Jean-Baptiste Rousseau, John Pepper Clark, Alexander Herzen, Aasmund Olavsson Vinje, Nicolas Chamfort, Günter Herburger, Erich Mühsam, Brigitte Schwaiger, Uljana Wolf

De Franse schrijver Jean-Baptiste Rousseau werd geboren op 6 april 1671 in Parijs. Rond 1700 gold hij als de beste dichter van zijn generatie. Hij verdiende de titel Prince des poètes met sacrale en profane cantaten en oden. Daarin verwerkte hij (evenals de barokke schilders in die tijd)stoffen uit de bijbelse en antieke geschiedenis. De grote waardering voor hem hielp hij echter zelf nog tijdens zijn leven om zeep door zijn manie om collega’s en beschermheren met spotverzen te belasteren en kwaad te maken.

Ode tirée du Psaume CXLV

FAIBLESSE DES HOMMES,
GRANDEUR DE DIEU

Mon âme, louez le Seigneur ;
Rendez un légitime honneur
À l’objet éternel de vos justes louanges.
Oui, mon Dieu, je veux désormais
Partager la gloire des anges,
Et consacrer ma vie à chanter vos bienfaits.

Renonçons au stérile appui
Des grands qu’on implore aujourd’hui ;
Ne fondons point sur eux une espérance folle.
Leur pompe, indigne de nos voeux,
N’est qu’un simulacre frivole ;
Et les solides biens ne dépendent pas d’eux.

Comme nous, esclaves du sort,
Comme nous, jouets de la mort,
La terre engloutira leurs grandeurs insensées ;
Et périront en même jour
Ces vastes et hautes pensées
Qu’adorent maintenant ceux qui leur font la cour.

Dieu seul doit faire notre espoir ;
Dieu, de qui l’immortel pouvoir
Fit sortir du néant le ciel, la terre, et l’onde ;
Et qui, tranquille au haut des airs,
Anima d’une voix féconde
Tous les êtres semés dans ce vaste univers.

Heureux qui du ciel occupé,
Et d’un faux éclat détrompé,
Met de bonne heure en lui toute son espérance !
Il protège la vérité,
Et saura prendre la défense
Du juste que l’impie aura persécuté.

C’est le Seigneur qui nous nourrit ;
C’est le Seigneur qui nous guérit :
Il prévient nos besoins ; il adoucit nos gênes ;
Il assure nos pas craintifs ;
Il délie, il brise nos chaînes ;
Et nos tyrans par lui deviennent nos captifs.

Il offre au timide étranger
Un bras prompt à le protéger ;
Et l’orphelin en lui retrouve un second père :
De la veuve il devient l’époux ;
Et par un châtiment sévère
Il confond les pécheurs conjurés contre nous.

Les jours des rois sont dans sa main :
Leur règne est un règne incertain,
Dont le doigt du Seigneur a marqué les limites ;
Mais de son règne illimité
Les bornes ne seront prescrites
Ni par la fin des temps, ni par l’éternité.

Rousseau

Jean-Baptiste Rousseau (6 april 1671 – 16 maart 1741)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver John Pepper Clark werd geboren op 6 april 1935 in Kiagbodo, Nigeria. Hij studeerde Engels aan de universiteit van Ibadan, waar hij het studentenblad The Hom oprichtte. Van 1960 tot 1962 werkte hij als journalist bij de Daily Express in Lagos. Hij deed drie jaar lang ervaringen op aan Princeton University in de VS waarover hij berichtte in zijn boek America, Their America (1964). Daarna werkte hij als docent Engels totdat hij in 1966 hoogleraar Engels werd aan de universiteit van Lagos. Van 1968 tot 1972 was hij medeuitgever van het tijdschrift Black Orpheus. Sinds 1980 leidde hij het PEC Repertory Theatre in Lagos.

THE LAGOS – IBADAN ROAD BEFORE  SHAGAMU

A bus groaned uphill. Trapped

In their seat, fifty odd passengers rocked

To its pulse, each dreaming

Of a different destination.

God’s time is the best, read

One legend. No condition is

Permanent, said  another. And on,

On over the hill Shittu

Drove the lot, a cloud of India hemp

Unfolding among his robes. With

The swish over his shoulders, it

Trailed out, touched tails with the smoke

That squatted all indigo

On the hillside: like a stream

Was the going  downhill, swift

Past recollection, straight into a bend

Upturned as a saucer, and

The journey spilt over in a ditch.

In the early morning sun,

To the clamour of files that first

Answered the alarm water

Of sewage kind washed their common

Wound, silence their common groan.

No need of first aid,

All died on the spot

Said the dailies. The police,

Well supplied with  noted,

Are looking for the driver

Who escaped unhurt. 

 

clark

John Pepper Clark (Kiagbodo, 6 april 1935)

 

De Russische schrijver, filosoof en publicist  Alexander Herzen werd geboren op 6 april 1812 in Moskou. Tegen de wil van zijn vader ging hij studeren. In 1833 sloot hij zijn studies aan de universiteit van Moskou af met een dissertatie over astronomie. Vanaf 1852 verbleef Herzen in Londen, waar hij vertegnwoordigers van de politieke emigratie als Louis Blanc, Gottfried Kinkel, Lajos Kossuth und Giuseppe Mazzini leerde kennen. Herzen werd ook politiek actief, hij zette zich in voor een beter begrip tussen de democratische bewegingen in Rusland en Polen, richtte in 1853 de Vrije Pers op, waarin artikelen zonder last van de Russische censuur geplaatst konden worden. In 1857 richtte hij het tijdschrift Kolokol (De klok) op dat tussen 1857 en 1867 verscheen.  

 

Uit:  My Past and Thoughts

“I must observe that I had done absolutely nothing to deserve first his attention and invitations, and afterwards his anger and disfavour. He could not endure to see in me a man who behaved independently, though not in the least insolently; I was always en règle with him, and he demanded obsequiousness.

“He loved his power jealously. He had earned it the hard way, and he exacted not only obedience but and appearance of absolute submission. In this, unhappily, he was typically native.

“A landowner says to his servant, `Hold your tongue; I won’t put up with your answering me back!’

“The head of a department, turning pale with anger, observes to a clerk who has made some objection, `You forget yourself; do you know to whom you are speaking?’

“The Tsar sends men to Siberia `for opinions’, does them to death in dungeons for a poem – and all these three are readier to forgive stealing and bribe-taking, murder and robbery, than the impudence of human dignity and the insolence of a plain-spoken word.”

Herzen

Alexander Herzen (6 april 1812 – 21 januari 1870)

 

De Noorse dichter en journalist Aasmund Olavsson Vinje werd geboren op 6 april 1818 in Vinje, Telemark. Vinje is de schrijver van een liederencyclus die door Edvard Grieg op muziek is gezet. Dit jaar wordt de 300e sterfdag van Grieg herdacht en is er weer veel belangstelling voor de poezie van Vinje.

The old mother

My dear old mother, poor thou art,
And toilest day and toilest night,
But ever warm remains my heart,
‘Twas thou my courage did’st impart,
My arm of sturdy might.

Thou’st wip’d away each childish tear,
When I was sore distrest,
And kiss’d thy little laddie dear,
And taught him songs that banish fear
From ev’ry manly breast.

And more than all thou’st given me,
A humble true and tender heart;
So dear old mother, I’ll love thee
Where e’er my foot may wander free,
Till death our lives shall part.
Mother, Mother, Mother.

 

Vertaald door Frederick Corder

Vinje

Aasmund Olavsson Vinje (6 april 1818 – 30 juli 1870)

 

De Franse schrijver en aforist Nicolas Chamfort, pseudoniem van Sébastien Roch Nicolas, werd geboren op 6 april 1740 in Clermont. Hij werd opgeleid tot geestelijke in Paris, maar werd in plaats daarvan huisleraar, eerst in Keulen, later in Parijs. In 1764 kreeg hij al succes met zijn comedie La jeune Indienne. Nadat hij met zijn Éloge de Molière in 1769 en met zijn Éloge de Lafontaine in 1774 opnieuw prijzen gewonnen had verwierf hij door zijn grootste dichterlijke prestatie, de tragedie Mustapha et Zéaugir in 1778 de gunst van koningin Marie Antoinette.

 

Citaten

“Le bonheur n’est pas chose aisée: il est très difficile de le trouver en nous, et impossible de le trouver ailleurs.”

 

“Les pauvres sont les nègres de l’Europe.”

 

Tout homme qui à quarante ans n’est pas misanthrope, n’a jamais aimé les hommes.”

 

“La fausse modestie est le plus décent des mensonges.”

 

 

chamfort

Nicolas Chamfort (6 april 1740 – 13 april 1784)

 

De Duitse schrijver en dichter Günter Herburger werd geboren op 6 april 1932 in Isny im Allgäu. Hij studeerde aanvankelijk in München sanskriet, filosofie en theaterwetenschappen, maar brak die studies in 1954 af om te gaan reizen. Hij verbleef op Ibiza, in Madrid en Oran en hield zich met allerlei baantjes in leven. In 1956 moest hij het vagabondenbestaan opgeven vanwege zijn gezondheid. Hij keerde naar München terug waar in 1964 zijn eerste boek Eine gleichmäßige Landschaft verscheen Daarnaast schreef hij gedichten, jeugdboeken, hoorspelen en draaiboeken. Vanaf 1964 nam hij ook deel aan de vergaderingen van de Gruppe 47. Vanaf 1974 trok hij zich meer en meer terug uit het literaire leven.

Ehegedicht

Geliebt haben wir uns,
dass das Gras um uns sich entzündete.
doch die Glut schadete uns nicht,
so selbstvergessen waren wir.

Verfolgt haben wir uns,
dass wir uns bis ins Mark trafen,
doch die Wunden schlossen sich wieder,
da kein Blut aus ihnen kam.

Seitdem wir uns aber geeinigt haben,
zusammen alt zu werden,
verwandelt sich die Liebe in Behutsamkeit

und das Blut, das mitunter
nun aus den Rissen quillt, schmerzt
Tropfen um Tropfen wie heißes Wachs.

HERBURGER

Günter Herburger (Isny im Allgäu, 6 april 1932)

 

De Duitse schrijver, anarchist en activist Erich Mühsam werd geboren in Berlijn op 6 april 1878. Mühsam richtte in 1911 het blad “Kain. Zeitschrift für Menschlichkeit” op, dat tot 1919 verscheen. Hij werd een centrale figuur in de Schwabinger Bohème en raakte bevriend met Heinrich Mann, Frank Wedekind, Lion Feuchtwanger en anderen. Zijn maatschappijkritiek uitte zich in die periode vooral in medewerking aan satirische tijdschriften (zoals Simplicissimus) en het plaatselijke cabaret. In 1915 werd Mühsam veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf wegens dienstweigering; hij probeerde een internationale vereniging van dienstweigeraars op te richten. Zijn toenmalige pacifistische opvattingen vertoonden veel overeenkomsten met die van Karl Liebknecht . Na afloop van de WO I, in het voorjaar van 1919, speelde Mühsam een leidende rol tijdens de omwentelingen in Beieren. Samen met Gustav Landauer en Ernst Toller had Mühsam op 7 april 1919 de (sinds begin 1919 reeds derde) radenrepubliek uitgeroepen; deze derde republiek wordt ook wel de republiek van de Schwabinger Literaten genoemd. Na het neerslaan van de Beierse radenrepubliek werd hij bestraft met vijftien jaar gevangenis. In 1924 verleende men hem amnestie en zette de rest van de straf om in een voorwaardelijke straf. Hij vertrok naar Berlijn en werd werkzaam bij het tijdschrift Fanal, waarin hij campagne voerde voor de vrijlating van de communist Max Hoelz. Hij verwierf het lidmaatschap van de KPD en zette zich in voor de Internationale Rode Hulp. Al in 1929 trad hij weer uit de KPD. De dag na de Rijksdagbrand werd hij opgepakt, zoals duizenden anderen, en naar concentratiekamp Oranienburg afgevoerd. In 1934 werd hij daar door de nazi’s vermoord.

 

Frühlingserwachen

Wieder hat sich die Natur verjüngt,
wieder sich mit frischem Stoff gedüngt,
und dem Moder wie den jungen Keimen
hat die Kunst zu malen und zu reimen.
Die Gebeine harren der Bestattung,
währenddem die Früchte der Begattung
fröhlich ins Bereich des Lebens ziehn ­
insoferne sie soweit gediehn.
Viech- und Menschern heben sich die Büsen;
in den Bäumen quillt’s und den Gemüsen.
Tief im Kern der Erde hat’s gekracht:
Ja, der Früh-, der Frühling ist erwacht.

MUEHSAM

Erich Mühsam (6 april 1878 – 10 juli 1934)

 

De Oostenrijkse schrijfster Brigitte Schwaiger werd geboren op 6 april 1949 in Freistadt. Zij studeerde twee jaar psychologie, germanistiek en romanistiek in Wenen en trouwde toen met een Spaanse officier, met wie zij naar Madrid en Mallorca trok. Na vier jaar volgde de scheiding en begon Schwaiger pedagogie te studeren in Linz. Darnaast werkte zij als regieassistente bij het ORF. Met haar debuutroman Wie kommt das Salz ins Meer? uit 1977 kwam meteen de literaire doorbraak.

Der Himmel ist süß (1984)

“Schundhefte wollen wir verbrennen”, sagte die liebe Schwester. “Wir wollen alle Schundhefte, die wir finden, bei mir auf den Tisch legen. Hefte mit Bildern und unkeuschen Zeichnungen, unkeuschen Gschichten. Wenn ihr gute Werke tun wollt, bringt ihr alle Schundhefte, die ihr zu Hause habt, morgen in die Schule. – Und wir wollen auch das Lied ‘Oh, du lieber Augustin!’ nicht singen. Das ist kein schönes Lied. Wir wollen uns nicht freuen, wenn alles hin ist.”
Ich schleiche nach dem Mittagessen ins Schlafzimmer der Großmutter, mache die untere Tür des Nachtkästchens neben Huldas und meinem Bett auf, hebe leise, während die Großmutter schläft, alle Hefte mit den bunten Bildern und Sprechblasen, die meine Schwester am Abend anschaut und liest, heraus, stopfe sie in meine Schultasche und bin am nächsten Tag das Kind, das den höchsten Stapel gebracht hat. Die liebe Schwester sammelt alle Hefte auf ihrem Tisch, bedankt sich aber nicht. Sie trä
gt die Hefte in der Pause hinaus, kommt nach der Pause ohne Schundhefte zurück. Ich hätte gern unser Feuer gesehen. (S. 62)

“Wen wählen wir denn?”
“Wir wählen niemanden.”
“Bei welcher Partei sind wir denn?”
“Wir sind bei keiner Partei.”
“Wir waren einmal bei einer Partei”, sagt meine Mutter, “die gibt es nicht mehr. Wir waren bei den National …”
Das Wort ging noch lang weiter.
Meine Mutter erklärt mir, daß wir früher alle national und so weiter gewesen sind, dann starb der Führer, und wir verloren den Krieg. “Die Treulosen gingen sofort zu einer neuen Partei”, sagt sie, “aber ich und der Papa, wir zahlen manchmal bei den Freiheitlichen etwas ein.”
“Und welche Partei wählen wir?”
“Die Freiheitlichen.”
Das klang gut.

SCHWAIGER

Brigitte Schwaiger (Freistadt, 6 april 1949)

 

De Duitse dichteres Uljana Wolf werd geboren op 6 april 1979 in Berlijn. Zij studeert germanistiek, Engels, en cultuurwetenschappen aan de Humboldt-Universität. Zij publiceert in tijdschriften als Die Außenseite des Elementes, Edit, Das Gedicht, intendenzen, Kursywa en Poetry Ireland Review. In 2005 verscheen haar eerste dichtbundel kochanie ich habe brot gekauft, waarvoor zij in 2006 de Peter-Huchel-Preis ontving.

 

aufwachraum I

 

ach wär ich nur im aufwachraum geblieben
traumverloren tropfgebunden unter weißen

laken neben andern die sich auch nicht fanden
eine herde schafe nah am schlaf noch nah an

gott und trost da waren große schwesterntiere
unsre hirten die sich samten beugten über uns –

und stellten wir einander vor das zahlenrätsel
mensch: von eins bis zehn auf einer skala sag

wie groß ist dein schmerz? – und wäre keine
grenze da in sicht die uns erschließen könnte

aus der tiefe wieder aus dem postnarkotischen
geschniefe – blieben wir ganz nah bei diesem

ich von andern schafen kaum zu unterscheiden
die hier weiden neben sich im aufwachraum

 

Wolf

Uljana Wolf (Berlijn, 6 april 1979)