieberhaften Körperwärme durchdringt. Erheiterung und Sympathie bewegen mir die Brust, wie fast ohne Unterlaß in seiner Gesellschaft und Anschauung. Er hat eine stark bäurische Art zu sitzen, die Schulterblätter nach außen gedreht, bei ungleichmäßig einwärts gestellten Pfoten. Seine Figur scheint kleiner und plumper, als wahr ist, in diesem Zustande, und mit komischer Wirkung wird der weiße Haarwirbel an seiner Brust dabei vorgedrängt. Aber der würdig in den Nacken gestemmte Kopf macht jede Einbuße an schöner Haltung wett kraft all der hohen Aufmerksamkeit, die sich darin ausprägt … Es ist so still, da wir beide uns still verhalten. Sehr abgedämpft dringt das Rauschen des Flusses hierher. Da werden die kleinen und heimlichen Regungen in der Runde bedeutend und spannen die Sinne: das kurze Rascheln einer Eidechse, ein Vogellaut, das Wühlen eines Maulwurfs im Grunde. Bauschans Ohren sind aufgerichtet, soweit eben die Muskulatur von Schlappohren dies zuläßt. Er legt den Kopf schief, um sein Gehör zu schärfen. Und die Flügel seiner feuchtschwarzen Nase sind in unaufhörlicher, empfindlich witternder Bewegung.


Het zomerhuis van Thomas Mann  in Nida (Duits: Nidden), een dorp in Litouwen, waar de familie Mann in de jaren 1930-1932 vakantie vierde. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

 

Dann legt er sich nieder, wobei er jedoch die Berührung mit meinem Fuße wahrt. Er liegt im Profil gegen mich, in der uralten, ebenmäßigen und tierisch-idolhaften Haltung der Sphinx, Kopf und Brust erhoben, die vier Oberschenkel am Leibe, die Pfoten gleichlaufend vorgestreckt. Da ihm warm geworden, öffnet er den Rachen, wodurch die gesammelte Klugheit seiner Miene sich ins Bestialische löst, seine Augen sich blinzelnd verschmälern; und zwischen seinen weißen, kernigen Eckzähnen schlappt lang eine rosenrote Zunge hervor.“

 


Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
De schrijver en zijn hond

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Adam jr.

Adam las de Bijbel
Eva kauwde op fruit
God sliep het grootste deel van de tijd
Het was zo
Iedereen kende iedereen
De slang was de baas in de Hof van Eden

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God had een nare droom
Hij zag de slang die het met zijn moeder deed
Weg was de mooie theorie
De droom was voorbij
De apen paarden met wat er overbleef

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God werd wakker
Ik kwam ter wereld in het Ruhrgebied
De zaak is sindsdien geëscaleerd
Op zondag zit God in een gekkenhuis
Deelt suikerklontjes uit
En denkt dat hij de held is

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Hugo Claus, Algernon Swinburne

De Vlaamse schrijver Hugo Claus werd in Brugge geboren op 5 april 1929. Zie ook alle tags voor Hugo Claus op dit blog.

Uit: Het verdriet van België

Dondeyne had een van de zeven Verboden Boeken onder zijn schort verstopt en Louis meegelokt. Zij zaten onder de slingerplanten van de grot van Bernadette Soubirous. Dondeyne’s Boek was ABC, een weekblad van de socialisten dat vast en zeker op de Index van het Vaticaan stond en dat hij van zijn broer gekregen had toen hij in het ziekenhuis lag. Hij was daar vandaan gekomen met een scharlaken oor, waar hij vaak aan trok. Overdag lag het Boek onder zijn kast, met zijn bottines ervoor. De vier pagina’s die nu ontbraken lagen glanzend, ongekreukt maar gerafeld aan de randen, onder het blauwe pakpapier in de lade van Dondeyne’s lessenaar. Voor alle veiligheid had hij het papier vastgeprikt met punaises -duimspijkers moet je zeggen, eiste Louis’ Peter, maar Louis zei het nooit, hij werd al genoeg uitgelachen om zijn uitspraak. De opengevouwen bladzijden glommen in de zon en waren in het midden deerlijk gespleten door de schaduw en de gekartelde scheur. Louis zou nooit zijn eigen Verboden Boeken vaneenrijten, zelfs niet in het dreigendste gevaar om ontdekt te worden. Maar Dondeyne was een Hottentot. De vier Apostelen hadden zeven Verboden Boeken. Vlieghe had er drie, Liefde in den mist, een programma van de operette ‘Rose-Marie’, en het gevaarlijkste, een levensbeschrijving van G.B. Shaw, de ketter en vrijmetselaar. Byttebier had Vertellingen van de Zuidzee en een foto van Deanna Durbin in onderjurk, erg genoeg om als Boek beschouwd te worden. Het Boek van Louis zou hem misschien niet in opspraak hebben gebracht als de Zusters het gevonden hadden, hij had het ook openlijk tussen de beduimelde, lekker ruikende Davidsfondsboeken die hij na het Paasverlof had meegebracht kunnen schuiven, maar was het opzet al niet voldoende als je heimelijk een boek, in je tabbaard gewikkeld, binnensmokkelde, binnen de hoge muren van het Gesticht? Het heette De Vlaamsche Vlagge, het was door Papa zelf ingebonden in een roodbruin kartonnen omslag, je kon het bindwerk van Papa meteen herkennen, want hij hakte de randen, onder de snijmachine als een guillotine, onmeedogend dicht bij de tekst af. In De Vlaamsche Vlagge ging het over opstandige seminaristen aan het einde van de vorige eeuw die, aangewakkerd door langharige priesters met pince-nez, tegen de Belgische, dus Vlaamsvijandige ministers en bisschoppen complotteerden in het holst van de nacht, in een geheim verbond, De Swigende Bede. Louis had het boek thuis uit de boekenkast gestolen omdat hij Papa had horen beweren dat de pastoors, die deze teksten bij hun parochianen vonden, onmiddellijk met de ban van de Heilige Kerk dreigden.”

 


Hugo Claus (5 april 1929 – 19 maart 2008)

 

De Engelse schrijver en dichter Algernon Charles Swinburne werd geboren op 5 april 1837 in Londen. Zie ook alle tags voor Algernon Swinburne op dit blog.

 

Bij de Noordzee (Fragment)

Dood is dwangvorst, gescepterd met ijzer,
De zee mint hem innig en trouw;
Bij hun liefdetaal grammer en grijzer
Worstelt branding in jammer en rouw;
En zijn siersel zweeft zwaar over ’t kustoord
Waar zij ’t stormschuim geplengd heeft voor hem;
Eén in doemzucht, in roofgier en lustmoord,
Vermengt zich hun stem.

Van zijn rijksroem geniet zij bezeten,
En haar luister maakt hem woest en trots;
Door haar duister weerdaavren zijn kreten,
Bij zijn adem juicht hoog haar geklots;
– ‘Zo uw almacht voor immer mij stom sloeg
Waar mijn heiligste hunkring voldaan!’ –
– ‘’t Waar mijn leen, wat ik eindlijk weerom vroeg,
Mijn liefste oceaan!’ –

Jaar op jaar ontwaakte ten leven,
Eeuw op eeuw zeeg neer in de dood,
En geen prooi, tot verzwelging gegeven,
Blust of lest ooit haar dorstende nood;
En de roep harer hongrende reeuwsheid
En zijn schreeuw naar verdelging en moord,
Of ’t gehuil van een wolf door de sneeuw schreit,
Brult rusteloos voort.

’t Ligt omgord noch omboord met granieten,
’t Is van fortwerk noch vestwal omwand,
Doch rifgruwlen van wreedst bloedvergieten
Blijven zwak bij ’t verraad van dit zand;
Bij de duizenden, weerloos verslagen: –
Naar dees banken versleurd en verstouwd
Heeft het schip, in d’opstandige vlagen,
Geen kans van behoud.

Geen kans weer bij vloed vrij te spoelen
Van de gronden der onheilskust,
Los uit waatren die botsen en woelen:
Geen kans dan een toevalsrust
Van de wind, langs de grafmoerassen,
Waar, nauw voor de golfslag bewaard,
Lijken, dicht als de sprieten der grassen,
In ’t slib zijn vergaard.

 

Vertaald door Hendrik de Vries

 


Algernon Swinburne (5 april 1837 – 10 april 1909)
Portret door Dante Gabriel Rossetti, 1862

 

Zie voor de schrijvers van de 5e april ook mijn blog van 5 april 2023 en ook mijn blog van 5 april 2020 en eveneens mijn blog van 5 april 2019 en ook mijn blog van 5 april 2018 en eveneens mijn blog van 5 april 2016.

Dolce far niente, Gerard den Brabander, Ted Hughes, V. S. Naipaul, Nis-Momme Stockmann, Jonathan Franzen, María Elena Cruz Varela, Jan Emmens, Hendrik de Vries

 

Dolce far niente

 


Waterlooplein vanaf de Amstel door Bob Buys, 1946

 

Waterlooplein

Al wat er mijn gevoelens zijn
Ligt op dit ordeloze plein
te koop als rommel en oud roest,
als oud fornuis, finaal verwoest.
Maar, als ik weer beginnen moest,
zou ik opnieuw een dichter zijn,
maar niet meer met zo’n trotse mond,
meer een hyena of een hond…
Het volk, als ik het goed bekijk,
ligt aan mijn voeten als burger-lijk.

 


Gerard den Brabander (3 juli 1900 – 4 februari 1968)
De markt in Den Haag, de geboorteplaats van Gerard den Brabander

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

After Lorca

The clock says “When will it be morning?”
The sun says “Noon hurt me.”
The river cries with its mouthful of mud
And the sea moves every way without moving.

Out of my ear grew a reed
Never touched by mouth.
Paper yellows, even without flame,
But in words carbon has already become diamond.

A supple river of mirrors I run on
Where great shadows rise to the glance,
Flowing all forward and bringing
The world through my reflection.

A voice like a ghost that is not
Rustle that dead in passage
Leaving the living chilled,
Wipe clear the pure glass of stone.

Wipe clear the pure stone of flesh.

 

The Ancient Heroes and the Bomber Pilot

With nothing to brag about but the size of their hearts,
Tearing boar-flesh and swilling ale,
A fermenting of huge-chested braggarts.

Got nowhere by sitting still
To hear some timorous poet enlarge heroisms,
To suffer their veins stiffle and swell —

Soon, far easier, imagination all flames,
In the white orbit of a sword,
Their chariot-wheels tumbling the necks of screams,

In a glory of hair and beard,
They thinned down their fat fulsome blood in war,
Replenish both bed and board,

Making their own good news, restuffing their dear
Fame with fresh sacks-full of heads,
Roaring, burdened, back over the wet moor.

When archaeologists dig their remainder out —
Bits of bone, rust —
The grandeur of their wars humbles my thought.

Even though I can boast
The enemy capital will jump to a fume
At a turn of my wrist

And the huge earth be shaken in its frame —
I am pale.
When I imagine one of those warriors in the room

And hear his heart-beat burl
The centuries are a stopped clock; my heart
Is cold and small.

 

Theology

“No, the serpent did not
Seduce Eve to the apple.
All that’s simply
Corruption of the facts.

Adam ate the apple.
Eve ate Adam.
The serpent ate Eve.
This is the dark intestine.

The serpent, meanwhile,
Sleeps his meal off in Paradise —
Smiling to hear
God’s querulous calling.”

 

 
Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)
Hier met dochter Frieda en zoon Nicholas, ca. 1965

 

De Britse schrijver Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul werd geboren op 17 augustus 1932 in Chaguanas, Trinidad en Tobago. Zie ook alle tags voor V. S. Naipaul op dit blog. V. S. Naupaul stierf op 11 augustus jongstleden op 85-jarige leeftijd.

Uit: A Bend In the River

“I had done a little acting at the university — that had begun with a walk-on part in a little film somebody had made about a boy and girl walking in a park. I fell in with the remnants of that group in London and began to do a certain amount of acting. Not in any important way. London is full of little theatrical groups. They write their own plays, and they get grants from firms and local councils here and there. A lot of them live on the dole. Sometimes I played English parts, but usually they wrote parts for me, so that as an actor I found myself being the kind of person I didn’t want to be in real life. I played an Indian doctor visiting a dying working-class mother; I did another Indian doctor who had been charged with rape; I was a bus conductor no one wanted to work with. And so on. Once I did Romeo. Another time there was an idea of rewriting The Merchant of Venice as The Mahndi Banker, so that I could play Shylock. But it became too complicated. `It was a Bohemian life, and it was attractive at first. Then it became depressing. People dropped out and took jobs and you understood that they had had pretty solid connections all along. That was always a let-down, and there were times during those two years when I felt lost and had to fight hard to hold on to that mood that had come to me beside the river. Among all those nice people I was the only real drop-out. And I didn’t want to be a drop-out at all. I’m not running these people down. They did what they could to make room for me, and that is more than any outsider can say for us. It’s a difference in civilization. `I was taken one Sunday to lunch at the house of a friend of a friend. There was nothing Bohemian about the house or the lunch, and I discovered that I had been invited for the sake of one of the other guests. He was an American and he was interested in Africa. He spoke about Africa in an unusual way. He spoke of Africa as though Africa was a sick child and he was the parent. I later became very close to this man, but at that lunch he irritated me and I was rough with him. This was because I had never met that kind of person before. He had all this money to spend on Africa, and he desperately wanted to do the right thing. I suppose the idea of all that money going to waste made me unhappy. But he also had the simplest big-power ideas about the regeneration of Africa. `I told him that Africa wasn’t going to be saved or won by promoting the poems of Yevtushenko or by telling the people about the wickedness of the Berlin Wall. He didn’t look too surprised. He wanted to hear more, and I realized I had been invited to the lunch to say the things I had been saying. And it was there that I began to understand that everything which I had thought had made me powerless in the world had also made me of value, and that to the American I was of interest precisely because I was what I was, a man without a side.”

 


V. S. Naipaul (17 augustus 1932 – 11 augustus 2018)

 

De Duitse schrijver en theatermaker Nis-Momme Stockmann werd geboren op 17 augustus 1981 in Wyk auf Föhr.Zie ook alle tags voor Nis-Momme Stockmann op dit blog.

Uit: Der Fuchs

„Ich sah die Menschen auf den anderen Dächern in der Ferne fast unbeweglich verharren. Als hätten sie sich für ein präten­tiöses Kunstprojekt mit dem Titel «Unbegreiflich» für einen extrem gut ausgestatteten chinesischen Fotokünstler aufge­stellt. So standen wir, für einander nur Strichmännchen in der Ferne, alle zusammen auf unseren sauberen, stabilen Dächern.
– Gerettet und verloren zugleich –
Ich dachte an Katja (aber um sie machte ich mir keine Sorgen), ich dachte an Diego, an meinen Vater und am stärksten – was mich überraschte – an meinen Bruder. Ob er es wohl geschafft hatte? Reini hätte heute Morgen mit den paritätischen Werkstätten Kartoffeln ernten sollen. Er und die anderen Jungs «mit hohem Unterstützungsbedarf». Aber eigentlich war ich mir sicher, dass er okay war: Das Heim war das höchste Haus im Ort, und das Einzige, was Reini wirklich ausgezeichnet konnte, war schwimmen. Ich stellte mir vor, wie er prustend lange Bahnen zwischen den Häusern schwamm und den Leuten auf den Dächern sein käsiges «Reini grüüüßt» zurief.
Das Bier aus Dogges Notfallkiste war schon fast leer. Jütte kochte uns Dosenravioli auf einem kleinen blauen Gaskocher. Dogge zog seine riesigen Stiefel aus und hängte seine schwarzen Füße ins Wasser.
«Warum hast du eine Notfallkiste auf dem Dach?», fragte Jütte.
«War doch klar», sagte er mit träger Zunge.
«Was?»
«Das Ganze.»
Er griff in die Kiste und holte ein in einen erstaunlich soliden selbstgenähten Schoner eingeschlagenes Gewehr hervor.
«Du hast eine Waffe in der Kiste!?», fragte Jütte empört.
«Jep», sagte Dogge.
«Was willst du denn mit einer Waffe, verdammte Axt!»
«Schießen», sagte er, «und bei Gelegenheit angeben.»
«Ich glaub es nicht: eine Waffe, er hat eine Waffe auf dem Dach!»
Sie ging zur Kiste und wühlte eine Weile darin herum.“

 


Nis-Momme Stockmann (Wyk, 17 augustus 1981)

 

De Amerikaanse schrijver en essayist Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Zie ook alle tags voor Jonathan Franzen op dit blog.

Uit: Purity

“Renewable Solutions didn’t make or build or even install things. Instead, depending on the regulatory weather (not climate but weather, for it changed seasonally and sometimes seemingly hourly), it “bundled,” it “brokered,” it “captured,” it “surveyed,” it “client-provided.” In theory, this was all very worthy. America put too much carbon into the atmosphere, renewable energy could help with that, federal and state governments were forever devising new tax inducements, the utilities were indifferent-to-moderately-enthusiastic about greening their image, a gratifyingly non-negligible percentage of California households and businesses were willing to pay a premium for cleaner electricity, and this premium, multiplied by many thousands and added to the money flowing from Washington and Sacramento, minus the money that went to the companies that actually made or installed stuff, was enough to pay fifteen salaries at Renewable Solutions and placate its venture-capitalist backers. The buzzwords at the company were also good: collective, community, cooperative. And Pip wanted to do good, if only for lack of better ambitions. From her mother she’d learned the importance of leading a morally purposeful life, and from college she’d learned to feel worried and guilty about the country’s unsustainable consumption patterns. Her problem at Renewable Solutions was that she could never quite figure out what she was selling, even when she was finding people to buy it, and no sooner had she finally begun to figure it out than she was asked to sell something else.
At first, and in hindsight least confusingly, she’d sold power-purchase agreements to small and midsize businesses, until a new state regulation put an end to the outrageous little cut that Renewable Solutions took of those. Then it was signing up households in potential renewable energy districts; each household earned Renewable Solutions a bounty paid by some shadowy third party or parties that had created an allegedly lucrative futures market.”

 

 
Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Cubaanse dichteres María Elena Cruz Varela werd op 17 augustus 1953 geboren in Colón. Zie ook alle tags voor María Elena Cruz Varela op dit blog.

 

Gedicht van de slingeraar

Ik slinger stenen tegen het dove oor.
Het veranderlijke oor. Van beide werelden.
Dit is de eenzaamheid met haar geknetter.
Ik geef signalen naast de geduldige dwaas die op de heuvel ligt en met de arme gek die haar zorgen oplapt op een bank in het park.
Door de afgepeigerde vingers. Van de gebroken weefster. Druppelen de flarden.
De eindkroniek van de verlatenheid.
Ik zeg haar dat zij op me moet wachten.
Dit is niet het moment om te sterven in de verlepte schaduw van de populieren.
Ik slinger stenen tegen het dove oor.
Het bloedende oor. Van deze wereld.
Deze bolle wereld die zijn rug toekeert.
De plattegronden om uit het labyrint te ontsnappen, zijn weggeraakt.
Ik slinger stenen: ik ben de gekke vrouw in het park.
Ik ben de aftandse dwaas die op de heuvel ligt.
Ik ben het fatale lied voor Eleanor Rigby.
En ik ben de bloemlezing van allen die eenzaam sterven. Zonder door de tunnel te gaan.
Ik blijf stenen slingeren. Ik ben moe en ga door.
De gekke vrouw toont schaamteloos de tandenloze grijns van haar walging.
Zij draait haar tas binnenste buiten. Zij strooit stuk voor stuk haar handvol vergeten dingen uit.
Ik zeg haar dat zij op me moet wachten:
Dit is niet het moment om te sterven in de verlepte schaduw van de populieren.
Ik verdraag deze vrede als bij een drenkplaats niet. Noch de ronde schuld die aan de appelboom hangt.
Noch de pijl die op mijn hoofd wordt gericht.
Ik slinger stenen. Misschien vinden ze weerklank.
Misschien worden ze opgeslokt door de bodem.

 

Vertaald door Marjolein Sabarte

 


María Elena Cruz Varela (Colón, 17 augustus 1953)

 

De Nederlandse dichter en kunsthistoricus Jan Ameling Emmens werd geboren in Rotterdam op 17 augustus 1924. Zie ook alle tags voor Jan Emmens op dit blog.

 

Vogel

De bomen kregen een betekenis
die zij nog zacht gebarend wilden weren,
maar ’t noodlot was niet meer te keren;
een vogel streek klapwiekend in de wildernis
van takken neer en nu hij roerloos zit
(het licht wordt zo benauwend wit),
denk ik aan dood, verrotte geur van blaren,
hetzelfde zijn op steeds dezelfde plaats…
Hoe komt wie vliegt ooit tot bedaren,
en wie niet vliegt ooit van zijn plaats?

 

Voor de kade

Voor de kade wisselt een wolk meeuwen
als strooibiljetten op een sterke wind
van aanblik als ’t verloop van eeuwen.
Het is windstil. De wind is een klein kind
dat met geluidjes brood staat uit te strooien.

Zijn tijd aan denken of aan doen vergooien
verschilt niet veel, ’t is stenen toch voor brood.

Word liever kind: twee beentjes en wat rood;
het doet soms eeuwen inderhaast ontdooien.

 

 
Jan Emmens (17 augustus 1924 – 12 december 1971)
Jan Emmens in 1947, getekend door Acket

 

De Nederlandse dichter en schilder Hendrik de Vries werd geboren in Groningen op 17 augustus 1896. Zie ook alle tags voor Hendrik de Vries op dit blog.

 

Zonsopgang

Augustustulpen geuren. ’t Hemelruim is heet.
De pleinen openen plaveisels, wit en breed,
Met kroon-gebouwen.
In de kamersfeer, door lampen
Verweeld’rigd, krampt een pauweveer.
Fonteinen dampen.
De stralen waaieren en sneeuwen. Treinen razen.
Verwijderd aarzelt meeuwgekrijsch.
De strakke wazen
Der vleugeldeuren spiegelen verkeersgedrangen.

De schal der wereldstad, van zonnekoorts bevangen,
Verhevigt om het hart. Op zerk- en asphalt-vlakken
Verfellen reeksen glas. De nevelen verzwakken.

De vijvers breken door ’t kastanjepark als linten.
De lanen ademen ’t geluk der hyacinten.

 

Lief en vriendelijk toch van zon en maan

Lief en vriendelijk toch van zon en maan,
Overal met ons mee te gaan,
En dat bij deze winterkou;

Heel die lange lange stille laan
En zooveel sterren er achteraan!
Wij blijven staan – zij blijven staan.

Daar vallen vlinders, wit en blauw.
Waar komen die vandaan?

 
Hendrik de Vries (17 augustus 1896 – 18 november 1989)
Standbeeld door Norman Burkett naast de Martinikerk in Groningen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2016 en ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

Ted Hughes, V. S. Naipaul, Nis-Momme Stockmann, Jonathan Franzen, Herta Müller, Tsegaye Gabre-Medhin, Roger Peyrefitte, Hendrik de Vries

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Bride and Groom Lie Hidden for Three Days

She gives him his eyes, she found them
Among some rubble, among some beetles

He gives her her skin
He just seemed to pull it down out of the air and lay it over her
She weeps with fearfulness and astonishment

She has found his hands for him, and fitted them freshly at the wrists
They are amazed at themselves, they go feeling all over her

He has assembled her spine, he cleaned each piece carefully
And sets them in perfect order
A superhuman puzzle but he is inspired
She leans back twisting this way and that, using it and laughing
Incredulous

Now she has brought his feet, she is connecting them
So that his whole body lights up

And he has fashioned her new hips
With all fittings complete and with newly wound coils, all shiningly oiled
He is polishing every part, he himself can hardly believe it

They keep taking each other to the sun, they find they can easily
To test each new thing at each new step

And now she smoothes over him the plates of his skull
So that the joints are invisible

And now he connects her throat, her breasts and the pit of her stomach
With a single wire

She gives him his teeth, tying the the roots to the centrepin of his body

He sets the little circlets on her fingertips

She stiches his body here and there with steely purple silk

He oils the delicate cogs of her mouth

She inlays with deep cut scrolls the nape of his neck

He sinks into place the inside of her thighs

So, gasping with joy, with cries of wonderment
Like two gods of mud
Sprawling in the dirt, but with infinite care
They bring each other to perfection.

 

 
Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)
Ted Hughes en Sylvia Plath op hun huwelijksreis in 1956

 

De Britse schrijver Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul werd geboren op 17 augustus 1932 in Chaguanas, Trinidad en Tobago. Zie ook alle tags voor V. S. Naipaul op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

Uit: A House for Mr. Biswas

“But the midwife said, ‘Whatever you do, this boy will eat up his own mother and father.’
The next morning, when in the bright light it seemed that all evil spirits had surely left the earth, the pundit came, a small, thin man with a sharp satirical face and a dismissing manner. Bissoondaye seated him on the string bed, from which the old man had been turned out, and told him what had happened.
‘Hm. Born in the wrong way. At midnight, you said.’
Bissoondaye had no means of telling the time, but both she and the midwife had assumed that it was midnight, the inauspicious hour.
Abruptly, as Bissoondaye sat before him with bowed and covered head, the pundit brightened, ‘Oh, well. It doesn’t matter. There are always ways and means of getting over these unhappy things.’ He undid his red bundle and took out his astrological almanac, a sheaf of loose thick leaves, long and narrow, between boards. The leaves were brown with age and their musty smell was mixed with that of the red and ochre sandalwood paste that had been spattered on them. The pundit lifted a leaf, read a little, wet his forefinger on his tongue and lifted another leaf.
At last he said, ‘First of all, the features of this unfortunate boy. He will have good teeth but they will be rather wide, and there will be spaces between them. I suppose you know what that means. The boy will be a lecher and a spendthrift. Possibly a liar as well. It is hard to be sure about those gaps between the teeth. They might mean only one of those things or they might mean all three.’
‘What about the six fingers, pundit?’
‘That’s a shocking sign, of course. The only thing I can advise is to keep him away from trees and water. Particularly water.’
‘Never bath him?’
‘I don’t mean exactly that.’ He raised his right hand, bunched the fingers and, with his head on one side, said slowly, ‘One has to interpret what the book says.’ He tapped the wobbly almanac with his left hand. ‘And when the book says water, I think it means water in its natural form.’
‘Natural form.’
‘Natural form,’ the pundit repeated, but uncertainly. ‘I mean,’ he said quickly, and with some annoyance, ‘keep him away from rivers and ponds. And of course the sea. And another thing,’ He added with satisfaction. ‘He will have an unlucky sneeze.’ He began to pack the long leaves of his almanac. ‘Much of the evil this boy will undoubtedly bring will be mitigated if his father is forbidden to see him for twenty-one days.’

 

 
V. S. Naipaul (Chaganuas, 17 augustus 1932)
Cover

 

De Duitse schrijver en theatermaker Nis-Momme Stockmann werd geboren op 17 augustus 1981 in Wyk auf Föhr. Zie ook alle tags voor Nis-Momme Stockmann op dit blog.

Uit: Der Fuchs

„Katastrophe“ – das bedeutete, auf dem Sofa wegnickend BBC Reportern dabei zuzusehen, wie sie mit Helikoptern über landkartenartig fern erscheinende Erdbebengebiete flogen, während der Rippenbraten in der Röhre langsam anfing, lecker zu riechen. «Katastrophe» – das war das, was als aufgeschlagene Zeitung im Geräteschuppen lag und worüber man «Hast du schon mitgekriegt? Was für eine Scheiße» zu seinem Nachbarn sagte, bevor man auf den Rasentraktor stieg –
Aber jetzt standen die Menschen auf den Dächern und warteten auf Rettung, während tote Senioren und Tiere wie graues Obst in den umspülten Baumkronen hingen und Vögel an ihren Augen pickten. Kinder weinten in der Ferne. Hunde bellten ertrinkend.
Über Nacht war das Wasser gestiegen, was an sich schon ungewöhnlich war und niemand hier jemals erlebt hatte*. Niemand hatte jemals eine Katastrophenübung mitgemacht, es gab keine Signalraketen, keine Rettungswesten, keine Dieselgeneratoren, keine Besenkammern voll mit Notkonserven, keine Telefonnummern, die man laminiert und neben das Telefon geklebt hätte, keine Funkgeräte, keine Thermodecken – ja noch nicht mal Worte gab es in den Köpfen der Menschen hier für all das. Also brach irgendwann am frühen Morgen offenbar der Deich, und das Wasser rollte – wie eine große geduldige Verarschung – über den Ort, ohne dass auch nur eine Sirene losging.
Jetzt war es später Nachmittag, und wir standen zu dritt bei Baumann (den alle nur Dogge nannten) auf dem Dach und tranken wartend Bier aus der einzigen Notfallkiste des Dorfes, während die Welt nur noch aus schmutzigem Wasser zu bestehen schien.
Einen knappen Meter unter uns schwamm all das vorbei, was Stunden zuvor noch sortiert und sauber in Gärten und Wohnungen gestanden hatte: Klimageräte, Billardqueues, Wasserpumpen von Aufstellpools. Bei den Gedels floss die Garderobe aus dem Fenster – es sah aus, als würde sich das Haus übergeben. Ich kniff meine Augen zusammen:
Da unten fraß sich das Lacostekrokodil mit winzigen Bissen in ein Polohemd. Durch die Hauptstraße zogen Delfinschwärme aus Plastik. Aufgeblähte Hemden flatterten im Wind. Sporttrophäen glänzten wie geheime Schätze auf dem Grund der braunen Soße, an ihrem Sockel lösten sich die blechernen Plaketten ab –
All das teure Zeug war innerhalb von Stunden zu Müll geworden.“

 

 
Nis-Momme Stockmann (Wyk, 17 augustus 1981)

 

De Amerikaanse schrijver en essayist Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Zie ook alle tags voor Jonathan Franzen op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

Uit: De correcties (Vertaald door Marian Lameris, Gerda Baardman en Huub Groeneweg)

“De razernij van een najaarskoufront dat van de prairie komt. Je kon het voelen: er ging iets verschrikkelijks gebeuren. De zon laag aan de hemel, een klein licht, een afkoelende ster. De ene vlaag van wanorde na de andere. De bomen rusteloos, de temperaturen dalend, de hele noordelijke religie van de dingen ten einde lopend. Hier geen kinderen in de tuinen. De schaduwen lengden over geel wordende gazons. Amerikaanse eiken en moeraseiken regenden eikels op huizen zonder hypotheek. Voorzetramen klapperden in de lege slaapkamers. En het zoemen en hikken van een wasdroger, het nasale betoog van een bladblazer, het rijpen van net geplukte appels in een papieren zak, de lucht van terpentine waarmee Alfred Lambert de verfkwast had schoongemaakt nadat hij die ochtend bezig was geweest het rieten bankje te verven.
Drie uur ‘s middags was een tijd van gevaar in deze gerontocratische buitenwijken van St. Jude. Alfred was wakker geworden in de enorme blauwe stoel waarin hij vanaf de lunch had geslapen. Hij had zijn dutje gedaan en tot vijf uur zou er geen plaatselijk nieuws zijn. Twee lege uren waren een holte waarin infecties de kop opstaken. Hij kwam moeizaam overeind en ging bij de pingpongtafel staan, vergeefs luisterend of hij Enid hoorde.
Door het hele huis klonk een alarmbel die alleen Alfred en Enid rechtstreeks konden horen. Het was de alarmbel van de angst. Hij leek op zo’n grote gietijzeren schaal met een elektrische klepel die schoolkinderen bij brandoefeningen de straat op jaagt. Hij luidde nu al zo veel uren dat de Lamberts de boodschap ‘bel gaat’ niet meer hoorden, maar zoals het gaat met alle klanken die zo lang doorgaan dat je tijd genoeg hebt om de samenstellende klanken te gaan onderscheiden (net als met woorden waarnaar je staart tot ze uiteenvallen in een rij dode letters), hoorden ze alleen een klepel die snel tegen een metalen resonator sloeg, geen zuivere toon maar een korrelige opeenvolging van slagen met een weeklagende bovenlaag van boventonen;…”

 

 
Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Duitse schrijfster Herta Müller werd geboren op 17 augustus 1953 in Nitzkydorf, Roemenië. Zie ook alle tags voor Herta Müller op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

Uit: Atemschaukel

“Und in der Lagerzeit – im Lager erwischt, war ich tot gewesen.

Ich streifte nach den fünf Lagerjahren Tag für Tag durch den Tumult der Straßen und übte im Kopf die besten Sätze für den Fall meiner Verhaftung: AUF FRISCHER TAT ERTAPPT – gegen diesen Schuldspruch habe ich mir tausend Ausreden und Alibis zurechtgelegt. Ich trage stilles Gepäck. Ich habe mich so tief und so lang ins Schweigen gepackt, ich kann mich in Worten nie auspacken.
Ich packe mich nur anders ein, wenn ich rede.
Im letzten Rendezvous-Sommer bin ich, um den Heimweg aus dem Erlenpark zu verlängern, auf dem Großen Ring zufällig in die Kirche der Heiligen Dreifaltigkeit gegangen. Dieser Zufall spielte Schicksal.
Ich habe die kommende Zeit gesehen. Neben dem Seitenaltar auf einer Säule stand der Heilige im grauen Mantel und trug als Mantelkragen ein Schaf im Nacken. Dieses Schaf im Nacken ist das Schweigen. Es gibt Dinge, über die man nicht spricht. Aber ich weiß, wovon ich rede, wenn ich sage, das Schweigen im Nacken ist etwas anderes als das Schweigen im Mund.
Vor, während und nach meiner Lagerzeit, fünfundzwanzig Jahre lang habe ich in Furcht gelebt, vor dem Staat und vor der Familie. Vor dem doppelten Absturz, dass der Staat mich als Verbrecher einsperrt und die Familie mich als Schande ausschließt. Im Gewühl der Straßen habe ich in die Spiegel der Vitrinen, Straßenbahn- und Häuserfenster, Springbrunnen und Pfützen geschaut, ungläubig, ob ich nicht doch durchsichtig bin.
Mein Vater war Zeichenlehrer. Und ich, mit dem Neptunbad im Kopf, zuckte wie von einem Fußtritt zusammen, wenn er das Wort AQUARELL benutzte. Das Wort wusste, wie weit ich schon gegangen war. Meine Mutter sagte bei Tisch: Stich die Kartoffel nicht mit der Gabel an, sie fällt auseinander, nimm den Löffel, die Gabel nimmt man fürs Fleisch. Mir pochten die Schläfen. Wieso redet sie vom Fleisch, wenn es um Kartoffel und Gabel geht. Von welchem Fleisch spricht sie. Mir hatten die Rendezvous das Fleisch umgedreht. Ich war mein eigener Dieb, die Wörter fielen unverhofft und erwischten mich.“

 

 
Herta Müller (Nitzkydorf, 17 augustus 1953)
Cover

 

De Ethiopische dichter en schrijver Tsegaye Gabre-Medhin werd geboren op 17 augustus 1936 in Boda bij Ambo. Zie ook alle tags voor Tsegaye Gabre-Medhin op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

 

Guilty?

On the grave of my friend, I stood.
For blood and flesh, I stayed . . .
And with faith I prayed, and prayed;
For blood and flesh, he was robed . . .
And with doubt, I hoped, and I hoped.
On the grave of my friend, as I stayed;
… On my future, I brood .

 I stood on the grave of a man.
A tomb-stone of a man, I burdened.
The grave of a man, I murdered:
And with hope, my future, I sketched,
When with prayer, my killer hand, I stretched.
On the tomb-stone, of the man, I murdered:
. . . Urrahh!!! I won!
On my victim’s carcass, I climb.
While on his tomb, I tread …
My bloody fingers, I spread:
Thus to repent, to justify, I have tried …
While I hoped, and prayed, I have cried.
And I won, my daily wine, and bread!
… Is it a crime?

 

 
Tsegaye Gabre-Medhin (17 augustus 1936 – 25 februari 2006)

 

De Franse schrijver en diplomaat Roger Peyrefitte werd geboren op 17 augustus 1907 in  Castres. Zie ook alle tags voor Roger Peyrefitte op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

Uit: Our Love (Vertaald doorJohn Stefan)

“This detail touched me. What dramas would be avoided with a little bit of common sense!’ I shook my head approvingly. However, the love of smoking was not always to blame for the special friendships. On the road, I told my friend the recent tragedy about which a young man from Bretagne had informed me and who, having had a natural college as a theatre, clergymen as artisans and a child as a victim, reminded me of the story that I had romanticized. But probably one is more capable in a college at the Ile-de-France, where there is the permission to smoke.
The first leaves unfolded themselves on the branches, the sun mohaired the water piece, the breeze brought us the scent of youth and of hope. I retraced my footsteps to the court: I liked to confirm the significance of a look and to show that I understood. Wasn’t the sound of the bell going to abolish my calculations? Down there, the silhouette in the red sweater stood out. I quickened my steps, though the conversation rolled on about Teilhard de Chardin. My friend’s son came back towards us. The other one was seen in front, leaning against a tree, always his hands in his pockets. His green look seized me with the same force. A hidden joy floated from it: he had received my answer.
During the return, my excitement amused my friend. To him it seemed justified by this visit, made at the risk of a walk. Despite our intimacy, I could not admit to him that I had decided upon a friend of his son. How many novels of this genre had I lived in some minutes or in some hours! But, most often, this look, which established a complicity between a man and a boy, has as a comment the English sonnet “Lost opportunities”: “My name is What could have been. My names are also Never again, Too late, Goodbye.” If I believed in the reality of the novel today, it is because I never captured a look like that: it was not the one of opportunity, but of fate.
I did not forget the abyss that separated me from an unknown boy, detained in a college. However,   a chance remained to see him again. I owed it to the headmaster, just like I owed him this encounter: he had suggested me to assist at Mass next Tuesday. ‘There also, we have changed a lot of things,’ he had said to me. ‘The religious methods of your youth – and mine – were miserable, and I am not surprised that they often produced the opposite effect of what people were looking for.”

 

 
Roger Peyrefitte (17 augustus 1907 – 5 november 2000) 
Cover Franse uitgave

 

De Nederlandse dichter en schilder Hendrik de Vries werd geboren in Groningen op 17 augustus 1896. Zie ook alle tags voor Hendrik de Vries op dit blog.

 

Een Spaans volkslied

In de gezegende dagen
Van jubelen en van bloeien
Wanneer de hartstochten schroeien
En hun dorst naar de lippen slaat,
Wordt soms ons geluk door vlagen
Van sombre weedom verdorven:
Dat zijn liefden, lang gestorven,
Die beschuldigen van verraad.

De drift vervliegt als een rukwind,
Het genot blijft nauwelijks heugen,
Wat wellust heet, is een leugen,
De schoonheid een ijdel mom;
De mens, die nergens geluk vindt,
Raakt vermoeid en afgezworven;
Naar liefden, voorlang gestorven,
Gaan dan zijn wegen weerom.

 

Mijn broer

Mijn broer, gij leed
Een einde, waar geen mens van weet.
Vaak ligt gij naast mij, vaag, en ik
Begrijp het slecht, en tast en schrik.

De weg met iepen liep gij langs.
De vogels riepen laat. Iets bangs
Vervolgde ons beiden. Toch wou gij
Alleen gaan door de woestenij.

Wij sliepen deze nacht weer saam.
Uw hart sloeg naast mij. ‘k Sprak uw naam
En vroeg, waarheen gij ging.
Het antwoord was:

‘Te vreselijk om zich in te verdiepen.
Zie: ’t gras
Ligt weder dicht met iepen
Omkringd.’

 

 
Hendrik de Vries (17 augustus 1896 – 18 november 1989
Portret door Johan Dijkstra, 1960 (detail)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

V. S. Naipaul, Jonathan Franzen, Ted Hughes, Herta Müller, Tsegaye Gabre-Medhin, Roger Peyrefitte, Hendrik de Vries

De Britse schrijver Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul werd geboren op 17 augustus 1932 in Chaguanas, Trinidad en Tobago. Zie ook alle tags voor V. S. Naipaul op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

Uit: Miguel Street

“Being a child, I never wondered how Bogart came by any money. I assumed that grown-ups had money as a matter of course. Popo had a wife who worked at a variety of jobs; and ended up by becoming the friend of many men. I could never think of Bogart as having mother or father; and he never brought a woman to his little room. This little room of his was called the servant-room but no servant to the people in the main house ever lived there. It was just an architectural convention.
It is still something of a miracle to me that Bogart managed to make friends. Yet he did make many friends; he was at one time quite the most popular man in the street. I used to see him squatting on the pavement with all the big men of the street. And while Hat or Edward or Eddoes was talking, Bogart would just look down and draw rings with his fingers on the pavement. He never laughed audibly. He never told a story. Yet whenever there was a fete or something like that, everybody would say, ‘We must have Bogart. He smart like hell, that man.’ In a way he gave them great solace and comfort, I suppose.
And so every morning, as I told you, Hat would shout, very loudly, ‘What happening there, Bogart?’
And he would wait for the indeterminate grumble which was Bogart saying, ‘What happening there, Hat?’
But one morning, when Hat shouted, there was no reply. Something which had appeared unalterable was missing.
Bogart had vanished; had left us without a word.
The men in the street were silent and sorrowful for two whole days. They assembled in Bogart’s little room. Hat lifted up the deck of cards that lay on Bogart’s table and dropped two or three cards at a time reflectively.
Hat said, ‘You think he gone Venezuela?’
But no one knew. Bogart told them so little.
And the next morning Hat got up and lit a cigarette and went to his back verandah and was on the point of shouting, when he remembered. He milked the cows earlier than usual that morning, and the cows didn’t like it.
A month passed; then another month. Bogart didn’t return.”

 

 
V. S. Naipaul (Chaganuas, 17 augustus 1932)

Lees verder “V. S. Naipaul, Jonathan Franzen, Ted Hughes, Herta Müller, Tsegaye Gabre-Medhin, Roger Peyrefitte, Hendrik de Vries”